Bepaalt klontervorming welke hersenziekte zich ontwikkelt? Voetnoot maar op 1 blz Prof. Veerle BAEKELANDT Vorm van Parkinson-eiwit aan de basis van uiteenlopende hersenziektes In de hersenen van patiënten met uiteenlopende hersenziektes, zoals de ziekte van Parkinson, meervoudige systeematrofie en bepaalde vormen van dementie, vindt men klonters van het eiwit alfasynucleïne terug. Leuvense neurobiologen onder leiding van professor Veerle Baekelandt ontdekten in samenwerking met wetenschappers van het Parijse onderzoekinstituut Centre national de la recherche scientifique en de Universiteit Antwerpen dat de vorm van de klonters bepaalt welke hersenziekte tot uiting komt. met het eiwit alfasynucleïne. Onze hersenen hebben dat eiwit nodig voor de communicatie tussen de zenuwcellen. Maar bij bepaalde ziektes, zoals bij erfelijke en sporadische vormen van de ziekte van Parkinson, meervoudig systeematrofie (MSA) – de ziekte van wijlen Flor Van Noppen – en dementie met Lewy bodies (DLB) vormt dit eiwit klonters. leggen de communicatie van de cel met andere cellen lam, en op termijn sterft de cel af. Niemand begreep tot nog toe hoe klonters van hetzelfde eiwit toch tot verschillende ziektes kunnen leiden”, vertelt professor Veerle Baekelandt van het Laboratorium voor Neurobiologie en Gentherapie. De Leuvense onderzoekers ontdekten dat de structuur van de klonters aan de oorzaak ligt van het ziektebeeld dat zich ontwikkelt, vervolgt doctorandus Wouter Peelaerts: “Je kan het vergelijken met de bouw van een huis: met dezelfde bakstenen – hier het eiwit alfa-synucleïne – kan je veel verschillende structuren bouwen. Onze Franse collega’s van Centre national de la recherche scientifique onder leiding van dr. Ronald Melki Bij neurodegeneratieve “Die klonters van alfaaandoeningen raakt de synucleïne stapelen zich op communicatie tussen in een hersencel; van zodra hersencellen verstoord en dit gebeurt, blokkeren ze sterven de zenuwcellen af. het normale functioneren Bij een subgroep van die van de cel. De eiwitklonters ziektes heeft dat te maken Contactpersonen: Professor Veerle Baekelandt, Laboratorium voor Neurobiologie en Gentherapie, Faculteit Geneeskunde, telefoon: 016.37.40.57, e-mail: [email protected]. drs. Wouter Peelaerts, Laboratorium voor Neurobiologie en Gentherapie, Faculteit Geneeskunde, telefoon: 016.37.40.59, e-mail: [email protected]. De volledige tekst van de studie "Alpha-synuclein strains cause distinct synucleinopathies after local and systemic administration" door W. Peelaerts, L. Bousset, A. Van der Perren, A. Moskalyuk, R. Pulizzi, M. Giugliano, C. Van den Haute, R. Melki & V. Baekelandt verschijnt in Nature (www.nature.com) en op te vragen bij de auteurs. hebben die structuren nagebouwd in de proefbuis: cilindervormige klonters die lijken op spaghetti en meer lintvormige klonters die lijken op linguine. In Leuven brachten wij de klonters aan in de hersenen van ratten. We zagen dat verschillende klonterstructuren op andere manieren toxisch zijn en leiden tot andere symptomen: bij de spaghetti-achtige klonters zijn de symptomen meer Parkinsonachtig, bij de andere lijken ze eerder op die van MSA.” “We leren de verschillen tussen de ziektes beter te begrijpen. In een volgende stap willen we onderzoeken of we in patiënten dezelfde vormen van klonters terugvinden en of dat ook samenhangt met het ziektebeeld. We vermoeden dat er nog klonters zijn met een andere vorm, buiten de twee die wij onderzochten. Deze kennis biedt ook kansen om nieuwe therapieën te ontwikkelen. Met een medicijn dat klontervorming tegengaat, zouden we in de toekomst misschien een hele groep van hersenziektes kunnen behandelen”, kadert Baekelandt. Vraag en antwoord bij het lezen van dit artikel: V. Kan men bij patiënten in leven op een of andere manier deze klontervorming vaststellen? EN indien ja, de vorm detecteren? met medicatie. Of we zo de ziekte zullen kunnen genezen is onmogelijk te voorspellen, maar afremmen zou zeker de bedoeling zijn. A. Het is inderdaad de bedoeling om bij patiënten die klontervorming te gaan vaststellen, maar dat is werk dat nog moet gebeuren. V. Kan eenzelfde persoon verschillende vormen van klontering krijgen en is het risico groter als men er 1 heeft om makkelijker een andere vorm te ontwikkelen? V. Wanneer dit te detecteren is, is dan niet het kwaad reeds geschied of kan men met de huidige medicatie nog remmen? A. Uiteindelijk hopen we dat we in een redelijk vroeg stadium de klonters bij patiënten gaan kunnen detecteren, en liefst nog ook de specifieke vorm, zodat we hierop kunnen gaan inwerken A. We weten nog niets zeker, maar we vermoeden dat er ook bij patiënten verschillende vormen klonters voorkomen, en dat die mogelijk bepalend zijn voor de exacte symptomen, de ernst van de ziekte enz. hersenen van overleden patiënten, en krijgt u dit voldoende of moet een oproep geplaatst? A. We willen zeer graag hersenen van overleden patiënten onderzoeken, maar op dit moment is dit niet evident in België, en hebben we daarvoor een samenwerking met Engeland opgestart. Moest dat in België kunnen zou dat zeker interessant zijn, maar het probleem is dat je niet alleen patiënten nodig hebt, maar ook neurologen en pathologen die de hele procedure willen bewaken en uitvoeren, en dat is me hier tot nog toe nog niet gelukt. V. Maakt u voor het onderzoek gebruik van Contactpersonen: Professor Veerle Baekelandt, Laboratorium voor Neurobiologie en Gentherapie, Faculteit Geneeskunde, telefoon: 016.37.40.57, e-mail: [email protected]. drs. Wouter Peelaerts, Laboratorium voor Neurobiologie en Gentherapie, Faculteit Geneeskunde, telefoon: 016.37.40.59, e-mail: [email protected]. De volledige tekst van de studie "Alpha-synuclein strains cause distinct synucleinopathies after local and systemic administration" door W. Peelaerts, L. Bousset, A. Van der Perren, A. Moskalyuk, R. Pulizzi, M. Giugliano, C. Van den Haute, R. Melki & V. Baekelandt verschijnt in Nature (www.nature.com) en op te vragen bij de auteurs.