de nieuwe toepassingsmogelijkheden van digitaal licht

advertisement
ONDERZOEK NAAR:
DE NIEUWE
TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN
VAN DIGITAAL LICHT
BINNEN EEN THEATERVOORSTELLING
najaar 2008
Uitgevoerd door: YVON
MULLER
Deelnemer aan het coachingstraject van het Instituut
Lichtontwerpen te Amsterdam.
1
INHOUDSOPGAVE:
INLEDING
pag.
3-4
ONDERZOEKSVRAGEN
pag.
5
PRAKTISCHE VOORBEREIDING
pag.
6
INHOUDELIJK ONDERZOEK
pag.
7-14
SAMENVATTING / CONCLUSIE
pag.
15-16
BEELDMATERIAAL
pag.
17-22
2
Aug – Dec 2008
ONDERZOEK NAAR DE NIEUWE TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN
VAN DIGITAAL LICHT BINNEN EEN THEATERVOORSTELLING:
Onderzoek uitgevoerd door lichtontwerper Yvon Muller;
deelnemer aan het coachingstraject van het Instituut Lichtontwerpen te Amsterdam.
INLEIDING
De komst van mediaservers
De laatste jaren is er enorm veel ontwikkeling geweest in de wereld van de
entertainment op het gebied van de inzet van digitaal licht/projecties en de aansturing
daarvan tijdens grote concerten en evenementen.
Videoprojectie en belichting zijn een samenwerking aangegaan, videoprojectie is nu
aan te sturen via de lichttafel, m.b.v. een mediaserver.
Mediaservers zijn krachtige computers waarin beeldmateriaal kan worden opgeslagen,
en vervolgens in het softwareprogramma kan worden bewerkt en ook weer
uitgestuurd d.m.v. Art-net en DMX signaal (lichtprotocol).
Dit gegeven, dat videoprojectie kan worden aangestuurd door DMX signaal, geeft een
aantal interessante voordelen voor de entertainment sector:
-
-
De functie van lichtontwerper en videodesigner zijn samengevoegd, waardoor
er in de voorbereidingen meer afstemmingen van beide middelen op elkaar
kan worden gerealiseerd. De lichtopbrengst van videoprojectoren is vaak een
storende factor voor de dynamiek in het lichtontwerp, en andersom wordt de
videoprojectie vaak minder goed zichtbaar wanneer de spots op het toneel
aangaan. Nu deze gezamenlijk kunnen worden voorbereid kan er al van te
voren goed gekeken worden naar hoe deze 2 elementen met elkaar zijn te
integreren.
Een mediaserver bespaart tijd in de voorbereidingen van de videoprojecties,
omdat het DMX signaal een zeer snel werkend protocol is en er tijdens de
show veel live mee kan worden bewerkt.
Een mediaserver bespaart geld, immers de rol van lichtontwerper en
videodesigner kan samensmelten en er is nog maar 1 iemand achter de
knoppen nodig.
Vanuit de entertainment industrie zijn er tegenwoordig een aantal verschillende
merken mediaservers ontwikkeld. De vier grootste zijn Catalyst, Green Hippo,
Pandora’s Box en MA Video. Het verschil tussen deze vier merken is in de basis
klein, ze werken allen vanuit dezelfde gedachte en verschillen enkel in
aansturingsysteem (Apple of Windows) en vormgeving van de software.
Een groot voordeel van een mediaserver is ook dat er nu met videoprojectie kan
worden gewerkt a.d.h.v. een quelist (een event-gebaseerde manier van werken die ook
met het programmeren van het licht wordt gehanteerd) i.p.v. een tijdslijn.
Hierdoor kunnen de timing van het licht en de projecties volledig met elkaar worden
geïntegreerd.
3
Digitaal licht
Los van bovengenoemde praktische voordelen van een mediaserver is er ook een
andere belangrijke artistiek/inhoudelijke ontwikkeling ontstaan, die van het denken in
en ontwerpen met digitaal licht.
Digitaal licht geeft namelijk de mogelijkheid om met stilstaand en bewegend
beeldmateriaal, bijvoorbeeld video, lichtinstallaties aan te sturen.
Deze lichtinstallaties kunnen bestaan uit diverse soorten lichtbronnen, zoals
bijvoorbeeld spots, LED’s, plasmaschermen, vidiwalls en videoprojectoren.
In de mediaserver wordt beeldmateriaal ingeladen. Het beeld wordt vervolgens als het
ware ‘ontleed’, op een manier zoals geen mens maar alleen een computer
beeldmateriaal kan ontleden. Daardoor kunnen experimenten uitgevoerd worden met
aspecten van licht ‘gedestilleerd’ uit beeldmateriaal, zoals ritme, contrast, kleur,
beweging en lichtsterkte. De lichtaspecten kunnen separaat versterkt en bewerkt
worden, zodat een geheel ander eindbeeld ontstaat dan het oorspronkelijke beeld dat
is ingeladen.
Het resultaat wordt een nieuwe vorm van licht en/of projectie, middels uitsturing naar
verschillende lichtspots, LED-walls of videoprojectoren, die kan variëren van een
concreet herkenbaar tot abstract beeld met de mogelijkheid van beweging.
Toepassing van digitaal licht ‘on stage’ vindt tot op heden alleen zeer grootschalig
(bijv. bij dance-events in hallen) plaats waarbij honderden stuks apparatuur worden
ingezet om bijvoorbeeld een enorme wolkenlucht in een hal te creëren. In deze grote,
veelal commerciële projecten is weinig ruimte voor artistieke toepassing van digitaal
licht middels mediaservers.
Toepassing van digitaal licht in het theater
Tot op heden wordt er nog maar weinig gebruik gemaakt van mediaservers in het
theater. De belangrijkste reden daarvoor is geld. Het theater is geen rijke industrie en
heeft het al sinds jaar en dag meer moeten hebben van creatieve middelen, dan van de
nieuwste technologieën. Toch is het theater vaak wel de plek waar de aanzet tot
nieuwe ontwikkelingen en ideeën t.b.v. apparatuur en werkwijzen tot stand komen.
In het theater heb je veel minder te maken met gezette codes, waar je in de
commerciële entertainment industrie altijd automatisch mee te maken hebt, waardoor
er een grotere vrijheid is om te experimenteren en te ontwikkelen.
Het gebrek aan geld heft de ruimte om te experimenteren wel enigszins op wat betreft
de ontwikkeling van het gebruik van mediaservers in het theater.
Deze zijn hoofdzakelijk ontworpen voor de entertainmentindustrie, vooral vanwege
het feit dat de ‘tijdsbesparingvraag’ en ‘integreringvraag’ zich veel meer aandoen in
deze sector.
Toch ben ikzelf van mening dat hierdoor de creatief, inhoudelijke kant bij de
ontwikkeling van mediaservers onderbelicht raakt. In de entertainment sector is er nu
eenmaal minder ruimte en tijd voor deze aspecten. En juist deze aspecten,
inhoudelijkheid en creatieve toepasbaarheid, zijn voor de inzet van mediaservers in
het theater, maar óók voor de doorontwikkeling van deze nieuwste technologie voor
alle sectoren, essentieel.
Vandaar ook dat ik in het najaar van 2008 gestart ben met mijn onderzoek naar
de toepasbaarheid van digitaal licht in het theater:
4
ONDERZOEKSVRAGEN
1. Hoe maak je theatraal gerichte content voor digitaal licht, welke ‘vertaling’
pas je daarop toe en wat is dan de (theatrale) output?
Ik ben benieuwd of je een nieuwe manier van denken zou kunnen toepassen in het
ontwerpen met digitaal licht/een mediaserver.
Natuurlijk blijft het proces van een ontwerp altijd beginnen met een inhoudelijk idee.
Maar om dit vervolgens te realiseren bestaat het palet van een lichtontwerper uit
verschillende kwaliteiten van lichtbronnen, de plaatsing van de spots (lichtrichting),
de kleurtemperatuur van het licht en de contrasten die hij maakt in de verschillende
lichtstanden door de lichtintensiteit van de spots te variëren.
Het palet voor het ontwerpen met digitaal licht gaat daarentegen uit van de
verschillende kwaliteiten van beeldmateriaal i.p.v. lichtbronnen.
Dit is toch wel een essentieel verschil. Bij beeldmateriaal draait het veel meer om
compositie, contrast, scherpte en richting binnen één beeld en daarbij is beweging in
het beeld ook een belangrijke nieuwkomer.
De paletten verschillen van elkaar en ik denk dat daarom ook de vertaling van je
inhoudelijke uitgangspunt op een andere manier moet worden gemaakt.
En met nieuwe, onbekende ‘verven’ op je palet blijft het natuurlijk in den beginne ook
de vraag wat de uiteindelijke uitkomst zal zijn.
Naar deze nieuwe vertaalslag en uiteindelijke theatrale output wil ik graag op zoek in
mijn onderzoek.
2. Hoe zijn de resultaten te integreren in een omgeving, in het bijzonder in een
theatervoorstelling?
Los van het leren kennen van deze nieuwe soort van ‘digitale lichttaal’, denk ik dat
het ook belangrijk is te kijken naar de mogelijke toepassing van dit belichtingsmiddel
binnen een theatervoorstelling. Er is sinds de jaren ’70 al veelvuldig
geëxperimenteerd met het gebruik van video binnen het theater. Maar het was een
lange weg om te komen tot volledig geaccepteerde integratie van video binnen een
voorstelling en ook nu (anno 2009) blijft het nog altijd wel eens misgaan...
Ik denk dat dit voor digitaal licht ook het geval is.
Het theater hanteert bepaalde vertel- en verbeeldingscodes, die niet zo makkelijk of
snel te vervormen zijn. De makers moeten met de nieuwe taal leren werken, de
toeschouwer moet er op zijn beurt naar leren kijken.
Maar nieuwe verbeeldingsmogelijkheden zijn ook altijd fascinerend en bieden kans
op nieuwe inzichten.
Ik wil een deel van dit onderzoek daarom ook graag uitvoeren binnen een nieuw te
maken theaterproductie, om een antwoord te vinden op de vraag hoe digitaal licht kan
worden geïntegreerd binnen het vertelkader van een voorstelling.
5
PRAKTISCHE VOORBEREIDING
Theater Adhoc - ZOOM
Theater Adhoc bood mij met de productie ZOOM de kans mijn onderzoek binnen een
theaterproductie uit te voeren.
In ZOOM stond het licht als onderwerp, personage en inspiratiebron centraal.
Theater Adhoc wilde graag op zoek gaan naar de grenzen van het zien en het gezonde
verstand. Naar daar, waar het licht onmogelijke lichtspelletjes speelt en de
werkelijkheid niet meer is wat zij lijkt. Voor ZOOM bedachten zij een
interdisciplinair samenspel van wetenschap, podiumkunst en moderne
lichttechnologie. Theater Adhoc wilde hiervoor graag de samenwerking met mij als
digitaal lichtontwerper aangaan.
Daarbij kozen wij voor het gebruik van een DL1 (digital light 1) binnen de
voorstelling. Deze op afstand aanstuurbare bewegende projector met ingebouwde
videocamera van High End Systems, wilden we graag opvoeren als personage op het
toneel. Om zo als het ware het licht ook een letterlijk, karakteristieke rol te geven.
De DL1 is een sinds enkele jaren op de markt aanwezige projector, aan te sturen via
een mediaserver. Zodoende was dit voor mij de kans om mijn onderzoek naar digitaal
licht binnen een theatervoorstelling uit te voeren.
Het hoofddoel van de productie bleef natuurlijk een goede voorstelling te maken met
de juiste middelen, mijn onderzoek kon ik er in onderbrengen, maar de uiteindelijke
voorstelling stond op zichzelf en was geen uitkomst van dit onderzoek.
Uiteindelijke keuze voor mediaserver Catalyst
In de voorbereidingsfase tot aan de start van de productie ZOOM, ben ik allereerst
gestart met het onderzoeken van de verschillende mediaservers.
Begonnen ben ik met het uitproberen van de mediaserver Green Hippotizer V3, van
fabrikant Green Hippo Ltd., maar bij dit systeem doken al vrij snel enige nadelen voor
mij op. Deze mediaserver is namelijk gebaseerd op Windows en niet op Apple.
En aangezien ik vanuit mijn ontwerperpraktijk geheel gewend ben geraakt aan op
Apple gebaseerde programma’s vond ik het lastig omschakelen.
Daarnaast is het ook zo dat bewerkte content vanuit een Apple programma niet zo
snel in te laden is in een op Windows gebaseerde mediaserver.
Het werd mij al snel duidelijk dat ik beter op zoek kon naar een op Apple gebaseerde
mediaserver. Ik kwam uit bij Catalyst. Een mediaserver uitgevonden, ontwikkeld en
gefabriceerd door lichtontwerper Richard Bleasdale, die ik tijdens mijn studiereis naar
Londen in 2008 ook heb ontmoet. Via de voorbereidende gesprekken met theater
Adhoc kwam ik daarop terecht bij Production Partners B.V, een bedrijf wat zich
voornamelijk bezig houdt met de voorbereidende technische productie van events en
zeer volledige ondersteuning bood tijdens het gehele traject tot aan de voorstelling.
Bij Production Partners kreeg ik van digitaal licht expert Frank Verbeek een cursus in
het werken met de mediaserver Catalyst en het aansturen ervan op de RoadHog, een
lichttafel die goed inhaakt op de ‘Apple-manier’ van denken en werken. Ook kreeg de
productie ZOOM, via Production Partners, de beschikking over een eigen DL1
projector waarmee ik gedurende de gehele repetitieperiode kon experimenteren.
(Tot zo ver mijn omschrijving van de praktische voorbereidingen, vanaf nu richt ik mij voor het verdere
verslag meer op de inhoudelijke vragen en uitkomsten van dit onderzoek.)
6
INHOUDELIJK ONDERZOEK
Het nieuwe palet van digitaal licht – mogelijkheden
Op zich verschilt het werken vanuit lichtbronnen of beeldmateriaal qua
basisingrediënten niet veel van elkaar. Bij beide werkwijzen zijn lichtrichting,
lichtintensiteit, focus, kleurtemperatuur, compositie, beweging/dynamiek en
ritme van belang. Maar bij het werken met beeldmateriaal als input voor je
lichtontwerp gaat je aandacht wel veel meer uit naar deze aspecten binnen het kader
van één beeld, waar je bij het werken vanuit verschillende lichtbronnen veel sneller de
combinatie ervan als het grote geheel gaat zien en je de verschillende aspecten toepast
op elke lichtbron afzonderlijk als een klein onderdeel van het geheel.
Je zou kunnen zeggen dat je bij het ontwerpen met digitaal licht als het ware het
beeldmateriaal uitrekt en als overkoepelende lijn over je ontwerp heen legt.
Dit gebeurt bijvoorbeeld heel duidelijk bij de toepassing van Pixelmapping, een
functie van de mediaserver waarbij meerdere lichtbronnen in een stramien zich als
afzonderlijke pixels van een videobeeld/afbeelding gedragen en samen het totaalbeeld
weergeven. Doordat met de lichtbronnen dit stramien ook daadwerkelijk 3D in de
ruimte wordt geplaatst levert het licht wat hiermee ontstaat een sterk ruimtelijke
ervaring van een oorspronkelijk 2D beeld op.
Tijdens de productie ZOOM heb ik veel geëxperimenteerd met de basisingrediënten
voor het werken vanuit beeldmateriaal:
Met de lichtrichting binnen de compositie van een beeld, en voornamelijk ook de
verandering van de lichtrichting binnen een videobeeld, kun je een zeer mooie en
subtiele ruimtewerking creëren in je digitaal lichtontwerp. Het licht blijft vanuit
dezelfde richting komen, maar toch verandert voor je gevoel het perspectief.
Met de focus van een beeld is het hoofdzakelijk van belang dat je die onscherp stelt.
Zodra een beeld scherpte krijgt refereer je namelijk automatisch aan een figuratieve
afbeelding / beeldprojectie en niet aan een meer abstract bedoelde lichtkwaliteit.
Met de compositie van een beeld zijn ook erg interessante experimenten uit te voeren.
Een groot voordeel is dat de compositie van een digitaal lichtbeeld vele malen
subtieler en nauwkeurig is aan te passen op de daadwerkelijke ruimte waar het licht
zich in bevindt. Het digitale licht kan echt een symbiose aangaan met de ruimte
wanneer je bijvoorbeeld ook weer gebruik maakt van beeldmateriaal van die ruimte
zelf. Maar kan ook een mooi contrast vormen door in een zeer chaotische, natuurlijke
omgeving bijvoorbeeld met uitermate nauwkeurige geometrische vormen en
verhoudingen in het digitale lichtbeeld te werken.
Inzet van beweging/dynamiek met een digitale lichtbeeld vind ik echt enorm sterk
werken. Omdat de mediaserver het videobeeld op zo’n nauwkeurige schaal weet te
ontleden, ontstaan er kwaliteiten van bewegingsequensen en overgangen die je met de
menselijke hand/brein nooit voor elkaar krijgt, maar die wel in onze dagelijkse
omgeving of in de natuur te vinden zijn. Te denken valt bijvoorbeeld aan de manier
waarop een druppel water een golf op het wateroppervlak veroorzaakt of de
metamorfe onvoorspelbaarheid waarmee diverse wolken voor de zon langstrekken.
Ook is het via de mediaserver mogelijk om deze bewegingen interactief te maken, te
laten reageren op een geluid, een bewegingsmelder of andere soorten van triggers. De
beweging/dynamiek van het digitale licht krijgt op deze manier ook nog zijn eigen
intelligentie mee.
7
Het nieuwe palet van digitaal licht – moeilijkheden
Bij het werken met digitale licht content is denk één van de lastigste dingen wel het
feit dat je van een 2D beeld eigenlijk een 3D vertaling wilt creëren.
Tenminste, als het gebruik van digitaal licht verder gaat dan enkel het aansturen van
videoprojectoren of LED walls voor projecties op grote schermen / volledige wanden.
Als je streeft naar de inzet van digitaal licht als belichtingsmiddel, wat ik de grootste
uitdaging vind, dan wil je juist van het wandoppervlak af de ruimte in.
Het verbaast mij nog altijd hoe vaak mediaservers tijdens grote events/shows in de
entertainmentwereld toch nog altijd enkel worden ingezet als projectoren voor grote,
platte schermprojecties. In deze 2D wereld van beeld en videoprojecties wordt veel
gewerkt met perspectivische verhoudingen.
Maar de regels voor perspectief en de ruimtewerking van een 2D afbeelding gaan
helemaal niet meer op in een 3-dimensionale ruimte, waar je mee te maken hebt zodra
je digitaal licht ook echt als een vorm van licht / belichting in gaat zetten.
En het is best lastig om tijdens het maken van de content op een plat beeldscherm van
je computer deze 3D vertaling al van te voren voor te stellen.
Het is in feite een soort van uitrekken van het beeld over de X, Y- en Z as, om
zodoende het beeld eigenlijk weer dusdanig te deconstrueren en te vervormen dat er
een ander ruimtelijk beeld door ontstaat.
Om deze ruimtelijke kwaliteit van een platte afbeelding te leren inschatten, is wel
even wat tijd nodig. Het hielp mij tijdens mijn experimenten wel om zo af en toe een
afbeelding uit te printen, op karton te plakken en vervolgens dit karton uit te snijden
en de verschillende delen op afstand van elkaar in een ruimte te plaatsen. Zodoende
kon ik de kwaliteit van richting en compositie in een 3D kader beter leren kennen.
Dit bleek voor mij een goede vingeroefening om later ook met bewegend beeld wat
zekerder aan de slag te gaan. Maar het blijft een lastige vertaalslag.
Wat ook zeker wel wat moeilijkheden oplevert is de betekenis van de beelden die je
als input gebruikt voor het digitale licht.
Omdat je, naast misschien abstracte schetsen of tekeningen, ook veelal werkt met
foto’s en video’s als herkenbare weergave van de werkelijkheid, kom je het
probleem tegen dat je deze beelden onherkenbaar moet maken om het digitale licht
als een lichtkwaliteit te kunnen blijven beschouwen. Zodra je beelden als iets uit de
werkelijkheid kunt herkennen vormt zich namelijk de term ‘afbeelding’ in je hoofd en
daar wil ik met het gebruik van digitaal licht als belichtingsmiddel nu juist vanaf.
Dit brengt wederom met zich mee dat je het beeld moet gaan vervormen al tijdens de
voorbereidingsfase van het maken van content.
Het helpt enorm om (video)beelden uit focus te trekken en daarmee de aandacht meer
te vestigen op kleurnuances, richting en beweging, dan op een herkenbare compositie.
8
De benadering van een beamer als lichtbron – mogelijkheden
Met het gebruik van een beamer als lichtbron creëer je een zeer unieke kwaliteit in het
licht, namelijk levendigheid in de bundel van één lichtbron.
Bij het gebruik van spots voor je lichtontwerp kun je alleen levendigheid creëren in
het totaal van een aantal spots of in de beweging van één lichtbundel als geheel, maar
niet binnen één bundel. Draaiende gobo’s komen hier wel dicht bij in de buurt, maar
deze beweging van een uitgesneden plaatje voor de lens doet veel te mechanisch aan
om echt daadwerkelijk te kunnen spreken over levendigheid.
Met het gebruik van een beamer als lichtbron kun je echt veel beter spelen met een
natuurlijk uitstraling van beweging binnen één bundel en er bijvoorbeeld ook
wederom via het systeem van triggering een bepaalde intelligentie aan meegeven.
In de voorstelling ZOOM maakte ik bijvoorbeeld gebruik van het geluid als input om
een lichtstreep van onder de lamellen (decor) door reagerend op het variërende
volume verder over de vloer de ruimte in te laten kruipen. Dit was alsof het licht
daadwerkelijk een persoonlijk karakter en een eigen bewegingsvrijheid kreeg.
En dit alles binnen één bundel, waardoor het meer direct op de verbeelding van de
toeschouwer speelt en minder als een truc wordt ervaren.
Ook vind ik het bijzonder dat er zeer grafisch gecomponeerde kleurnuances kunnen
zitten in één lichtbundel. Een beeld met gekleurde stippen levert een lichtbundel
opgebouwd uit allemaal kleine, verschillend gekleurde lichtstralen op. Een
geleidelijke overgang van rood links in het beeld naar blauw rechts in het beeld,
maakt dat je de lichtbundel, vanuit verschillende richtingen bekeken, als een andere
kleur kunt ervaren. En voornamelijk ook de beweging in de kleurnuances en
kleurovergangen is zeer intrigerend. Het maakt voor mij een lichtbundel levendig en
geeft het een soort van organisch karakter. Zodoende kun je werken met één
veranderlijke lichtbundel die vaak ook sterk tot de verbeelding kan spreken.
In de voorstelling ZOOM heb ik dit principe helaas niet in kunnen zetten, maar wel
heb ik al eerder tijdens mijn eigen onderzoeksproject ‘Beam me around, Scotty’
hiermee geëxperimenteerd door gebruik te maken van zonsopkomsten als
videocontent. Levendigheid in één lichtbundel levert ook een sterke focus op die
specifieke lichtbron op. En dit kan vervolgens ook een sterk hypnotiserend karakter
krijgen. In de voorstelling ZOOM maakte ik bijvoorbeeld wel gebruik van het live
camerabeeld wat de lamp zelf opnam en direct ook weer uitstuurde.
Naast het feit dat dit de lamp zeker ook weer een intelligent karakter en een bepaalde
persoonlijkheid meegaf, het was als het ware alsof de lamp projecteerde wat zijn
eigen ‘ogen’ zagen, leverde dit ook het zeer intrigerende en hypnotiserende effect op
van een danseres die in haar eigen beeld / lichtbeeld over de vloer heen bewoog.
Met dank aan haar witte kostuum en haar zwarte haren kon zij zo voor zichzelf licht
en schaduwval creëren en ook het ritme en de beweging hiervan manipuleren.
Een ander fascinerend effect van het werken met een beamer als lichtbron is de
bijkomende reflectie van 2 hoofdkleuren; groen en paars. Afhankelijk van de hoek
waaronder het licht wordt gereflecteerd levert een witte lichtbundel een groen of paars
reflectieschijnsel op. Verdere controle heb je hier niet over. Het is een typisch
verschijnsel van de werking van een videoprojector met een LCD plaatje waar het
licht opvalt. Maar i.p.v. je eraan te ergeren, kun je er ook fantastisch gebruik van
maken. Dit deed ik in ZOOM bijvoorbeeld door een scherpe lichtbaan over de vloer te
projecteren, deze langzaam door de ruimte te laten bewegen, en hiermee een groen
soort van vlammetje op het verticale lamellenscherm te creëren wat continu
meebewoog, maar duidelijk licht was wat buiten het projectievlak viel.
9
De benadering van een beamer als lichtbron – moeilijkheden
Bij het gebruik van een beamer als lichtbron stuit je ook direct op verschillende
moeilijkheden. Ten eerste zit je altijd vast aan de projectieverhouding 3:4, die
volledig is bedacht op het gebruik van een beamer voor projectie op een scherm en
zeker niet voor het meer ruimtelijke gebruik van de beamer als spot.
Er is wel de mogelijkheid om via de mediaserver kaderlijnen in het videobeeld in te
schuiven (net als bij de messen van een profielspot) of gebruik te maken van maskers
die een uitsnede in het beeld bewerkstellingen. Maar deze effecten blijven enkel op
het beeldniveau en hebben geen effect op de 4:3 bundel van de beamer zelf.
Het beeld wordt dan wel aan de randen donkerder, maar het blijft nog steeds licht wat
er wordt uitgestraald. Dat is het lastige van LCD projectoren, wat de DL1 is; zwart is
nooit zwart, omdat dat in licht niet bestaat. Enkel géén licht is zwart, hetgeen bij DLP
projectoren wel bereikt kan worden, dus wellicht is het een experiment waard om in
de digital light projectoren ook eens een DLP projector in te bouwen.
De DL1 beschikt wel over de mogelijkheid om een mechanische shutter (werking als
een diafragma) voor de lens te sluiten, maar het is jammer dat niet enkel verkleining
van de lichtbundel veroorzaakt, maar tevens ook het licht wat eruit komt dimt, waarbij
wederom een groenige en paarse tint in het beeld ontstaan vanwege de reflectie via
deze shutters.
Daarnaast vind ik de mogelijkheid tot Keystoning van het projectievlak bij de DL1
met de mediaserver ook duidelijk nog niet geheel ontwikkeld voor het ruimtelijke
gebruik van de spot. Deze keystoning ( aanpassen van het perspectief van het beeld
aan de daadwerkelijke ruimte) is alleen goed toepasbaar op het niveau van de
verschillende videolagen en niet op het niveau van de lichtbundel vanuit de beamer
zelf. Dit betekende een hoop werk als ik met de DL1 voor elk videobeeld afzonderlijk
weer het juiste perspectief moest aanmaken voor de verschillende plekken in de
ruimte. Wel heb ik vernomen dat dit gegeven bij de DL2 en inmiddels ook de DL3
wel geïntegreerd is, een efficiënte ontwikkeling die wij dus helaas met de DL1
moesten ontberen.
Een ander, wellicht lastig, aspect van een videoprojector is dat het systeem werkt met
een gasontladingslamp. Deze is niet dimbaar en ook is het niet mogelijk om de lamp
naar believen aan en uit te schakelen. Als de lamp eenmaal is uitgezet, heeft hij tijd
nodig om af te koelen alvorens je hem weer aan kunt zetten.
Dit afkoelen kan soms wel zo’n 10 minuten duren, niet erg efficiënt voor gebruik in
een theatervoorstelling waarbij ritme een zeer belangrijk ingrediënt is.
Gasontladingslampen worden toch ook veel (zeker in Nederland) gebruikt in het
theater, maar hiervoor zijn goede mechanische dimsystemen ontwikkeld, terwijl je de
shutter van de DL1 niet al te lang kunt sluiten vanwege teveel warmteontwikkeling.
Een ander lastig probleem tijdens ZOOM was dat de ventilator van de beamer in de
DL1 een behoorlijk hard geluid maakt, dit is iets waar je vervolgens niet omheen
kunt in je voorstelling en waar je dus rekening mee moet houden. Het was in deze
voorstelling wel extra opvallend, omdat we er voor gekozen hadden om de DL1 op
het toneel te plaatsen en niet, zoals gebruikelijker, in de kap waar het geluid minder
opvalt. Voor de voorstelling ZOOM creëerde muzikant Najib Cherradi-Hasseni
daarom een soort van anti-geluid over de speakers van de zaal, die het geluid van de
ventilator redelijk kon opheffen.
10
De nieuwe vertaalslag via de mediaserver – mogelijkheden
Wat ik voornamelijk een fascinerende mogelijkheid vind van de inzet van een
mediaserver bij het werken met digitaal licht is de levendigheid in de aansturing
van het licht. Een mens/lichtontwerper/operator zit toch altijd vast aan eigen,
eenvoudige systemen waarmee zijn hersenen kunnen programmeren.
Met een mediaserver ben je ook in staat om ingewikkelde logaritmen vanuit een
grafische animatie te vertalen naar licht, of kun je de toevalligheid of terloopsheid
inzetten van bijvoorbeeld een op straat gemaakte videofilm waarbij mensen door het
beeld en voor de zon langslopen (licht/donker contrasten in een oncontroleerbaar
ritme). Nog een voorbeeld: De beweging in de licht/donker contrasten van een video
opname waarbij druppels water over een raam heen naar beneden glijden, kan een
menselijk brein onmogelijk herproduceren / programmeren in een lichtplan.
Maar als je werkt met digitaal licht, een mediaserver en het principe van
pixelmapping is het enkel een kwestie van de juiste set op te stellen, de videofilm in
de mediaserver te laden en de computer het werk te laten doen.
Als je vervolgens kijkt naar het resultaat in 3D-vorm zijn er met de mediaserver nog
tal van snelle, live bewerkingen aan de video mogelijk, waardoor je aan het effect in
de vorm van licht precies de juiste uitwerking mee kunt geven.
Op sommige momenten is het in het theater juist gewenst om simpele
verbeeldingsmiddelen / vertalingen te creëren van de werkelijkheid, maar ik denk wel
dat de levendigheid en de sterker aan de werkelijkheid refererende
verbeeldingsmogelijkheid van de mediaserver interessante toevoegingen kunnen zijn
aan de mogelijkheden van de lichtontwerper tot nu toe. Digitaal licht wordt zo, m.b.v.
de vertaalslag van de mediaserver, ook een discipline binnen het lichtontwerpen
waarmee je sterker vanuit een bepaalde sfeer of een gevoel kunt starten.
Ook in de voorbereidende gesprekken met een regisseur, choreograaf of andere maker
levert dit nieuwe mogelijkheden op van hoe je met het artistieke team kunt
communiceren.
De nieuwe vertaalslag via de mediaserver – moeilijkheden
Het gevaar wat deze sterker aan de werkelijkheid refererende verbeeldingsmogelijkheid oplevert is op dit moment al goed zichtbaar in vele grote shows en
events binnen de entertainmentindustrie.
Digitaal licht wordt gezien als de ‘alleskunner’, hét wondermiddel waar alle ideeën
mee moeten worden uitgevoerd. Als resultaat levert dit een podium vol met LED
walls, videoprojectoren en een veelvuldigheid aan projectieschermen op, waarbinnen
de artiesten zelf als kleine figuurtjes nog maar nauwelijks de aandacht krijgen.
De wereld die met digitaal licht om de artiesten heen geschapen wordt, is namelijk zó
echt, reëel en perfect dat er weinig ruimte overblijft voor de verbeeldingstalenten
van de artiesten zelf. Ik ben van mening dat je ook zeker ruimte moet open laten
voor het talent van de artiesten om mensen mee te nemen in de beleving.
Wanneer het digitaal licht dit alles al om hen heen invult, vallen deze prachtige
menselijke kwaliteiten daarbij in het niet. De moeilijkheid is het vinden van de juiste
balans. Niet alles zomaar klakkeloos in de computer laden en eruit laten rollen, maar
juist experimenteren met hoe je vanuit deze sterk reële verbeeldingsvorm naar een
interessant (misschien wel über)abstractievermogen toe kunt werken.
11
Het werken met deconstruerende of vervormende materialen in de ruimte, bleek
voor mij tijdens de voorstelling ZOOM goed te werken. Zo projecteerde ik een sterk
herkenbaar lijnenspel (als wanneer je door een tunnel heen rijdt) op een gekreukt en
spiegelend folie, wat als een kristal boven het toneelvlak hing. Het resultaat
verspreidde zich als een 3-dimensionaal lijnenspel door de gehele ruimte waarbij,
door te werken met verschillende kleurlagen over elkaar heen, in de vloer en de
wandoppervlakken zelfs een extra illusie van diepte ontstond. Het resultaat werkte zo,
i.p.v. herkenbaar, juist vervreemdend en tot de verbeelding sprekend.
De integratie van digitaal licht binnen een theatervoorstelling– mogelijkheden
Het inhoudelijke uitgangspunt van de voorstelling ZOOM om het licht te beschouwen
als karakter en het ook zodanig als een personage op het toneel aanwezig te laten zijn,
bleek een zeer geschikte vorm om tot een goede intergratie te komen van digitaal licht
binnen de voorstelling. Vanwege de intelligentie die de mediaserver Catalyst aan de
DL1 meegaf, was het bij de DL1 ook echt mogelijk om er een persoonlijk karakter
aan mee te geven en zodoende ook als ‘zijnde licht’ een performersrol te vervullen.
Mijn intentie was het om m.b.v. de DL1 het fenomeen licht ogen, oren, voelsprieten
en emotie mee te geven:
-Het licht kreeg ogen in de scène met danseres Ji Hyun Youn op de vloer, waarbij de
DL1 direct weer projecteerde wat zijn eigen camera registreerde.
-Het licht kreeg oren in de scène met de muzikant en de trom, waarbij de DL1 een
cirkel projecteerde die veranderde van vorm als de muzikant harder/zachter of hogere
en lagere klanken speelde.
-Het licht kreeg voelsprieten in de scènes waarbij de projectie van de DL1
gereflecteerd of gerefracteerd werd via materialen in de ruimte, zoals bij de scène met
het kristalfolie aan het plafond of met een kleine scène waarbij ik samen met de acteur
Jan van den Berg het licht op diverse glasoppervlakken (en die in de lichtbundel
bewogen) liet vallen.
-En het licht kreeg vooral emotie door de openingsscène, waarin het licht van onder
het verticale lamellenscherm uit leek te komen, zich door de ruimte bewoog en zich
verder of minder ver uitstrekte over de vloer reagerend op het gezang van muzikant
Najib Cherradi-Hasseni. Dit had zo’n sterk op het gevoel sprekende werking, alsof het
licht zelf een soort van lofzang liet horen, dat het voor mijn gevoel daadwerkelijk
emotie toonde.
Het feit dat de DL1 gedurende de hele voorstelling een steeds variërend karakter kon
tonen en een duidelijke vierde performer werd in het geheel, maakte dat de inzet van
digitaal licht in deze vorm goed te integreren was binnen de voorstelling.
Aan de hand van deze ervaring denk ik dat het inhoudelijke uitgangspunt altijd het
belangrijkste criterium vormt voor de mate van mogelijke integratie.
Wáarom je met digitaal licht wilt gaan werken, moet een vraag zijn die je jezelf of als
artistiek team van te voren stelt. En daar is natuurlijk wel enige voorkennis van de
mogelijkheden van digitaal licht voor nodig. Het werkte heel goed bij de productie
ZOOM dat we in totaal 4 losse voorbereidingsweken hebben gehad, nog voor aanvang
van repetities, waarin we met het hele team de DL1 en zijn mogelijkheden beter
konden leren kennen. Hierdoor was de keuze gegrond en inhoudelijk onderbouwd.
12
Voor integratie binnen andere, mogelijke theatervoorstellingen denk ik dat vooral het
feit dat digitaal licht zich veel meer op het gebied van vormgeving begeeft, ook
tegelijkertijd nieuwe en bredere mogelijkheden biedt om digitaal licht goed te
integreren binnen een voorstelling.
Dit brengt met zich mee dat digitaal licht eerder in het proces moet worden
geïntroduceerd bij de andere makers, wat mogelijkheden oplevert voor het totale
lichtplan om ook echt meer een onderdeel te worden van het totaalproduct i.p.v.
als een soort van sausje over de pasta heen. (Een lichtplan wat slechts in de laatste
montagedagen aan een voorstelling wordt toegevoegd loopt het gevaar enkel die rol te
vervullen) Voorwaarde is daarbij wel dat deze eerdere introductie ook daadwerkelijk
geschiedt al in het repetitieproces, het is essentieel dat de andere makers en spelers
genoeg aandacht ervoor hebben om zelf te zien en te ervaren welke functie het
digitaal licht gaat vervullen. Ik denk dat digitaal licht in die zin de functie van
videogebruik in een voorstelling kan overstijgen, omdat het in de mengvorm van
vormgeving en licht daadwerkelijk (en ook nog op intelligente, interactieve wijze)
kan samensmelten met de ruimte en de spelers.
De integratie van digitaal licht binnen een theatervoorstelling – moeilijkheden
Het vereiste, dat je voor een goede intergratie het digitaal licht in een vroegtijdig
stadium moet introduceren in het maakproces van een voorstelling, brengt zeker ook
problemen met zich mee.
Digitaal licht is tot op heden een vrij dure techniek, in de theatersector al nauwelijks
te betalen voor een gehele tournee, laat stáán voor een repetitieperiode.
Daarbij vraagt het werken met digitaal licht ook een grote tijdsinvestering op
meerdere vlakken. Ten eerste zijn er nog maar weinig mensen die ermee kunnen
werken. (In heel Nederland zijn er maar een handvol operators die de grote shows met
mediaservers voor de entertainmentindustrie kunnen programmeren)
Als je met digitaal licht wilt gaan werken binnen een theatervoorstelling betekent dit,
zoals we met ZOOM hebben kunnen realiseren, dat iemand moet gaan leren hoe met
het nieuwe systeem te werken. Het liefste plan je dat nog voordat de repetities
beginnen en dus moet de keuze voor het werken met digitaal licht al vanuit het
conceptplan gemaakt worden. In de conceptfase is dit een moeilijke keuze, omdat
digitaal licht een nieuwe technologische ontwikkeling is en er nog niet veel
theatervoorstellingen mee zijn belicht. Je kunt dus niet afgaan op eerdere ervaringen
of op datgene wat je in andere voorstellingen hebt gezien.
Ook de financiële investering levert problemen op. De apparaten zijn dure
aangelegenheden om in te huren of aan te schaffen. In de voorstelling ZOOM was het
voldoende dat we werkten met slechts één DL1, omdat we deze beschouwden als een
personage. Maar ik kan me voorstellen dat voor andere theatervoorstellingen het
interessanter is om meerdere digital light projectors in te zetten.
Dit is, vanwege de hoge kosten, financieel zeer lastig te realiseren.
De introductie naar de andere makers en spelers toe is zeker ook een lastige zaak.
Digitaal licht en mediaservers zijn zeer technische middelen, die niet voor iedere
theatermaker of speler direct te begrijpen zijn of tot de verbeelding spreken.
Allereerst moet je jezelf als lichtontwerper inlezen / inleren in dit nieuwe fenomeen,
maar tegelijkertijd is het ook zoeken naar hoe je deze nieuwe technologie op een
goede manier kan communiceren naar anderen toe. Een live demonstratie is natuurlijk
altijd het beste, maar het is ook belangrijk dat je anderen een gevoel kan geven van
13
wat er nog meer uit deze nieuwe technologie te halen zou kunnen zijn, waardoor je
ook een wisselwerking creëert met de andere disciplines.
Met de voorstelling ZOOM heeft het zeker een aantal repetitieweken geduurd, voordat
de andere makers enigszins een beetje begonnen te begrijpen van wat ik allemaal met
het apparaat deed of zou kunnen doen.
Een ander probleem waar ik tegenaan liep was dat de integratie van decor en licht en
het werken met een beamer als lichtbron ook een ongelofelijke exactheid vereiste.
Bij het werken met een bewegende beamer programmeer je aan de hand van vaste
referentiepunten in het decor. En omdat je ook te maken hebt met een bepaalde
projectieafstand kan een centimeter te veel naar links gedraaide beamer, in het
videobeeld al een verschil van een halve meter opleveren. De samenwerking tussen
licht en ruimte is bij digitaal licht essentieel en dus levert dit aspect hoge eisen op aan
de exactheid van de opbouw van het decor. Dit is vooral bij reisvoorstellingen een
lastig aspect. De theater in Nederland verschillen dusdanig van elkaar dat het lang niet
altijd mogelijk is om het decor exact te reproduceren. Het betekent veel extra
programmeertijd tijdens de tournee.
Een ander tijdrovend aspect is het bewerken van het materiaal alvorens het in de
mediaserver kan worden ingeladen. De mediaserver is toch ontworpen om
beeldbewerking sneller en vaker live te kunnen laten verlopen. Maar in de praktijk
blijkt dat je toch nog aanzienlijk veel aan het materiaal van te voren moet bewerken
voordat het überhaupt de machine in kan. Dit vond ik een grote tegenvaller.
Je zou eigenlijk willen dat het gebruik van een mediaserver het fenomeen van nachten
rendertijd voorgoed uit de weg zou kunnen ruimen.
Een bijkomende vraag is ook: Moet de lichtontwerper of de operator de
beeldbewerking van te voren op zich nemen. De lichtontwerper weet zelf het beste
wat hij met de beelden wil bereiken, maar heeft minder verstand van in welke vorm
hij zijn materiaal zou moeten gieten wil hij er de juiste uitwerking mee bereiken.
Om dit probleem op te lossen zal de lichtontwerper in eerste instantie moeten leren
hoe hij met de operator moet communiceren. Hij zal toch de ‘taal van het digitaal
licht’ moeten leren. Dit vergt tijd en wellicht zelfs wel meerdere projecten.
Een voordeel voor mij was tijdens ZOOM dat ik zelf de kans kreeg om het systeem te
programmeren en te bedienen. Maar dit bleek toch ook wel een hele opgave,
aangezien ik geen ervaren lichtoperator ben en nog niet veel gewerkt had met de
vereiste lichttafel.
Tot slot een laatste moeilijkheid bij de integratie van digitaal licht binnen een
theatervoorstelling die ik tegenkwam, is het feit dat mediaservers duidelijk zijn
ontworpen voor de evenementenindustrie. Veel effecten die erin zitten zijn ‘handig’
en ‘makkelijk’ of ‘direct een lekker effect gevend’ als je te maken hebt met een
bedrijfspresentatie of een gesponsord galadiner waarbij grote logo’s veelvuldig te zien
moeten zijn. Maar voor het gebruik binnen een theatervoorstelling staan deze effecten
naar mijn idee ‘te vast’. De creativiteit binnen het theater zou gebaat zijn bij een
efficiëntere vorm van moduleopbouw voor de effecten. Waardoor je naar eigen
believen bepaalde bewerkingen en effecten aan elkaar zou kunnen koppelen en zo als
het ware je eigen supercomputer zou kunnen vormgeven.
14
SAMENVATTING / CONCLUSIE
Het gebruik van de nieuwste technologieën op het gebied van digitaal licht in het
theater brengt veel uitdagingen met zich mee, zowel op het artistieke/inhoudelijke, het
praktisch/technische, als ook op het financiële vlak.
De artistieke uitdaging is om met 2D beeldmateriaal te werken als input voor een 3dimensionale vormgeving met licht. Dit vergt een groot inbeeldingsvermogen en
eigenlijk is het essentieel om jezelf eerst m.b.v. experimenten het digitaal licht palet
eigen te maken. Een lichtontwerper kent de kwaliteiten en de mogelijkheden van
verschillende lichtbronnen door en door, maar het analyseren en destilleren van 2D
beeld/videomateriaal is voor een lichtontwerper een redelijk nieuwe omgeving.
De inhoudelijke uitdaging is hoe je beeld/videomateriaal met sterk herkenbare
referentie aan de werkelijkheid, dusdanig kunt inzetten dat het gevoel van een
projectie (afbeelding) van de werkelijkheid verdwijnt en je meer het gevoel creëert
van een lichtkwaliteit met een uniek soort levendigheid. Met betrekking tot
vormgeving, betekent dit ook dat je de uitdaging aan moet gaan om projectie niet
meer als een 2D afbeeldingtoepassing te zien, maar daadwerkelijk te gebruiken als
zijnde licht / als belichting. Het theater kan zeker een belangrijke innovatieve rol
vervullen in de uitdaging om de sterk reële verbeeldingsvorm die digitaal licht tot nu
toe in de entertainmentindustrie heeft gekregen, om te vormen naar een meer abstracte
verbeeldingsvorm waardoor de ruimte open blijft voor het voorstellingsvermogen van
het publiek, zowel als voor die van de artiesten zelf.
De praktische uitdaging zit hem voornamelijk in de planning van het maakproces.
Er is veel tijd nodig als je met digitaal licht binnen een theatertoepassing wilt gaan
werken. Tijd voor de lichtontwerper of operator om het systeem te leren kennen, tijd
om de techniek/werkwijze in een vroeg stadium al bij de andere makers te
introduceren en ook tijd om de voorstelling goed te programmeren en elke keer
opnieuw tijdens een tournee weer te kunnen reproduceren.
De technische uitdaging ligt op het gebied van de communicatie tussen
lichtontwerper en operator en op welke manier het beeldmateriaal geschikt moet
worden gemaakt voor gebruik in een mediaserver. Dit vergt veel kennis ook van
andere beeldbewerkingprogramma’s en daarnaast ook een hoop tijd om deze
voorbereidingen uit te voeren. Het aansturen van de mediaserver zelf laat zich redelijk
makkelijk leren, maar dan moet je wel al enige ervaring hebben met het
programmeren van bewegend licht! Voor mijzelf, zonder die ervaring, duurde het
zeker wat langer alvorens ik mij eigen voelde op de lichttafel.
De financiële uitdaging zit hem in alles.
De apparatuur is duur en de extra tijd die je ervoor uit moet trekken ook.
Helaas is de theaterwereld niet zo rijk. Het is een groot probleem als je je toch graag
wilt mengen in het innovatieproces van deze nieuwe media voor het theater.
Toch denk ik dat er veel mogelijk is op het gebied van sponsoring en het contact
leggen met de ontwikkelaars van de mediaservers. A.d.h.v. de hulp die we gekregen
hebben voor het maken van de voorstelling ZOOM van High End Systems,
Production Partners en de ontwerper van de Catalyst, Richard Bleasdale, kan ik
15
concluderen dat ontwikkelaars zeker geïnteresseerd zijn om ook vanuit een andere,
meer creatieve discipline dan de evenementenindustrie input te krijgen voor
verbeteringen aan hun product. Daarnaast zijn fabrikanten ook zeer geïnteresseerd in
mogelijk nieuwe afzetmarkten en zijn leveranciers zeker niet enkel geïnteresseerd in
de centen, maar zelfs zeer nauw betrokken bij de artistieke inzet van hun materiaal.
Al met al genoeg hoop om het digitaal licht toch verder te ontwikkelen binnen de
context van het theater.
Mijn eigen uitdaging gaat ook verder. Ik wil mij zeker weer verder specialiseren op
het gebied van digitaal licht. Ik heb mij met de voorstelling ZOOM van Theater
Adhoc nu intensief kunnen richten op het gebruik van een mediaserver en de inzet
van een beamer als lichtbron. Maar de mogelijkheden en de werking van
pixelmapping, wat zich vooral karakteriseert in levendigheid via de aansturing van het
licht, zijn nog wat onderbelicht gebleven. Gelukkig is de apparatuur via Theater
Adhoc in de toekomst voor mij nog beschikbaar om daar weer verdere experimenten
mee uit te gaan voeren en hoop ik mij ook verder te kunnen verdiepen in dit
fenomeen. Ik zou bijvoorbeeld nog wel eens graag willen werken met zeer low-tech
lichtbronnen, om die vervolgens aan te sturen met een high-tech hyperintelligente
mediaserver en dan te kijken wat voor een interessante uitkomsten dit oplevert.
Dit onderzoek heeft mij in ieder geval een hoop nieuwe inzichten verschaft in de
wereld van het digitale licht en ik heb het nieuwe palet en de nieuwe ‘digitaal licht
taal’ aardig in de vingers weten te krijgen. Ik ben zeker tevreden over de resultaten en
mijn eigen inzichten die ik a.d.h.v. de productie met Theater Adhoc heb gekregen.
Het was goed om in het gehele productieproces mee te maken waar de moeilijkheden
liggen en daarvan te leren. Ik weet nu beter voor een vervolgproject waar ik mezelf en
ook anderen op voor moet bereiden. Maar het belangrijkste is ook dat dit onderzoek
mij weer een hoop nieuwe inspiratie heeft opgeleverd en veel plannen voor de
toekomst. Het was een unieke kans en ervaring om met zulke speciale en zeer nieuw
ontwikkelde apparatuur aan de slag te gaan.
Mijn dank gaat uit naar:
Het Instituut Lichtontwerpen (Titia Daniëls en Henk van der Geest)
Theater Adhoc (Jan van den Berg en Hannie van den Bergh)
Production Partners (Frank Verbeek en Marchel Daalhuizen (3D events))
High End Systems (Fons de Vreede)
Catalyst Mediaserver (Richard Bleasdale)
16
BEELDMATERIAAL ‘ZOOM’ - THEATER ADHOC 2008
17
18
19
20
21
22
Download