Evolutieleer en biologische classificatie : tussentijdse evaluatie 1. Definieer : 2. Beschrijf een (eventueel zelf verzonnen) voorbeeld van : O O O Adaptatie Adaptationisme (adaptive story telling) Adaptieve zone Additieve genetische variatie Afgeleide vorm van een kenmerk Allelfrequentie Allopatrische speciatie Altruïsme Ancestrale vorm van een kenmerk Aptatie Argument from design Artificiële selectie Autopolyploïdie Biologisch soortbegrip Biometrici Chimaera Chromosoommutatie Clade Cladisme Cladogram Common-garden experiment Congenitale variatie Cryptische soorten (sibling species) Directionele selectie Disruptieve selectie Dominantie-effecten Electroforese Epistasis-effecten Evolutiesnelheid (r, in Darwin) Evolutionair soortbegrip Evolutionaire trade-off Exaptatie Familie-selectie (kin selection) Fenetisch soortbegrip Fitness Founder effect Frameshift mutatie Functieshift Fyletisch gradualisme Fylogenie Gene flow Gene-pool Genet Genetische correlatie Genetische drift Genetische verwantschapsgraad (r) Genmutatie Genotypefrequentie Groepselectie Haltermodel van speciatie Hardy-Weinberg condities Heritabiliteit (brede betekenis) Heritabiliteit (nauwe betekenis) Hermafrodieten O O O O O O O O O O O O O O O O Heterozygoot voordeel Heterozygositeit (H) Historische rem O Homologie O Homoplasie O Hopeful monster Horizontaal genentransfer Hybride zone (hybrid zone) Hybriden Inversie (chromosomen) Kwantitatieve genetica Lamarcks « transformationisme » Macro-evolutie Maternale effecten O Meiotic drive Micro-evolutie Monofyletisch O Monogenische beïnvloeding Morfologisch soortbegrip Motoo Kimura’s neutrale theorie van moleculaire evolutie Mutatie Mutatiesnelheid Natuurlijke selectie Nieuwe Synthese Ontwikkelingsrem (developmental constraint) O Outgroup Overdominantie Parafyletisch O Parapatrische speciatie O Paraspecies of pseudospecies Pendentief (spandrel) O Perifeer model van speciatie O Pleiotropie O Polariteit van een kenmerk in een fylogenie O Polyfyletisch O Polygenische beïnvloeding Polymorfisme O Polyploïdie Polytypische soorten O Populatiegenetica Postzygotische isolatie O Preadaptatie O Prezygotische isolatie O Probleem van de tussenliggende schakels O Ramet Reactienorm O Recombinatie Redundant element O Reproductief succes Reproductieve isolatie O Secundaire versterking (secundary reinforcement) O Segregatiesjoemelaars (segregation distorters) Sex-ratio distorters Sleutelkenmerken O Stabiliserende selectie O Stasis Sympatrische speciatie O Synapomorf Synonieme mutatie Theorie van de onderbroken evenwichten (punctuated equilibria) Type specimen Typologisch soortbegrip Unequal crossing over Weismanniaanse ontwikkeling 3. “Denk”vragen Salamanders (en andere dieren) die in grotten leven zijn vaak blind. Hoe kan je dit fenomeen evolutionair verklaren ? Stel een onderzoeksschema op om je ideeën te toetsen. Vogelsoorten en keversoorten op afgelegen eilanden zijn vaak niet in staat te vliegen. Bedenk verschillende verklaringen voor dit fenomeen. Hoe kan je te weten komen welk van die verklaringen de juiste is ? Hoe zou je homoseksualiteit evolutionair kunnen verklaren ? 4. “Opinie”vragen Becommentarieer volgend excerpt uit het werk van Michael J. Behe. How can we decide whether Darwinian natural selection can account for the amazing complexity that exists at the molecular level? Darwin himself set the standard when he acknowledged, "If it could be demonstrated that any complex organ existed which could not possibly have been formed by numerous, successive, slight modifications, my theory would absolutely break down.” … Irreducibly complex systems appear very unlikely to be produced by numerous, successive, slight modifications of prior systems, because any precursor that was missing a crucial part could not function. Natural selection can only choose among systems that are already working, so the existence in nature of irreducibly complex biological systems poses a powerful challenge to Darwinian theory. We frequently observe such systems in cell organelles, in which the removal of one element would cause the whole system to cease functioning. The flagella of bacteria are a good example. They are outboard motors that bacterial cells can use for self-propulsion. They have a long, whiplike propeller that is rotated by a molecular motor. The propeller is attached to the motor by a universal joint. The motor is held in place by proteins that act as a stator. Other proteins act as bushing material to allow the driveshaft to penetrate the bacterial membrane. Dozens of different kinds of proteins are necessary for a working flagellum. In the absence of almost any of them, the flagellum does not work or cannot even be built by the cell. The flagellum clearly is an example of intelligent design; the random process of natural selection cannot explain flagellae. De VRT organiseert een debat tussen creationisten en Darwinisten. U wordt door de creationisten ingehuurd om wetenschappelijke argumenten aan te brengen tégen de evolutieleer. Hoe ga je te werk ?