- Scholieren.com

advertisement
1.1 Waarom maatschappijleer?
Jij en de samenleving
Samenleving  men houdt rekening met elkaar
Kent afspraken en regels  anders loopt het uit de hand
De Nederlandse samenleving
Vier thema’s van het boek:
- Nederland als rechtsstaat
stelt (belangrijkste) regels voor burgers en overheid
- Nederlandse parlementaire democratie
bevolking vertegenwoordigd door parlement
- De pluriforme samenleving
mensen met verschillende leefwijzen, normen en waarden, etnische herkomst
- Nederlandse verzorgingsstaat
Overheid zorgt voor burgers (bijv. uitkeringen)
Maatschappelijke problemen
Maatschappelijke problemen ≠ persoonlijk probleem
Pas maatschappelijk als
1. Veel mensen/groepen bij betrokken
2. De overheid speelt een rol  politiek probleem
Meestal oplossen via (nieuwe) wetten/regels
3. Er is sprake van tegengestelde belangen
Meestal tegenstellingen in:
 Politieke visies
 Geloofs- of levensovertuigingen
 Maatschappelijke posities
Maatschappijleer
Vak bedoelt om:
- Nederlandse samenleving te begrijpen
- Beargumenteerde meningen geven
1.2 De kernbegrippen
Waarden en normen
Waarden  wat vind men belangrijk (meestal non-tastbaar)
Normen  regels die bij de waarden horen
Vaak een sociale verplichting
Regel opgelegd door je omgeving (bijv. geen geluidsoverlast)
Ongeschreven regels  fatsoensnormen (bijv. niet boeren aan tafel)
Belangen
Belang = voor- of nadeel dat iemand ergens bij heeft
Scholieren hebben belang bij goed onderwijs
Macht
Macht = vermogen om gedrag/denken van anderen sterk te beïnvloeden
Formeel/gezag  macht vastgelegd in regels en wetten (bijv. directie)
Informeel  invloed (bijv. binnen vriendengroep)
Macht uitoefenen via machtsmiddel
Veranderingen
Verschillen in wat men normaal en abnormaal vindt heeft te maken met:
- Plaats waar je woont
- Tijd waarin je leeft
- Groep waarbij je hoort
=> Sociale cohesie
Mensen houden rekening met wat anderen vinden (ook in de manier van leven)
Ontstaat samenhang tussen groepen
Analysevragen
Lees het de blokken door op blz. 16 & 17 van het boek (het is niet erg van belang)
1.3 Wat is waar, wat is niet waar?
Betrouwbaarheid
Informatie is betrouwbaar als er sprake is van:
- Bronvermelding
- Duidelijk onderscheid feiten en meningen
- Onderwerp van verschillende kanten bekeken
Feiten  objectief: zegt iets over de werkelijkheid
Meningen  subjectief: hoe iemand ergens over denkt
Hoor- en wederhoor => alle betrokkenen moeten (de kans krijgen om) gehoord te worden
Communicatie
Zender  wie?
Boodschap  wat?
Kanaal/medium  hoe?
Ontvanger  tegen wie?
Effect  mogelijke gevolgen?
Communicatieruis
Communicatie = doorgeven van informatie
Soms gaat het fout  communicatieruis
Manipulatie en indoctrinatie
Manipulatie = feiten opzettelijk weglaten/verdraaien zonder dat de ontvanger het weet
Propaganda = bewust eenzijdige info geven om meningen te beïnvloeden
Indoctrinatie = langdurig, systematisch dwingen eenzijdige opvattingen en meningen
kritiekloos te accepteren
Selectieve waarneming
Selectieve waarneming  info vervormen tot het past in ons referentiekader
de ‘bril’ waardoor je info filtert
Stereotype en vooroordelen
Stereotype  vaststaand beeld van een hele groep mensen (bijv. domme blondjes)
Ontstaan vooroordelen (bijv. dat weet zij niet, ze is te oud)
=> Discriminatie  bepaalde groep wordt anders behandeld op grond van kenmerken die
niet van belang zijn
Download