Gisten en schimmels

advertisement
Gisten en schimmels
•Inleidende begrippen
•oppervlakkige, cutane en subcutane mycosen
•systeemmycosen
•opportunistische mycosen
Inleiding
•Structuur: eukaryote organismen
–complex cytoplasma met celorganellen omgeven door membraan
–nucleus met diploid aantal chromosomen
–(ergo)sterolen in cytoplasmamembraan of plasmalemma
–rigide meerlagige celwand (chitine) samengesteld uit NAcGlc bovenop plasmalemma (kleuren
Gram-positief)
–op celwand laag polysacchariden en polypeptiden
–sommige fungi hebben polysaccharide kapsel
–twee basismorfologiën:
•gisten en hyphae
•gist: unicellulair, asexuele vermenigvuldiging via vorming van blastoconidia (budding) of
splitsing
•hyphae: vertakkende filamenteuze structuur, groei aan tip door extensie
–filamenten met septa of zonder septa (coenocytisch)
–vegetatieve of oppervlakkige hyphae
–mycelium: massa van hyphae
–conidia (sporen): gespecialiseerde structuren aan tip hyphae voor asexuele voortplanting
–sommige fungi met gistmorfologie kunnen ook pseudohyphae-morfologie aannemen
•geëlongeerde cellen tengevolge extreme vorm van budding
–Candida albicans
–sommige fungi dimorfisch met morfologie afhankelijk omstandigheden
–Histoplasma capsulatum
•Fysiologie:
–metabolisme heterotroof en meestal aëroob (aërobe respiratie), sommige fermentatief of strikt
anaëroob
–metabolisme pathogenen aangepast aan gastheer:
•metabolisatie keratine
•groei bij 37°C, verlaagde O2-spanning
–reproductie meestal via asexuele mechanismen
Oppervlakkige, cutane en subcutane infecties
Inleiding
•oppervlakkige infecties:
–buitenste lagen huid (stratum corneum) en haren (cuticulum)
•cutane infecties:
–epidermis, diepere lagen haren en nagels
•subcutane infecties:
–dermis, subcutane weefsels, spieren en fascia, beenderen
Oppervlakkige infecties
•Algemeen:
–Cosmetisch probleem
–gemakkelijke diagnose en goed antwoord op behandeling
–gewoonlijk geen immuunantwoord vermits enkel kolonisatie niet levende weefsels
•Pityriasis versicolor:
–Malassezia furfur
–normale huidflora, vooral in regio’s rijk aan sebumklieren
–hyper- of hypogepigmenteerde, schilferende maculaire laesies
–microscopische diagnose: ‘spaghetti met vleesballetjes’
•Tinea nigra:
–Exophiala werneckii
–dimorphe fungus die melanine produceert
–bruine maculaire laesies op palmen, voetzolen
–diagnose via microscopisch onderzoek van huidschraapsels
•Zwarte piedra:
–Piedraia hortai
–harde, zwarte noduli op haren
–diagnose via microscopisch onderzoek haren
•Witte piedra:
–Trichosporum beigelii
–zachte, crème-kleurige groei langs haren
–diagnose via microscopisch onderzoek
cutane infecties
•Algemeen:
–frequente infecties huid, haren en nagels
–gewoonlijk beperkt tot gekeratiniseerde lagen
–immuunantwoord gewoonlijk aanwezig met mogelijks pathologie in diepere lagen
–pathogenen aangeduid als ‘dermatofieten’
–klinische manifestatie: ‘tinea’: slangachtige of ringvormige laesie
–tinea plus naam anatomische lokalisatie:
•tinea capitis, tinea corporis, tinea manus, tinea cruris, tinea pedis of ‘athlete’s foot’, tinea
unguium
•ectothrix: infectie met sporen aan buitenkant haarschaft
•endothrix: infectie met sporen aan binnenkant haarschaft
•Etiologie:
–groep van nauw verwante organismen
–geklasseerd in 3 genera:
•Microsporum
•Trichophyton
•Epidermophyton
–identificatie organisme nuttig voor identificatie bron besmetting en prognose
•Diagnose:
–microscopisch onderzoek schraapsels aangetaste zones
–identificatie fungus via cultuur
•speciale selectieve cultuurmedia
•speciale cultuuromstandigheden (25°C)
•morfologische studie conidia ter identificatie
•Behandeling:
–topische agentia
–azole derivaten (miconazole, clotrimazole, econazole)
–griseofulvine voor haarinfecties
Subcutane infecties
•Algemeen:
–diepere lagen dermis, subcutaan weefsel, spierweefsel, beenderen
–gewoonlijk tengevolge trauma (splinter, doorn)
–chronische subklinische groei in subcutane weefsels voorafgaand aan klinische huidletsels
–zeldzaam maar moeilijk te behandelen, chirurgische excisie vaak nodig
•Ziektebeelden:
–sporotrichosis:
•nodulaire en ulceratieve laesies langsheen lymfevaten die primaire site inoculatie draineren
•veroorzaakt door Sporothrix schenkii
–Chromoblastomycosis:
•wratachtige noduli die evolueren naar bloemkoolachtige laesies op plaats inoculatie
•veroorzaakt door heterogene groep organismen: Fonsecaea, Cladosporium, Phialophora
–mycetoma:
•traag evoluerende, deformerende zwellingen met multipele drainerende fistels
•veroorzaakt door heterogene groep organismen: Pseudallescheria, Madurella,
•Diagnose:
–anatomopathologisch onderzoek weefsels
–cultuur op 25 en 37°C met morfologische analyse kolonies en hyphae
•Behandeling:
–afhankelijk oorzakelijk organisme
–chemotherapie: amphotericine B, 5-fluorocytosine
–excisie letsels
Systemische infecties
•Algemeen:
–in tegenstelling meeste andere fungi worden systemische infecties veroorzaakt door inherent
virulente fungi
–primaire focus meestal long, infectie meestal kortdurend met spontane genezing
–soms spreiding naar andere organen
–immuunstatus patiënt belangrijke factor in ernst infectie
Systemische infecties: histoplasmose
•etiologie:
–Histoplasma capsulatum
–in bodem vervuild met excreta vogels (kippen, zwaluwen) en vleermuizen; wereldwijd, vooral
USA, Centraal/Zuid Amerika
–besmetting via inhalatie stof uit grotten, kippehokken etc
–intracellulaire vermenigvuldiging in macrofagen
•Ziektebeelden:
–afhankelijk inoculum en immuunstatus
–inhalatie leidt meestal tot subklinische infectie long en eventueel fungemie (granulomata bij
autopsie)
–in 5% normale patiënten zelf-limiterende griep-achtige aandoening, soms verwikkelingen
(mediastinale fibrose)
–in immuungecompromitteerde patiënten (AIDS, hematologisch-oncologische patiënten:
progressieve, gedissemineerde infectie
–in patiënten met onderliggende longpathologie: chronische long infectie
•Diagnose:
–serologie
–histopathologie
–cultuur
•behandeling:
–amphotericine B
Systemische infecties:blastomycosis
•Etiologie:
–Blastomyces dermatidis
–natuurlijk reservoir niet gekend
–enkel in Noord-Amerika en delen Afrika
–inhalatie leidt tot primaire longinfectie
–natuurlijk verloop ziekte niet goed gekend
•Ziektebeelden:
–primaire longinfectie geneest spontaan zonder spreiding
–progressieve evolutie longinfectie
–genezing longinfectie gevolgd door systemische infectie
•Diagnose:
–serologische diagnose onzeker
–cultuur en identificatie
•behandeling:
–amphotericine B of fluconazole
Systemische infecties: paracoccidioimycosis
•Etiologie:
–Paracoccidioides brasiliensis
–in regio’s met hoge vochtigheidsgraad en temperatuur rond 23°C (Centraal en Zuid-Amerika)
–mannen vaker geïnfecteerd
–primo-infectie in long via inhalatie
•Ziektebeelden:
–primaire longinfectie vaak asymptomatisch
–spreiding infectie leidt vaak tot ulcera mond, neus en gastro-intestinale tractus
•Diagnose:
–serologisch
–histopathologie
–cultuur en identificatie
•behandeling:
–azole-derivaten
–amphotericine B
Systemische infecties: coccidioimycosis
•Etiologie:
–Coccidioides immitis
–endemisch in droge regio’s van Noord, Centraal en Zuid-Amerika
–spreiding via zandstormen
–huisdieren en wilde dieren natuurlijk reservoir
–primo-infectie in long via inhalatie
•Ziektebeelden:
–60% asymptomatisch
–40% milde zelf-limiterende koorts tot matig ernstige respiratoire aandoening met mogelijkheid
spreiding naar huid, meningen
•Diagnose:
–serologie
–histopathologie
–cultuur
•behandeling:
–amphotericine B
Systemische infecties: cryptococcosis
•Etiologie:
–Cryptococcus neoformans
–mucopolysaccharide kapsel
–vooral in excreta duiven, wereldwijd
–primo-infectie in long maar voorkeur voor spreiding naar hersenen en meningen
•Ziektebeelden:
–longinfecties vaak asymptomatisch
–meest frequente vorm: cryptococcen meningitis door hematogene spreiding naar meningen
•chronische hoofdpijn, veranderde mentale status, koorts
•vooral Aids-patiënten, transplant-patiënten
–andere manifestaties: huid en beenderinfecties
•Diagnose:
–microscopie CSV na inkt-kleuring
–cultuur
•behandeling:
–gedissemineerde infectie fataal indien niet behandeld
•combinatie therapie met amphotericine B
Opportunistische mycosen
•Candidiasis
•aspergillosis
•zygomycosis
•Pneumocystis jiroveci pneumonie
•Inleiding:
–gezonde volwassenen hebben hoge graad resistentie tegen fungusinfecties
–toenemend aantal immuungecompromitteerde patiënten met verhoogde gevoeligheid
fungusinfecties
candidiasis
•Epidemiologie, structuur en fysiologie:
–C. albicans, tropicalis, glabrata, parapsilosis
–monomorf (C. albicans vormt pseudohyphae)
–deel van commensale flora, infectie meestal van endogene oorsprong
–in specifieke omstandigheden (beschadiging mucosa, katheters) penetratie in bloedstroom
vanuit oropharynx, GI-tractus
•Ziektebeelden:
–gelokaliseerde oppervlakkige infecties huid, nagels en mucosa oropharynx
•vaak kleine defecten in T-cel immuniteit
•ernstige infecties oropharynx verdacht AIDS
–gedissemineerde candidiasis
•multipele organen
•vooral bij ernstige neutropenie
•Diagnose:
–histopathologie
–cultuur en identificatie
•behandeling:
–immuuncompetente patiënt: topische agentia
–gedissemineerde infecties:
•azoles en amphotericine B
•afhankelijk patiënt
aspergillosis
•Epidemiologie, structuur en fysiologie:
–A. fumigatus, niger, flavus
–vormt hyphae
–alomtegenwoordig in omgeving, infecties van exogene oorsprong
•Ziektebeelden:
•zuiver opportunistische infectie
•aard infectie afhankelijk (immuun)status patiënt
–allergische aspergillose
–secundaire kolonisatie (longaspergilloom):
•fungus bol in bestaande caviteiten
•chronische infectie met beperkte klinische last
–gedissemineerde (invasieve) aspergillose:
•snelle spreiding aspergillus vanuit primaire site
•snel fataal indien onbehandeld
•Diagnose:
–serologie
–PCR
•behandeling:
–verbetering onderliggende pathologie
–amphotericine B
zygomycosis
•Epidemiologie, structuur en fysiologie:
–Rhizopus, Absidia, Mucor (Mucormycose)
–coenytische hyphae, sporangia
–alomtegenwoordig in omgeving
•Ziektebeelden:
•opportunistische infectie
•vooral patiënten met metabole acidose, diabetes, leukopenie, hyperglycemie
•rhinocerebrale zygomycosis
•infecties long, GI tractus, subcutane weefsels
•gedissemineerde vormen
•Diagnose:
–morfologie in cultuur
–histopathologie
•behandeling:
–ampho B
Pneumocystis jiroveci
•Epidemiologie, structuur en fysiologie:
–alomtegenwoordig
–frequente kolonisator die invasief wordt bij gedaalde weerstand, (bejaarden,
immuungecompromitteerde patiënten, AIDS)
–phylogenetisch verwant fungi
–complexe levenscyclus
–resistent aan fungistatica
•Ziektebeelden:
–frequente subklinische infectie
–klinische infectie bij daling CD4+ T-cellen
–trage ontwikkeling naar interstitiële pneumonie
–verzwakking, dyspnee, tachypnee, cyanose
–extrapulmonaire infecties: oren, ogen, lever, beenmerg
•Diagnose:
–immuunfluorescentie longaspiraten
•behandeling en preventie:
–trimethoprim-sulfometoxazole, pentamidine
–antibiotica prophylaxis
Download