1 STENCIL 5A: THE PASSIVE. In zowel het Nederlands als het Engels kun je (in het kader van dit hoofdstuk) twee soorten zinnen onderscheiden: A. B. BEDRIJVENDE ZINNEN (ACTIVE SENTENCES) LIJDENDE ZINNEN (PASSIVE SENTENCES) ACTIVE SENTENCES PASSIVE SENTENCES Je weet wie de handeling verricht. Je weet niet wie de handeling verricht In elke zin staat: “worden + voltooid deelwoord” 2 Ik koop een boek. Een boek wordt gekocht. Brengen jullie geld ? Wordt (er) geld gebracht ? We zien geen geld. Geld wordt niet gezien. Zijn vader betaalt het cadeau. Het cadeau wordt betaald. Haar broers zien geen vliegtuigen. Vliegtuigen worden niet gezien. IN HET ENGELS : I buy a book. A book is bought Do you bring money Is money brought ? ? We don’t see Money isn’t seen. money. His father pays the The present is paid. present. 3 Her brothers don’t see airplanes. Airplanes aren’t seen. IN EEN ENGELSE ‘PASSIVE’ ZIN STAAT ALTIJD: EEN VORM VAN HET WERKWOORD ‘TO BE’ + EEN VOLTOOID DEELWOORD (PAST PARTICIPLE) Bij de toepassing van de ‘passive’ moet je in staat zijn om een omzetting te kunnen maken van een bedrijvende zin naar een lijdende zin. Daarbij moet je de volgende stappen kunnen zetten: 4 Het lijdend voorwerp (direct object) van de bedrijvende zin wordt het (grammaticale) onderwerp van de lijdende zin Het gezegde (de wordt omgezet werkwoorden) van in : worden + de bedrijvende zin voltooid deelwoord in de lijdende zin Het onderwerp van wordt een de bedrijvende zin bepaling met ‘by’ in de lijdende zin 5 VOORBEELDEN: Ik koop een boek. I buy a book. Een boek wordt gekocht door mij. A book is bought by me. Brengen jullie geld ? Wordt geld gebracht door jullie ? Do you bring money ? Is money brought by you ? We zien geen geld. Geld wordt niet gezien door ons. We don’t see money. Money isn’t seen by us. Zijn vader betaalt het cadeau. Het cadeau wordt betaald door zijn vader. 6 His father pays the present. The present is paid by his father. Haar broers zien Vliegtuigen geen vliegtuigen. worden niet gezien door haar broers. Her brothers don’t see airplanes. Airplanes aren’t seen by her brothers. IN STENCIL 5A STAAT DE PRESENT PASSIVE CENTRAAL, D.W.Z. DE TEGENWOORDIGE TIJD VAN DE PASSIVE. ALS JE DIE TOEPAST KRIJG JE DE VOLGENDE ZINNEN IN BEVESTIGINGEN; VRAGEN EN ONTKENNINGEN. 7 A. BEVESTIGENDE ZINNEN (AFFIRMATIVE SENTENCES). I buy a book. A book is bought by me. Een boek wordt gekocht door mij. You buy books. Books are bought by you. Boeken worden gekocht door jou. He buys a book. A book is bought by him. Een boek wordt gekocht door hem. She buys books. Books are bought by her. Boeken worden gekocht door haar. 8 It buys a book. A book is bought by it. Een boek wordt gekocht door … We buy books. Books are bought by us. Boeken worden gekocht door ons. You buy a book. A book is bought by you. Een boek wordt gekocht door jou. They buy a book. A book is bought by them. Een boek wordt gekocht door hen. 9 B. VRAAGZINNEN (INTERROGATIVE SENTENCES) Do I buy a book ? Is a book bought by me ? Do you buy books ? Are books bought by you ? Does he buy a book ? Is a book bought by him ? Does she buy books? Are books bought by her? Does it buy a book ? Is a book bought by it? Do we buy books ? Are books bought by us? Do you buy a book ? Is a book bought by you Do they buy a book ? Is a book bought by them? IN QUESTIONS YOU DO NOT USE ‘DO/DOES’ IN THE PRESENT PASSIVE. 10 C. ONTKENNENDE ZINNEN (NEGATIVE SENTENCES) I don’t buy a book. A book isn’t bought by me. You don’t buy books. Books aren’t bought by you. He doesn’t buy a book. A book isn’t bought by him. She doesn’t buy books. Books aren’t bought by her. It doesn’t buy a book. A book isn’t bought by it. We don’t buy books. Books aren’t bought by us. You don’t buy a book. A book isn’t bought by you. They don’t buy a book. A book isn’t bought by them. 11 IN NEGATIONS YOU DO NOT USE ‘DON’T/DOESN’T’ IN THE PRESENT PASSIVE