Belangrijke ziekten en plagen in sla

advertisement
Thema
Belangrijke ziekten en plagen in sla
co
py
rig
ht
Pro
eft
uin
nie
uw
s
In bladgewassen komen verscheidene aantastingen voor. Zeker op bedrijven waar intensief sla wordt
geteeld, is het herkennen van de ziekten en plagen onontbeerlijk om goed aan preventie te kunnen doen
en indien nodig te bestrijden. In het kader van de huidige IPM-richtlijn is het belangrijk in te schatten
welke ziekten en plagen een bedreiging kunnen vormen om dan de teelttechniek, de klimaatsturing en
de gewasbescherming bij te sturen. Hierna volgt een overzicht van de meest voorkomende ziekten en
plagen in sla.
Ziekten
Rhizoctonia solani
Bij een aantasting van Rhizoctonia solani ontstaan eerst aan de onderkant van de hoofdnerven roestkleurige tot chocoladebruine vlekjes en lesies op de bladeren. Daarna smelten de onderste bladeren
weg tot een typisch groen vliesje. Uiteindelijk gaan de onderste bladeren volledig wegrotten, dun en
vliezig worden en tegen de grond kleven. Bij een heel zware aantasting kleuren het bladmoes en de
nerven zwart, vandaar ook de benaming zwartrot. Bij heel ernstige aantasting kunnen er soms bruine
scleroten te zien zijn op het gewas. De nerven zijn niet ‘slijmerig bruin’, maar blijven eerder ‘droog wit’.
Typisch bij Rhizoctonia is dat de onderliggende nerven bij een zware aantasting oranje verkleuren.
Rhizoctonia overleeft in de bodem en komt vooral voor in de zomer en in het najaar. De schimmel kan
worden bestreden met fungiciden en een bodembehandeling.
Zwartrot veroorzaakt door Rhizoctonia solani
Botrytis cinerea
Botrytis-aantasting
Als de sla is aangetast door Botrytis cinerea beginnen de onderste bladeren te verwelken en rotten.
Vaak gaat dat gepaard met de vorming van een typisch grijs schimmelpluis. Bij zware aantasting worden
de onderste bladeren en nerven overwoekerd door bruin of grijs pluis en kunnen de onderliggende nerven oranje verkleuren. Soms komen zwarte scleroten voor, die sterk lijken op die van Sclerotinia. Maar,
het verschil is dat Botrytis-scleroten vergroeid zijn met het gewas.
Deze schimmel komt voor in vochtige en vooral iets koudere omstandigheden, maar ook bij stressomstandigheden: te droog of te nat telen, fytotox … Botrytis overleeft als mycelium of scleroten in
de bodem. Deze schimmel kan sporen ontwikkelen die zich via de wind kunnen verspreiden. Goede
teelttechniek –vermijd ‘blad nat’ en vochtig klimaat–, gewasbescherming en bodembehandeling zijn
belangrijk ter preventie van een Botrytis-aantasting.
Sclerotinia spp.
Als Sclerotinia in het spel is vertonen de nerven en de stam vaak een ‘waterachtig zachtrot’. Meestal
kan men een wit schimmelpluis en zwarte scleroten, lijkend op rattenkeutels, waarnemen. De scleroten
zijn niet vergroeid met de krop zoals bij een Botrytis-aantasting, maar liggen er los op. Bij een ernstige
aantasting kunnen de kroppen volledig in elkaar zakken. Sclerotinia kan je dus herkennen aan het sterk
verslijmen van de slapit.
De scleroten kunnen jaren overleven in de bodem en hebben een breed waardplantenspectrum. De
scleroten gevormd door Sclerotinia minor zijn kleiner dan die van Sclerotinia sclerotiorum. Beide kunnen sla aantasten. Een goede bodembehandeling in combinatie met biologische (Contans WG) en chemische behandelingen tijdens de teelt kan de schimmel terugdringen. Contans (Conyothirium minitans)
kan scleroten afdoden. Chemische gewasbeschermingsmiddelen kunnen mycelium afdoden.
Zware aantasting van Sclerotinia
Proeftuinnieuws 10 | 27 mei 2016
| 17 |
Ziekten
Valse meeldauw (Bremia lactucae)
co
py
rig
ht
Pro
eft
uin
nie
uw
s
Valse meeldauw, veroorzaakt door Bremia lactucae, kan men herkennen aan de typisch hoekige
gele vlekken, die afgelijnd worden door de nerven. Aan de onderkant van het blad komt wit schimmelpluis uit de huidmondjes. Heel uitzonderlijk komt ook schimmelpluis aan de bovenkant van het
blad voor. Sterk aangetaste bladeren worden volledig necrotisch en sterven af.
Sporen van B. lactucae worden verspreid via de lucht en infecteren alleen sla en slasoorten. De
schimmel heeft vochtige omstandigheden nodig voor kieming en sporulatie. Klimaatsturing kan de
ziekte helpen voorkomen. Hiervoor werd de Bremia App ontwikkeld. Kies in eerste instantie een
ras met voldoende witziekte-resistenties en behandel preventief.
Symptomen van Bremia op de bovenkant (foto
boven) en de onderkant (foto onder) van het blad
Pythium spp.
Het meest gekende symptoom van Pythium-aantasting is aantasting van de wortels. Deze aantasting wordt vaak aangetroffen in het kiemplantstadium, waarbij de worteltoppen afsterven:
bruin-zwarte worteltoppen. De wortels kunnen in een verdergezet stadium volledig bruin verkleuren. Je kan ze gemakkelijk afbreken en je kan de schors van de wortel afstropen. Meestal sterft de
plant niet volledig af, maar in een later stadium ontstaan er nieuwe witte wortels vanaf de basis.
Er treedt een grote groeiachterstand op. Een Pythium-aantasting kan plaatsvinden onder té droge
en té natte bodemomstandigheden.
Pythium kan ook rotting geven van de onderste bladeren; blad-Pythium genoemd. De symptomen
zijn slijmiger vergeleken met smetsymptomen veroorzaakt door andere pathogenen. Er worden
geen oranje/bruine vlekjes gevormd zoals bij Rhizoctonia solani, en er kunnen ook geen schimmelsporen worden waargenomen met het blote oog. De onderste bladeren, die contact hebben met
de bodem, verslijmen en smelten weg tot een groenbruin vliesje. Heel typisch is dat de nerven
donkerbruin verkleuren en ‘nat’ slijmerig zijn. Deze ziekte treedt vooral op bij tragere groei, langer
nat staan van de plant en kouder telen in de herfst, winter of lente. Een goede groei in combinatie
met voldoende gewasbescherming en een correcte watergift kan de ziekte voorkomen.
Blad-Pythium
Pseudomonas sp.
Nerfrot veroorzaakt door Pseudomons cichorii
De bacterie Pseudomonas cichorii geeft bruinverkleuring van de nerf, vaak van één of meerdere
middelste bladeren in de krop. Deze aantasting wordt daarom ook nerfrot genoemd. Bovenin de
krop zijn vaak donkerbruine, zwarte puntjes aan het einde van een nerfje zichtbaar. De ziekte
steekt mogelijk pas op het einde van de teelt de kop op, ook al is de bacterie al vanaf een jong
groeistadium van de plant aanwezig.
Nerfrot wordt veroorzaakt door Pseudomonas cichorii in het gietwater. De bacterie kan verschillende weken overleven in de bodem, kan aantasting geven via de wortel, maar tast de sla bijna uitsluitend aan via het gietwater. Dit geldt ook voor de rottingsbacteriën Pseudomonas fluorescens en
Pseudomonas viridiflava, die eveneens de slabladeren aantasten met meer verslijming tot gevolg.
De insleep gebeurt gewoonlijk via het gietwater. Daarom is beregenen met goed water of ontsmet
water heel belangrijk in sla.
Bobbelbladvirus en kringnecrosevirus
Symptomen van bobbelbladvirus
| 18 |
Proeftuinnieuws 10 | 27 mei 2016
Bobbelbladvirus en kringnecrosevirus kunnen voorkomen in sommige bodems en worden overgedragen door de schimmel Olpidium brassicae. Meestal komen de symptomen tot uiting op de
kortste dagen van het jaar (eind november tot eind januari) in combinatie met trage groei onder
koudere omstandigheden, vaak in iets zwaardere gronden (natte omstandigheden). De juiste rassenkeuze, een goede bodemstructuur en bodembehandeling kunnen virussymptomen voorkomen. Recent werd bobbelbladvirus ook in zomerteelten vastgesteld. Voor de bestrijding hiervan
is meer onderzoek nodig.
Plagen
Bladluizen
co
py
rig
ht
Pro
eft
uin
nie
uw
s
Verschillende luizen kunnen aantasting geven in sla: de aardappeltopluis (Macrociphum euphorbiae),
de groene perzikluis (Myzus persicae), de slawortelluis (Pemphigus bursarius), de boterbloemluis
(Aulacorthum solani) en de meest voorkomende bruin-groene slaluis (Nasonivia ribisnigri). Hoewel
bladluizen het meest aangetroffen worden van april tot december, kunnen ze in geval van een zachte
winter het hele jaar voorkomen. Ze zijn ongewenst en daarom moet men voldoende behandelen.
Dit kan via een zaadbehandeling (coating, Phyto-Drip® of dummy-pil) of met luisspecifieke middelen
tijdens de teelt.
Bladluizen
Rupsen
Rupsen zijn temperatuurafhankelijk en de meeste aantasting wordt waargenomen vanaf mei tot
december. Ze raspen van het blad en maken de typische gaatjes. Vaak zijn er ook uitwerpselen zichtbaar. Rupsen kunnen afkomstig zijn van koolwitjes en andere dagvlinders, maar ook van motjes,
bijvoorbeeld de Turkse mot, die in de maand juni heel actief is tijdens de nacht. Monitor daarom regelmatig het gewas om gericht te bestrijden. Zowel biologische als chemische gewasbeschermingsmiddelen kunnen worden ingezet.
Rupsenschade
I. Leenknegt, S. Venneman
& I. Vandevelde
Proefstation voor de Groenteteelt, Sint-Katelijne-Waver
J. Claerbout & N. Viaene
A. Decombel & P. Bleyaert
ILVO – Eenheid Plant, Merelbeke
Inagro, Rumbeke-Beitem
J. Claerbout & M. Höfte
A. Volckaert & T. Beyers
Laboratorium voor Fytopathologie, UGent
PCG, Kruishoutem
Proeftuinnieuws 10 | 27 mei 2016
| 19 |
Download