- Scholieren.com

advertisement
Hoofdstuk 9
De rechtsvorm is de juridische ofwel wettelijke vorm van een organisatie. Er zijn zes
verschillende rechtsvormen: een eenmanszaak, een vof, een nv, een bv, een
vereniging en stichting. Als een organisatie zelf rechten en verplichtingen heeft noem
je die rechtspersoon. De vof en de eenmanszaak zijn de enigen die niet
rechtspersoonlijk zijn.
Een eenmanszaak is een ondernemingsvorm die geen rechtspersoonlijkheid bezit. Er
is één eigenaar die verantwoordelijk is voor de winst, schulden en het eigen
vermogen.
Wanneer de ondernemer niet meer in staat is alle schulden te betalen, wordt door
een rechtbank een faillissement uitgesproken.
Surseance van betaling houdt in dat de ondernemer een bepaalde periode uitstel van
betaling krijgt.
Een vennootschap onder firma is een organisatie waarin twee of meer personen zijn
overeengekomen onder een gemeenschappelijke naam een bedrijf uit te oefenen.
Een vof bezit geen rechtspersoonlijkheid. Bij een vof is er door de meerdere
eigenaren makkelijker specialisatie mogelijk. Ook heeft een vof op het gebied van
financiering meer mogelijkheden. Meer eigenaren = meer vermogen.
De continuïteit van een vof is ook beter. Als een eigenaar ziek wordt, kunnen de
andere eigenaren het werk overnemen, in plaats van dat het bedrijf stilvalt.
Als je als beginnend ondernemer het risico niet wilt lopen om je privébezit kwijt te
raken, kun je een besloten vennootschap of een naamloze vennootschap beginnen.
Een aandeel is een deel van het eigen vermogen in de bv of nv. De eigenaar van
zo’n aandeel is een aandeelhouder. De aandelen staan bij een bv altijd op naam.
Alleen degene die het aandeel heeft gekocht kan de winst op komen halen. Bij een
nv is een aandeel naamloos: je kan het aandeel zo weer doorverkopen en de winst
wordt uitgekeerd aan de toonder.
Een vereniging is een samenwerkingsvorm tussen twee of meer personen die een
bepaald doel willen verwezenlijken. Een vereniging is niet-commercieel. De
penningmeester let bij een vereniging op de uitgaven.
Een stichting is een rechtspersoon zonder leden die met behulp van een vermogen
een bepaald doel wil bereiken.
(paragraaf zes is niet inbegrepen in dit hoofdstuk)
Hoofdstuk 10
1. Consumenten: Geld lenen kost geld: Afsluitprovisie & Rentekosten.=
Financieringskosten.
De overheid: Financierin
Nederlanden garandeert staatsleningen (Staatsobligaties) Als je een staatsobligatie
hebt ben je een Schuldeiser v/d staat.
betalen dan NOM waarde.
Ondernemingen: Gebouwen, machines en voorraden worden gefinancierd met: EV &
VV.
Naamloze vennootschap: nv = in staat om grote bedragen aan te trekken. (bijv.
duizenden aandeelhouders in 1 bedrijf)
Aandelen worden geplaatst (uitgegeven) via de effectenbeurs: = aandelenemissie.
Vermogen van aandeelhouder = permanent. Alleen verkopen via effectenbeurs kan.
2.
- Pensioensfoendsen en levensverzekeringsmaatschappijen.
Elke maand word er pensioenpremie ingenomen door werkgever.pensioenfonds.
AOW: Elke Nederlander van 65+ heeft recht op een AOW-uitkering.
Institutionele beleggers: premies beleggen om winst te maken.
Onderhandse lening: lening zonder bank, tussen geldgever en geldnemer.
Spaarders: Spaarders zetten geld op een spaarrekening. Bank leent geld uit aan bijv.
ondernemingen. Dividend: De vergoeding voor aandeelhouders.
Verstandig om in meerdere nv’s te beleggenBeleggingsfondsen: een beleggingsfonds beheert het vermogen van veel particuliere
beleggers.
Een beleggingsfonds heeft deskundigen in dienst, ze beheren het vermogen om ze
in veel verschillende ondernemingen te beleggen.Ondernemingen: Het geld dat de onderneming tijdelijk niet nodig heeft, kan zij tijdelijk
beleggen in aandelen en/of obligaties te kopen van andere instellingen.
Overheid: overheidsinkomsten GROTER dan overheidsuitgaven, geld over om te
beleggen. ( Ook lagere overheden zoals gemeente, waterschappen en sociale
fondsen)
3.- Geldmarkt: Kortstondig tijdelijk vermogen max. een jaar.
- De Kapitaalmarkt: permanent vermogen en langdurig tijdelijk vermogen ( langer dan
een jaar) worden verhandeld.
Kapitaalmarkt: banken en de institutionele beleggers.
Onderhandse en openbare kapitaalmarkt
Openbare markt: voor iedereen toegankelijk(obligatielening)verhandeld.
Onderhandse markt: niet voor iedereen toegankelijk.
4. Effecten: waardepapieren die kunnen worden gekocht en verkocht: aandelen,
obligaties en aandelenparticipaties in beleggingsfondsen.
Alléén leden v/d Vereniging van Effectenhandel kunnen handelen op de
effectenbeurs.
Een belegger kan 2 soorten orders geven:
- Limietorders
- Market orders
1.= belegger geeft aan bank een maximale koopprijs en minimale verkoopprijs op.
2. = een order om effecten te kopen of verkopen zonder limiet.
Goede verwachte resultaten: vraag naar aandelen neemt toe, prijs v/d aandelen
stijgt.
Slechte vooruitzichten: aandelenkoers daalt.
Eerste aandeelhouder ter wereld: DowJones-index.
Hoofdstuk 11
Bij een aandeel maken we onderscheid tussen de nominale waarde en de
koerswaarde.
De nominale waarde is het bedrag dat op het aandeel staat vermeld.
De koerswaarde is het bedrag dat voor het aandeel moet worden betaald als je het
wilt kopen. Wanneer een onderneming het aandelenvermogen wilt uitbreiden, besluit
ze tot een emissie van aandelen. De onderneming stelt dan een koers vast
waartegen het publiek deze nieuwe aandelen kan kopen. Deze koers [prijs] noemen
we de emissiekoers.
Bij een bv en een nv kennen we twee begrippen wat het aandelenvermogen betreft:
- het maatschappelijk aandelenvermogen: het totaalbedrag dat de onderneming aan
nominaal aandelenvermogen nodig denkt te hebben
- het geplaatst aandelenvermogen: het maatschappelijk aandelenvermogen
verminderd met het bedrag van de niet-uitgegeven aandelen (aandelen in
portefeuille).
Als het goed gaat met een bedrijf heeft het een hoge beurskoers. Commissarissen
en personeelsleden krijgen dan vaak een winstuitkering of tantième.
Preferentie aandelen zijn aandelen die op een bepaald vlak voorrang krijgen boven
andere aandelen. Deze voorrang kan betrekking hebben op de winstuitkering, de
zeggenschap en de uitkering bij liquidatie( = opheffing)
De nv moet wanneer ze nieuwe aandelen op de markt wil brengen een emissiekoers
vaststellen. Daarvoor zijn drie mogelijkheden:
- De aandelen kunnen geplaatst worden a pari, d.w.z. tegen de waarde die op het
aandeel is vermeld
- De aandelen kunnen geplaatst worden boven pari, d.w.z. voor meer dan de
nominale waarde. Stel de nominale waarde is tien euro en je betaalt voor het
aandeel 12 euro, dan heb je twee euro agio.
- De aandelen kunnen geplaatst worden beneden pari. Dit is alleen mogelijk als de
nv de aandelen overdraagt aan een bank. Dit doet een onderneming alleen als hij
zeer dringend vermogen nodig heeft en de aandelen niet a pari of boven pari kan
plaatsen.
Reserves zijn gelijk aan dat deel van het eigen vermogen dat aanwezig is boven het
geplaatste aandelenvermogen en het winstsaldo. Er zijn drie soorten reserves:
- Winstreserve: ontstaat door het inhouden van winsten
- Agioreserve: ontstaat door het uitgeven van aandelen boven pari
- Herwaarderingsreserve: ontstaat door het herwaarderen van activa
De intrinsieke waarde van een bedrijf is de waarde van het bedrijf volgens de balans.
intrinsieke waarde = bezittingen – vreemd vermogen
intrinsieke waarde = eigen vermogen
intrinsieke waarde per aandeel = eigen vermogen / aantal geplaatste aandelen
Hoofdstuk 12
een onderhandse lening is een lening op lange termijn die door één geldgever wordt
verstrekt.
voor geldnemer en geldgever zijn aan een onderhandse lening de volgende
voordelen verbonden:
-
er kan worden onderhandeld over de leningsvoorwaarden
-
er zijn geen emissiekosten zoals bij de uitgifte van aandelen en obligaties
-
de administratiekosten zijn lager dan bijvoorbeeld bij de obligatielening
12.2 Obligatielening
Een obligatie is een bewijs van deelneming in een geldlening (obligatielening)
obligatie bestaat uit:
- mantel (belangrijke gegevens vermeld)
- couponblad
* coupon (bij inlevering ontvangt de eigenaar interest)
* talon (wordt opgestuurd als de coupons verbruikt zijn, eigenaar ontvangt dan
nieuwe)
Een obligatie lening is een geldlening op lange termijn die in kleine bedragen is
opgesplitst.
Nadelen ten opzichte van een onderhandse lening:
- er zijn emissie en administratie kosten.
Aflossing obligatielening:
- aflossing in één keer aan het einde van de looptijd van de lening
- aflossing in gedeelten gedurende een aantal jaren door middel van uitloting.
- inkopen van de eigen obligaties
12.3 Hypothecaire lening
Een hypothecaire lening is een geldlening op onderpand van een onroerende zaak
(grond en gebouwen)
Hypothecaire leningen:
1. de lineaire hypotheek
2. de spaarhypotheek
3. de annuïteitenhypotheek
12.4 Lineaire hypotheek
Een lineaire hypotheek is als elke periode een gelijk bedrag aan aflossing wordt
betaald.
voordelen van een lineaire lening noemen we:
- de interestkosten worden snel lager
- de schuld wordt steeds kleiner
de nadelen van een lineaire lening zijn:
- doordat de interestkosten steeds lager worden, neemt ook het belastingvoordeel af.
- de uitgaven wegens interest en aflossing zijn in de eerste jaren het hoogst, terwijl
het inkomen dan meestal nog lang niet het hoogste niveau heeft bereikt.
12.5 Spaarhypotheek
Een spaarhypotheek werkt met een spaarpremie, je betaald dat bedrag per jaar +
interest – belasting voordeel / 12 = lasten per maand
Voordelen:
- het fiscale voordeel is groot: elk jaar maximale interestaftrek.
- over de interest van het spaarbedrag hoef je onder bepaalde voorwaarden geen
belasting te betalen
- de maandlasten blijven elk jaar even hoog, zodat je precies waar je aan toe bent.
Nadelen:
- de interestlasten zijn hoog: je betaalt elk jaar interest over het geleende bedrag
- het percentage interest dat je over het spaarbedrag vergoed krijgt, is vaak lager dan
het percentage dat je zelf moet betalen.
12.6 Annuïteitenhypotheek
Een annuïteit is een periodiek (gelijkblijvend) bedrag aan interest en aflossing
samen.
* het afgesproken annuïteiten bedrag wordt jaarlijks afgelost, de annuïteit – de
interest = de aflossing op je lening.
voordelen:
- doordat er in de eerste jaren weinig wordt afgelost, is er in die jaren sprake van een
groot belastingvoordeel
- de lasten per maand zijn de eerste jaren lager dan aan het einde van de looptijd,
wat gunstig is als je inkomen in de loop van de tijd stijgt.
nadelen:
- gedurende de looptijd wordt het belastingvoordeel steeds kleiner.
- de lasten per maand zijn aan het eind van de looptijd relatief hoog, wat ongunstig is
als je inkomsten in de loop van de tijd dalen, bijvoorbeeld als gevolg van
pensionering
Download