Te Deum laudamus! - Achterdenoten.nl

advertisement
Te Deum laudamus!
De geschiedenis van de religieuze muziek
College VII
Dia 1
 introductie
Dia 2
 Contrareformatie
 het Concilie van Trento
- Latijn: Concilium Tridentinum
- gehouden tussen 1545-1563 in 3 zittingsbijeenkomsten in het bisdom
Trento (noordoosten van Italië)
o was 1 van de algemene of oecumenische concilies
o met opzet zo noordelijk in Italië plaats om Calvinistische en Lutherse
waarnemers in staat te stellen aanwezig te zijn
- geïnitieerd door de zittende pausen:
1) 1545-1547: Paulus III (1468-1549)
2) 1551-1552: Julius III (1487-1555)
3) 1562-1563: Pius IV (1499-1565)
- hoofddoelen van het Concilie:
o [in 1ste instantie werd een verzoening / hereniging met de
protestanten nagestreefd  maar dit bleek al spoedig niet haalbaar te
zijn]
o de misstanden en misbruiken binnen de katholieke kerk aanpakken
o duidelijkheid creëren omtrent verschillende door de protestanten
betwiste geloofspunten
Dia 3
 Contrareformatie
 het Concilie van Trento
- verdieping / verinnerlijking en de juiste formulering van de theologische
opvattingen  nadruk op het absolute gezag van de paus
- de rol van de Kerk als grote civilisator en wetgever werd benadrukt
o formuleerde de opvattingen en de dogma's die voortaan de inhoud van
het katholieke geloof zouden uitmaken  klinken deels tegenwoordig nog
door
o erop gericht de positie van de katholieke kerk te bepalen ten opzichte van
de Reformatie  het hart van de zogenaamde Contrareformatie
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 1 | 21
-
o in 126 stellingen (zgn. canones) werden onderdelen van de protestantse
leer als dwaling gekenmerkt
effect: grote morele en intellectuele invloed te behouden in de landen die
katholiek waren gebleven
o na het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) werd de relatie met de
protestanten beter
Dia 4
 Contrareformatie
 het Concilie van Trento
- [over muziek werd tijdens het Concilie (relatief) weinig gezegd]
- 1562/63: uiteindelijk werden er regels / aanbevelingen voor de kerkmuziek
opgesteld
o de oorspronkelijke Gregoriaanse melodie moest ontdaan worden van
allerlei versieringen, toevoegingen etc.
o de pure melodie (a capella) en de tekst zouden zo beter tot hun recht
komen
o de stijl moest aanzienlijk eenvoudiger gemaakt worden
o verbod op complexe polyfonie en missen gebaseerd op seculiere thema’s
o hymnen en lofzangen tot God waren uitsluitend toegestaan
- citaat uit de slotverklaring t.a.v. muziek: “...dat niets profaans vermengd
gerake ... ban van de kerk alle muziek die bevat: hetzij in het zang-, hetzij in
het orgelspel, dat wat wellustig of onzuiver is.”
- dit leverde een spanningsveld op tussen de kerkautoriteiten en de
componisten
o de vernieuwde (sobere) eredienst en de artistieke creativiteit van de
toondichters leken onverenigbaar
o daarentegen zagen de componisten dat God de bron was van hun
creatieve gaven
Dia 5
 Contrareformatie
 het Concilie van Trento
- herziening / hervorming van de liturgie en het gezang
o opkomst van (her)nieuwde genres
o waarbij de vereenvoudiging van de stijl centraal stond
 missa brevis
 lauda
 madrigali spirituali
 de Requiemmis kreeg een standaard inhoud i.p.v. wisselende
gezangen
 bijna alle sequensen uit de Middeleeuwen werden verwijderd
(behalve o.a. Veni sancte spiritus en Dies irae)
- niet al deze regels werden overal letterlijk opgevolgd  zoals in de San
Marco te Venetië
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 2 | 21
Dia 6
 Contrareformatie
 de mis 1ste helft 16e eeuw
- [genre nam in belangrijkheid af]
- de parodiemis werd de belangrijkste vorm  is het meest getoonzet
o een bewerking van een meerstemmig model  zoals een motet of een
wereldlijk chanson
o meerdere citaten uit het oorspronkelijke model dienden als uitgangspunt
o er was géén c.f.
o de thema’s werden polyfoon geciteerd  het gehele model of alleen
fragmenten
o niet alles werd letterlijk overgenomen: het materiaal werd gevarieerd,
bewerkt, uitbreiding van aantal stemmen etc.
 zo kon het model in stukken worden geknipt waartussen nieuw
materiaal wordt toegevoegd
 1 of meer stemmen door een andere stem vervangen
 of er werd nieuwe stem bij gecomponeerd
- ondanks het formele verbod op vermenging van seculier repertoire met
religieuze werken (volgens het Concilie van Trento) bleven dit soort missen
bestaan en werden er steeds nieuwe gecomponeerd
Dia 7
 Contrareformatie
 motet begin 16e eeuw
- benadert nog dicht de Desprez-stijl
o verwijzingen naar Desprez  door het gebruik van zijn melodieën bij
wijze van eerbetoon
- de c.f. structuur verdween geleidelijk aan
o wel parafrasering van meerdere bekende melodieën
- nog wél gebruik van de canon techniek en imitatief van opzet
o doorgaande polyfone stroom d.m.v. doorimitatie
o homofone gedeelten werden gebruikt o.b.v. de context om iets te
benadrukken
- er zijn geen afgebakende frases en weinig helderheid  pauzes en rustpunten
ontbraken
- afsluitende cadensen niet in alle stemmen tegelijk  sommige stemmen gaan
alweer verder met een nieuwe frase
- politieke gebeurtenissen waren vaak de aanleiding voor teksten van motetten
o dit was voor de toehoorders vaak makkelijk te herkennen
o de val van de Republiek van Florence in 1530
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 3 | 21
Dia 8
 Contrareformatie
 1ste helft 16e eeuw: vertegenwoordigers van mis en motet
1) Nicolaes Gombert (ca. 1495-ca. 1560)
- de representatiefste vertegenwoordiger van de generatie tussen Josquin
Desprez en Orlando di Lasso
- reisde grotendeels mee met het hof van Karel V  als zanger en
waarschijnlijk ook als componist aan de hofkapel
- tot 1529 overwegend in Spanje
- bezocht later talloze plaatsen in Italië, Duitsland en Frankrijk
- tilde de polyfone stijl tot zijn hoogste staat van volmaaktheid
- vooral in de doorgecomponeerde methode  in tegenstelling tot de
doorimitatiemethode van Desprez
2) Adriaen Willaert (ca. 1490-1562)
- belangrijkste componist van zijn generatie
- grotendeels in Italië gewerkt en stichter van de Venetiaanse school (San
Marco)  meerkorigheid
3) Jacobus Clemens non Papa (ca. 1510-ca. 1555)
- [onduidelijk waar het ‘non Papa’ vandaan komt  mogelijk een
aanduiding om aan te geven wie hij niet is – (paus Clemens VII (14781534) of de Ieperse dichter Clément de Paepe]
- verbleef overwegend in de Lage Landen  Brugge, Leiden en Den Bosch
- daardoor de belangrijkste vertegenwoordiger van de Franco-Vlaamse
polyfonie in de noordelijke Nederlanden
- schreef een groot en rijk religieus oeuvre
 15 missen  14 parodiemissen en een requiemmis
 ca. 223 motetten
 15 Magnificatten
 4 boeken met in totaal 159 3-stemmige psalmen in het Nederlands
(de Souterliedekens)
 meer dan 100 seculiere werken  waaronder 80 chanson
Dia 9
 Contrareformatie
 parodiemis
- ♫ Josquin Desprez – Mille Regretz
- ♫ Cristóbal de Morales – ‘Kyrie’ uit Missa Mille Regretz
o 6-stemmige parodiemis gebaseerd op het 4-stemmige (seculiere) chanson
van Desprez
Dia 10
 Contrareformatie
 nieuwe muzikaal liturgische vormen  als voortvloeisel van het Concilie van
Trento
1) missa brevis
- lett. korte mis
- dit kon inhouden:
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 4 | 21
-
-
-
a) een gedeelte van het ordinarium  bijvoorbeeld alleen Kyrie en
Gloria
b) een korte, bondige zetting van het hele ordinarium  veelal
homofoon en syllabisch
doel: inkorten van de lengte en eenvoud van structuur
komt ook voor in de Lutherse (= Missa of Messe) en de Anglicaanse
traditie (delen weggelaten en een gesproken Creed)
♫ voorbeeld: ‘Kyrie’, ‘Gloria’ en ‘Benedictus’ uit de Missa venatorum
van Orlando di Lasso
o 4-stemmige missa brevis uit ca. 1577-1578
o ook wel Missa Jäger genoemd  bestemd voor de dagen dat hertog
Albrecht V op jacht ging
tegenovergestelde van de missa solemnis
o feestelijke, plechtige mis met uitgebreide muzikale versieringen
o gaat de normale lengte van het liturgische gebruik te boven
o bestemd voor speciale hoogmissen  een pontificale mis, een mis bij
de ingebruikneming van een kerk of een ander met de kerk verbonden
instituut
missa longa
o een volledige mis waarin ook delen met een wisselende tekst kunnen
zijn opgenomen
Dia 11
 Contrareformatie
 nieuwe muzikaal liturgische vormen
2) lauda
- lett. lofzang
- gebaseerd op de laude spirituali uit de 13e eeuw
o volks, niet-liturgisch, religieus lied uit de later Middeleeuwen / vroege
Renaissance in Italië
o eerst 1-stemmig maar later meerstemmig getoonzet
o zeer populair in talloze streken in zuidelijk Europa
- herleving van het genre tijdens de Contrareformatie
- vanwege de eenvoudige structuur en verstaanbaarheid van de tekst
- syllabisch, homofoon en met een regelmatig ritme  in het Italiaans of
Latijn
- melodie in de bovenstem  ondanks de eenvoud vaak opvallend
expressief
o niet gebaseerd op oude Gregoriaanse melodieën of andere FrancoVlaamse origine
- teksten gebaseerd op seculiere gedichten  soort tegenhanger van
psalmzettingen van de protestanten
o Ottaviano Petrucci (1466-1539, de 1ste gedrukte muziekuitgever)
publiceerde in 1507 en 1508 2 boeken met lauda's
- gebruik: op semiopenbare religieuze bijeenkomsten
o niet liturgisch, maar voor devotionele doeleinden in huiselijke kring,
sociale bijeenkomsten en kloosters
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 5 | 21
-
o a capella of mogelijk ook met gebruikmaking van instrumenten voor
de onderste 3 partijen
werden een voorloper van het oratorium (17e eeuw)
[opmerkelijk: declamatorische passages in laat-16e eeuwse kerkmuziek
zijn waarschijnlijk voor een deel terug te voeren op de lauda]
Dia 12
 Contrareformatie
 nieuwe muzikaal liturgische vormen
3) madrigali spirituali
- [madrigaal (Lat. matricale = moedertaal) is een 4- tot 6-stemmige
polyfone a capella-compositie met een expliciet (literair) wereldlijke tekst
en ontstaan in Italië in de 14 eeuw]
- madrigalen op een religieuze tekst  vooral populair in Italië en
Duitsland tot begin 17e eeuw
- overwegend in het Italiaans gezongen
- in principe ook a capella  na 1600 tevens met begeleiding van
instrumenten
- qua opzet en tekstexpressie hetzelfde als het gewone madrigaal
o er werd regelmatig gebruik gemaakt van contrafactuur
o bestaande madrigalen werden voorzien van een nieuwe tekst
o was een reactie van de Contrareformatie op de toename van seculiere
kunstmuziek  vandaar deze ‘mengvorm’ van religieus met seculier
- beïnvloed door de gedichten van Francesco Petrarca (1304-1374)
- 1570-1580: gestimuleerd door de Jezuïeten  vaak aan hen opgedragen
o bestemd voor een cultureel onderlegd publiek (meest aristocratische
burgers)
o uitgevoerd in de privéwoningen, academies en aan de hoven
- voorbeelden:
o ca. 1470: Vergine bella van Guillaume Dufay  gedicht gewijd aan
de heilige maagd
o 1581: Het eerste boek met madrigalen van Giovanni Pierluigi da
Palestrina  ook op Maria-gedichten van Petrarca
o 1595: Lacrimae di San Pietro van Orlando di Lasso
o 1611: Tenebrae Responsories vsn Carlo Gesualdo
Dia 13 & 14
 Contrareformatie
 madrigali spirituali
- ♫ Giovanni Pierluigi da Palestrina – Vergine bella
o 5-stemmig madrigaal
o uit zijn 1ste boek met madrigalen uit 1581
o een reeks Maria-gedichten van Petrarca
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 6 | 21
Dia 15
 Contrareformatie
 Vincenzo Ruffo (ca. 1508-1587)
- Italiaanse componist en nog geheel opgeleid in de polyfone traditie
- was o.a. werkzaam te Verona en Milaan
o vanaf 1563 maestro di cappella in de Dom van Milaan onder kardinaal
Carlo Borromeo (1538-1584)
- zette de muzikale richtlijnen van het Concilie als 1 van de eerste om in
composities  werd daarin gesteund door Borromeo
- vooral zijn missen zijn eenvoudig van stijl met een heldere tekstexpressie
- componeerde later weer meer in de oude stijl  polyfoon en gebruikmakend
van bestaand seculier materiaal
Dia 16
 Contrareformatie
 Romeinse School in de 16e eeuw  beïnvloed door het Concilie van Trento
- groep componisten van overwegend kerkmuziek in de 16e en vroege 17e
eeuw
- opgeleid waren in de traditie van de Franco-Vlaamse polyfonie
o was in feite een culminatie van deze traditie (en tevens de laatste fase)
o wordt tegenwoordig beschouwd als het hoogtepunt en de meest
volmaakte Renaissancemuziek
- onder invloed van de muzikale hervormingen van het Concilie van Trento
o eenvoudiger stijl en enigszins conservatief
o afkeer van het extreem complexe polyfonie
 polyfonie bleef wel gehandhaafd mits de tekst verstaanbaar bleef
o heldere structuur met toename van homofone passages
o seculiere melodieën werden sterk ontraden  niet verboden
- verbonden aan de pauselijke kapel in het Vaticaan
o het koor van de Sixtijnse Kapel was het beste in zijn soort
o maar ook tal van andere grote kerken in Rome
Dia 17
 Contrareformatie
 Romeinse School in de 16e eeuw: belangrijkste vertegenwoordigers
- Costanzo Festa (1480/1485-1545)
o de 1ste grote Italiaanse componist van polyfone muziek
o was jarenlang verbonden als zanger aan de pauselijke kapel in Rome
o 1 der grondleggers van de Romeinse stijl  beïnvloed door de FrancoVlaamse stijl
o vooral bekend door zijn madrigalen maar schreef ook veel religieuze
muziek
o schreef zowel uiterst complexe polyfone werken als eenvoudiger, meer
homofone werken  mix van de Franco-Vlaamse en Romeinse stijl
 4 missen (o.a. L’homme armée), > 40 motetten, een reeks lamentaties,
diverse Magnificatten en Maria-antifonen
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 7 | 21
Dia 18
 Contrareformatie
 Romeinse School in de 16e eeuw
- ♫ Costanzo Festa – Lamentationes Ieremiae (begin)
o 5-stemmige zetting van de lamentaties van Jerermia
o sonore zetting maar helder van structuur en verstaanbaarheid van de
tekst
Dia 19
 Contrareformatie
 Romeinse School in de 16e eeuw: belangrijkste vertegenwoordigers
- Giovanni Animuccia (ca. 1520-1571)
- Bartolomeo Roy (ca. 1530-1599)
- Annibale Zoilo (ca. 1537-1592)
- Giovanni Dragoni (ca. 1540-1598)
- Giovanni Maria Nanino (ca. 1543-1607)
- Tomás Luis de Victoria (1548-1611)
- Paolo Bellasio (1554-1594)
- Felice Anerio (ca. 1564-1614)
- Giovanni Francesco Anerio (ca. 1567-1630)  jongere broer van Felice
- Gregorio Allegri (1582-1652)  componist van het beroemde Miserere
Dia 20
 Contrareformatie
 Romeinse school in de 16e eeuw: belangrijkste vertegenwoordigers
- Giovanni Pierluigi da Palestrina (1525-1594)
o belangrijkste vertegenwoordiger van de Romeinse School
o symbool / belichaming van de Renaissancemuziek  nog meer dan
Desprez
 zou van grote invloed zijn geweest op het Concilie van Trento om de
polyfonie niet geheel te weren uit de kerkmuziek
 zijn beroemdste mis (Missa Papae Marcelli) zou daar van invloed
op zijn geweest
 theorie is achterhaald omdat de mis veel eerder is geschreven dan
de voorschriften van het Concilie openbaar werden gemaakt
 maar ging deels ook zijn eigen weg en creëerde daarmee een heel eigen
stijl
o beschouwd als de meest volmaakte muziek uit deze periode
 de zogeheten Palestrina-stijl is model gaan staan voor de hele
polyfonie uit de Renaissance
 belangrijke bijdrage aan dit fenomeen is het boek Gradus ad
Parnassum (1725) van de Oostenrijkse muziektheoreticus Johann
Joseph Fux (1660-1741)
 werd hét standaardwerk op het gebied van polyfonie (ook wel
contrapunt genoemd)
o is na zijn dood altijd beroemd gebleven en ook nog wel uitgevoerd 
was uniek voor die tijd
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 8 | 21

zijn Missa sine nomine werd door Bach bestudeerd toen deze zijn hMoll Messe (BWV 232) componeerde
 1909-1915: de opera Palestrina van Hans Pfitzner (1869-1949)
o zijn muziek werd in de Barok aangeduid als de stile antico of de prima
prattica
o vormde (min of meer) de afsluiting van de Renaissance
Dia 21
 Contrareformatie
 Romeinse school in de 16e eeuw
- Giovanni Pierluigi da Palestrina
o geboren in Palestrina (in de buurt van Rome)
 1537: koorknaap aan de basiliek Santa Maria Maggiore te Rome
 later werkzaam als organist / kapelmeester van de kathedraal van
Palestrina
o 1554: genoot de bescherming van paus Julius III  werd in het
pauselijke koor van de Sixtijnse Kapel opgenomen
 echter in 1555 door paus Pius IV ontslagen  omdat hij geen priester
was en getrouwd was
o werkte daarnaast ook veel bij diverse Romeinse kerken als kapelmeester
/ muziekleraar
 Cappella Giulia van de Sint-Pieter
 Sint-Jan van Lateranen (San Giovanni in Laterano)
 Santa Maria Maggiore
 het Seminario Romano
o 1571-1594: kapelmeester van de Sint-Pieter  veruit de belangrijkste
post
o genoot bij leven zeer veel aanzien in Rome en Italië (en daarbuiten)
Dia 22
 Contrareformatie
 Romeinse school in de 16e eeuw
- Giovanni Pierluigi da Palestrina
o liet een enorm (overwegend religieus) oeuvre na:
 105 missen
 grootste deel is parodiemissen  gebaseerd op eigen werk en dat
van Franco-Vlaamse en Spaanse componisten
 daarnaast ook parafrase, c.f., canonische en vrije missen
 > 300 motetten  zijn vnl. vrije composities
 72 hymnen
 68 offertoria
 35 Magnificatten
 11 litanieën
 5 lamentaties
 ten minste 140 madrigalen  waaronder 2 bundels met madrigali
spirituali
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 9 | 21

9 ricercari (= een instrumentaal, meerstemmig motet (zonder tekst)
voor orgel en de voorloper van de fuga)
Dia 23
 Contrareformatie
 Romeinse school in de 16e eeuw
- Giovanni Pierluigi da Palestrina
o echter niet overduidelijk vernieuwend  absoluut geen conservatieve
stijl (zoals later beweerd werd Fux)
 het is moeilijk om van 1 bepaalde stijl te spreken
 eerder een culminatie van de hele polyfone stijl van de 15e en 16e
eeuw
o muzikale structuur
 thema’s zijn afgestemd op de tekstdeclamatie
 daarentegen beperkte woordschilderingen
 wel woordherhaling en weinig melismen
 de melodie verloopt strek trapsgewijs (geen grote melodische
sprongen)  wat een grote mate van evenwichtigheid geeft
 weinig grote verschillen in notenwaarde
 geen gebruik van chromatiek
 gebruik van dissonanten is gebonden aan strikte regels
 alleen op doorgangsnoten of op zwakke maatdelen
 moet onmiddellijk weer oplossen naar een consonant
 afwisseling binnen 1 compositie van homofonie en imitatietechniek
 doorimitatie beperkt  verstaanbaarheid bleef voorop staan
o totaal is sereen, evenwichtig en schijnbaar eenvoudig  is echter zeer
complex
Dia 24
 Contrareformatie
 Romeinse school in de 16e eeuw
- ♫ Giovanni Pierluigi da Palestrina – ‘Credo’ uit Missa Brevis
Dia 25
 Contrareformatie
 Romeinse school in de 16e eeuw
- ♫ Giovanni Pierluigi da Palestrina – ‘Kyrie’ en ‘Gloria’ uit de Missa
Papae Marcelli
o bekendste en meest uitgevoerde mis van Palestrina
o geschreven ter ere van paus Marcellus II (1501-1555)  was slechts 3
weken paus
 tot aan 1963 (bij het aantreden van paus Paulus VI) altijd uitgevoerd
tijdens de kroningsceremoniën van de pausen
o niet gebaseerd op een bestaande melodie  dus geen c.f.- of parodiemis
o 6-stemmig  alleen het 2e Agnus Dei is 7-stemmig
o combinatie van de polyfone, imitatieve stijl en de meer homofone,
declamatorische delen
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 10 | 21

vooral in het ‘Gloria’ en ‘Credo’ wordt de eenvoud en
verstaanbaarheid in praktijk gebracht
Dia 26
 Contrareformatie
 Venetiaanse school in de 16e eeuw
- Venetië
o rijke en machtige stadstaat in Noord-Italië
o 12e-15e eeuw: economische grootmacht op de grens tussen oost en west
o echter in de 16e eeuw al op zijn retour als toonaangevend centrum
o religieus en burgerlijk leven waren sterk met elkaar verweven
 veel wereldlijke invloeden binnen de kerk
 negeerde grotendeels van het Concilie van Trento
 profilering van de grootsheid van de stond stond centraal
o centrum van religieuze muziek was de San Marco Basiliek
 kapelmeester (+ assistent), koor, 2 organisten en instrumentale
ensembles
 vele beroemde namen waren aan deze kerk verbonden
Dia 27
 Contrareformatie
 Venetiaanse school in de 16e eeuw
- Venetië
o hierdoor kon men ook een eigen muzikale koers gaan varen
 zowel op het gebied van de religieuze muziek als het seculiere
repertoire
 [de stad werd in de 17e eeuw 1 van de belangrijkste operacentra in
Europa]
o werkzaam waren zowel Italiaanse én Franco-Vlaamse componisten
 vanwege het liberale klimaat verkozen velen een positie in Venetië
boven Rome
 1569: leidde in het midden van de eeuw tot een confrontatie op het
feest van St. Marcus tussen
 een conservatieve groep met Gioseffo Zarlino (1517-1590) 
hing een voortzetting van de Franco-Vlaamse traditie aan
 een progressieve stroming onder aanvoering van Baldassare
Donato (1525-1603)  streefde naar vernieuwde vormen
 tevens discussie of de positie van maestro di cappella van de San
Marco per definitie een Italiaan moest zijn
o de basis voor de Barok werd (mede) hier gelegd door nieuwe muzikale
vormen en structuren
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 11 | 21
Dia 28
 Contrareformatie
 Venetiaanse school in de 16e eeuw
- San Marco
o door de speciale architectuur / structuur van de kerk was het mogelijk om
verschillende (koor)groepen tegenover elkaar op te stellen
o dit mondde uit in de meerkorigheid
 dit waren de zogeheten cori spezzati of parte spezzadi 
 2 koren die op enige afstand van elkaar stonden om zo een soort
stereo-effect te verwezenlijken
 grootse antifonale stijl waarbij koren c.q. instrumentalisten
alternerend musiceerden  deels ook simultaan
 orgelbegeleiding was daar een vast onderdeel van
 daarnaast kwamen ook andere instrumenten de kerk binnen 
koperen blaasinstrumenten en strijkers
Dia 29
 Contrareformatie
 Venetiaanse school in de 16e eeuw
- cori spezzati
1) Gregoriaans gealterneerd met eenvoudig meerstemmig gezang
o is de oudste vorm en voortgekomen uit het antifoon
o beide koren opgesteld aan weerszijde van het altaar
2) 2 polyfoon zingende koren
o zingen alternerend  kon door 2 componisten gemaakt zijn
3) interactie tussen de 2 koren
o grotendeels nog apart gezongen maar met overlappende delen
o beide koren naadloos in elkaar over
o op het einde werd als climax 8-stemmig de doxologie gezongen
o hierin ook voor het eerst concertino versus ripieno: koor tegenover
soli
Dia 30
 Contrareformatie
 Venetiaanse school in de 16e eeuw
- Adriaan Willaert (ca. 1490-1562)
o Franco-Vlaamse componist  vanaf 1515 werkzaam in Italië
o beschouwd als 1 van de grootste vernieuwers van de 16e eeuw
o 1527-1562: kapelmeester van de San Marco
o introduceerde als 1ste stukken voor dubbelkoor en 2 orgels  bezorgde
hem naam en faam
 introductie van de cori spezzati
o zijn werk typeert zich door de versmelting van Franco-Vlaamse en
Italiaanse polyfonie  vanuit zijn positie in Venetië had hij een grote
muzikale invloed in Europa (ook na zijn dood)
o schreef een groot religieus oeuvre
 150 motetten
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 12 | 21




vespers
> 50 hymnen en psalmen
8 missen
seculiere chansons en madrigalen
Dia 31 & 32
 Contrareformatie
 Venetiaanse school in de 16e eeuw
- ♫ Adriaan Willaert – Psalm 147: Lauda Jerusalem
o voor 2 koren (= 8-stemmig)
Dia 33
 Contrareformatie
 Venetiaanse School in de 16e eeuw: belangrijkste vertegenwoordigers
o Andrea Gabrieli (ca. 1532-1585)
o Cipriano de Rore (ca. 1515-1565)  opvolger van Willaert in de San Marco
o Gioseffo Zarlino (1517-1590)  vooral een muziektheoreticus die het
standaardwerk Le istitutioni harmoniche (1558) over contrapunt en de
middentoonstemming (= stemming gebaseerd op zuiver reine tertsen)
o Baldassare Donato (1525-1603)
o Giovanni Gabrieli (ca. 1555-1612)
o Giovanni Bassano (ca. 1558-1617)
o Claudio Monteverdi (1567-1643)  kapelmeester vanaf 1613
Dia 34
 Contrareformatie
 Venetiaanse School in de 16e eeuw
- Giovanni Gabrieli (ca. 1555-1612)
o componist, organist en priester uit Venetië
o belangrijkste vertegenwoordiger van de Venetiaanse stijl  samen met
zijn oom Andrea Gabrieli (was tevens zijn docent en hadden een zeer
hechte [muzikale] band
 daarnaast les van Orlando di Lasso in München
o 1584: (vervangend) organist van de San Marco
o 1585: belangrijkste componist van ceremoniële muziek van de San
Marco en alsmede van de Venetiaanse doge
o schreef vooral veel motetten
 correspondeerden met belangrijke gebeurtenissen op de kerkelijke
kalender en zijn doorgaans zettingen van psalmen
 aanvankelijk nog voor enkel koor, later voor dubbelkoor
 stijl is veel uitbundiger en grootser van opzet:
 gebruik van dynamiek met veel contrastrijke elementen 
motieven, solo-koor, maatsoort etc.
 gebruik van voorgeschreven instrumentale begeleiding binnen de
liturgie werd standaard  a capella traditie werd losgelaten
o voorbeeld: Sacrae symphoniae
 bundel met meerkorige motetten (uit resp. 1597 en 1615 [postuum])
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 13 | 21



bevat uitsluitend instrumentale en vocale composities voor de
liturgie en werd voor een groot deel geschreven voor cori spezzati
bevat onder meer de beroemde Sonata pian’e forte alla quarta bassa
 wordt beschouwd als het eerste werk waarin de dynamiek
(piano/forte) in de partituur aangeduid staat
was van grote invloed op zijn leerling Heinrich Schütz (1585-1672)
 ging zelf ook dergelijke werken schrijven
 ontwikkelde een Duitse variant op deze stijl
Dia 35
 Contrareformatie
 Venetiaanse School in de 16e eeuw
- ♫ Giovanni Gabrieli – O magnum mysterium
o de 4e responsorie voor de metten tijdens Kerstmis  9 responsories in
totaal
o 8-stemmig (2 koren)  van origine a capella gezongen
Dia 36
 Contrareformatie
 Venetiaanse School in de 16e eeuw
- ♫ Giovanni Gabrieli – Magnificat
Dia 37
 Contrareformatie
- Orlando di Lasso (1532-1594)
o [ook bekend als Orlandus Lassus, Roland de Lassus of Roland de Lâtre]
o 1 van de productiefste componisten aller tijden
o geboren in Bergen (Henegouwen)
o als koorknaap meegenomen naar Palermo door de vicekoning van Sicilië
 verbleef daarna in Engeland, Frankrijk, Rome en kort te Antwerpen
o 1556: benoemd tot kapelmeester aan het hof van hertog Albrecht V (15281579) van Beieren (München)
 stond daar in hoog aanzien en in de adelstand verheven
 kreeg bijnamen als Vorst der muziek en Belgische Orpheus
o invloedrijke componist tot in Venetië aan  o.a. bij de Gabrieli's
Dia 38
 Contrareformatie
- Orlando di Lasso
o schreef een omvangrijk oeuvre in veel genres en maakte ook gebruik van
vele technieken
 2.000 werken in het Latijn, Frans, Italiaans en Duits in alle vocale genre
van die tijd
o 60 missen
 4- tot 8-stemmig
 vele parodiemissen (gebaseerd op eigen seculier werk en dat van anderen),
missae brevi en dubbelkorige werken (o.i.v. de Venetiaanse School)
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 14 | 21
o ca. 530 motetten
 ‘grootmeester van het motet’
 2- tot 12-stemmig
 kenmerkend voor dit genre is het begrip musica reservata
 toenemende mate van (emotionele) expressiviteit in de muziek
 vooral m.b.v. chromatiek (= halve toonafstanden), woordschildering
en extra versieringen
 doel was om bepaalde affecten over te brengen op de luisteraar 
vreugde, pijn, verdriet, lijden, dood, maar ook geheimzinnigheid etc.
 bedoeld om uitgevoerd en begrepen te worden door een selecte
(muzikaal onderlegd) gezelschap
 [verder en extremer doorgevoerd in de madrigalen van Carlo
Gesualdo (ca. 1561-1623)]
 bekend voorbeeld: Prophetiae Sibyllarum
o psalmen, passiemuziek en requiems
o groot seculier repertoire
 waaronder 175 Italiaanse madrigalen, 150 Franse chansons en 90 Duitse
liederen
Dia 39
 Contrareformatie
 ♫ Orlando di Lasso – ‘Carmine chromatico’ (proloog) uit Prophetiae
Sibyllarum
- voorbeeld van musica reservata door de (voor die tijd) uitzonderlijke
chromatiek
- reeks van motetten over de voorspellingen van de Sibillen uit de Griekse
Oudheid
Dia 40
 Contrareformatie
 ♫ Orlando di Lasso – Omnes de Saba venient
- dubbelmotet voor het feest van Driekoningen (6 januari) uit de Missa in
Epiphania Domini (offertorium)
Dia 41
 Spanje
 opkomende wereldmacht in de 16e eeuw
- geleid door de Spaanse tak van de Habsburgers
o andere tak waren de keizers van Oostenrijk
- bezat (naast Spanje) grote delen van Europa
o o.a. Portugal, de Lage Landen, Zuid-Italië en Sicilië
o imperiale uitbreiding van het rijk door de vele ontdekkingsreizen
 1492: belangrijk ijkpunt was de ontdekking van Amerika door
Christoffel Columbus (1451-1506)
o talloze nederzettingen en koloniën in de zogeheten ‘Nieuwe Wereld’ 
Noord- en Zuid-Amerika
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 15 | 21
-
-
-
belangrijkste heersers in de 16e eeuw waren:
1) Karel V (1500-1558)  regeerde van 1516 tot 1556 (koning van Spanje)
o 1520-1556: keizer van het Heilige Roomse Rijk
2) Filips II (1527-1598)  regeerde van 1556 tot 1598
waren zeer streng katholiek en hielden met harde hand vast aan leer en
gezag volgens Rome
o ontketende o.a. in de Lage Landen een godsdienstige
onafhankelijkheidsoorlog  de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648)
stimulering van kunst en cultuur  waaronder ook de muziek
o vooral onder Filips II t.g.v. diens godsdienstijver in de kerken, kloosters
etc.
o Spaanse componisten stonden in hoog aanzien in Europa en waren veel
gevraagd
Dia 42
 Spanje
 villancicos
- van oorsprong een populair, seculiere lied met refrein op een dansachtig
ritme
o (waarschijnlijk) afkomstig van de Arabische overheersers van Andalusië
in de Middeleeuwen
o traditioneel gezongen in de periode voor en na Kerstmis
 onderging in de Renaissance een gedaantewisseling naar 1-stemmige
liederen met begeleiding van vihuela (soort luit) of 3- tot 4-stemmige
zettingen met volkse wortels
o refrein en couplet (had een A-B-A vorm) en vaak in een ¾-maat
o hieruit ontwikkelde zich polyfone zettingen
- onder invloed van de Contrareformatie in de 16e eeuw werden de bekende
melodieën van nieuwe (religieuze) teksten voorzien
o later uitgevoerd tijdens de metten op katholieke hoogtijdagen  tot wel
9 villancicos per dienst
o daarnaast werden er in dezelfde stijl ook geheel nieuwe villancicos
geschreven
- doel was om nieuw liturgisch repertoire te creëren dat dicht bij het volk stond
waarmee men zich kon identificeren
o leidde in het begin tot een choquerend effect bij de doorsnee kerkganger
o in de Nieuwe Wereld tevens een middel om de mensen kennis te laten
maken met de nieuwe religie
- werd een zeer populair genre in Spanje en Latijns-Amerika
o in de koloniën werden ook etnische ritmes en dialecten verwerkt in de
villancicos  naast het Spaans een mengelmoes van talen / dialecten
o hoogtepunt in de 17e eeuw wat ertoe leidde dat talloze kapelmeesters van
de grote kathedralen villancicos gingen schrijven in de gangbare stijlen
 homofoon, imitatieve polyfonie en meerkorige zettingen
o hield tot in de 18e / begin 19e eeuw repertoire  daarna afname in
populariteit
o tegenwoordig vaak nog gebruikt mb.t. kerstliederen
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 16 | 21
Dia 43 & 44
 Spanje
 villancicos
- ♫ Riu, riu, chiu
o anonieme villancico uit het midden van de 16e eeuw
o onderdeel van het Cancionero de Upsala  verzameling gedrukte
villancicos (uitgegeven in 1556 te Venetië)
o officiële titel: Villancicos de diuersos Autores, a dos, y a tres, y a quatro, y
ya a cinco bozes...Venetiis, Apud Hieronymum Scotum, MDLVI
Dia 45
 Spanje
 de Nieuwe Wereld
- de Spaanse veroveraars van Noord- en Zuid-Amerika brachten ook het
christelijke geloof naar deze streken
o leidde tot een grote kerstening van het continent  inclusief kerken,
kloosters, scholen e.d.
- ging gepaard met de komst van (Europese) religieuze muziek die snel in
toenemende mate klonk in de grote centra van o.a. Mexico en Peru
o vaak op hoog niveau konden missen en andere liturgisch muziek worden
uitgevoerd
o de villlancico was zeer geliefd
- bracht ook een reeks componisten naar deze streken:
o Canon Juan Xuáres (in 1539 aangesteld van kapelmeester in de
kathedraal van Mexico-Stad)
o Juan Gutiérrez de Padilla (ca. 1590-1664)
 afkomstig uit Malága maar vanaf 1620 werkzaam in Latijns-Amerika
 1628: kapelmeester (maestro de capilla) aan de kathedraal van
Puebla de Los Angeles
 ca. 700 composities bewaard gebleven  overwegend in de stile antico
(hoewel formeel een Barokcomponist)
o Francsico López Capillas (ca. 1615-1673)
Dia 46
 Spanje
 de Nieuwe Wereld
- ♫ Juan Gutiérrez de Padilla – Christus natus est nobis
o 5-strofige hymne (+ doxologie) met refrein die gezongen werd tijdens de
metten met Kerstmis
o hier alleen het 2-regelige refrein  gevarieerd
Dia 47
 Spanje
 muzikale ontwikkeling: belangrijkste componisten
1) Cristóbal de Morales (ca. 1500-1553)
- afkomstig uit Sevilla
- verbleef lange tijd als getalenteerde zanger in de Sixtijnse Kapel in
Rome  genoot de persoonlijke waardering van paus Paulus III
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 17 | 21
-
reisde jarenlang door Europa in het gevolg van de paus  bracht hem
een grote reputatie en veel aanzien
1545: kapelmeester van de kathedraal van Toledo
schreef voornamelijk vocale, religieuze werken
o vele missen waarvan enkele met een zeer hoge moeilijkheidsgraad 
waarschijnlijk geschreven voor de professionele pauselijke kapel
 veelal de c.f.- en de parodiemis  veel gebaseerd op de melodieën
van Desprez
o vrij gebruik van harmonische kruisverhoudingen
o ritmische vrijheid
 gebruik van occasionele terts-tegen-kwart polyritmen en
kruisritmen
 waarbij een stem in een ritme zingt dat de tekst volgt, maar niet het
metrum dat in de andere stemmen overweegt
o zijn late periode schrijft hij in een sober, uitgesproken homofone stijl
Dia 48
 Spanje
 muzikale ontwikkeling: belangrijkste componisten
2) Tomás Luis de Victoria (1548-1611)
- afkomstig uit Ávila (bij Madrid) en grotendeels opgeleid bij en door de
Jezuïeten
- 1566-1587: verblijf in Rome
o kreeg waarschijnlijk les van Palestrina
o o.a. koorzanger en organist van de Santa Maria di Monserrano
o daarna ook priester en trad toe tot de congregatie van de Oratorianen
o maakte reputatie met a capella koormuziek (incl. een reeks
publicatie)
- vanaf 1587: terug in Spanje in opdracht van Filips II
o kwam hij in Madrid in dienst van keizerin Maria van Spanje (15281603)
o kreeg daar de mogelijk om van de beste koren en meest prestigieuze
kathedralen te werken
- schreef uitsluitend religieuze werken in de geest van het Concilie van
Trento
o stijl is eenvoudig en doelgericht maar vaak wel donker  was
gegrepen door de Spaanse mystiek en religie
o vermeed complex contrapunt  meer homofone structuren maar wel
met een ritmische variëteit
o chromatiek en dissonanten  gebruikte vaak verboden intervallen
 zoals de dalende grote sext en de verminderde kwart
o geregeld dramatische woordschilderingen
o dubbelkorige werken  invloed van de Ventiaanse School
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 18 | 21
Dia 49
 Spanje
 ♫ Tomás Luis de Victoria – O quam gloriosum est regnum
Dia 50
 orgel
 buiten de kerk
- vroegste bronnen over het orgel dateren uit de Klassieke Oudheid
o speelde een belangrijke rol bij muziekwedstrijden en (seculiere)
plechtigheden
- in de vroeg christelijke tijd bleef in het Oost-Romeinse rijk (Byzantium) het
orgel in gebruik
- vanaf ongeveer de 8e eeuw kwam het orgel terug in West-Europa
o is vrijwel zeker dat Pepijn de Korte (714/715-768) in 757 een orgel
cadeau kreeg van de Byzantijnse keizer Constantijn V (718-775)
o de Venetiaanse priester Georgius zou rond 826 begonnen zijn met de bouw
van orgels
- de vroege kerkvaders stonden zeer wantrouwend tegenover instrumentale
muziek binnen de liturgie
- vroegste functies van het orgel:
o hulpmiddel bij het onderwijs in de wetenschap van de muzikale
verhoudingen
o voor het bijeenroepen van de mensen  vgl. het klokkengelui
o begeleiding van processies  dus in de open lucht
Dia 51
 orgel
 binnen de katholiek kerk
- na het jaar 1000 kwam het orgel geleidelijk de liturgie binnen
o bekend is dat begin 14e eeuw een orgel in de Notre-Dame van Parijs
werd gebouwd
- de eerste eeuwen niet als begeleiding van koor- of gemeentezang
- bij plechtige gelegenheden kon het koor afgewisseld worden met orgelspel
o dit heette versettto
o kon psalmen, antifonen, hymnen of ordinariumdelen vervangen
- in de loop der tijd kreeg het instrument daardoor een steeds volwaardiger
positie binnen de liturgie
- koor en orgel werden grotendeels gelijkwaardig
- werd in de Middeleeuwen een extra verfraaiing van de liturgie
Dia 52
 orgel
 binnen de Anglicaanse Kerk
- [afbeelding van het orgel in de Chapel Royal in Hampton Court Palace uit
het begin van de 18e eeuw]
- oudste orgels in Engeland al gedocumenteerd in de 10e eeuw
- later alleen orgels in de grote kerken en kloosters  niet op het platteland
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 19 | 21
-
o in sommige streken helemaal geen orgels  zoals in Schotland o.i.v. het
Calvinisme
fungeerde ook hier als solo-instrument in de eredienst
o leidde tot veel onduidelijkheden en onenigheid
belangrijke orgelposten waren de Chapel Royal, Westminster Abbey en
(later) St. Paul’s Cathedral
Dia 53
 orgel
 binnen de Calvinistische kerk
- fel tegen het orgel  vele kerken werden ontdaan van orgels
- bezwaar was het ‘roomse aspect’ van het orgel  geen associaties met
wereldlijke muziek
o bij de katholieken was orgelspel ter vervanging van gezongen muziek
o verhinderde de gemeente zelf actief deel te nemen aan de dienst
o zou de ‘woorden van de gelovigen afpakken’  moest door de gemeente
zelf moeten worden uitgesproken / gezongen / beleefd
- aanvankelijk was (beperkt) orgelspel toegestaan als muzikale omlijsting van
vreugdevolle, openbare gelegenheden
o dus zeker niet tijdens begrafenissen, litanieën en ketterverbrandingen
Dia 54
 orgel
 binnen de Lutherse kerk
- [afbeelding van het orgel in de Hofkirche in Innsbruck uit 1561 door de
orgelbouwer Jörg Ebert aus Ravensburg]
- afwisseling van orgel met koor- en gemeentezang (vaak tussen de koralen
door) werd gestimuleerd
o vooral op hoogtijdagen in het kerkelijk jaar
o [tijdens bepaalde momenten binnen de liturgie was orgelspel daarentegen
verboden]
- eind 16e eeuw: positie van organisten verbeterde aanzienlijk
o orgelspel veel meer algemeen geaccepteerd en droeg zorg voor meer
continuïteit van de dienst
o koraalvoorspelen namen enorm toe  tussen de gemeentezang door en
tijdens de communie
o toename van grote en rijkversierde orgels
- later ook intrede van andere instrumenten in de kerk als onderdeel van de
religieuze muziek (vooral in de 17e eeuw)
- ♫ Michael Praetorius (1571-1621) – koraalvoorspel Ein feste Burg ist
unser Gott
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 20 | 21
Dia 55
 Barok
 rond 1600: overgang van de Renaissance naar de Barok
- grote compositorische en esthetische vernieuwingen in de muziek
o andere filosofische benadering over de expressie in de muziek
o alle (nieuwe) muzikale middelen dienden aangewend te worden om de
expressie van het woord extra kracht bij te zetten
o dit gold voor zowel voor de religieuze als de seculiere muziek
- motto: ‘Prima le parole e poi la musica’
o men nam afstand van de oude Renaisssance-stijl (= stile antico)
o streefde nieuwe muzikale idealen na (conform de Klassieke Oudheid) in
de zogeheten stile moderno
- nieuwe (vocale) genres in opkomst vanuit Italië
1) opera
2) oratorium
3) cantate
- belangrijkste componist van de vroege Barok was Claudio Monteverdi
(1567- 1643)
o zette veel van deze nieuwe ideeën om in zijn composities
Dia 56 & 57
 Barok
 rond 1600: overgang van de Renaissance naar de Barok
- ♫ Claudio Monteverdi – Psalm 126: ‘Nisi Dominus’ uit Vespro della Beata
Vergine (1610)
o 10-stemmig koor + instrumenten
© F.P. Jansen – Te Deum laudamus! – de geschiedenis van de religieuze muziek (2014-2015)
P a g i n a 21 | 21
Download