- Scholieren.com

advertisement
§ 4.1 De Franse revolutie
Lodewijk XIV was erg machtig en hij had grote uitgaven. Om geld binnen te krijgen moest iedereen
(hoge) belasting betalen.

1e stand: Heel veel belasting

2e stand: Bijna geen belasting (in ruil voor militaire hulp in oorlogstijd)

3e stand: Bijna geen belasting (in ruil voor regelmatig bidden voor het volk)
Er was een hoge staatsschuld van 4 miljard livres en een rente van ongeveer 40% van de uitgaven van
Lodewijk XIV.
Lodewijk XVI (dus niet Lodewijk XIV) besteeg de troon en hij zag wel in dat hij iets moest veranderen
aan de staatsschuld. Hij kon vier maatregelen nemen:
 1.De belastingen verhogen. Gevolg: de 3e stand zou nog zwaarder gedupeerd worden.
 2.Ambten verkopen. Gevolg: burgers uit de 3e stand zouden voor geld in de 2e stand komen,
en dan hoefden die burgers minder belasting te betalen.
 3.Nog meer geld lenen. Gevolg: meer schuld en dus meer rente.
 4.Het systeem van belastingheffing wijzigen. Gevolg: hiervoor moest Lodewijk XVI de StatenGeneraal bij elkaar moeten roepen. (hij wilde dit eigenlijk niet, want dan zou de 3e stand hun
kans grijpen en fel protesteren)
In salons bespraken rijke burgers het ‘hoe en waarom’ van alle veranderingen. De gesprekken vooral
over de volgende drie personen:
 1.Voltaire. Hij had kritiek op de bevoorrechte positie en het machtsmisbruik van de kerk.
 2.Montesquieu. Hij wilde een dictatuur voorkomen door de drie machten (wetgevende,
uitvoerende en rechtsprekende macht, pag. 67 TB)
 3.Rosseau. Hij was een voorstander van de volkssoevereiniteit (De algemene wil is wat het
volk of de gemeenschap van burgers eenstemmig zou doen als zij algemene wetten konden
kiezen of stemmen met volledige kennis van zaken, heldere redenering, een zuiver
oordeelsvermogen, en een ingesteldheid die het gemene goed nastreeft)
In 1789 riep Lodewijk XVI toch maar de Staten-Generaal bij elkaar. Er was een geschil over de manier
van stemmen. De geestelijkheid wilde per stand stemmen en de burgerij wilde hoofdelijk stemmen.
Lodewijk XVI vond het te veel gedoe en ontbond de Staten-Generaal weer. Maar de 3e stand
weigerde weg te gaan. Ze wilden per se een grondwet in Frankrijk. Vanaf dit moment noemden ze
zich de Nationale Vergadering.
§ 4.2 Geen God en geen meester
Lodewijk XVI dwong de 1e en de 2e stand ook deel te nemen aan de Nationale Vergadering. Hij liet
enkele troepen naar Parijs komen. De Parijzenaars dachten dat dit een oorlogsverklaring was en ze
wilden wapens om zich te kunnen verdedigen. Op 14 juli 1789 bestormden ze de Bastille, een
wapenopslagplaats. Op die dag begon de Franse Revolutie. 14 juli is (nu nog) in Frankrijk een
nationale feestdag.
De Nationale Vergadering stelde de Verklaring van de Rechten van de Mens op. Daar stond onder
andere in:
 dat iedereen vrijheid had. Dan mag je alles doen wat de wet toestaat en waarmee je anderen
niet schaadt (kwetst).




dat iedereen persoonlijke veiligheid had. Dat betekent dat je niet zomaar gearresteerd mag
worden.
dat iedereen vrijheid van godsdienst en van drukpers had.
dat iedereen eigendomsrecht had.
dat de regering voortaan namens het volk zou regeren.
In 1789 werd Lodewijk XVI door een groep vrouwen gedwongen tussen zijn onderdanen te gaan
wonen. De hervormingen gingen ondertussen door:
 alle ambten (in kerk, regering en leger) werden voor iedereen opengesteld
 de kerk raakte haar grondbezit kwijt => opgekocht door rijke boeren.
De rijke boeren profiteerden het meest van de Franse Revolutie. Uit de grondwet van 1791 bleek dat
Frankrijk wel een democratie werd, maar dat van de 3e stand alleen mannen die genoeg belasting
betaalden mochten stemmen. Door deze grondwet kreeg Lodewijk XVI steeds minder macht. Hij
vluchtte in juni 1791 met zijn gezin, maar hij werd gearresteerd en afgezet als koning. Frankrijk was
weer een republiek. Lodewijk XVI werd Burger Capet genoemd en in 1793 werd hij met de guillotine
onthoofd.
Veel Fransen vonden deze moord te ver gaan, maar voor de radicale revolutionairen was dit nog
maar het begin. Er waren van buitenaf gevaren die de revolutie bedreigden: de legers van o.a.
Oostenrijk en Italië. Van binnenuit bedreigden de edelen, die graag terug wilde naar de situatie voor
de revolutie, de revolutie. De radicale revolutionairen grepen via een staatsgreep de macht. Hun
leider Robes Pierre doodde bijna iedereen die beschuldigd werd of hem tegensprak. Ze wilden ook
afrekenen met het christendom. Om hun woorden kracht bij te zetten reden ze een fraaie
jongedame in Parijs rond die de godin van de rede moest voorstellen. De jaartelling en de
zevendaagse week werd afgeschaft (want dat herinnerde aan het christendom). De week had 10
dagen en het jaar 1792 werd het jaar 0. Ook werd het algemeen kiesrecht ingevoerd. Er was geen
plaats voor een koning, volgens de radicale revolutionairen. Deze tijd is de Periode van Terreur.
Frankrijk werd een soort anarchie, een grote chaos zonder regering.
§4.3 Napoleon de wereldveroveraar
Veel edelen waren in 1789 gevlucht uit Frankrijk. Ze moedigden buitenlandse vorsten aan om oorlog
te voeren met Frankrijk. De Europese vorsten wilden op zich wel een oorlog. Ze waren bang dat er in
hun eigen land ook een revolutie zou uitbreken. Ook voelden ze zich verplicht hun Franse
standgenoten te helpen (door onderlinge familieverbanden). Frankrijk raakte het eerst met
Oostenrijk in oorlog. Door de executie van Lodewijk XVI waren de Europese vorsten geschokt. Er brak
ook oorlog uit tussen Frankrijk en het bondgenootschap (Engeland, Pruisen, Spanje, Oostenrijk en de
Republiek). De Fransen vochten gemotiveerd onder hun idealen van ‘vrijheid, gelijkheid,
broederschap’.
In Frankrijk zelf werd het ook steeds chaotischer. Robespierre was geëxecuteerd, maar het volk was
niet tevreden met zijn opvolgers. 30.000 wanhopige Parijzenaars wendden zich tot de ontslagen
officier Napoleon Bonaparte. Hij droomde van carrière, eer en roem. Hij zag zijn kans en sloeg de
volksopstand neer. Hij werd benoemd tot opperbevelhebber van binnenlandse strijdkrachten en
later van het leger in Italië. Hij bracht de orde en discipline terug in het leger en versloeg het
Oostenrijkse leger. Mede door zijn nieuwe aanvalstechnieken werd hij mateloos populair.
Eerst stond Napoleon nog wel onder de regering. Maar door middel van een staatsgreep werd hij een
van de drie consuls. Napoleon had vanaf het begin de meeste macht en hij zette de andere twee
buitenspel. Hij kroonde zichzelf 1804 tot keizer en was toen alleenheerser.
De enige vijand die Napoleon maar niet kon overwinnen, was Engeland. Hij probeerde Engeland te
pakken door het Continentale Stelsel in te voeren. Alle landen die onder Napoleon stonden, mochten
niet meer handelen met Engeland. Maar Napoleon kreeg Engeland niet klein.
Frankrijk veranderde steeds meer in een dictatuur(land waar het volk onderdrukt wordt door de
regering). Als je Napoleon bekritiseerde, kon je een gevangenisstraf of erger krijgen.
Napoleon maakte een wetgeving: Code Napoleon. Hier stond o.a. in dat
 iedereen gelijk was voor de wet(voor dezelfde misdaad kreeg je dezelfde straf, niemand
werd voorgetrokken)
 mensen altijd een (openbare) rechtszaak moesten krijgen als ze ergens van beschuldigt
werden(en ze kregen ook een advocaat))
Rusland ging vanaf 1811 toch weer met Engeland handelen. Napoleon viel Rusland binnen. De
Russen lokten hem steeds dieper het land in. De steden achter hen staken ze in brand. Toen ook
Moskou afbrandde, moest Napoleon zich terugtrekken(ook vanwege voedseltekorten en ziekten). Op
de terugtocht in de winter vroren duizenden soldaten dood. Ongeveer 15% van de soldaten kwam in
Frankrijk terug. Daar was ook oorlog en Napoleon verloor. Hij werd verbannen naar Elba, ontsnapte
en heerste weer over Frankrijk. Maar bij Waterloo werd hij voorgoed verslagen(1815)
§4.4 De Nederlanden worden Nederland
Eerst waren de stadhouder en de regenten elkaars tegenpolen. Eind achttiende eeuw kwam daar
verandering in, want er was een nieuwe partij ontstaan: de patriotten (ze hadden de beste ideeën
voor de patria=vaderland). Ze hadden veel aanhang in de kleine burgerij, maar ook enkele edelen en
regenten sloten zich bij hen aan. De patriotten wilden meer burgers bij het bestuur van het land
betrekken. Je had ook nog de prinsgezinden. Zij wouden niet dat de stadhouder minder macht zou
krijgen. Zij moesten niks van volkssoevereiniteit en democratie hebben. De Nederlanden veranderde
in de Bataafse Republiek. Er werden nieuwe regels ingesteld:
 Nederland kreeg een grondwet, daarin stond dat het volk mocht meebeslissen in de regering
van het land. De macht zou niet langer bij de adel en regentenfamilies liggen. Tenminste dat
wilden de patriotten. In de praktijk behielden edelen en regenten veel van hun macht
 Voortaan waren alle burgers gelijk. Joden, Rooms-Katholieken, en andersdenkenden kregen
dezelfde rechten als de calvinisten. Om rechter of burgemeester te zijn hoefde je niet meer
lid te zijn van de Gereformeerde kerk.
 Nederland werd een eenheidsstaat. In alle provincies gingen dezelfde wetten, belastingen en
straffen gelden. Vroeger had elk gewest een eigen regering die zelf de hoogte en straffen en
belastingen bepaalde. Nu werden gewesten provincies die moesten luisteren naar de
regering in Den Haag.
Napoleon gebruikte Nederland als ‘’melkkoe’’. De Nederlanders moesten hoge belasting betalen.
Toen het economisch niet goed ging met Nederland zette Napoleon zijn broer Lodewijk Napoleon op
de troon. De eerste koning na de Nederlandse opstand in 1806. De koning behartigde de
Nederlandse belangen veel meer dan die van Frankrijk. Hij leerde zelfs Nederlands. Napoleon vond
dat niet zo leuk, en stuurde hem weer terug naar Frankrijk. Hij vond dat z’n broer te lief was.
Voortaan ging Napoleon zelf als keizer Nederland regeren. Hij voerde verschillende maatregelen
door:
 Dienstplicht : 15.000 Nederlandse jongens moesten mee naar Rusland. Enkele kwamen terug
 Burgerlijke stand: iedereen kreeg een achternaam. Datums van geboorte huwelijk sterven
werden ingevoerd
 Rechtspraak werd hervormd §4.3
§4.5 Willem Bilderdijk : vreemdeling in de wereld
Willem Bilderdijk (1756-1831-75)heeft bijna zijn hele jeugd op bed gelegen en heeft bijna de hele
boekenkast van zijn vader gelezen. Op zijn 24e ging hij rechten studeren. Samen met zijn vrouw Kaat
Mossel waren zij vurig Oranjegezind. Toen in 1795 de patriotten aan de macht kwamen moest
Bilderdijk vluchten. Hij lied zijn vrouw achter met een schuld van 16.000 gulden. In Engeland trouwde
hij op nieuw. Hij kreeg 6 kinderen waarvan slechts 1 overleefde. Hij gaf privécolleges aan de
universiteit van Leiden. Hij maakte daar zijn afkeur van volkssoevereiniteit duidelijk. Hij was een
antirevolutionair en een antiliberaal. Tegen de Franse Revolutie, want het volk heeft niet de macht
om een door God aangestelde koning af te zetten. Hij noemde zichzelf: een vreemdeling op de
mesthoop die wereld heet.
Download