- Scholieren.com

advertisement
H3 Voortplanting
§1: Jongens en meisjes
Primaire geslachtskenmerken: geslachtskenmerken die een kind bij de geboorte heeft.
Secundaire geslachtskenmerken: geslachtskenmerken die zich pas rond de puberteit
ontwikkelen.
Balts: de handelingen die dieren uitvoeren voorafgaande aan de paring.
Seksuele selectie: wanneer er selectie plaatsvindt op grond van eigenschappen die de kans
op voortplanten bevorderen.
§2: Geslachtelijke en ongeslachtelijke voortplanting
Ongeslachtelijke voortplanting
 1 ouder
 a-seksueel
 ontstaan genetisch identieke nakomelingen aan ouder (DNA)  klonen
 voorbeelden:
- bacteriedeling
- knollen en uitlopers bij planten (ook stekken)
- enkele insecten (wandelende tak, bladluis)
- enkele salamanders, hagedissen en slangen)
Geslachtelijke voortplanting
 = seksuele voortplanting
 de nakomeling krijgt helft genetisch materiaal van beide ouders (zaadcellen en
eicellen)  recombinatie
 alle nakomelingen zijn uniek
 niet altijd fysiek contact man en vrouw nodig voor voortplanting (bijv. vissen en
planten)
Ongeslachtelijke voortplanting
Voordelen - Er is geen bevruchting nodig
- Er is slechts één individu nodig
- Er zijn geen aparte
geslachtscellen nodig
- Het kost minder energie (er zijn
geen mannen nodig)
- De nakomelingen hebben
dezelfde erfelijke eigenschappen
Nadelen
- Er is geen variatie onder de
nakomelingen
- De nakomelingen stellen dezelfde
eisen aan hun omgeving,
waardoor er veel concurrentie
ontstaat
Geslachtelijke voortplanting
-Een ziekte treft niet alle nakomelingen
-Er is een grotere kans op
nakomelingen die in een andere
omgeving kunnen overleven
-Er vindt recombinatie plaats, waardoor
er variatie ontstaat bij de
nakomelingen
-De helft van de populatie krijgt geen
nakomelingen
-Twee individuen moeten elkaar
ontmoeten en bereid zijn tot paring
-Voor de voortplanting zijn speciale
cellen nodig: voortplanting
Natuurlijke selectie is dat de best aangepaste organismen de meeste nakomelingen
produceren.
Je hebt twee bijzondere vormen van natuurlijke selectie:
 Spermacompetitie
Het sperma blijft 3 dagen in leven  concurrentie tussen sperma van meerdere
mannetjes
Hoeveelheid sperma (grote teelballen bij polygame dieren) en de kwaliteit van het
sperma.
 Seksuele selectie
Het veroveren van een partner: seksuele selectie wat een voorbeeld is van natuurlijke
selectie.
Man  wil zoveel mogelijke genen doorgeven
Vrouw  wil beste genen ontvangen
Waarom verschil?
Verkeerde partnerkeuze heeft een grotere negatieve invloed op de fitness van het
vrouwtje dan op de fitness van het mannetje
In de periode voor de paring leidt dit tot:
- Imponeergedrag door mannetjes (uiterlijk en gedrag)
- Competitie tussen mannetjes onderling  balts (= speciaal gedrag bij veel dieren
bedoeld om partners aan te trekken en over te halen tot de paring)
Intraseksuele selectie: concurrentie tussen individuen van hetzelfde geslacht.
Interseksuele selectie: vrouwen kiezen op bepaalde kenmerken voor bepaalde mannen.
§3: Geslachtscellen
Mitose  celdeling met als doel het maken van lichaamscellen 2n  2n + 2n
Meiose  celdeling met als doel het maken van geslachtscellen 2n  n + n + n + n
Meiose 1  het splitsen van de paren
Meiose 2  splitsen van de chromosomen
Karyogram: de weergave van de chromosomen (van de mens) nadat ze naar grootte
gerangschikt en gegroepeerd zijn
Diploïd: cellen met een dubbele set chromosomen
Haploïd: cellen met een enkele set chromosomen
Zygote: een bevruchte eicel
Follikel: blaasje met de eicel
§4: Hormonen
LH  Luteïniserend hormoon (hypofysehormoon)
Bij mannen  zorgt voor testosteronproductie
Bij vrouwen  zorgt voor de eisprong
FSH  Follikel Stimulerend Hormoon (hypofysehormoon)
Bij mannen  zorgt voor zaadcelproductie
Bij vrouwen  zorgt voor rijping follikel
Oestrogeen  zorgt voor de opbouw van het baarmoederslijmvlies
Progesteron  zorgt voor het in stand houden van het baarmoederslijmvlies
§5: Zwanger
De eerste delingen van de dochtercel heten de klievingsdelingen.
hCG: human Chorion Gonadotropine (zwangerschapshormoon)
 Wordt afgegeven door het embryo. Het zorgt ervoor dat het gele lichaam niet
verschrompelt.
Indaling: een paar weken voor de bevalling begint, zakt het hoofd van de foetus tot in de
bekken
Indalingsweeën: tijdens de indalng trekt het bovenste deel van de baarmoederwand zich
samen, waardoor het hoofdje van de foetus in de bekkenholte komt te liggen. De
samentrekkingen van de baarmoeder voelt de moeder als weeën en die zijn soms
pijnlijk
Ontsluiting: tijdens de weeën worden de baarmoederhals en baarmoedermond wijder
Persweeën: de weeën worden steeds krachtiger en ook spieren in de buikwand gaan zich
samentrekken.
§7: Soa’s en geboorteregeling
Soa: seksueel overdraagbare aandoeningen
Ziekte
Ziekteverschijnselen Te genezen met
Chlamydia
Meer (of andere)
afscheiding uit penis,
vagina of anus.
Branderig gevoel bij
het plassen (vaak
merk je er niets van)
Aanvallen van
blaasjes en zweertjes
rondom de
geslachtsdelen of
anus
Meer (of andere)
afscheiding uit penis
of vagina. Branderig
gevoel bij plassen
Geen specifieke: het
aidsvirus tast het
afweersysteem aan
Antibiotica
Zweertjes of vlekjes
op de penis, vagina,
anus of mond
Antibiotica
Herpes genitalis
Gonorroe
Hiv/aids
Syfilis
(mogelijke)
gevolgen zonder
tijdige behandeling
Eileiderontsteking
Onvruchtbaarheid
Bijbalontsteking
Niet te genezen.
Medicijnen remmen
een aanval
Geen gevolgen
Antibiotica
Eileiderontsteking
Onvruchtbaarheid
Bijbalontsteking
Niet te genezen;
hiv-remmers
remmen de ziekte
Vatbaarheid voor
allerlei ziekten; aids
leidt vaak tot de
dood
Na jaren: aantasting
van organen en
anus of mond. Zelfs
de dood
Geboorteregeling: als een vrouw, meestal samen met een man, bepaalt of zij een kind wil of
niet
Anticonceptie: maatregelen nemen die bevruchting tegengaan
Anticonceptiemiddelen: voorbehoedsmiddelen
Anticonceptie zonder voorbehoedsmiddelen:
 Periodieke onthouding
 Coïtus interruptus (onderbroken geslachtsgemeenschap)
Anticonceptie gericht op barrièrewerking:
 Condoom (mannencondoom of vrouwencondoom)
 Pessarium of femcap
 Zaaddodende middelen
 Spiraaltje of ankertje
Anticonceptie gericht op hormoonwerking:
 De pil: combinatiepil – driefasepil – minipil
 Hormoonspiraaltje
 Implantaatje
 Mannenpil
 Nuvaring
Hiv: virus, zitten alleen in het bloed
Aids: ziekte, veroorzaakt door hiv. Je gaat niet dood van aids, maar aan de gevolgen ervan
Sterilisatie: zaad/eileider wordt afgebroken
Castratie: de ballen worden eraf gehaald
Pearlindex: de betrouwbaarheid van een anticonceptiemethode wordt aangegeven met de
pearlindex. Het cijfer geeft het aantal zwangerschappen aan.
§8: Ongewenst kinderloos
OI (ovulatie-inductie): het opwekken van de eisprong met hormonen. Dit kan ingenomen of
ingespoten worden.
KIE: wanneer er weinig zaadcellen in het sperma aanwezig zijn, kan worden gekozen voor
kustmatige inseminatie met zaadcellen van de eigen partner
IUI (intra uteriene inseminatie): tegenwoordig wordt het zaad (bij KIE) met een dun slangetje
meteen in de baarmoeder gespoten
IVF (In Vitro Fertilisatie): IVF is een behandeling bij bepaalde vormen van onvruchtbaarheid,
waarbij eicellen buiten het lichaam van de vrouw worden bevrucht
ICSI (Intra Cytoplasmatische Sperma Injectie): bij ICSI brengt men met een naald één
zaadcel in een eicel. ICSI vindt meestal plaats als er te weinig bewegende zaadcellen
zijn, of wanneer er geen bevruchting is geweest bij een eerdere IVF-behandeling
Download