Hoe zoek je in een woordenboek? De woorden in een woordenboek staan in alfabetische volgorde. Gidswoorden bovenaan elke bladzij helpen je om snel de goede bladzijde te vinden. Als je de goede bladzijde gevonden hebt, helpen de trefwoorden je verder. Trefwoorden zijn de vetgedrukte woorden die tegen de kantlijn staan. In je woordenboek kun je van elk woord opzoeken: welke betekenis(sen) het woord heeft; hoe je het woord moet schrijven; op welke lettergreep de klemtoon valt. Zelfstandige naamwoorden Je vindt zelfstandige naamwoorden onder het enkelvoud daken bij dak, kroten bij kroot. Achter elk zelfstandig naamwoord staat een m, v of o. De-woorden zijn mannelijk (m) of vrouwelijk (v). Het-woorden zijn onzijdig (o). Achter de m, v of o staat hoe het meervoud gemaakt wordt: -en betekent: je maakt het enkelvoud door –en achter het enkelvoud te zetten; -den betekent: je maakt het meervoud door –den achter het enkelvoud te zetten; -’s betekent: je maakt het meervoud door –’s achter het enkelvoud te zetten. Enzovoort. Bijvoegelijke naamwoorden Je vindt bijvoegelijke naamwoorden onder de korte vorm: gekke bij gek, kale bij kaal. Werkwoorden Je vindt werkwoorden bij het hele werkwoord: dacht bij denken, gewroken bij wreken. Achter het hele werkwoord staan de verleden tijd en het voltooid deelwoord. Woorden uit een andere taal Woorden die uit een andere taal komen, zijn soms moeilijk te vinden. Als je bijvoorbeeld ‘kasjet’ hoort, kun je zoeken bij kachet, kasjet, cachet, casjet. Vier tips: een k-klank schrijf je soms als c (carpool, controle); een s-klank schrijf je soms als c (cirkel, cent); een g-klank schrijf je soms als ch (chloor, chaos); Een sj-klank schrijf je soms als ch (chocola, champagne); soms als sh (shuttle, show).