- Scholieren.com

advertisement
PARAGRAAF 2.1
Filosofen gingen rationeel denken. Ze probeerden alles met hun verstand te redeneren. Uit filosofie
ontstond wetenschap zoals wiskunde en natuurkunde. Belangrijke filosofen uit die tijd zijn: Socrates,
Plato en Aristoteles. Volgens Aristoteles moet wetenschap beginnen met beschrijven, observeren en
groeperen van verschijnselen. Daarna moeten via het leggen van de juiste verbanden algemene
conclusies worden getrokken.
Griekenland bestond uit tientallen onafhankelijke Poleis. Ofwel stadstaten. Een poleis bestond uit
een stand met het omringende land. Een poleis had een eigen bestuur, een eigen leger, eigen
wetten, eigen munten, ect. De meesten hadden niet meer als een paar duizend inwoners.
Bestuursvormen:
- Monarchie
- Aristocratie
- Oligarchie
- Tirannie
- Democratie
Athene was eerst een monarchie daarna een aristocratie en vervolgens een tirannie. 3 jaar later
stichtte ze een democratie. Athene had 30.000 inwoners, om een geldig besluit te nemen waren er
6000 stemmen nodig. Vrouwen, slaven en immigranten mochten niet stemmen. De grote filosofen
waren het niet eens over de democratie zij vonden dat niet iedereen zomaar mocht stemmen omdat
sommige mensen niks van politiek afwisten. Atheners waren trots op hun democratie en wilden ook
andere stadstaten democratisch maken. Sparta verzetten zich daartegen. Sparta was een aristocratie
geleid door een raad van oudere mannen. Er brak oorlog uit tussen Athene en Sparta. Athene won
de oorlog maar was zwaar verzwakt. De democratie eindigde pas toen in 338 V.Chr Griekenland
werd veroverd door Alexander de grote.
PARAGRAAF 2.2
wanneer Rome precies is ontstaan is niet bekend, maar er woonden vanaf 1000 V.Chr. al mensen en
500 V.Chr. was het een echte stadstaat. Rome veranderden van Monarchie naar republiek.
de macht kwam in de handen van de senaat. die bestond uit leden van rijke en voorname families. in
264 V.Chr. begon de expansie buiten Italië. leger aanvoerders werden populair en machtig door de
veroveringen onder hen brak een burgeroorlog uit. de succesvolste generaal was Caesar. Hij werd in
48 V.Chr. alleenheerser en liet zich benoemen tot dictator. in 44 V.chr. werd hij vermoord door
senatoren die de republiek wilden redden. daarop volgden een lange burgeroorlog die gewonnen
werd door Caesars achterneef Octavianus. Hij maakten een eind aan de republiek en stichtte het
Romeinse keizerrijk. Hij noemde zichzelf Caesar (keizer). ook kreeg hij de titel Augustus. Het
imperium bereikten in 106 N.Chr. zijn grootste omvang.
Hoe kon Rome uitgroeien van stadstaat tot wereldrijk?
1. Organisatietalent
2. militaire kracht
3. legioenen
4. verharde wegen.
De Romeinen Respecteerde de Cultuur van de overwonnen volken. er heerste een lange tijd vrede:
de Pax Romana.
De Romeinen waren onder de indruk van de Grieken. Ze namen veel van hen over. De GrieksRomeinse cultuur raakten door heel het rijk verspreidt. de volken in het westen werden
geromaniseerd. zij namen de Romeinse taal en cultuur over. voor de komst van de Romeinen
hadden ze geleefd in een landbouwsamenleving. daarna gingen ze over naar een landbouw
stedelijke samenleving met een geld economie. De Romeinen gingen vaak in het leger. Een normale
diensttijd was 25 jaar daarna kon je terug en kreeg je het burgerrecht. Keltische talen bleven op den
duur alleen in dunbevolkte streken bestaan. Ze werden verdrongen door het Latijns waaruit de
romaanse talen zoals Frans en Spaans ontstonden.
PARAGRAAF 2.3
Na de verovering van Griekenland verscheepten de Romeinen scheepsladingen vol beelden naar
Rome. De Grieken waren zelf beïnvloed door de Egyptische kunst. In de klassieke periode van de
Griekse cultuur gaven ze hun beelden natuurlijke houding en levendige gezichten met een glimlach
of andere uitdrukking. De Grieken wilden met hun vormentaal perfecte schoonheid uitdrukken.
De Romeinen waren diep onder de indruk van de Griekse kunst maar roofden Griekenland niet
helemaal leeg maar haalden de beeldhouwers en architecten naar Rome. De Romeinen
ontwikkelden een eigen stijl waarin ze niet perfecte schoonheid nastreefden maar realistische
beelden gingen maken waar elk kuiltje op het gezicht werd vereeuwigd. De architecten gingen met
bogen, gewelven en koepels werken, een voorbeeld daarvan is het pantheon.
Ook aquaducten en amfitheaters waren typisch Romeins. Met aquaducten werden Romeinse steden
van vers water voorzien.
PARAGRAAF 2.4
De Germanen kwamen oorspronkelijk uit de gebieden rond de Oostzee. vanaf 600 v.Chr.
verspreidden ze zich over Noord-Europa. Er waren verschillende Germaanse volkeren zoals:
- Alemannen
- Friezen
- Goten
Ze leefden in een landbouwsamenleving en waren niet bekend met het schrift. De Germanen
kwamen door de verovering van Caesar met de Romeinen te maken. Zo kregen ze ook hun naam.
Voor de Romeinen was er bij de Germanen weinig te halen toch drongen ze ten zijde van Augustus
door tot de Elbe in Oost-Duitsland. Ze begonnen het gebied te bezetten maar kregen fel verzet.
Vergeleken met de Romeinen waren de Germanen slecht georganiseerd en hadden geen goede
bepantsering maar doordat ze het terrein kenden konden ze de Romeinen verassen in de bossen.
Dit gebeurden 9 N.Chr toen 3 legioenen in het Teutoburgerwoud op weg waren naar hun
winterkwartier. Een leger van verschillende stammen wachten hen op bij een smalle doorgang. Toen
regende het opeens met pijlen en raakten de Romeinen in paniek. De meeste van de 18000 soldaten
sneuvelden. De rest werd volgens Tacitus gekruist, levend begraven of geofferd aan de Germaanse
goden. De Romeinen besloten de Rijn tot de grens te maken omdat die gemakkelijk te verdedigen
was.
In de grensgebieden hielden de Germanen en de Romeinen contact. De Romeinen vonden de
Germanen barbaren maar hadden ook ontzag voor hun moed. Ze maakten de Germanen tot
bondgenoten en er ontstond handel. De Germaanse stammen namen niet alleen producten over
maar ook het schrift.
In de 3e eeuw N.Chr raakte het Romeinse rijk in verval, onder meer door de invallen van de
Germaanse stammen. Later herstelde sterke keizers de orde, maar eind 4e eeuw kwamen nieuwe
volksverhuizingen op gang. Het oosten van het rijk wist de aanvallen tegen te houden maar het
westen werd des te harder getroffen. In 395 werd het rijk gesplitst in oost- in een West-Romeinsrijk.
Met een eigen keizer. Het Germaans werd uitgebreid, zo ontstond het Engels.
PARAGRAAF 2.5
Het Jodendom was monotheïstisch, er was maar 1 god. Het geloof werd vastgelegd in een heilig
boek, de Tenach. Nadat de hoofdstad van de joden, Jeruzalem, werd verwoest werden de joden
naar het Babylonische rijk afgevoerd. Vanaf toen hebben de joden in diaspora (verspreiding)
gewoond.
Uit het Jodendom ontstond het christendom in de eerste eeuw na christus. Het christendom was
ook een monotheïstische godsdienst. Het christendom hoefden zich niet te houden aan de joodse
wetten en gebruiken, besnijdenis en strenge eetregels. In 313 maakte keizer een eind aan de
martelingen. Hij maakten het Jodendom een staatsgodsdienst. Andere godsdiensten werden
verboden. Al hun rijkdom werd verwoest of omgebouwd tot kerken. De christelijke schriften werden
in de Bijbel opgeschreven. Zij vormen het nieuwe testament. Het andere deel kwam met de Tenach
overeen, die door de christenen het oude testament werd genoemd.
Kenmerkende aspecten:
2.1: De ontwikkeling van wetenschap en politiek in de Griekse stadstaat.
2.2: Het Romeinse imperium en de verspreiding van de Grieks-Romeinse cultuur.
2.3: De vormentaal van de Gieks-Romeinse cultuur.
2.4: De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse en de Germaanse cultuur.
2.5: De ontwikkeling van het Jodendom en christendom
Download