SJABBAT SJALOM Sjabbat Weekblad voor Nederland Jaargang V, Nr. 159 Parasjat Toledot 2 Kislev 5766 3 december 2005 Overzicht Toledot (Bereisjiet 25:19-28-9) a 20 jaar huwelijk worden Jitschaks gebeden verhoord en Rivka wordt zwanger van een tweeling. De zwangerschap is uiterst pijnlijk. Hasjem onthult aan Rivka dat haar lijden een voorbode in microcosmos is van een wereldwijd conflict dat door alle eeuwen heen zal woeden tussen de beide grote volken die afstammen van de tweeling – Rome en Israël. Esav wordt geboren en achter hem aan komt Ja’akov die de hiel van Esav vasthoudt. Als zij opgroeien wordt Esav een jager, een man van de fysieke wereld, terwijl Ja’akov in zijn tent zit en werkt aan de ontwikkeling van zijn geest. Op de dag van de begrafenis van hun grootvader Awraham, bereidt Ja’akov een linzenschotel, het traditionele maal van rouwbedrijvenden. Esav komt hongerig binnengestormd, van een vermoeiende jacht, en verkoopt zijn eerstgeboorterecht (met de bijbehorende geestelijke verantwoordelijkheid) voor een bord met linzen, waarmee hij aantoont dat hij de positie van eerstgeborene niet waardig is. Er breekt een hongersnood uit in Kena’an en Jitschak denkt erover om naar Egypte uit te wijken. Maar Hasjem zegt hem, dat omdat hij gebonden was geweest als offer, hij heilig is geworden en in het Heilige land moet blijven. Hij verhuist naar Gerar, het land van de Filistiijnen, waar hij aan iedereen vertelt dat Rivka zijn zuster is, om hen beiden de sparen. De Filistijnen worden jaloers op Jitschak, wanneer zij zien hoe geweldig rijk hij wordt en Awimelech, de koning, vraag hem het land te verlaten. Jitschak graaft drie waterputten weer op, die door zijn vader gegraven waren, een profetisch toespeling op de drie toekomstige Tempels. Wanneer Awimelech ziet dat Jitschak door Hasjem gezegend is, sluit hij een verdrag met hem. Wanneer de nu bijna blinde Jitschak zijn einde voelt naderen, roept hij Esav bij zich om hem, als zijn eerstgeboren zoon, zijn zegen te geven. Rivka echter, die dat hoort, reageert op een profetische opdracht, dat de zegen op Ja’akov moet komen. Zij overtuigt Ja’akov ervan zich als Esav te vermommen, en zo krijgt Ja’akov de zegeningen van Jitschak. Wanneer Esav in zijn frustatie hierover aan zijn vader vertelt hoe hij zijn eerstgeboorterecht aan Ja’akov verkocht heeft, realiseert Jitschak zich dat Ja’akov terecht dat eerstgeboorterecht verworven heeft en hij bevestigt de zegeningen die hij aan Ja’akov gegeven heeft. Esav zweert dat hij Ja’akov zal vermoorden, en daarom stuurt Rivka Ja’akov weg naar haar broer Lawan, waar hij een passende vrouw voor zich zal vinden. N Door Ohr Somayach in Jeruzalem, Israël ©1998 Ohr Somayach International - Alle rechten voorbehouden Haftara Toledot (Malachie 1:14-2:7) Korte samenvatting van de Haftara Hasjem vertelt aan de profeet Malachie dat hij Israël heeft lief gehad, maar dat Hij Esav haat en al wat zijn nakomelingen zullen bouwen, zal Hasjem afbreken. Maar, vraagt Hasjem, waar blijft jullie eer voor Mij? De offers van Kohaniem zijn verachtelijk. Zij brengen blinde of zieke dieren als offer! De volken tonen meer eerbied voor Hasjem door Hem bewierookte offers te brengen. Maar de rest van het Joodse volk is ook schuldig. Ook zij vinden het offeren te veel moeite en brengen een ziek lammetje in plaats van een gaaf mannelijk dier. Hasjem belooft het volk te zullen vervloeken als zij niet willen luisteren en Hasjem niet willen eren. De Kohaniem horen Tora te leren en de kennis daarvan te verspreiden want zij zijn de boden van Hasjem. Het verband met de parasja In parasjat Toledot wordt verteld hoe Esav de liefde van zijn vader won, door zich als een net persoon voor te doen en door zijn misdaden te verbergen. Maar Hasjem wist dat in de toekomst de nakomelingen van Esav slecht zouden zijn. De Midrasj Rabba (63:9) zegt dat aan Rivka voorspeld werd dat een door G-d gehaat volk uit haar zou voortkomen. In de Haftara verklaart Hasjem hoe hij Esav haat. Maar dan blijkt dat ook de nakomelingen van Ja’akov weliswaar door Hasjem geliefd zijn, maar zich toch misdragen. Esav eerde tenminste zijn vader nog, iets wat de nakomelingen van Ja’akov, zo klaagt Hasjem, niet eens meer doen. Dit was een grote mitswa van Esav, en daar kan Israël een voorbeeld aan nemen door hun Vader in de Hemel ook te eren. Iets over de profeet Malachie Malachie was de laatste van de „Kleine Profeten”. Hij leefde tijdens de beginperiode van de Tweede Tempel. Volgens Talmoed Bawli Mechilla 15b is Malachi een andere naam voor Ezra, de Grote Schrijver. Na de terugkeer van de Joden uit de Babylonische ballingschap en de herbouw van de Tweede Tempel, zorgde Ezra voor een herleving van Tora en mitswot. Hij overtuigde de Joodse mannen dat zij hun niet-Joodse vrouwen moesten terugsturen en hij herstelde de dienst in het Beit Hamikdasj. Uitgave: Zwi Goldberg – P.O.Box 3220 – Netanya 42132 – Israël – E-mail: [email protected] 1 Jaargang V, Nr. 159 SJABBAT SJALOM 2 Kislev 5766 Inzicht in Parasjat Toledot Ieder van de Aartsvaderen had zijn eigen Jesjiwa, waarin hij les gaf over het bestaan van G-d en Zijn wil. De academie van Awraham had honderden, misschien wel duizenden leerlingen. In de academie van Jitschak leerde er één. Ja’akov was er de enige student, die Jitschak trainde en leerde hoe hij anderen moest leren (Rambam, Hil. Awoda Zara 1:2-3). Dit voorziet ons in een aanwijzing over de manier waarop de rol van Jitschak verschilde van die van zijn vader. Awraham accepteerde iedereen in zijn omgeving; dat kon Jitschak niet. De Tora wijdt veel minder ruimte aan het leven van Jitschak dan aan dat van de levens van Awraham en Ja’akov. Aan de ene kant lijkt Jitschak de brug te zijn tussen zijn vader en zijn zoon; aan de andere kant had hij de taak een scheidingslijn te zijn tussen goed en kwaad, zoals dat gerepresenteerd werd door Ja’akov en Esav, want het volk Israël dat uit Ja’akov zou voortkomen, kon geen mengeling zijn van goed en kwaad. In tegenstelling tot Awraham, wiens voornaamste karaktertrek chessed – liefde – was, was Jitschaks voornaamste karaktertrek gewoera –gestrengheid. Er is gestrengheid vereist om onderscheid te maken tussen goed en kwaad, om dan het kwade uit te sluiten en het goede te voeden. Jitschak en Rivka produceerden twee zonen. De een personificeerde de rechtvaardigheid en de ander personificeerde het slechte in de mens en het was de taak van de ouders die twee van elkaar te scheiden, opdat het volk Israël zuiver zou zijn. Om te voorkomen dat wij zouden denken dat Jitschak de levenswandel van zijn vader Awraham verwierp, ten gunste van die van hemzelf, legt Tora reeds aan het begin van de parasja er de nadruk op, dat „Jitschak was de zoon van Awraham – Awraham bracht Jitschak voort.” Volgens de Joodse levensbeschouwing gaan liefde en gestrengheid hand in hand; de één zonder de ander kan gevaarlijk zijn. Wanneer liefde niet getemperd wordt door gestrengheid, kan dat leiden tot genotzucht en hedonisme. Strengheid zonder liefde kan leiden tot egoïsme en wreedheid. 25:19-28: Rivka’s onvruchtbaarheid en zwangerschap: De Geleerden merken op dat de Aartsmoeders Sara, Rivka en Rachel alledrie onvruchtbaar waren. De commentatoren verklaren dat hun ervaringen bewijzen dat het ontstaan van Israël op een wonder gebaseerd is, want iedere nieuwe generatie was een geschenk van G-d aan een moeder die niet op een natuurlijke wijze zwanger kon worden. Het is ook het bewijs dat G-d de gebeden van de rechtvaardigen op prijs stelt (Jewamot 64a). Hun pleidooien voor Hemelse genade en hun pogingen tot zelfverbetering tonen aan dat mensen zichzelf kunnen verheffen tot geestelijke hoogten. Rivka was zwanger van twee volken, die uit haar zouden voortkomen. G-d maakte haar bekend dat die twee nimmer naast elkaar aan de macht konden zijn. De geschiedenis heeft bewezen dat twee regimes, de één die moraliteit en ethiek omhelst en de ander die losbandigheid en wreedheid beoefent, niet lange tijd vredig naast elkaar kunnen bestaan. Het zal altijd tot een conflict leiden. Deze rivaliteit openbaarde zich reeds terwijl Ja’akov en Esav zich nog in hun moeders buik bevonden. Toen zij opgroeiden, werden de streken van Esav nog als kwajongensstreken beschouwd. Vanaf dat zij bar mitswa werden, kwam het verschil tussen hen duidelijk naar voren, toen Esav zich tot afgoderij wendde en Ja’akov naar de Jesjiwa ging. 25:29-34: De verkoop van het eerstgeboorterecht: G-ds zegen voor Awraham specificeerde dat slechts één van Jitschaks kinderen de geestelijke erfgenaam van zijn vader zou zijn [zie Rambam, Hil. Melachiem10:7, waar hij schrijft dat uit Bereisjiet 21:12 („Door Jitschak zullen je nakomelingen genoemd worden”) blijkt dat Jismaël werd uitgesloten en dat uit Bereisjiet 28:4, waar Jitschak tegen Ja’akov zegt: „En Hij zal je de zegen van Awraham schenken”, blijkt dat de nakomelingen van Esav werden uitgesloten]. In ieder geval zou de erfenis naar één van beide gaan, niet naar beiden. Vandaar Ja’akovs wens om het eerstgeboorterecht te „kopen”. Deze gebeurtenis is beter te begrijpen wanneer we de omstandigheden onder ogen zien, waaronder Ja’akov de linzensoep kookte. De Geleerden leren ons dat op die dag Awraham was gestorven en dat Ja’akov het traditionele rouwgerecht bereidde voor zijn vader (zie Bawa Batra 16b). En op diezelfde dag werd het zondig gedrag van Esav openbaar bekend. Dit maakte het eerstgeboorterecht voor Ja’akov nog kostbaarder, omdat nu zo duidelijk werd hoe ongeschikt Esav was voor de geestelijke nalatenschap van Awraham. De Midrasj vertelt dat de offers in die tijd gebracht werden door de eerstgeborene. Ja’akov verzette er zich tegen dat zijn slechte broer die zou brengen. 26:1-18 De hongersnood: In een herhaling van Awrahams ervaring, werd Jitschak geconfronteerd met een hongersnood, die hem dwong zijn huis te verlaten. Maar Hasjem dwong hem niet naar Egypte te gaan (waar hij kennelijk van plan was heen te gaan) maar in zijn land te blijven, want Jitschak was een onbeschadigd offer en het paste hem daarom niet het Land Israël te verlaten (Rasji). Dus ging hij naar Filistia, het land waar de Filistijnen woonden, langs de kust van de Middellandse Zee. Overeenkomstig zijn beroemde 2 Jaargang V, Nr. 159 SJABBAT SJALOM 2 Kislev 5766 principe dat de ervaringen van de Aartsvaderen een voorbode zijin van de toekomstige ervaringen van hun nakomelingen, schrijft de Ramban dat Jitschaks verblijf in Filistia een voorteken is voor de Babylonische ballingschap, zoals Awrahams verblijf in Egypte een voorbode was van de ballingschap van de Joden in Egypte. Ook in Babylonië werden de Joden relatief redelijk behandeld en bekleedden zij zelfs belangrijke functies, net als Jitschak, die weliswaar aan gevaar blootgesteld was, maar niet mishandeld werd en zelfs door Awimelech geëerd werd. Aan de andere kant, toen Jitschak te welvarend werd, en hij de jaloezie van de massa op zich laadde, werd hij gedwongen het land te verlaten. Een bekend thema uit latere generaties. Het vers (14) zegt dat de Filistijnen op hem [Jitschak] jaloers waren (niet op zijn rijkdom). Dat brengt Rabbijn Samson Raphaël Hirsch ertoe op te merken dat dit symptomatisch was voor de reacties op het succes van de Joden in latere eeuwen: mensen zijn trots op het succes van hun landgenoten, maar haten het succes van die „vreemde” Joden. Hoewel aanvankelijk Awimelech zijn overeenkomst met Awraham nakwam, werd ook voor hem op zeker moment het succes van Jitschak te veel en kon hij niet verdragen dat Jitschak meer bezat dan hijzelf, de Koning van de Filistijnen. 26:19-22: De ruzie om de waterbronnen: De commentatoren merken op dat er een reden moet zijn waarom Tora zoveel aandacht besteedt aan een ogenschijnlijk zo triviaal onderwerp als de ruzie om de waterputten. Maar ook hier geldt dat de ervaringen van de Aartsvaderen een teken zijn voor de toekomstige generaties. De drie waterputten corresponderen met de drie Tempels. De twee die verwoest werden en de derde die nog gebouwd moet worden en die zal blijven bestaan. De eerste waterput, Esek genaamd [twistpunt], verwijst naar de Eerste Tempel die verwoest werd ten gevolge van de interne twisten van het Joodse volk. De tweede waterput, Sitna – hindernis, vijandschap – een scherpere naam dan Esek, is een aanwijzing voor de Tweede Tempelperiode, toen de vijandschap van Israëls vijanden feller was en langer duurde. De derde bron, Rechowot – ruimtes – is een symbool voor de toekomstige Tempel, wanneer vijandschap en twist tot het verleden zullen behoren (Ramban). De bronnen symboliseren ook de spirituele rijkdom die verborgen ligt onder de lagen van zelfvoldaanheid, materealisme en luiheid. Awraham, de geestelijk vader van heel de mensheid, trachtte de wereld te laten zien wat zij allemaal konden bereiken – wanneer men maar wil – en dat deed hij door het graven van bronnen, hetgeen een zoektocht symboliseert naar geestelijke rijkdom, die onder het oppervlak begraven ligt. De Filistijnen verwierpen deze lering, maar Jitschak volhardde erin. 26:24-33 Awimelech herstelt het verdrag: Nadat Hasjem aan Jitschak verzekerd had, dat hij niets te vrezen had omdat Hij Jitschak zegende wegens Awraham, verandert Awimelech plotseling van gedachte. Targoem Jonatan legt uit dat deze verandering werd ingegeven doordat de bronnen, na het vertrek van Jitschak, weer droogvielen en de bomen geen vruchten meer droegen. 26:34-35 Esav trouwt: Tot zijn veertigste jaar leefde Esav een ontuchtig leven en verleidde getrouwde vrouwen. Toen hij veertig jaar werd, besloot hij te trouwen, net als zijn vader, die ook op zijn veertigste jaar getrouwd was. Alleen Esav trouwde met twee Chittitische vrouwen. Hij deed zich hypocrytisch voor. Rasji vergelijkt hem met een zwijn, dat uitgestrekt ligt en zijn voorpoten met gespleten hoeven toont, alsof hij kosjer is. Met dit huwelijk bezegelde Esav zijn lot. In een huis, dat geregeerd wordt door twee Chittitische vrouwen, liggen de idealen van Awraham begraven (Hirsch). Hoofdstuk 27: Dit hoofdstuk is een van de belangrijkste en meest raadselachtige afdelingen van Tora. Belangrijk, omdat hier de beslissing wordt genomen welke zoon de zegen van de Aartsvaders zou krijgen, wiens nakomelingen het uitverkoren volk van G-d zouden zijn. De eeuwige bestemming van Ja’akov en Esav en hun nakomelingen lagen in de weegschaal. En raadselachtig, omdat het moeilijk te begrijpen is, hoe de rechtvaardige Jitschak Esav kon kiezen, terwijl Rivka zich genoodzaakt zag haar toevlucht te zoeken tot een flagrante bedriegerij om de zegen voor Ja’akov te verzekeren. De commentatoren geven verschillende verklaringen hiervoor. Als eerstgeborene had Esav het veronderstelde recht van de zegen en Jitschak had niet het recht hem dat te onthouden, tenzij daar een dwingende reden voor was. Kennelijk was Jitschak niet op de hoogte van het zondige leven van Esav en had Rivka niet het recht hem daarover in te lichten. Verder dacht Jitschak dat Esav de zegeningen nodig had om zich te wapenen tegen zijn slechte neigingen, terwijl Ja’akov daar een aangeboren kracht voor had om zich daartegen te verzetten. Mogelijk ook dat Jitschak dacht dat Esav Ja’akov zou kunnen steunen en onderhouden, zoals later de stam Zewoeloen met handeldrijven het Tora-leren van Jissachar zou steunen. Rivka, geleid door een profetische blik, realiseerde zich dat Esav zelfs daar niet geschikt voor was. De Tora vermeldt dat Jitschak niet goed kon zien. Rasji geeft drie oorzaken hiervoor: a) De rook van de offerkruiden van de vrouwen van Esav voor hun afgoden had Jitschak verblind, zodat deze tsaddiek de 3 Jaargang V, Nr. 159 SJABBAT SJALOM 2 Kislev 5766 afgodendienst in zijn huis niet hoefde te zien. b) Toen Jitschak op het altaar gebonden lag, huilden de engelen en hun tranen vielen in Jitschaks ogen, en dat verblindde hem [Jitschak zag het verdriet van de engelen, iets wat geen mens kan aanschouwen (Jafee To’ar)]. c) De voorzienigheid veroorzaakte zijn blindheid, opdat Ja’akov de zegen zou krijgen. De Ramban zegt dat de blindheid van Jitschak niets anders was dan het gevolg van zijn hoge leeftijd en Sforno zegt dat het de straf was, omdat hij de zonden van Esav niet gezien had. Rivka daarentegen was voor de geboorte te rade gegaan in de Jesjiwa van Sjem en had daar gehoord dat de jongste van de tweeling over de oudste zou heersen. Zij wist dus dat de zegen voor Ja’akov bestemd was, en dat de twee broers niet naast elkaar konden leven, want als de een zou heersen, zou de ander onder gaan en omgekeerd. Maar haar was niet opgedragen Jitschak hierover in te lichten. Vandaar dat haar geen andere weg openstond dan Jitschak te misleiden. Voor Ja’akov was dit een zware beproeving. Zijn natuurlijke karakter was de waarheid en zijn doel was om de G-d van de waarheid de dienen. Zijn doel te bereiken door bedrog was dus volkomen strijdig met zijn aard. Ja’akov stelde zijn spirituele zelf in de waagschaal toen hij gehoorzaamde aan de opdracht van zijn moeder. Ja’akov probeerde daarom zo min mogelijk te liegen, ook al kon hij de waarheid niet vertellen. Het Hebreeuws leent zich beter voor deze interpretatie dan in de vertaling tot uitdrukking kan komen. De Hebreeuwse woorden „Anochie Esav bechorècha” worden doorgaans vertaald met: „Ik ben Esav, uw eerstgeborene.” Maar in het Hebreeuws wordt de tegenwoordige tijd van het werkwoord ‘zijn’ nimmer gebruikt en er staat dus letterlijk: „Ik, Esav uw eerstgeborene,” of: „Ik ben het, maar Esav is uw eerstgeborene.” Toen Jitschak voelde dat de G-ddelijke Aanwezigheid op hem rustte, wist hij dat de persoon die voor hem stond, de zegen waard was. Dat is ook de reden dat Jitschak, toen het bedrog hem duidelijk werd, toen Esav terugkwam van de jacht, zei over Ja’akov: „En hij zal inderdaad gezegend zijn” (vers 33). En hiermee begon de intense haat van Esav en zijn nakomelingen voor Ja’akov/Israël, die de basis zou zijn voor hun voortdurende pogingen, tot op de dag van vandaag, om Ja’akov/Israël te doden. Hoofdstuk 28: Jitschak geeft nu uit eigen vrije wil zijn zegen aan Ja’akov en geeft hem opdracht geen Kena’anitische vrouw te trouwen. Hij stuurt Ja’akov naar Paddan-Aram, naar het huis van Lawan, de broer van Rivka. Hij zond hem echter weg zonder grote bezittingen, uit angst dat hij het doelwit zou worden voor rovers. Volgens de Midrasj stuurde Esav zijn zoon Elifaz achter Ja’akov aan, om hem te doden. In plaats daarvan beroofde Elifaz Ja’akov van al diens bezittingen en iemand die niets heeft, is als een dode, zodat hij tegen zijn vader kon zeggen dat Ja’akov ‘dood’ was. Esav had intussen begrepen dat zijn huwelijk met de Chittitische vrouwen er mede de oorzaak van was dat hij de zegen gemist had. Om te proberen die zegen alsnog te krijgen, trouwde hij nu met de dochter van zijn oom Jismaël (Rasjbam). Uit de Schatkist van Chasidische verhalen De zoete wraak „Ik ken de dag van mijn dood niet” (Bereisjiet 27:2). Nadat hij op de vooravond van Simchat Tora uit een raam gevallen was, lag Reb Ja’akov Jitschak, de Chozee van Lublin in ernstige toestand. Sommigen van zijn tegenstanders waren er zeker van dat hij het niet zou overleven en gingen zover om hun vreugde te uiten door het drinken van een glas wijn. Toen de rebbe dit hoorde, zei hij: „Op de dag dat ik Deze Wereld verlaat, zullen zij nog niet eens in staat zijn water te drinken.” Niemand begreep wat hij bedoelde, tot de dag van zijn dood – de vastendag van Tisja Be’Av. Een tijd om te sterven Reb Jitschak van Nesjchitz was getrouwd met de kleindochter van Reb Levi Jitschak van Berditchev, die het jonge paar, in overeenstemming met de toen geldende gewoonten van schoonvaders, beloofde gedurende vier jaar te onderhouden. Toen de overeenkomst werd gemaakt, werd de tsaddiek gevraagd of hij geen langere periode op zich kon nemen. Maar hij beweerde dat hij onmogelijk in staat was een belofte te geven voor meer dan vier jaar. De mensen waren begrijpelijk verbaasd over deze weigering. Totdat op de vierde verjaardag van het paar de tsaddiek overleed. 4 Jaargang V, Nr. 159 SJABBAT SJALOM 2 Kislev 5766 Waarom draagt een bruid een sluier? door Aron Moss Vraag: Ik ga binnenkort trouwen en ik wil iets vragen over de Joodse huwelijksgewoonten. Wat is de betekenis achter de sluier die de bruid draagt? Ik wil de dingen doen zoals ze horen, maar ik word niet bepaald aangetrokken door die sluier. Het lijkt mij een beetje uit de tijd! Antwoord: De beroemde afbeelding van Mozes door Michelangelo, toont Mozes met horens op zijn hoofd. Weet je waarom? De gehoornde Mozes is een fout, die zijn oorsprong vindt in de foutieve Griekse vertaling van een vers in de Hebreeuwse Bijbel. Nadat hij van de Berg Sinaï is afgedaald, wordt beschreven hoe Mozes G-ddelijk licht uitstraalde. Maar daar de woorden „stralen” en „horens” dezelfde letters in het Hebreeuws hebben, staat het in een oude Griekse vertaling foutief vertaald: „En Mozes had horens.” Hierop gebaseerd werd in vele middeleeuwse kunstwerken Mozes met horens op zijn hoofd afgebeeld, met als meest bekende, het beeldhouwwerk van Michelangelo. De Tora gaat verder en zegt dat het gezicht van Mozes zo helder was van heiligheid, dat niemand naar hem durfde te kijken. Hij moest een sluier dragen, iedere keer wanneer hij tot het volk sprak, om het G-ddelijk licht te filtreren (Exodus 34:29-35). Dit is ook de reden waarom een bruid een sluier draagt. De zielen van zowel bruid als bruidegom verkeren in een verheven staat onder de Choeppa [het huwelijksbaldakijn], daar zij op het punt staan zich tot één te verenigen. In de bruid is deze verheven status duidelijker zichtbaar. Zij straalt een speciale heiligheid uit; de G-ddelijke aanwezigheid (Sjechina), het vrouwelijke aspect van G-d, schijnt door het gezicht van de bruid. Dit licht is zo intens, dat het moet worden versluierd, net zoals het licht, dat uitstraalde van het gezicht van Mozes, bedekt moest worden. Heiligheid verdient privacy. (Na het huwelijk verlaat het G-ddelijk licht haar nimmer meer. De Kabbala leert ons dat, hoewel het dan niet meer door haar gezicht naar buiten schijnt, een deel van dit G-ddelijk licht achterblijft in haar haarlokken. Dit is een mystieke reden voor de Joodse gewoonte van getrouwde vrouwen om hun haar bedekt te houden met een pruik of een andere haarbedekking, net zoals de bruid haar gezicht bedekt.) Deze momenten onder de Choeppa zijn zeer sterk en de gedachten en gebeden van bruid en bruidegom hebben op dat moment extra kracht, omdat er een G-ddelijke stralenkrans rondom hen is. Wanneer jouw dag komt, zorg er dan voor die op te zuigen en iedere heilige seconde ervan te benutten. Rabbi Aron Moss doceert Kabbala, Talmoed en praktisch Jodendom in Sydney, Australië. De schildering is van de Chasidische artiest Zalman Kleinman Het artikel werd met goedkeuring van Chabad overgenomen van www.chabad.org 5 Jaargang V, Nr. 159 SJABBAT SJALOM 2 Kislev 5766 DE MITSWOT VAN DE WEEK In het Nederlands vertaald door Zwi Goldberg Deel II: De Mitswot Lo-Ta’asei [de verboden] nrs. 56-59 Overgenomen uit Sefer haMitswot hakatsar van de Chafeets Chaïm. [Wat tussen rechte haken staat, is door de samensteller toegevoegd.] ------------------------------------------------------------------------------------------------------- 56. Het is verboden om een Jood geen lening te geven uit vrees dat de lening in het Sjemita-jaar wordt vrijgescholden zoals er geschreven staat (Dewariem 15:9): „Pas er voor op dat niet de minderwaardige gedachte bij je opkomt, dat het zevende jaar, het jaar van de kwijtschelding, al heel nabij is, en je geen slecht oog hebt, enz.” Dit is een grote zonde, want de Tora noemt dit een schandelijke zaak. Het geldt voor mannen, zowel als voor vrouwen, en het is door Tora verboden in de tijd dat het Joweel-jaar effectief is. Tegenwoordig is het een verbod van de Geleerden. Rabbeinoe Jona schreef hierover: „In een tijd, wanneer hij zijn lening niet verliest [en hij weigert al te lenen], hoeveel te meer zeker is het dat als iemand zijn hart verhardt en geen lening geeft, dat zijn zonde erg groot is.” 57. Het is verboden om terugbetaling van een lening te vragen als het Sjemita-jaar voorbij is zoals er geschreven staat (Dewariem 15:2): „Men mag zijn naaste en zijn broeder niet aanmanen, want er is kwijtschelding uitgeroepen, ter er van Hasjem.” Dit alles geldt als de regels van het Joweel-jaar van kracht zijn. Tegenwoordig echter, nu de wet voor de kwijtschelding van geldzaken alleen mideRabbanan is, zou men geen verbod van Tora overtreden, maar wel een verbod van de Rabbijnen. 58. Het is verboden om een voorwerp, waarmee men voedsel bereidt, als onderpand te nemen zoals er geschreven staat (Dewariem 24:6): „Neem niet de onderste of de bovenste molensteen als onderpand, want daarmee neem je de man zijn levensonderhoud weg.” Of de crediteur de lening gaf in ruil voor een onderpand, of dat hij het onderpand nam, nadat de lening al was aangegaan, of hij het mijn zijn eigen hand heeft genomen of via de rechtbank heeft verkregen, men overtreedt hiermee dit verbod. Wanneer het onderpand verloren is gegaan of werd gestolen, dan is dit verbod overtreden. Men verdient straf voor zowel de onderste als de bovenste molensteen. En zoals de kenmerken van de onderste en bovenste molensteen zijn, dat zij twee voorwerpen zijn die samen voor hetzelfde doel gebruikt worden, en er voor ieder apart straf is, zo ook is er straf voor elk van twee voor werpen, die samen voor één doel gebruikt worden. Het geldt overal en altijd, voor zowel mannen als vrouwen. 59. Het is verboden om een voorwerp met geweld als onderpand te nemen zoals er geschreven staat (Dewariem 24:10): „Je zult zijn huis niet binnengaan om een onderpand te pakken.” De crediteur mag van de schuldenaar geen onderpand aannemen, dan alleen via de rechtbank. En zelfs de afgezant van de rechtbank, die het onderpand komt halen, mag het huis van de schuldenaar niet binnengaan om het onderpand te pakken, maar hij moet buiten blijven, want er staat daar (vers 11) geschreven: „Buiten zul je staan.” De schuldenaar moet zijn huis binnengaan en het onderpand mee naar buiten nemen, zoals er geschreven staat (ib.): „En de man aan wie je leent, zal het onderpand voor je naar buiten brengen.” Een borg echter, mag een onderpand met geweld pakken en hij mag het huis binnengaan en daar het voorwerp zelf pakken, want er staat geschreven (Misjlee 20:16): „Neem zijn kleding, want hij heeft zekerheid gegeven voor een vreemdeling.” Zo ook als iemand recht op een vergoeding van zijn naaste heeft, hetzij loon voor gedane arbeid of huur voor een dier of betaling voor zijn gereedschap of huur van zijn huis, dan is het hem toegestaan om het onderpand aan te nemen, zonder tussenkomst van een rechtbank. Hij mag het huis van de ander binnengaan en het artikel nemen als waarborg voor zijn betaling. Maar wanneer hij de bataling, waar hij recht op heeft, heeft omgezet in een lening, die de ander mag afbetalen in termijnen, dan is het verboden [het onderpand te pakken]. Het geldt overal en altijd, voor zowel mannen als vrouwen. 6