OPROEP VAN MOBILITEITSCLUB VAB Regering geef met mobiliteitsbudget bedrijven de kans om hun verantwoordelijkheid inzake mobiliteit op te nemen. Mobiliteitsbudget kan tot 15% autoverplaatsingen verminderen, maar daar zijn drie voorwaarden aan verbonden: 1. Het budget moet prioritair besteed worden aan duurzame mobiliteitsmiddelen. 2. De werkgever moet door zijn aanpak een wervende rol spelen. 3. De locatiekeuze van de werkgever bepaalt de haalbaarheid van de alternatieven voor de auto. Het cash for car voorstel voldoet niet omdat het geen effect zal hebben op het autogebruik en dus niet mobiliteit sturend is. Dergelijk voorstel is van fiscale aard en is de naam mobiliteitsbudget niet waardig, vindt mobiliteitsclub VAB Voor Mobiliteitsclub VAB moet het mobiliteitsbudget een bijdrage leveren tot: het verminderen van de verkeersdruk; het verlagen van het aandeel van de auto in het woon-werkverkeer en de privé verplaatsingen. VAB gaf aan Traject, de specialist in mobiliteitsmanagement, de opdracht om de randvoorwaarden en de succesfactoren van een mobiliteitsbudget, scherp te stellen. Traject heeft daarvoor 25 bedrijven gescreend die de afgelopen jaren actief waren inzake mobiliteit. De conclusie is dat de locatie van het bedrijf doorslaggevend is voor de impact van het mobiliteitsbudget. Maar ook de focus van het bedrijf voor een duurzame mobiliteit is belangrijk. een bedrijf in een grootstedelijke context met goed openbaar vervoer: tot -15% autopendelaars na invoering van een mobiliteitsbudget; een bedrijf in een niet-stedelijke context met matig openbaar vervoer: tot -7% autopendelaars. In deze situatie is de (elektrische) fiets het alternatief voor de auto. Definitie van het mobiliteitsbudget De werkgever krijgt de mogelijkheid (op basis van fiscale en administratieve vereenvoudiging) om de werknemers een budget aan te bieden dat ze zelf kunnen besteden aan mobiliteitsoplossingen. Uit de praktijkvoorbeelden blijkt dat zowel aan de kant van de werkgever als van de werknemer de scope breed genoeg moet genomen worden. Bij een enge benadering van het mobiliteitsbudget blijkt de interesse uitermate beperkt (nauwelijks minder auto-verplaatsingen). De werkgever bepaalt de hoogte van het budget op basis van een valorisatie van het leasebudget van een eventuele bedrijfswagen, de tankkaart, de parkeerplaats, de 13de maand …. Het sluit het gebruik van een bedrijfswagen niet uit en het moet ook mogelijk zijn om het aan alle werknemers aan te bieden. Het budget kan aangepast worden aan het functieprofiel van de werknemer. De werknemer kiest binnen het budget een palet van mobiliteitsoplossingen aangepast aan zijn verplaatsingsbehoeften. Een mix van bedrijfs- of deelwagen, openbaar vervoer of fiets wordt vlot toegankelijk. Om het aantrekkelijk te maken voor de werknemer kan het budget ook gespendeerd worden aan duurzame mobiliteitsoplossingen voor gezinsleden. In tweede orde kunnen ook niet-mobiliteit gerelateerde zaken gefinancierd worden. Indien er nog een restbedrag overblijft, kan dit tot een beperkt bedrag als (netto) loon uitbetaald worden. Succesfactoren Uit de studie blijkt dat volgende factoren het succes van een mobiliteitsbudget kunnen bepalen: Een flexibele invulling van de gebruiksmogelijkheden van het budget: een brede mix aan vervoersmodi moet toegankelijk worden en het volledige gezin moet daarvan gebruik kunnen maken. Om het voldoende aantrekkelijk te maken voor de huidige bedrijfswagengebruikers moeten met het budget ook andere aankopen gemaakt kunnen worden (vb. vakantiedagen)en de uitbetaling van een beperkt restbedrag zou best ook mogelijk zijn. Als het bedrijf alle mobiliteitskosten in kaart brengt en deze ook in het budget steekt, zoals de kostprijs van een parkeerplaats, dan wordt een redelijk budget beschikbaar, en groeit ook het draagvlak voor de invoering van het mobiliteitsbudget. Dat de bedrijfslocatie goed bereikbaar is met het openbaar vervoer maakt de overstap naar trein, bus of metro interessant. Bij een matige bereikbaarheid met openbaar vervoer is er geen noemenswaardige overstap van auto naar openbaar vervoer. Als het bedrijf gevestigd is in een niet-stedelijke context dan voldoet het openbaar vervoer veelal niet. Hier zal het bedrijf met een intern fietsbeleid moeten inzetten op het potentieel van de (elektrische) fiets. Als het mobiliteitsbudget geïntegreerd wordt binnen een ruimer bedrijfsvervoerplan dan nemen de slaagkansen van het mobiliteitsbudget toe. Enerzijds kan het bedrijf bijvoorbeeld kwalitatieve fietsvoorzieningen uitbouwen (fietsstalling, kleedkamers en opbergruimtes …) en anderzijds kan het de toegang tot de bedrijfsparking deel laten uitmaken van het mobiliteitsbudget. Randvoorwaarden Er zijn natuurlijk ook een aantal randvoorwaarden die vervuld moeten worden om bedrijven over de streep te halen om van start te gaan met een mobiliteitsbudget: De administratieve last mag niet verzwaren. Providers van mobiliteitskaarten of mobiliteitsapps (vb. Olympus Mobility)kunnen hierbij helpen door aangepaste producten te ontwikkelen. De overheid moet de onzekerheid omtrent fiscale en sociale regelgeving wegnemen. Momenteel ervaren bedrijven die werken met een ‘soort’ mobiliteitsbudget te vaak dat ze in een ‘grijze zone’ vertoeven. De overheid zou een eenvoudigere en consequentere (para)fiscaliteit ten voordele van duurzame vervoermiddelen moeten opstellen (onduidelijkheden over combinatiemogelijkheden en RSZ op bedrijfsfiets …). Dit staat in contrast met de eenduidigheid en administratieve eenvoud bij een bedrijfswagen (1 leasefactuur), duidelijke regels betreffende RSZ en VAA. Het openbaar vervoer moet niet alleen goed bereikbaar zijn vanaf het bedrijf, het moet natuurlijk ook performant zijn, inclusief P&R mogelijkheden. Fietssnelwegen zijn performante dragers van het fietsroutenetwerk maar een koppeling met bedrijvenzones en woonkernen is cruciaal Mogelijke impact van het mobiliteitsbudget Uit de studie blijkt duidelijk dat de locatie van het bedrijf zeer bepalend is voor het succes van het mobiliteitsbudget, en het eventueel kiezen voor een alternatief voor de auto. De impact zal verschillen in een grootstedelijke context (bv. Brussel) van een niet-stedelijke omgeving. Grootstedelijke context met goed openbaar vervoer Het succes van het mobiliteitsbudget hangt in een grootstedelijke context van twee factoren af: 1. Hoe goed bereikbaar is het bedrijf via openbaar vervoer en hoe kwalitatief is het aanbod van trein, tram of metro. 2. In welke mate is het bedrijf zelf bewust van haar verantwoordelijkheid inzake mobiliteit en welk mobiliteitsbeleid voert het bedrijf reeds zelf. Uit de studie kunnen we concluderen dat het invoeren van een mobiliteitsbudget voor bedrijven in een grootstedelijke context leidt tot gemiddeld 5% à 6% minder autoverplaatsingen in het voordeel van openbaar vervoer. Als het bedrijf op een locatie gevestigd is op wandelafstand van een treinstation of zich herlocaliseert dichter bij een treinstation wordt het openbaar vervoer werkelijk concurrentieel met de auto. Dit kan een extra stimulans geven aan het mobiliteitsbudget met 5% meer duurzame verplaatsingen. Hierdoor daalt het aantal autoverplaatsingen met 10%. Als het bedrijf dit mobiliteitsbudget inbedt in een intern en duurzaam mobiliteitsbeleid, dan verhoogt dit de impact van het mobiliteitsbudget met 5% extra duurzame verplaatsingen. Het mobiliteitsbudget doet in deze situatie de autoverplaatsingen met 15% dalen. Niet-stedelijke context met matig of geen openbaar vervoer De ruimtelijke versnippering in Vlaanderen leidt ertoe dat zeker niet voor alle werknemers het openbaar vervoer een alternatief kan zijn. De fiets, zeker de elektrische fiets, kan gemakkelijker een goed alternatief zijn voor de 43% Vlaamse pendelaars die op maximaal 10 kilometer van het werk wonen. Dit heeft zijn impact op het mobiliteitsbudget van bedrijven in niet-stedelijke context. De invoering van het mobiliteitsbudget heeft een beperkte impact: VAB schat dat 3% van de autopendelaars zal overstappen op de fiets. Als het bedrijf een bedrijfsvervoerplan heeft of een breder mobiliteitsbeleid voert, kan de impact meer dan verdubbelen tot -7% autopendelaars en +1% openbaar vervoer gebruikers en 6% extra fietsers.