Begrippenlijsten biologie 4 havo en 5 havo PENTA College CSG Scala Rietvelden D Daglengte Darm, dikke Darm, twaalfvingerige Darmbacteriën (Darmflora) Darmepitheel Darmperistaltiek Darmplooien Darmvlokken Darren Darwin Data Dekweefsel Het moment in het etmaal tussen het moment dat de zon opkomt totdat de zon onder gaat. Daglengtes verschillen per seizoen. Onverteerde voedselresten komen terecht in de dikke darm. De dikke darm resorbeert water , mineralen, glucose en vitamine K uit voedselbrij. In de dikke darm leven vele bacteriën voor de vertering van cellulose. Eerste deel van de dunne darm. Direct na de maag. De afvoergangen van de galblaas en de alvleesklier monden uit in de twaalfvingerige darm. Hier vermengt gal en alvleessap met de voedselbrij. De darmflora bevindt zich hoofdzakelijk in de dikke darm. De darmbacteriën zorgen voor de vertering van stoffen die niet door de spijsverteringsenzymen uit het verteringsstelsel van de mens worden verteerd. Darmbacteriën zetten voedingsvezels om in voor de mens opneembaar glucose. De buitenste laag cellen van de darmvlokken die in contact staan met de voedselbrij in de darmen De knijpende beweging van het spijsverteringskanaal. Door het afwisselend samentrekken van de kringspieren en lengtespieren ontstaat de darmperistaltiek. Door deze beweging wordt de voedselbrij voortgeduwd en gemengd met de spijsverteringssappen. Darmplooien vergroten het resorptieoppervlakte van de darmen. De uitstulpingen op de darmplooien, die nogmaals het resorptieoppervlakte van de darmen vergroten. Resorptie van stoffen vindt plaats via deze darmvlokken. De mannelijke inwoners van een bijenvolk. Darren ontstaan uit haploide, onbevruchte eicellen. Darren zorgen tijdens de bruidsvlucht voor de bevruchting van de koningin De Engelse natuurkundige Charles Darwin. Hij is het brein achter de evolutietheorie die we nu nog kennen. Feiten die verzameld worden om antwoord te kunnen geven op vragen die gesteld worden. Synoniem is meetgegevens (van een experiment). Vormt de basis voor informatie voor een onderzoek of verslag. Ook wel epitheelweefsel. Het weefsel dat alle 1 Begrippenlijsten biologie 4 havo en 5 havo PENTA College CSG Scala Rietvelden oppervlakken van ons lichaam bedekt. Dendriet Denitrificatie Desoxyribonucleïnezuur Desoxyribose Detritus Diastole Dichtheidsafhankelijke factoren Dichtheidsonafhankelijke factoren Diepe inademing Diepe uitademing Dieren Diffusie Dihybride kruising Dikke darm Onderdeel van de zenuwcellen. Dendrieten geleiden elektrische impulsen die afkomstig zijn van andere neuronen naar het cellichaam toe van het neuron waar ze zelf toe behoren Denitrificatie is een nitraat reducerend proces, waarbij nitraat (NO3-) in de bodem of in het water op anaerobe wijze door bacteriën wordt omgezet naar distikstofgas (N2). DNA. (D=desoxyribose, N=nucleïne, A=acid=engels voor zuur). DNA is opgebouwd uit nucleotiden, die bestaan uit een suiker (desoxyribose) een stikstofbase en een fosfaatgroep. Suikers, één van de bouwstenen van het DNA. Alle dode resten en andere afvalproducten van organismen. Ontspanning van hartspierweefsel. Elke hartactiviteit (hartsystole) wordt gevolgd door een rustpauze van de hartspier, de diastole. Factoren die de populatiedichtheid beïnvloeden. Bij een grote populatie neemt deze invloed toe, bij een kleine populatie neemt deze invloed af. (predatie, parasieten, concurrentie) Factoren die de populatie beïnvloeden. Los van de grootte van de populatie. Denk aan invloeden van het klimaat zoals een strenge winter, of extreem droge tijden. Spieren in de hals trekken zich samen. Hierdoor gaan de ribben en het borstbeen nog verder omhoog en naar voren. Naastde invloed van de zwaartekracht op de borstkast trekken de binnenste tussenribspieren kunnen zich bij een diepe uitademing samen, waardoor de borstkas veel kleiner wordt gemaakt en de longen extra worden leeggedrukt. Alle organismen zonder celwand rond de cellen. Verplaatsing van stoffen vanaf een plaats met een hoge concentratie naar plaatsen met een lage concentratie van die stof. Diffusie kan plaatsvinden in gas en vloeistof. Infusiesnelheid is afhankelijk van: de concentratieverschillen, de temperatuur, en de afstand. Di' staat voor twee, dus een kruising waarbij op 2 verschillende eigenschappen van de ouders wordt gelet. Deel van het spijsverteringsstelsel na de dunne darm. In de dunne darm vindt resorptie van water 2 Begrippenlijsten biologie 4 havo en 5 havo PENTA College CSG Scala Rietvelden Dipeptiden Diploïd (2n) Disacharide Dissimilatie Divergeren DNA DNA, mitochondriaal DNA, niet-coderend DNA-nucleotiden, vrije DNA-polymerase DNA-reparatie plaats. Ook zitten er in de dikke darm vele bacteriën die onverteerbare voedingsvezels uitwendig verteren. Bij deze vertering komt glucose vrij. Een molecuul dat bestaat uit twee aminozuren. Diploïd betekend dat een cel beide chromosomen van een chromosomenpaar bevat. Bij de mens bevat een diploïde cel 46 chromosomen, of 23 paar chromosomen. Een stof waarvan elk molecuul bestaat uit twee monosacharide-eenheden. Disachariden ontstaan door condensatie (reactie waar water bij vrijkomt) van twee monosachariden. De omzetting van energierijke grote organische moleculen tot kleinere moleculen. De chemische energie die hierbij vrijkomt, wordt omgezet in ATP en warmte. De geproduceerde ATP wordt gebruikt voor de biochemische processen in de cel. Tegenovergestelde van convergeren. De ogen staan gedivergeerd bij het kijken in de verte. Door de gekoppelde reflex is bij gedivergeerde ogen de lens plat. Erfelijkheidsdrager in de cel. Volledige naam is desoxyribonucleïnezuur. D staat voor desoxyribose, N staat voor nucleïne en A staat voor acid en dat is het Engelse woord voor zuur. Het DNA van het mitochondrium. Het DNA in het mitochondrium altijd afkomstig van de moeder want spermacellen zijn te klein voor het dragen van deze celorganellen en de eicel niet. DNA dat geen informatie bevat voor de synthese van RNA en eiwitten. Het grootste deel van het genoom bestaat uit niet-coderend DNA. Ook wel evolutionaire junk genoemd. Een ander woord voor niet-coderend DNA is intron. DNA bevat ongeveer 95% niet-coderend DNA Nucleotiden zijn de bouwstenen van DNA. Vrije nucleotiden bevinden zich in de celkern en worden gebruikt voor de vorming van nieuw DNA in een proces dat we replicatie noemen Een enzym (eiwit) dat langs een enkelvoudige DNA-keten schuift en op deze manier van vrije nucleotiden een nieuwe DNA-streng bouwt. DNApolymerase zorgt voor replicatie (verdubbeling) van het DNA in de S-fase van de celcyclus. Het repareren van DNA. DNA-reparatie vindt 3 Begrippenlijsten biologie 4 havo en 5 havo PENTA College CSG Scala Rietvelden DNA-replicatie DNA-sequentie Dochtercellen Dode ruimte Doelwitcellen Doelwitorgaan Domeinen Dominant Dominant, onvolledig Donor Donorregister Donorverklaring Dood Draagkracht Draagster/drager vooral plaats in de G2-fase van de celcyclus, nadat in de S-fase al het DNA is verdubbeld. Het kopiëren/verdubbelen van het DNA voordat de cel zich gaar delen. Dit gebeurt in de S-fase van de interfase. Hierdoor krijgen de dochtercellen bij de mitose hetzelfde DNA als de moedercel waaruit ze zijn ontstaan. De volgorde waarop de reeks baseparen in het DNA liggen. Wanneer een cel (moedercel) deelt, worden de twee nieuwe cellen uit de moedercel, de dochtercellen gevormd. Deling van de moedercel vindt plaats in de M-fase van de celcyclus. Groei van de dochtercellen in de G1-fase. Gedeelte van de luchtwegen waar geen gaswisseling plaatsvindt. De cellen waarvoor de hormonen bedoeld zijn. Doelwitcellen bevatten specifieke receptoren voor de hormonen. Deze receptoren liggen in het cytoplasma of in de celmembraan. Organen waarvan de cellen hormoonreceptoren hebben en dus de “boodschap” van de hormonen van de klieren ontvangen. In de biologie zijn dit de 3 domeinen waarin allen organismen zijn ingedeeld. De drie domeinen zijn: 1: bacteriën, 2: archaea, 3: eukaryoten. Elk van de domeinen kan verder worden ingedeeld in rijken. Een dominant allel is een onderdeel van een gen (één van de twee allelen) die in het fenotype tot uiting komt. Als het recessieve allel toch een beetje tot uiting komt in het fenotype ven het organisme. Er is dan sprake van een intermediair fenotype. Een persoon die een orgaan of weefsel afstaat. In het donorregister kun je vastleggen of je je organen na je overlijden wel of niet beschikbaar stelt voor transplantatie. Een formulier waarmee iemand zijn wens ten aanzien van orgaan- en weefseltransplantatie kenbaar maakt. Het einde van een leven. Wanneer het organisme geen levensverschijnselen meer vertoont. De hoeveelheid organisme die een ecosysteem kan onderhouden, waarbij de samenstelling van populaties in het ecosysteem gedurende langeretijd onveranderlijk zijn. Iets of iemand die heterozygoot is voor een 4 Begrippenlijsten biologie 4 havo en 5 havo PENTA College CSG Scala Rietvelden Drang Dreiggedrag Drempelwaarde Dresseren Drukreceptoren Dubbele innervatie Dubbele spiraal(helix) Duinbos Duinen Duinstruweel Dunne darm Duurtraining Duurzaamheid Dwarsgestreept spierweefsel Dynamisch evenwicht eigenschap, niet de ziekte heeft vanwege het hebben van een dominant allel. Een prikkel die je lichaam niet kan weerstaan. Aanvallende verdedigingshouding die vooral bestaat uit bluf om de vijand of concurrentie af te schrikken. Minimale sterkte van een prikkel op een zintuigcel waarbij er een impuls ontstaat op de sensorische zenuw. Als de prikkel onder de drempelwaarde blijft ontstaat er geen impuls en is er ook geen waarneming. Leerstrategie bij dieren gebaseerd op belonen en straffen. Zintuigcellen (in de huid) die het organisme informatie verschaffen over druk op de huid vanuit het milieu. elk doelwitorgaan word geïnnerveerd door 2 zenuwen uit het autonome zenuwstelsel: een parasympatische -en orthosympatische zenuw. Het DNA-molecuul bestaat uit twee ketens die om elkaar heen gewonden liggen, dit noemen we de dubbele helix. Structuurrijk bos dat bestaat uit horizonten van kruiden, struiken en bomen. En duin is een heuvel van fijn zand en ontstaat door het verwaaien van zand tot een heuvel. Begroeiing van de duinen. Pioniersplanten met brede tolerantiegrenzen voor temperatuur, vocht en voeding. Pioniers Deel van het darmstelsel dat ligt tussen de 12vingerige darm en de dikke darm. In de dunne darm vindt resorptie van verteerde voedingsstoffen plaats. Langdurige, gelijkmatige inspanning. Gebruik van grondstoffen op een manier dat de invloed van de activiteiten van de mens geen blijvende schade aanricht aan het milieu zodat ook toekomstige generaties het milieu, en dezelfde bron kunnen blijven gebruiken. Skeletspieren bestaan uit dwarsgestreept spierweefsel. Als het dwarsgestreepte spierweefsel staat onder invloed van de wil. Het dwarsgestreepte bandenpatroon wordt veroorzaakt door de actine- en myosine filamenten die de spiercontractie mogelijk maken. In een ecosysteem houden de individuen van de verschillende levensgemeenschappen elkaar in evenwicht. De aantallen of de grootte van de verschillende populaties liggen min of meer vast, 5 Begrippenlijsten biologie 4 havo en 5 havo PENTA College CSG Scala Rietvelden maar in detail schommelt de omvang onder invloed van andere soorten. 6