Cijferend vermenigvuldigen

advertisement
Cijferend vermenigvuldigen: met en zonder onthouden. E ¬ E, E ¬ T, E ¬ H
groep
6 reken zeker
1
12334 opstapprogramma groep6_1.indd 1
26-04-11 09:50
1 Reken uit.
De som: 2 × 4 = 8
kun je ook onder elkaar
schrijven en uitrekenen.
Kijk, zo: 4
 5
 4¬
20
2 Reken uit.
 6
 7
 9¬
 4
 7¬
 8
 4¬
We rekenen 3 × 31
onder elkaar uit.
Kijk zo:
2×
8
 8¬
3×1=3
Schrijf de 3 bij de
eenheden op.
3 × 3 tientallen
= 9 tientallen.
Schrijf de 9 bij de
tientallen op.
T E
T E
T E
31
31
31
 3
93
 3¬
 3¬
 3¬
93
T E
T E
T E
T E
T E
24
11
32
42
22
 2¬
 8¬
3 Maak de sommen.
 3¬
4×0=0
Je schrijft 0 bij
de eenheden.
Let op:
er zit een 0
in de keersom.
 2¬
 4¬
4 × 2 tientallen
= 8 tientallen.
Je schrijft 8 bij
de tientallen op.
T E
T E
T E
20
20
20
 0
80
 4¬
 4¬
 4¬
80
T E
T E
T E
T E
T E
30
10
80
40
30
 2¬
 6¬
 1¬
 2¬
 3¬
2
12334 opstapprogramma groep6_1.indd 2
26-04-11 09:50
/4 Maak de sommen.
Stap 1:
eenheden × eenheden.
23
3¬
69
Stap 2:
eenheden × tientallen.
50
41
60
57
T E
T E
T E
T E
6¬
8¬
7¬
5¬
/5 Reken uit.
T E
12
 4¬
48
 31
  7¬
 71
 51
  8¬
  6¬
2 × 6 = 12
Schrijf 2 op bij de eenheden.
Onthoud het tiental.
6 Reken uit.
We gaan keersommen
maken met onthouden.
Dat gaat zo:
1 26
26
 2
52
 2¬
 31
 2¬
  5¬
2 × 2 tientallen =
4 tientallen. Tel bij 4
het tiental op dat je
moest onthouden.
Dat zijn 5 tientallen.
Schrijf 5 op bij
de tientallen.
14
34
24
18
26
33
27
15
48
21
 5¬
3¬
 2¬
3¬
 4¬
6¬
 5¬
2¬
 3¬
4¬
3
12334 opstapprogramma groep6_1.indd 3
26-04-11 09:50
7 Reken uit.
7×1=7
Schrijf 7 op bij
de eenheden.
7 × 4 tientallen
= 2 honderdtallen
en 8 tientallen.
Schrijf eerst de 8
bij de tientallen.
41
41
41
7
87
287
93
72
33
7¬
53
3¬
84
2¬
8
Reken uit.
2¬
5 × 7 = 35
Schrijf 5 op bij de eenheden.
Je moet 3 tientallen onthouden.
Schrijf de 3 boven de tientallen.
De getallen die je
moet onthouden,
schrijf je boven de som.
Schrijf dan 2 bij
de honderdtallen.
7¬
4¬
7¬
6¬
5 × 5 tientallen = 25
tientallen. Tel de 3 tientallen
erbij op. Dan zijn het 2
honderdtallen en 8 tientallen.
Schrijf die getallen op.
3 3
57
57
5
285
5¬
5¬
19
77
88
30
43
61
80
94
6¬
7¬
5¬
5¬
3¬
9 Maak de keersommen.
1
34
3¬
102
40
6¬
8¬
7¬
2¬
4
12334 opstapprogramma groep6_1.indd 4
26-04-11 09:50
) Reken uit.
Stap 2:
eenheden × tientallen.
Tel de tientallen die
je
moest onthouden
Stap 1:
erbij op.
eenheden × eenheden.
Stap 3:
Onthoud de tientallen.
eenheden × de honderdtallen.
3 × 207
2
207
207
207
1
21
621
3¬
2
3¬
3¬
217
309
319
227
156
3¬
254
3¬
2¬
183
5¬
3¬
208
4¬
3¬
123
8¬
2¬
124
5¬
5
12334 opstapprogramma groep6_1.indd 5
26-04-11 09:50
! Reken uit.
Let op:
er zit soms een 0 in de keersom.
3×0=0
Schrijf 0 op bij
de eenheden.
3 × 4 tientallen
= 12 tientallen.
Je schrijft 2
bij de tientallen
op en onthoudt
1 honderdtal.
H T E
3 × 2 honderdtallen
= 6 honderdtallen.
Tel daarbij het
honderdtal op dat je
moest onthouden.
Dat zijn samen 7
honderdtallen. Schrijf 7
bij de honderdtallen.
1
240
240
240
0
20
720
3¬
3¬
3¬
130
150
120
110
240
120
133
150
160
166
4¬
5¬
3¬
4¬
8¬
9¬
5¬
4¬
6¬
6¬
/@ Reken uit.
Stap 1:
eenheden × eenheden.
Onthoud de tientallen.
Stap 2:
eenheden × tientallen.
Tel de tientallen die je moest
onthouden erbij op.
Stap 3:
eenheden × honderdtallen.
Tel de honderdtallen die je
moest onthouden erbij op.
2
104
6¬
624
118
8¬
106
5¬
179
4¬
182
7¬
120
5¬
6
12334 opstapprogramma groep6_1.indd 6
26-04-11 09:50
# Reken uit.
2
115
5¬
218
3¬
575
108
140
7¬
239
3¬
$ Maak de sommen.
226
3¬
4¬
Kijk eens goed.
Welke som kun je ook makkelijk
uit je hoofd uitrekenen?
1
103
4¬
230
308
180
315
166
177
188
199
176
154
304
94
86
154
189
107
76
145
198
110
4¬
412
155
4¬
4¬
3¬
3¬
5¬
5¬
3¬
5¬
% Maak de sommen.
136
4¬
544
4¬
6¬
3¬
7¬
^ Reken uit.
1
105
3¬
315
109
2¬
9¬
8¬
6¬
6¬
4¬
4¬
8¬
5¬
7
12334 opstapprogramma groep6_1.indd 7
26-04-11 09:50
Download