II DOMUS

advertisement
Lectio XIII Lectio XII
Lectio XI
Lectio X
Lectio IX
Lectio VIII Lectio VII
Lectio VI
XIX
53877_Pharos1_Leerboek.indd 19
Ubi est Quintus?
26
Taal
27
Fontes – Iuvenalis
32
Lectio III
20
Lectio IV
Wonen in Rome
Lectio V
Lectio II
II DOMUS
19
10/02/11 12:24
Lectio I
Lectio I
Lectio II
WONEN IN ROME
Lectio III
Lectio IV
In welke huizen wonen de Romeinen? Hoe zijn die ingericht? Verschilt hun woonsituatie erg van de
onze nu? De vragen liggen voor de hand, de antwoorden niet. Er zijn amper beschrijvingen van het
interieur van particuliere huizen uit de klassieke oudheid voorhanden. We moeten ons dus bijna
uitsluitend baseren op archeologische vondsten. Vooral de ruïnes van Pompeii vormen voor moderne
archeologen een dankbare bron van kennis over het dagelijks leven van de Romeinen. Reis je mee
naar het verleden?
Lectio V
Pompeii wordt in de eerste eeuw v.C. een Romeinse colonia – de stad zelf is op dat moment
al honderden jaren oud. Rond 62 n.C. wordt de stad getroffen door een zware aardbeving.
Later blijkt die aardbeving een nog veel grotere ramp aan te kondigen: de uitbarsting van
de Vesuvius, een nabijgelegen vulkaan. In 79 n.C. worden Pompeii en omstreken volledig
bedolven onder een regen van as, vulkanisch puin, modder en lava. Wie de ramp overleeft,
verlaat de verwoeste plaatsen. Pompeii raakt vergeten. Pas vanaf de achttiende eeuw
worden Pompeii en andere steden in de omgeving geleidelijk aan herontdekt. Omdat de tijd
er leek stil te staan, geven ze ons een goed beeld van de oudheid.
Lectio VI
Lectio VII Lectio VIII
Lectio IX
Lectio X
Lectio XI
Lectio XII Lectio XIII
De Romeinse samenleving kunnen we ruwweg opsplitsen in twee groepen:
1 een minderheid van rijken, die in een domus wonen;
2 een meerderheid van armen, waarvan een groot deel niet eens onderdak heeft!
1
Een domus voor de rijke Romein
Opgravingen leren ons dat de rijken hun huizen dikwijls volgens een gelijkaardig grondplan opbouwen.
Aan de buitenkant ziet een domus of villa urbana er eerder eenvoudig uit: kleine raampjes
en witgekalkte muren, die vaak vol staan met allerlei opschriften en afbeeldingen (politieke
boodschappen, ‘reclame’, graffiti …). De kleine raampjes beschermen de bewoners beter tegen
lawaai, stof en mogelijke gevaren. Een Romeinse stad is niet altijd zo veilig.
20
53877_Pharos1_Leerboek.indd 20
XX
10/02/11 12:24
Lectio I
7
2
10
1
Aan de straatkant zijn er vaak winkels 1 . Die zijn doorgaans eigendom van de bewoner, die ze verhuurt.
Je komt het huis binnen langs een brede en stevige (lees: veilige!) voordeur. Dan stap je door de hal of
het vestibulum 2 .
Soms bevindt zich daar een opmerkelijke
mozaïekvloer met een boodschap voor
al dan niet gewenste bezoekers. Vaak
hebben dergelijke huizen ook een soort
portiershokje in de vestibule. Daar huist
een ‘bewaker’ die iedereen in de gaten
houdt die binnenkomt of buitengaat.
Lectio VI
Lectio XIII Lectio XII
Vervolgens kom je in het atrium 3 .
In dit ruime vertrek ontvangt de eigenaar
zijn zakenrelaties en andere gasten.
Waarschijnlijk staat er weinig meubilair,
maar kleurige fresco’s op de muren
en mooie mozaïekvloeren maken deze
ruimte aantrekkelijk.
Lectio VIII Lectio VII
6
Lectio IX
3
Lectio X
9
Lectio XI
4
Lectio V
8
Lectio IV
5
Lectio III
Lectio II
Indeling
Cave canem (‘Opgepast voor de hond’)
In de beginjaren van de Romeinse
in het Huis van de Tragische Dichter in Pompeii
republiek leefden de mensen in een
huis dat alleen bestond uit een atrium met enkele kamers errond. De rook van het haardvuur liet roet
achter op de muren, die zwart (ater) werden. Vandaar de naam atrium.
XXI
53877_Pharos1_Leerboek.indd 21
21
10/02/11 12:24
Lectio I
Lectio II
Lectio III
Lectio IV
Lectio V
Lectio VI
Lectio VII Lectio VIII
Lectio IX
Lectio X
Atrium van het Huis van Menander in Pompeii
Lectio XI
In het atrium valt de grote opening of het compluvium 4 in het midden van het dak meteen op. Zo
komt er licht en frisse lucht binnen. In Rome en het Middellandse Zeegebied heerst er immers een
ander klimaat dan in onze streken! Gelukkig regent het af en toe ook flink. Het regenwater wordt dan
via het compluvium opgevangen in het impluvium 5 , een bak in de vloer. Van daar stroomt het naar
een onderliggende regenput.
Lectio XII Lectio XIII
Enkel de allerrijksten hebben stromend water in huis via een waterleiding. De meeste inwoners
van een Romeinse stad zijn echter afhankelijk van regenwater en water uit openbare fonteinen. Die
fonteinen worden ook door leidingen van water voorzien. In geval van lange droogte vallen de huizen
van de rijke burgers het eerst droog. Een ingenieus systeem zorgt ervoor dat de waterleidingen tot het
laatst de openbare fonteinen blijven bevoorraden. Niet dat de machthebbers zich het lot van de armen
aantrekken; ze willen vooral opstanden vermijden!
Langs het atrium heeft men toegang tot andere kamers 6 . Die dienen als eet-, slaap- en/of
bergruimten. Soms zijn er ook nog één of meerdere trappen die leiden naar bovenliggende
verdiepingen. Die trappen kunnen zowel van hout als van steen zijn. De kamers rond het atrium zijn
gewoonlijk eerder klein en beschilderd in felle kleuren.
22
53877_Pharos1_Leerboek.indd 22
XXII
10/02/11 12:24
Lectio I
Lectio II
Lectio III
Lectio IV
Ook op vlak van hygiëne verschillen de Romeinse levensomstandigheden grondig van onze huidige
manier van wonen. Het grootste deel van de Romeinse huizen heeft bijvoorbeeld geen badkamer!
Een echt toilet is er ook niet altijd. Als er al een toilet is, dan bevindt het zich dikwijls niet in een
afzonderlijke ruimte, maar gewoon in de keuken! Waar en hoe iedereen in huis dan naar het toilet
gaat, blijft dus ook onduidelijk.
XXIII
53877_Pharos1_Leerboek.indd 23
Lectio VIII Lectio VII
Lectio VI
Lectio V
Wat hoe dan ook opvalt, is dat de
Romeinen waarschijnlijk geen echte
privacy kennen zoals wij tegenwoordig.
In het huis van een rijke Romeinse
burger woont niet alleen één gezin.
Naast de heer des huizes, zijn vrouw en
kinderen leven er vaak nog veel meer
mensen: andere familieleden, vrienden
van de eigenaar, (huis)slaven
Fresco in het Huis van Marcus Lucretius Fronto in Pompeii
en misschien wel personen die gewoon
een kamer of een onderkomen in het huis huren. Mogelijk heeft zelfs niet iedereen een vaste slaapplaats
in het huis.
Lectio IX
Op basis van wat men o.a. in Pompeii
aantrof, geloofde men lange tijd dat
de Romeinen hun huizen eerder
sober inrichtten. Hedendaagse
onderzoekers daarentegen gaan er
eerder vanuit dat Romeinse huizen
wel vol stonden met meubels:
kasten, kisten, tafels, stoelen. Toch
bestaat er nog heel wat discussie
over de inrichting en het comfort van
Romeinse huizen.
Lectio X
Inrichting en comfort
Lectio XI
Peristylium van een villa in Pompeii
Lectio XIII Lectio XII
In heel wat domus bevindt zich achter
het atrium nog een aangelegde
tuin. Die is meestal aan drie zijden
omgeven door een zuilengang of
peristylium 7 . De allergrootste
Romeinse huizen hebben zelfs twee
peristylia achter elkaar liggen. Vaak
geven rijkelijk versierde eetkamers
of triclinia 8 uit op deze tuinen.
Dikwijls is er ook een kleine keuken
of culina 9 , maar niet elke domus
beschikt over een afzonderlijke
keuken.
Het lararium 10 ligt gewoonlijk
ook aan de tuin. Dat is een klein
huisaltaar voor de Lares, de
beschermgoden van de familie. In
huizen zonder peristylium vind je dit
altaar terug in het atrium.
23
10/02/11 12:24
Lectio I
Verlichting en verwarming
Lectio II
Lectio III
Aangezien de Romeinse huizen doorgaans kleine ramen hebben, is het binnen eerder donker. Enkel via
het atrium en het peristylium komt er natuurlijk licht binnen. De inwoners moeten zich dus veel behelpen
met kunstlicht. Door middel van talrijke olielampen proberen ze hun donkere huizen te verlichten. Niet
voor niets behoren die lampen tot de meest gevonden voorwerpen uit de klassieke oudheid.
Lectio IV
Ook al zijn de zomers warm, in de winter kan het in Rome en omstreken behoorlijk koud zijn. De
Romeinen bedenken gelukkig allerlei manieren om de verschillende kamers te verwarmen. Zo leggen
ze bijvoorbeeld gloeiende kolen in bronzen bekkens,
die ze kunnen verplaatsen.
Lectio V
Lectio VI
Lectio VII Lectio VIII
Maar de meest indrukwekkende Romeinse
uitvinding voor thuisgebruik is toch wel het
systeem van vloerverwarming of hypocaustum.
In een ruimte onder het huis stoken slaven een
vuur dat de lucht verhit. De warme lucht stroomt
door de holle vloeren en door buizen in de wanden
van alle kamers. Dit systeem van verwarming is
natuurlijk enkel bestemd voor de allerrijksten en
de keizers, die niet in een gewone domus wonen,
maar in indrukwekkende paleizen. Die paleizen
hebben dikwijls wel eenzelfde indeling (vestibulum,
atrium …) als een klassieke domus; alleen zijn de
afmetingen telkens een ‘ietsje’ groter.
2
Werking van het hypocaustum
Een insula voor de armen
Lectio IX
Lectio X
Voor de meeste Romeinen is de luxe van
een domus niet weggelegd. Ze wonen in
een huurkazerne of insula. Denk hierbij niet
aan onze hedendaagse appartementen met
alle mogelijke comfort, maar stel je net het
tegenovergestelde voor!
Lectio XI
De buitenzijde
Lectio XII Lectio XIII
Deze huurkazernes zijn vierkante gebouwen
met in het midden een luchtkoker. Ze worden
voor het eerst gebouwd in Rome in de vroege
derde eeuw v.C. Rome zit in die tijd klem
binnen de stadsmuren en de enige oplossing
is om in de hoogte te bouwen, wat dan ook
massaal gebeurt.
Een insula in Ostia
24
53877_Pharos1_Leerboek.indd 24
XXIV
10/02/11 12:24
XXIV
-
Leg de begrippen domus, insula, vestibulum, atrium, compluvium, impluvium,
peristylium, triclinium, lararium en hypocaustum uit.
Geef de indeling van een domus.
Geef twee opvallende verschillen tussen de woonsituatie (inrichting, comfort, …) in
een domus en je eigen manier van wonen.
Leg uit hoe de Romeinen hun huizen verlichten en verwarmen.
Verklaar waarom het leven in een insula geen pretje is.
XXV
53877_Pharos1_Leerboek.indd 25
Lectio III
Lectio XI
MEMENTO
Lectio XIII Lectio XII
Openbare toiletten in Ostia
Lectio X
Lectio IX
Lectio VIII Lectio VII
Stromend water is er evenmin. Je
moet je water halen aan de openbare
fonteinen. Die bevinden zich op
pleinen of aan kruispunten. Over een
echt toilet beschik je al helemaal
niet, tenzij je naar beneden gaat,
naar de dichtstbijzijnde openbare
toiletten. Maar omdat men voor het
gebruik van die latrines soms een
kleine vergoeding vraagt, doen veel
mensen hun behoefte gewoon thuis,
in een emmer die ze dan op straat
uitgieten.
Lectio II
Lectio I
De appartementjes in zo’n insula bieden weinig comfort. De kamers zijn er klein, vochtig, slecht
verlucht en pikdonker. In de zomer is het er gloeiend heet en in de winter ijskoud.
Veel meubilair hebben de bewoners
niet. Zelfs een soort matras om op te
slapen, is al een grote luxe.
Lectio IV
Het interieur
Lectio V
Ondanks de vele appartementsgebouwen zijn er voortdurend woningen te kort en dat leidt tot
torenhoge huurprijzen. De mensen in de volkswijken wonen dicht op elkaar gepakt en sommige
mensen zijn zo arm dat ze zich zelfs geen kamertje kunnen veroorloven. Zij leven onder de trappen,
op zolders, in vochtige kelders of ... op straat.
Lectio VI
Keizer Augustus verbiedt insulae die meer dan 21 meter hoog zijn, omdat er gevaar dreigt voor
instorting. Vaak omzeilt men de wet door op het dak van een insula, een meter van de gevelrand
verwijderd, toch enkele verdiepingen bij te bouwen.
Niet alleen de hoogte is gevaarlijk, ook het bouwmateriaal zelf. De insulae zitten vol hout, zijn wankel
en leunen tegen elkaar aan. De straatjes ertussen zijn nauwelijks een meter breed. Verwarmen
gebeurt binnenshuis op houtskoolkacheltjes. Je begrijpt al dat er heel vaak brand uitbreekt.
25
10/02/11 12:24
Lectio I
Lectio II
UBI EST QUINTUS?
Lectio III
aius Caecilius Metellus en zijn vrouw Iulia Sabina bereiden vandaag een feestje voor.
G
Iedereen is druk in de weer. Ook hun kinderen Caecilia en Quintus steken een handje toe.
Op dit moment is Caecilia op zoek naar haar broer …
Lectio IV
Caecilia Quintum quaerit.
Primum atrium intrat neque Quintus ibi est.
Lectio V
Deinde culinam intrat neque vero Quintum ibi reperit.
neque vero: maar ook niet
Postremo triclinium intrat, sed fratrem nondum reperit.
5 Nunc Caecilia Quintum vocat, sed Quintus non respondet.
Lectio VI
Iterum Caecilia nomen Quinti clamat, sed iterum frater non respondet. Quinti: van Quintus
Tum mater venit et filiam interrogat:
‘Caecilia, ubi est Quintus? Cur non respondet?’
Lectio VII Lectio VIII
Caecilia: ‘Fortasse nihil audit. Fortasse in horto ludit.’
in horto: in de tuin
10 Mater hortum intrat. Hic est filius.
Quid agit in horto?
Quintus non ludit, sed sedet et tacet.
‘Quid est?’, mater filium interrogat.
Quintus matrem audit, sed tacet.
15 Iterum mater filium interrogat: ‘Quid est?’
Lectio IX
‘Nihil, mater, nihil!’, Quintus respondet.
Nunc mater videt pilam … et statuam.
Statua fracta est.
fracta: gebroken, kapot
Lectio X
Statim mater filium reprehendit …
Lectio XI
Lectio XII Lectio XIII
26
53877_Pharos1_Leerboek.indd 26
XXVI
10/02/11 12:24
Lectio I
Lectio IV
Een zin bestaat uit één of meer zinsdelen die een samenhangend geheel vormen.
Het zinsdeel dat iets over Quintus zegt, is het gezegde.
In zin 1 is het gezegde dormit, in zin 2 is dit puer est.
Het onderwerp
Quintus dormit.
ZIN
Quintus slaapt.
Bij een werkwoordelijk gezegde als dormit verwacht je slechts één noodzakelijke aanvulling.
Je verwacht een antwoord op de vraag: “Wie / wat slaapt?”
Die eerste aanvulling is het onderwerp. Het onderwerp (O) Quintus zegt wie de handeling van het
WWG uitvoert. We zeggen dat de functie van Quintus onderwerp is. Omdat het onderwerp de handeling
van het WWG uitvoert, zeggen we dat de rol van het onderwerp handelend is.
3
Het voorwerp (lijdend)
Quintus amicum videt.
Lectio X
Het onderwerp vind je door de volgende vraag te stellen: “Wie / wat + WWG ?”
Vraag: Wie / wat
slaapt?
Antwoord: Quintus
Wie / wat
+ WWG?
O
Lectio VIII Lectio VII
Het gezegde is het belangrijkste deel van de zin. De betekenis van het gezegde bepaalt namelijk welke
aanvullingen noodzakelijk zijn om een betekenisvolle zin te krijgen.
Lectio VI
Lectio V
Er zijn twee soorten gezegdes.
1 Een gezegde dat zegt wat Quintus doet, noem je een werkwoordelijk gezegde (WWG) (zin 1).
2 Een gezegde dat zegt wat Quintus is, noem je een naamwoordelijk gezegde (NWG) (zin 2).
Zinnen met een NWG zullen we later behandelen.
2
Lectio III
Quintus slaapt.
Quintus is een jongen.
Lectio IX
1 Quintus dormit.
2 Quintus puer est.
ZIN
ZIN
Quintus ziet zijn vriend.
Bij een WWG als videt verwacht je twee noodzakelijke aanvullingen.
De eerste aanvulling is het onderwerp.
Je verwacht ook een antwoord op de vraag: “Wie / wat ziet Quintus?”
Bij videt verwacht je dus een tweede aanvulling om een betekenisvolle zin te krijgen.
Die tweede aanvulling is het voorwerp. We zeggen dat de functie van amicum voorwerp (VW) is.
Omdat het zinsdeel amicum de handeling van videt ondergaat, zeggen we dat de rol van het voorwerp
lijdend is (lijden = ondergaan).
Lectio XI
Het gezegde
Lectio XIII Lectio XII
1
Lectio II
TAAL
Het voorwerp (lijdend) vind je door de volgende vraag te stellen: “Wie / wat + WWG + O?”
Vraag: Wie / wat
ziet
Quintus?
Antwoord: zijn vriend.
Wie / wat
+ WWG
+ O?
VW
XXVII
53877_Pharos1_Leerboek.indd 27
27
10/02/11 12:24
Lectio I
Lectio II
4
Naamvallen
ZIN
In het Latijn verandert de vorm van een zelfstandig naamwoord als het een andere functie krijgt in de zin.
Lectio III
Quintus non respondet.
Caecilia Quintum clamat.
Quintus antwoordt niet.
Caecilia roept Quintus.
Lectio IV
In het eerste voorbeeld is Quintus het onderwerp, in het tweede voorbeeld is Quintum het voorwerp.
De uitgang verandert dus naargelang de functie in de zin.
De vorm van een zelfstandig naamwoord die een bepaalde functie aanduidt, noemen we een naamval.
De naamval die het onderwerp aanduidt, heet de nominatief (nom.).
De naamval die het voorwerp (lijdend) aanduidt, heet de accusatief (acc.).
Lectio V
5
Verbuigingen
WOORD
Lectio VI
Het veranderen van de uitgang bij zelfstandige naamwoorden heet verbuigen.
De zelfstandige naamwoorden worden ingedeeld in groepen of verbuigingen.
Je leert in deze lectio drie verbuigingen, elk met hun eigen model:
Lectio VII Lectio VIII
Lectio IX
Verbuiging
Model
Genus
Uitgang
1ste
rosa
v.
-a
avus
m.
-us
donum
o.
-um
dux
m. / v.
meerdere mogelijkheden
corpus
o.
meerdere mogelijkheden
2de
3de
Lectio X
De zelfstandige naamwoorden van de derde verbuiging eindigen op verschillende uitgangen.
Leer daarom goed de stam en het genus in je woordenlijst.
Lectio XI
De eerste en de tweede verbuiging vormen samen de eerste klasse. De woorden van de derde
verbuiging behoren tot de tweede klasse. Leer de uitgangen van de nominatief en accusatief
enkelvoud van deze verbuigingen goed uit het hoofd:
1ste klasse
2de klasse
Lectio XII Lectio XIII
2de verbuiging
1ste verbuiging
2de verbuiging
model
avus
rosa
donum
dux
corpus
genus
m.
v.
o.
m. / v.
o.
nom. enk.
av-us
ros-a
don-um
dux
corpus
acc. enk.
av-um
ros-am
don-um
duc-em
corpus
C
28
53877_Pharos1_Leerboek.indd 28
3de verbuiging
In het onzijdig is de nominatief steeds gelijk aan de accusatief.
XXVIII
10/02/11 12:25
Lectio I
ZIN
Bij zinsdelen maken we een onderscheid tussen functie, rol en vorm.
Lectio III
Quintus ziet een vriend.
Het zinsdeel Quintus heeft in deze zin de functie onderwerp.
Het onderwerp Quintus voert de handeling uit. Het onderwerp heeft hier dus een handelende rol.
De vorm van dit onderwerp is een naamwoord in de nominatief.
Lectio VI
Het zinsdeel amicum heeft de functie voorwerp. Omdat dit voorwerp de handeling van het WWG
ondergaat, is de rol van het voorwerp lijdend (lijden = ondergaan). De vorm van het voorwerp (lijdend)
is een naamwoord in de accusatief.
Samengevat
7
- functie
- rol
- vorm
= werkwoordelijk gezegde (WWG)
= handeling
= vervoegde werkwoordsvorm of persoonsvorm (PV)
= onderwerp (O)
= handelend
= nw. in nominatief (nom.)
Het zinsdeel amicum: - functie
- rol
- vorm
= voorwerp (VW)
= lijdend
= nw. in accusatief (acc.)
Lectio IX
Het zinsdeel Quintus: - functie
- rol
- vorm
Lectio VIII Lectio VII
Het zinsdeel videt:
Het zinsmodel
ZIN
Functie, rol en vorm stellen we schematisch voor in een zinsmodel. Het gezegde is het belangrijkste
deel van de zin en wordt in het blauw aangeduid. De noodzakelijke aanvullingen worden met groen
aangeduid.
functie
rol
vorm
handeling
werkwoordsvorm:
PV
functie
functie
onderwerp
voorwerp
Lectio XIII Lectio XII
WWG
rol
vorm
rol
vorm
handelend
nw. in nom.
lijdend
nw. in acc.
XXIX
53877_Pharos1_Leerboek.indd 29
Lectio V
Lectio IV
Het zinsdeel videt heeft in deze zin de functie werkwoordelijk gezegde (WWG).
In deze zin drukt het WWG videt een handeling uit. Dit is de rol die het WWG in de zin vervult.
De vorm van dit WWG is een vervoegde werkwoordsvorm of persoonsvorm (PV).
Lectio X
Quintus amicum videt.
Lectio II
Functie, rol en vorm
Lectio XI
6
29
10/02/11 12:25
Lectio I
Lectio II
8
3de persoon enkelvoud van het werkwoord
WOORD
Lectio III
Ook werkwoorden zijn veranderlijke woorden.
Bij werkwoorden noemen we het veranderen van de uitgang vervoegen.
Werkwoorden worden in verschillende groepen of vervoegingen ingedeeld op basis van de laatste
letter van de stam. Er bestaan 5 vervoegingen:
Lectio IV
vervoeging I:
vervoeging II:
vervoeging III:
vervoeging IV:
vervoeging V:
stam op een lange klinker stam op lange klinker stam op een medeklinker of een -u
stam op lange klinker stam op een korte klinker -
am mon tegaud cap -
model: amare (houden van)
model: monere (waarschuwen)
model: tegere (bedekken)
model: audire (horen, luisteren)
model: capere (nemen)
Lectio V
Werkwoorden die tot deze 5 vervoegingen behoren, zijn regelmatige werkwoorden.
Lectio VI
Voorlopig leren we enkel de uitgang van de 3de persoon enkelvoud 'hij', 'zij', 'het'.
De 3de persoon enkelvoud wordt gevormd door de uitgang -t aan de stam toe te voegen.
Ook hier leer je bij elke vervoeging het model uit het hoofd.
Er bestaan ook onregelmatige werkwoorden zoals esse (zijn).
Lectio VII Lectio VIII
Vervoeging
I
II
III
IV
V
-stam
-stam
Onregelm.
ww.
-stam
-stam
Model
amare
monere
tegere
audire
capere
esse
3de pers. enk.
ama-t
hij, zij, het
houdt van
mone-t
hij, zij, het
waarschuwt
teg-i-t
hij, zij, het
bedekt
audi-t
hij, zij, het
hoort
capi-t
hij, zij, het
neemt
est
hij, zij, het
is
Lectio IX
Stam
medeklinkerof u-stam
Lectio X
C
Lectio XI
9
Bij de derde vervoeging worden de stam en de uitgang met elkaar verbonden door
een korte klinker - -. Deze - - noemen we een bindklinker.
Vertaaltips
Onderwerp
ZIN
Lectio XII Lectio XIII
Tum Quintus venit.
Amicum clamat.
Dan komt Quintus.
Hij roept zijn vriend.
In het Latijn is het onderwerp vaak niet uitgedrukt, wanneer je het gemakkelijk uit de context kunt
afleiden. In je Nederlandse zin schrijf je wel een onderwerp!
Voorwerp
ZIN
Mater filiam amat.
Moeder houdt van haar dochter.
Soms heeft een WWG in het Latijn een voorwerp (lijdend) in de accusatief, terwijl het Nederlands dit
op een andere manier uitdrukt.
30
53877_Pharos1_Leerboek.indd 30
XXX
10/02/11 12:25
Lectio I
Woordvolgorde
In het Nederlands leid je de functie van een woord vaak af uit de woordvolgorde.
In het Latijn is de woordvolgorde minder strikt dan in het Nederlands. Bij naamwoorden maakt de
naamval duidelijk welke functie een woord in de zin heeft. Het WWG staat dikwijls achteraan in de zin.
10
audit.
Quintus
hoort
VW
WWG
O
WWG
Pilam
mater
videt.
Moeder
ziet
VW
O
WWG
O
WWG
zijn moeder.
VW
de bal.
De herhaling
VW
Lectio V
matrem
TEKST
Een tekst bestaat uit zinnen die logisch met elkaar verbonden zijn tot een samenhangend geheel.
Deze samenhang noemen we het zinsverband of de context. Dat zinsverband kan duidelijk worden
door het herhalen van een woord of een woordgroep uit de vorige zin.
Caecilia zoekt Quintus.
Primum atrium intrat
neque Quintus ibi est.
Eerst gaat ze het atrium binnen,
en Quintus is daar niet.
Atrium in Pompeii
XXXI
53877_Pharos1_Leerboek.indd 31
Lectio XIII Lectio XII
Lectio XI
Lectio X
Lectio IX
Caecilia Quintum quaerit.
Lectio VI
O
Lectio VIII Lectio VII
Quintus
Lectio IV
Man bijt hond.
Hond bijt man.
Lectio III
Lectio II
ZIN
31
10/02/11 12:25
Lectio I
Lectio II
FONTES  IUVENALIS
Koningstijd
Republiek
0
Keizertijd
Lectio III
58 n.C. 138 n.C.
Lectio IV
D
ecimus Iunius Iuvenalis (° ca. 58 – † 138 n.C.) drijft in zijn Satiren de spot
met de gebreken van zijn tijd. Dat het leven in een grootstad als Rome niet altijd
een pretje is, lezen we in de volgende fragmenten.
Lectio V
Lawaai
Lectio VI
Heel wat mensen sterven hier uit slaapgebrek.
Soms komt dat omdat hun eten niet goed
verteerd is en blijft branden in hun maag. Wie
kan er nu de slaap vatten in een goedkoop krot?
De rijken, ja, die kunnen slapen in Rome. Zij zijn
nu net het probleem! Het gerammel van hun
karren in de nauwe steegjes en het lawaai van
hun files houden Jan en alleman wakker.
Lectio VII Lectio VIII
Lectio IX
Als de plicht roept, moet de menigte wijken
voor de rijke stinkerd, hoog en droog in een
enome draagstoel. Boven de hoofden van de
mensen kan hij rustig een boekje lezen, iets
schrijven of zelfs een dutje doen: achter de
gordijntjes van een draagstoel val je zo in slaap.
Hij zal wel lang voor ons op zijn bestemming
aankomen.
Lectio X
Lectio XI
En ik, ik moet mij haasten, al is dat niet zo
gemakkelijk. Een eerste golf mensen verspert
mij de weg en de drukte achter mij werkt al op
mijn zenuwen. Iemand geeft mij een por met
zijn elleboog, een andere met een stok en af
en toe krijg ik zelfs een balk of een emmer naar mijn hoofd. Kijk, mijn benen zitten vol modder, er staat
iemand op mijn voet en nu steekt er ook nog een nagel van een soldatenlaars door mijn teen!
Lectio XII Lectio XIII
Nachtelijke gevaren
Staan we nu even stil bij wat er 's nachts zoal kan mislopen ... Hoe hoog zijn de daken wel niet! Stel je
eens voor dat je een vallende dakpan vanop die hoogte op je hoofd krijgt! Hoe vaak donderen gebarsten
potten en pannen uit een raam naar beneden, met een knal komen ze op de stoep terecht!
Als je zou gaan uit eten zonder testament op zak, zou men je voor gek verklaren, omdat je niet
voorzichtig bent. 's Nachts loop je gevaar, keer op keer. Je kunt dus maar beter hopen dat bij het
volgende raam iemand alleen maar zijn nachtemmer uitkiepert ...
32
53877_Pharos1_Leerboek.indd 32
XXXII
10/02/11 12:25
Download