Wet- en regelgeving rondom veiligheid, schoonmaakmiddelen, schoonmaakwerkzaamheden en milieu. Nodig: Laptop met internet toegang en Word Oordopjes Doelstellingen. De leerling kan… - Wet- en regelgeving op het terrein van veiligheid en milieu met betrekking tot de organisatie van activiteiten (of het assisteren daarbij) herkennen, benoemen en toepassen. (D&P 1.2.6) Preventieve maatregelen beschrijven om de negatieve gevolgen van de uit te voeren activiteit voor het milieu te beperken (D&P 1.5.1) Schoonmaakmiddelen en de effecten hiervan op het milieu benoemen en herkennen (D&P 1.5.2) Schoonmaakmiddelen en –apparatuur kiezen en gebruiken en de werkzaamheden uitvoeren volgens voorschriften. (Recreatie 1.2) Wet- en regelgeving op het terrein van veiligheidsvoorschriften herkennen en handhaven. 1 Inhoudsopgave Arbeidsomstandigheden ..................................................................................................................... 3 Hygiëne ................................................................................................................................................ 5 Voedselhygiëne ................................................................................................................................... 6 Schoonmaakmiddelen ......................................................................................................................... 6 Gevarensymbolen huishoud chemicaliën ........................................................................................... 7 Schoonmaakmethoden ....................................................................................................................... 8 Milieu en leefomgeving ..................................................................................................................... 10 Opdrachten tijdens BSO – stage (interview) ..................................................................................... 13 Afsluitende kennistoets ..................................................................................................................... 14 2 Arbeidsomstandigheden Niet iedereen die S&W volgt komt later in de sportwereld terecht. In je stage of op je werk krijgt iedereen te maken met de Arbowet. Deze les is dus bruikbaar voor je stage nu maar ook voor later in de beroepspraktijk. Arbeidsveiligheid algemeen. Bekijk het volgende filmpje. https://www.youtube.com/watch?v=_1a2tCdcL7o&list=PL18D9133C6CF4D3E0&index=4 Opdracht 1. a) Zoek op internet op wat de Arbowet is (ook wel: arbeidsomstandighedenwet). b) De Arbowet moet ervoor zorgen dat er veilig kan worden gewerkt. Vul de juiste woorden in de zinnen in. Kies uit: arbeidsomstandigheden – arbeidsomstandighedenwet – arbowet – gezondheid – veiligheid - welzijn – werkgevers (= baas, verzorgt werk) – werknemers (= iemand die werkt en daar geld voor krijgt) – wetten. Éen van de taken van de overheid is ervoor te zorgen dat de _________________________ goed zijn. Daarom zijn speciale ___________________________ opgesteld. Die bij elkaar noemen we _________________________ . Sommige mensen zeggen ook wel __________ . De Arbowet let op de __________________ , __________________ en _________________ van werknemers. Zowel ___________________ als _________________ moeten zich aan bepaalde regels houden. c) Wie ziet erop toe dat de Arbo wet wordt nageleefd? (meerkeuzevraag) A. De arbeidsinspectie B. De Arbodeskundige C. De Arbodienst D. De overheid In de wet staan regels waar de werkgever zich aan moet houden. Ze moeten bijvoorbeeld zorgen voor voldoende pauze. Tijdens een pauze kun je je gedachten even van het werk afhouden, je ontspant je en je lichaam neemt een andere houding aan. Na een pauze kun je je weer beter concentreren. 3 Opdracht 2. Bekijk het volgende filmpje: (19 oktober 2015 in het nieuws): http://www.rtlnieuws.nl/nieuws/binnenland/rugpijn-door-je-werk-hightech-t-shirt-verbetert-jehouding Als je werkgever met deze App werkt dan helpt hij je herinneren aan een goede lichaamshouding. De werkgever heeft diverse verplichtingen. Welk voorbeeld hoort bij welke taak? Verplichting 1 Hulpmiddelen beschikbaar stellen 2 Overbodige handelingen vermijden 3 De werkplek ergonomisch inrichten 4 Zorgen voor persoonlijke beschermingsmiddelen 5 Zorgen voor voldoende pauzes 6 Zorgen voor een goede bedrijfshulpverlening 7 Voorlichting geven over gevaren en risico’s Voorbeeld Kies uit de volgende voorbeelden. Knip en plak ze achter de juiste verplichting: A De aankleedtafel is in hoogte verstelbaar. B Drie medewerkers volgen een cursus bedrijfshulpverlening C De verzorgster in het verzorgingstehuis gebruikt een tillift D De lasser draagt een veiligheidsbril E Tijdens het werkoverleg wordt gesproken over de werking van de nieuwe tillift F De klassen assistent neemt tegelijk met de leerlingen pauze G De voedingsassistent neemt alle maaltijden tegelijk mee op de kar 4 Hygiëne (= zorg voor schoon en netjes zijn): De werknemers van de BSO moeten ervoor zorgen dat de kinderen in een schone, veilige omgeving zijn. Daarom moet er op de BSO (of waar je ook woont of werkt) worden schoongemaakt. Als er niet goed is schoongemaakt kunnen kinderen misschien ziek worden. Dat wil de BSO natuurlijk vermijden. Schoonmaken (ander woord voor reinigen) = het verwijderen van vuil om te voorkomen dat micro-organismen zich kunnen handhaven, vermeerderen en worden verspreid. Na het verwijderen van het vuil is de voedingsbodem weg zodat de kans op groei van microorganismen afneemt. Opdracht 3. Schrijf in je eigen woorden op wat schoonmaken is en waarom er moet worden schoongemaakt. Schoonmaken is: ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ Het is belangrijk om goed schoon te maken omdat: ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ Als je werkt met kinderen moet je ook goed zorgen voor persoonlijke hygiëne (lichaamsverzorging). Opdracht 4. Ga naar de website http://www.trajectwelzijn.nl/hygiene-leerdoel2-persoonlijk a) Noem tenminste 5 dingen die jij kunt doen om te zorgen voor een goede persoonlijke hygiëne: 1. 2. 3. 4. 5. b) Wat is een nadeel voor je lichaam van vaak zeepproducten gebruiken? c) Hoe vaak wordt geadviseerd om je tanden te poetsen (per dag)? 5 Voedselhygiëne. In de keuken van de BSO moeten er maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat kinderen ziek worden van het eten van voedsel. Een ziekte die ontstaat door het eten van “verkeerd” voedsel, noemt men voedselvergiftiging. De symptomen van voedselvergiftiging zijn veel braken en/of diarree. Kinderen hebben minder weerstand tegen bacteriën dan volwassenen. Daarom is het noodzakelijk om bij het bereiden van voedsel voor kinderen extra voorzorgsmaatregelen te treffen. Schoonmaakmiddelen Om oppervlakten of kleding te reinigen gebruik je schoonmaakmiddelen. Er zijn onderhoudsmiddelen, ontsmettingsmiddelen en reinigingsmiddelen. Hoe vaak je moet schoonmaken is afhankelijk van de snelheid waarmee de ruimte vies wordt en hoe vies het dan wordt. Opdracht 5. Geef voor elke taak aan welk schoonmaakmiddel je moet gebruiken (zet een kruisje). Taak: Dagelijks de tafels waar de kinderen aan gegeten hebben schoonmaken. Dagelijks de wc schoonmaken. Maandelijks de houten vloer behandelen. Onderhoudsmiddel Ontsmettingsmiddel Reinigingsmiddel Opdracht 6. a) Noem ten minste vijf schoonmaakmiddelen die jij kent. Zoek daarvan een plaatje op internet en plak dat ernaast. 1. 2. 3. 4. 5. b) Sommige middelen hebben een kindveilige sluiting. Leg uit hoe dat werkt. c) Schoonmaakmiddelen moet je kindveilig opbergen. Wat wordt daarmee bedoeld? Waar in je huis of in de BSO kun je schoonmaakmiddelen zo opbergen? d) Wat is het gevaar voor kinderen als de schoonmaakmiddelen niet goed zijn opgeborgen? 6 Gevarensymbolen huishoud chemicaliën (bron: Nederlandse Voedsel en Waren autoriteit). Leveranciers van huishoudchemicaliën zijn verplicht om consumenten te informeren hoe zij deze producten goed en veilig kunt gebruiken. Daarvoor moeten leveranciers de verpakking voorzien van een etiket met informatie en veiligheidsaanbevelingen. Op dit moment gebeurt dat nog niet wereldwijd op dezelfde manier. In Afrika wordt bijvoorbeeld gewerkt met kleurcodes om verschillen tussen gevaarscategorieën aan te duiden; in Europa gebeurt dat met gevaarsymbolen. In 2009 is er in Europa een nieuw systeem geïntroduceerd, het Globally Harmonised System voor het classificeren, etiketteren en verpakken van chemische stoffen en mengsels (GHS). Dit systeem is opgesteld door de Verenigde Naties en gaat wereldwijd gelden. Het systeem zorgt ervoor dat overal in de wereld gevaarlijke stoffen op dezelfde manier worden voorzien van gevaarsinformatie. Hierdoor krijgen consumenten overal ter wereld te maken met dezelfde gevaarsymbolen en voorzorgsmaatregelen op producten. Opdracht 7. Bekijk het volgende filmpje: https://media2.osha.europa.eu/napofilm/napo-012-dangerchemicals-episode-001-introduction.mp4 Zoek op wat de volgende pictogrammen betekenen. 1. 4. 1. 2. 5. 3. 6. 1. 1. 7. 8. 9. 7 Schoonmaakmethoden. Er zijn veel verschillende manieren waarop je kunt schoonmaken en veel verschillende materialen waarmee je kunt schoonmaken. Opdracht 8. Lees de omschrijving en vul daarna in welke schoonmaakmethode bedoeld wordt. Kies uit Afwissen – Stofwissen – Stofzuigen – (nat) Reinigen - Vegen 1. Het verwijderen van vuil uit bijv. een kleed of tapijt met behulp van een apparaat. 2. Het schoonmaken van een gladde vloer met een stofbindende wegwerpdoek aan het eind van een steel. Hiermee wordt stof en losliggend vuil verwijderd. 3. Het schoonmaken van oppervlakten met een stofbindende doek. Zo wordt voorkomen dat stof in de lucht gaat dwarrelen. 4. Vuil van de vloer bij elkaar verzamelen door erover heen te strijken. Nadeel is dat stof opwaait en later weer neerdwarrelt dus het wordt niet zo goed schoon. 5. Een sopje maken met een huishoudelijk schoonmaakmiddel erin. Een (microvezel)doekje hierin nat maken en meubilair en voorwerpen hiermee afnemen. Opdracht 9. Noem de naam van het schoonmaakartikel en schrijf in je eigen woorden wat je hiermee kunt schoonmaken. Schoonmaakartikel Gebruikt voor: 8 9 Milieu en leefomgeving Schoonmaakmiddelen zijn een bron van milieu vervuiling. Opdracht 10. Schrijf in je eigen woorden op wat milieu is. __________________________________________________________ __________________________________________________________ __________________________________________________________ Opdracht 11. Ga naar de site van milieucentraal en kijk bij www.milieucentraal.nl/themas/schoonmaaktips Noem drie acties die je kunt doen om milieuvriendelijk schoon te maken. 1. 2. 3. Opdracht 12. Milieuvriendelijk schoonmaken kan onder andere door energie te besparen. Bekijk het volgende filmpje over energiebesparende maatregelingen http://www.youtube.com/watch?v=1-g73ty9v04&feature=related Schrijf tien energiebesparende maatregelingen die je in dit filmpje hebt gezien. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. Opdracht 13. Wat kunnen we doen om de hoeveelheid afval te verminderen? ___________________________________________________________________________ ___________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________ 10 Fabrikanten willen graag laten zien dat ze duurzaam of milieuvriendelijk produceren. Er staan daarom vaak logo’s op verpakkingen. Opdracht 14. Dit zijn erkende keurmerken die zich bezighouden om de milieuvervuiling te verminderen. Zet bij elk logo waar het voor staat of wat het betekent. …………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………. …………………………………………………………………………….. 11 ……………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………… 12 Opdrachten tijdens BSO – stage (interview) 1. Ook op de BSO moet volgens de regels van de Arbo worden schoongemaakt en opgeruimd. De medewerkers van de BSO moeten erop letten dat ze hun lichaam zo goed mogelijk gebruiken en zo min mogelijk overbelasten. Noem tenminste vijf manieren waarop ze dat kunnen doen. 1. 2. 3. 4. 5. 2. Kijk rond welke ruimtes er allemaal zijn op de BSO en noteer ze. Denk in ieder geval aan de vloer, de keuken (koelkast, bestek en servies), de tafels en het sanitair. Wat zijn de afspraken op jouw stageplek over het schoonmaken hiervan? Is er een huishoudelijk medewerker? Wie maakt wat schoon? 3. Zoek per ruimte het volgende uit: - Hoe moeten het worden schoongemaakt? Welke schoonmaakmiddelen en materialen worden daarvoor gebruikt? Wanneer wordt wat schoongemaakt? Op welk moment van de dag? (Bijvoorbeeld voor de kinderen komen, of erna of als het gebruikt is). Hoe vaak wordt het schoongemaakt? Dagelijks? Wekelijks? Maandelijks? 4. Wat (welke afspraken) zie je op jouw stageplek over voedselhygiëne? 5. Schrijf een advies aan jouw stagebegeleiders / BSO over (milieu)vriendelijk schoonmaken op de BSO. Noem tenminste drie manieren die de BSO nog zou kunnen verbeteren om duurzamer te zijn. Maak daarvan een nette brief met aanhef, afsluiting etc. 13 Afsluitende kennistoets Alle vragen komen uit de examens Dienstverlening en Commercie 2013, 2014, 2015 BBL 1. Op de afbeeldingen zie je een jongen een krat met fruit tillen. Op welke afbeelding tilt hij op correcte wijze? A B C D 2. Voor het schoonmaken van het interieur gebruik je allesreiniger. Wat is de werking van allesreiniger? A. De kalkaanslag verwijderen. B. De micro-organismen doden. C. Een beschermlaag aanbrengen. D. Het aangehechte vuil verwijderen. 3. Wat is een voorbeeld van duurzaam werken in de dierentuin? A. De planten besproeien met regenwater. B. Zeeleeuwen dure vis te eten geven. C. Het voer voor de dieren de avond ervoor al klaarzetten. D. In de zomer de dierentuin tot 20:00 uur open laten in plaats van tot 18:00 uur. 4. Je werkt in het restaurant van de dierentuin. Elke keer nadat er gasten vertrekken maak je de tafels in het restaurant schoon. Aan het eind van jouw dienst maak je de wc’s schoon. Welke schoonmaakmiddelen heb je voor deze twee taken nodig? A. Een onderhoudsmiddel en een ontsmettingsmiddel. B. Een onderhoudsmiddel en een reinigingsmiddel. C. Een ontsmettingsmiddel en een reinigingsmiddel. 14 5. In het schoonmaakmiddel dat je gebruikt zit een giftige stof. Welk pictogram staat er op de verpakking? A B C KBL 6. Welk logo geeft aan dat de verpakking van het reinigingsmiddel te recyclen is? A B C D 7. Wanneer kom je als werknemer in contact met de Arbodienst? A. B. C. D. Als je binnenkort werkloos wordt. Als je een verlofdag wilt aanvragen. Als je enkele weken ziek bent. Als je salarisverhoging wilt. 8. Wat is NIET in de Arbowet geregeld? A. Een goede werksfeer in een bedrijf. B. Een veilige werkomgeving. C. Het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. D. Het veilig omgaan met gevaarlijke stoffen. 9. Zijn dit voorbeelden van hygiënisch werken? Wel Niet Was regelmatig je handen met water en zeep en droog ze af met een papieren wegwerpdoekje. Gebruik dezelfde schoonmaakdoek voor de keuken en het restaurant 15 10. In schoonmaakmiddelen zitten vaak gevaarlijke stoffen, die je herkent aan pictogrammen. Geef de juiste betekenis bij elk pictogram. Bijtende stof Giftige stof Licht ontvlambare stof 16