Een muziekwedstrijd tussen de Olympische god Apollo en de bosgod Pan J.S. Bach Cantate BWV 201 Ben Esser De (wed)strijd is een typisch Grieks fenomeen. De Griek wilde altijd de beste zijn in de (wed)strijd; met een tweede plaats nam hij geen genoegen. In de Ilias en Odyssee van Homerus, de opvoeder van Griekenland, wordt herhaaldelijk duidelijk gemaakt dat de mannelijke held geen keus heeft: hij moet winnen of sterven. Een man die zich gevangen laat nemen, is geen man meer en wordt naar Griekse maatstaven terecht een slaaf. De Homerische gedichten zijn waarschijnlijk ontstaan in de achtste eeuw v.Chr., maar zij beschrijven een maatschappij die teruggaat tot ongeveer de vijftiende /zestiende eeuw v.Chr. Hoewel de soep later natuurlijk niet meer zo heet gegeten werd, hebben de Grieken zich altijd op alle terreinen sport, voor de rechtbank, in de kunst, het maatschappelijk debat etcetera - aan dit principe gehouden. De overwinnaar in een onderdeel van de Olympische of Pythische spelen bij voorbeeld werd uitbundig geëerd met een zegekrans, niet zelden een standbeeld of een lofrede dan wel gedicht. De overwonnene droop af. In de godenwereld was het niet anders, maar de overwinnende god had het recht om met de verliezende tegenstander te doen wat hij wilde en meestal ging hij heel wreed met zijn verslagen tegenstander om. Toen een sterfelijk meisje Arachnè dat goed kon weven, de godin Pallas Athene tot een wedstrijd uitgedaagd had, werd zij met glans verslagen. Het meisje wilde zich verhangen, maar de godin greep haar vast en veranderde haar in een spin. Het Griekse woord voor spin is 'arachnè'. We weten nu meteen waarom een spin zo mooi kan weven. We zullen bij de behandeling van de cantate nog meer voorbeelden tegenkomen. Het Griekse woord voor wedstrijd is 'agoon'. Wij kennen dit woord nog in protagonist. Het Latijnse woord is 'concertatio' >'concerto' (Italiaans)>concert. Een concert is een wedstrijd tussen solist(en) en orkest. In Bach's cantate wordt de fiere, statige god Apollo die met slepend gewaad voortschrijdt en met kundige hand de lier tokkelt, uitgedaagd door Pan. Deze wanstaltige figuur die het vruchtbaar maken van de kuddes als taak had, joeg in de bossen iedereen de stuipen op het lijf met zijn capriolen (panische angst). Hij zat bij voortduring achter bevallige nimfen aan, maar zij moesten niets van hem hebben. Hij had zijn zinnen vooral gezet op de kuise Syrinx, een dienares van de al even kuise, ongehuwde jachtgodin Artemis (Diana). Op een gegeven moment slaagde zij er niet meer in om zich te onttrekken aan de avances van Pan. Zij riep de hulp in van Artemis en deze veranderde haar in een bos riet. De diep bedroefde Pan sneed een paar rietstengels af, hij verbond ze met was en zo ontstond de panfluit. Met dit instrument 1 wilde hij zich meten met Apollo. Hoewel het officieel gaat om Apollo en Pan, is de eigenlijke hoofdfiguur Midas, de botte en oerdomme koning van Frygië (een landschap in Turkije). Ik zal dus iets over Midas moeten vertellen, voordat ik met de behandeling van de cantate kan beginnen. De voorgeschiedenis Midas was een vurige vereerder van de god Dionysus (Bacchus) die o.a. de wijnbouw en dronkenschap in zijn portefeuille had. Eens op doorreis door Frygië verloor de god zijn oude altijd dronken leermeester Silenus. Deze was onderweg stomdronken in slaap gesukkeld en van zijn ezel gevallen. Frygische boeren vonden het oude drankorgel, terwijl hij in een greppel zijn roes lag uit te slapen. Zij brachten hem naar Midas en deze op zijn beurt bracht hem vol vreugde en eerbied terug naar 1 Het verhaal van Pan en Syrinx is door meerdere componisten op muziek gezet, o.a. door John Ernest Galliard (1687-1749) en Carl Nielsen (1865-1931). Dionysus die zijn oude leermeester uitzinnig van blijdschap aan zijn borst koesterde. Zo blij was hij, dat hij Midas toestond een wens te doen: "geef Heer", zei de domme koning, "dat alles wat ik aanraak, in goud verandert." "Een dwaze wens," antwoordde Dionysus, "maar goed, je hebt gekozen en het zal geschieden." Vergenoegd ging de koning terug naar zijn paleis. Onderweg testte hij de betrouwbaarheid van de woorden van de god. Hij trapte tegen een aardkluit en zie ... vóór hem lag een klomp goud. Hij rukte een tak met appels van een boom ... hij hield een gouden tak met gouden appels in zijn hand. Juichend kwam Midas thuis en gaf zijn dienaren opdracht een heerlijk maal met een goed glas wijn voor hem te bereiden. Echter, toen hij het glas aan zijn mond zette en een slok nam, voelde hij een stuk goud in zijn keel steken. Toen hij zijn tanden zette in een stuk brood, hapte hij in een stuk goud. De koning verbleekte; dat was niet de bedoeling. Hij kreeg spijt van zijn onbezonnen wens en keerde terug naar Dionysus in de hoop dat hij van zijn goudkracht verlost zou worden. Hij smeekte de god om vergiffenis en verzocht hem de goudkracht van hem af te nemen. Dionysus had medelijden met de deerniswekkende koning en hij zei: "Ga naar de rivier de Pactolus en neem daar een bad, dan zul je gereinigd zijn." De koning daalde af in de rivier en de goudkracht ging van hem over op de rivier. Nog heden ten dage - zo wordt ons verteld - ligt in de bedding van de rivier goudzand. Midas was met de schrik vrijgekomen, maar hij had er niets van geleerd. Weldra ging de onnozele hals weer fors in de fout en nu kwam hij er niet zo best vanaf. Midas was ook een groot vereerder van Pan. De bosgod meende intussen voldoende vorderingen in het edele pansfluitspel gemaakt te hebben om Apollo uit te dagen. Deze god van de dichtkunst en beschermheer van de dichters haalde zijn neus op voor Pan, maar hij was uitgedaagd; dus hij moest optreden. Pan nam het met zijn panfluit op tegen de door een lier begeleide zang. Men koos een scheidsrechter: Tmolus, de personificatie van de gelijknamige berg. Ovidius vertelt ons hoe hij daar op de berg zat, bedolven onder de eikels, takken en loof. Als hij wilde luisteren naar een van de kemphanen, moest hij eerst zijn oren vrijmaken. Tmolus gaf aan Apollo een teken om te beginnen. Hij zong, terwijl hij zich 'pollice docto' (met vaardige duim) begeleidde op de lyra (lier), een prachtig lied (waarover straks meer). De aanwezigen waren diep onder de indruk. Zo iets moois hadden zij nog nooit gehoord. Het was duidelijk wie de erepalm zou wegdragen, maar eerst moest Pan nog aan de bak. Deze huppelde en danste en ontlokte onderwijl schrille en afschuwelijke klanken aan zijn panfluit. Het was niet om aan te horen. De toeschouwers stopten hun oren dicht. Alleen Midas die als supporter van Pan aanwezig was, klapte zijn handen stuk roepend: "Geweldig, Pan, jij bent een terechte winnaar." Eenieder was geschokt door dat onnozele gepraat van Midas. Apollo liet dat niet over zijn kant gaan en in plaats van de verliezer te straffen, zoals te doen gebruikelijk was, pakte hij Midas aan. Hij veranderde Midas' oren in ezelsoren. Beschaamd en vernederd ging Midas naar huis en liet zich meteen een prachtige tulband aanmeten opdat niemand zou zien wat er met hun koning gebeurd was (we weten nu meteen hoe de tulband ontstaan is). Helaas kon hij het niet verborgen houden voor zijn kapper. Midas verbood hem echter op straffe van de dood om er met iemand over te praten. De kapper beloofde het, maar ja ....een kapper en zwijgen. Een tijdlang hield hij het vol, maar hij sliep niet meer van ellende. Op een gegeven moment pakte hij een schop, ging de stad uit en op een veld groef hij een kuil. Op zijn buik liggend fluisterde hij zijn grote geheim in de grond. Haastig maakte hij de kuil weer dicht, opdat de woorden niet door de wind verspreid werden. Vergeefse moeite !!! Op de dichtgegooide kuil groeide een rietbosje en toen in de zomer de halmen rijp werden, verrieden zij, gestreeld door een aangenaam briesje, het geheim van de kapper. Overal in de stad hoorde men de woorden 'Midas heeft ezelsoren'. Uit pure wanhoop benam de koning zich het leven. De cantate BACH, of liever zijn librettist Picander, houdt zich afgezien van twee kleine wijzigingen aan de tekst van Ovidius. Bach/Picander voegt twee goden aan de personages toe die overigens geen enkele invloed uitoefenen op het verloop van de handeling: Momus, zoon van de Nacht en de Slaap. Hij is de gepersonifieerde Bedilzucht; hij laakt alle goden. Mercurius (Hermes), zoon van Jupiter (Zeus) en Maia. Hij is de boodschapper van de goden, god van de handel, bankiers, de dieven, de list en de muziekinstrumenten. Bach heeft hem er waarschijnlijk bijgehaald, omdat hij de patroon van Leipzig was als stad van de bankiers en de handelaars. In de cantate treedt Mercurius op als de organisator van de wedstrijd. Bach beschrijft alleen de wedstrijd. Het verhaal van de kapper is alleen bij Ovidius te lezen. Het openingskoor -'Geschwinde , ihr wirbelnden Winde'van tegengestelde winden introduceert het strijdthema. In het recitatief (track 2) vliegen Apollo en Pan elkaar in de haren. Nadat Momus in een aria (track 3) een volkse wijsheid ten beste heeft gegeven en Mercurius in een recitatief (track 4) de wedstrijd heeft georganiseerd, begint Apollo (track 5) met een aria waarin hij de liefde voor zijn vriendje 2 Hyacinthus bezingt. 'Mit Verlangen drück ich deine zarten Wangen, holder, schöner Hyazinth'. Let op de instrumentatie van track 5: strijkers, traverso en hobo d'amore. Na een aansporing van Momus (track 6) krijgen we de aria van Pan (track 7), met een opvallende instrumentatie: unisono violen. Mercurius laat in track 8 weten dat wat hem betreft de uitslag duidelijk is. De aria van Tmolus (track 9) maakt aan alle onzekerheid een einde: Apollo heeft glansrijk gewonnen. In een recitatief (track 10) betuigt Midas zijn aanhankelijkheid aan Pan en in zijn aria (track 11) stelt hij onomwonden dat Pan gewonnen heeft. Interessant is het recitatief (track 12) waaraan alle 6 solisten deelnemen. Na de vraag van Momus aan Midas of hij beklopt is en de vaststelling van Mercurius dat Midas zijn verstand verloren heeft, zegt Apollo: Sprich, was ich mit dir (Midas) machen soll? Verkehr ich dich in Raben, 3 Soll ich dich schinden oder schaben? Na een zwak verweer van Midas zegt Apollo: Sieh da, So sollst du Esels Ohren haben! Interessant is ook het balkende motief in track 13. Mercurius zingt, dat hier de mens zonder verstand eindelijk de narrenmuts opgezet krijgt. Wie geen verstand van schepen heeft en toch gaat varen, verdrinkt met schade en schande. Momus doet er in track 14 nog een schepje bovenop. "Ga maar naar huis, Midas, en troost je, want je hebt nog veel soortgenoten". In zijn recitatief zegt hij tot Apollo: "Pak jouw lier maar weer; er bestaat niets heerlijkers dan jouw liederen". En daar is het slotkoor (track 15) het volkomen mee eens. (zie de bijlage voor de tekst van de cantate) 2 Hyacinthus was een schone jongeling die door Apollo met passie bemind werd. Toen tijdens een spelletje boogschieten Hyacinthus per ongeluk door Apollo dodelijk getroffen werd, was de god diep bedroefd. Hij liet uit het bloed van de jongeling donkerrode bloemen ontkiemen, hyacinten. Boze tongen beweren echter dat Zephyrus, de personificatie van de westenwind, ook verliefd was op Hyacinthus. Helaas kon hij hem niet krijgen, zodat hij last kreeg van goddelijke jaloezie en bij zichzelf dacht, 'als ik hem niet krijg, dan hij ook niet'. Hij zocht in de grot der winden een passende bries uit om de door Apollo afgeschoten pijl van richting te doen veranderen . 3 Schinden betekent villen. Apollo zinspeelt hier op een andere gebeurtenis. Hij had eens een muziekwedstrijd gehouden met de sater Marsyas, die naar zijn zeggen geweldig op de 'aulos' (fluit) kon spelen. Ze hadden van tevoren afgesproken dat de overwinnaar met de overwonnene kon doen wat hij wilde. Apollo won natuurlijk en hij vilde Marsyas levend en hing hem op in een grot bij een riviertje.