Pathologie leereenheid 5 “spierdystrofie” Korte omschrijving: Spierdystrofieën zijn progressieve, genetisch bepaalde spieraandoeningen waarbij de skeletspieren en soms de hartspier zijn aangedaan. Alle soorten spierdystrofie zijn zeldzaam, de meest voorkomende ervan zijn de ziekte van Duchenne, ziekte van Becker, myotone dystrofie, facioscapulohumerale dystrofie en pelvifemorale dystrofie. Bij al deze aandoeningen is er sprake van spierzwakte, gevolgd door afname van de spiermassa. Oorzaken: De meeste spierdystrofieën zijn erfelijk: ze worden van ouder op kind overgebracht doordat één van de chromosomen een defect gen bevat. In de regel komen dystrofie van Duchenne en Becker alleen voor bij mannen, terwijl vrouwen drager zijn (zij hebben het afwijkende gen en kunnen het op hun kinderen overdragen), maar doorgaans zelf geen ziekteverschijnselen vertonen. Andere erfelijke spierdystrofieën, waaronder facioscapulohumerale spierdystrofie, komen zowel bij mannen als vrouwen voor Op welke leeftijd spierdystrofie zich openbaart, hangt af van het type. Sommige dystrofieën veroorzaken al symptomen in de eerste kinderjaren, terwijl andere pas op volwassen leeftijd aan het licht treden. De meeste soorten openbaren zich betrekkelijk laat; dat wil zeggen dat de eerste tekenen van de aandoening zich voordoen als iemand tussen 10 en 40 jaar is. De symptomen verergeren met de jaren; er is dan ook sprake van progressieve aandoeningen. Sommige ervan, waaronder Duchenne, veroorzaken ernstige invaliditeit bij jonge kinderen; jongens die eraan lijden, sterven soms nog voor zij volwassen zijn. Andere soorten, zoals Becker, doen zich pas op latere leeftijd voor en gaan met minder ernstige symptomen gepaard Verschijnselen: Alle soorten spierdystrofie veroorzaken progressieve spierzwakte en afname van de spiermassa. Bepaalde bewegingen kunnen worden bemoeilijkt, afhankelijk van de aangetaste spiergroep. - Bij dystrofie van Duchenne begint de progressieve verzwakking van de skeletspieren al heel vroeg. Jongetjes die eraan lijden, leren gewoonlijk pas laat lopen en als zij eenmaal kunnen lopen, vallen zij vaak; ook komen zij niet gemakkelijk overeind uit een stoel. Naarmate de ziekte voortschrijdt, wordt lopen steeds moeilijker. De borstspieren, die betrokken zijn bij de ademhaling, worden ook geleidelijk zwakker en daardoor zijn de patiëntjes extra vatbaar voor infecties van de luchtwegen. - Dystrofie van Becker gaat, in vergelijking met Duchenne, met veel minder ernstige symptomen gepaard, maar ook hier is sprake van - weliswaar langzaam voortschrijdende spierzwakte. - Bij facioscapulohumerale spierdystrofie zijn de gelaatsspieren en schouderspieren het zwaarst aangetast. - Bij myotone dystrofie is eveneens sprake van spierzwakte en afname van spiermassa; daarnaast kunnen de spieren zich na samentrekking niet ontspannen (soms kan een patiënt slechts met moeite iets weer loslaten). Diagnostiek: De diagnose van spierdystrofie wordt gesteld op basis van de symptomen en lichamelijk onderzoek van de patiënt. Een spierbiopsie (waarbij een klein stukje spierweefsel wordt afgenomen en onder de microscoop onderzocht) wordt vaak gedaan om de diagnose te bevestigen Behandeling: Spierdystrofie is niet te genezen en er bestaat ook geen specifieke therapie voor. De behandeling is erop gericht de problemen die de aandoening met zich meebrengt zoveel mogelijk te beperken en hangt af van het type spierdystrofie en de leeftijd van de patiënt. Fysiotherapie helpt voorkomen dat de gewrichten verstijven door verkorting van de spieren (contractuur). Verslapte spieren kunnen worden ondersteund met een beugel. Bij specifieke problemen, zoals een vervormde wervelkolom, kan een corrigerende orthopedische operatie worden gedaan. Ook kan een operatie nodig zijn bij hartproblemen, die zich kunnen voordoen bij onder meer myotone dystrofie. Myotonie (als een spier niet in staat is te ontspannen na samentrekking) wordt verlicht met orale medicatie. Prognose: De ernst van de klachten en de vooruitzichten van de verschillende soorten spierdystrofie lopen enorm uiteen. De soorten die op latere leeftijd opkomen, hebben over het algemeen een gunstiger prognose. Patiënten met de ziekte van Duchenne zijn volkomen invalide tegen de tijd dat zij volwassen zijn, maar de ziekte kan al in de tienertijd fataal zijn. De ziekte van Becker en facioscapulohumerale spierdystrofie hebben een langzaam verloop en de patiënten hebben dikwijls een normale levensverwachting. De verwachting van het voortschrijdende erfelijkheidsonderzoek is dat dit soort erfelijke aandoeningen op termijn te genezen en te voorkomen zullen zijn met gentherapie