Afdeling Dermatologie/Allergologie, locatie WKZ Hooikoorts bij kinderen Inhoudsopgave 1 Wat is hooikoorts? 3 2 Hoe ontstaat hooikoorts? 4 3 Wat zijn de verschijnselen? 5 4 4.1 4.2 Wat is er aan te doen? 7 Adviezen voor patiënten die aan hooikoorts lijden 8 Behandeling 10 -Preventieve behandeling 11 -Symptomatische behandeling 12 -Allergievaccinatie/hyposensibilisatie/immunotherapie 13 -Behandelschema voor allergievaccinatie 13 -Criteria voor behandeling via allergievaccinatie 15 -Verwachtingspatroon bij allergievaccinatie 15 Ruimte voor aantekeningen 15 1 Wat is hooikoorts? Hooikoorts is een ziektebeeld met een complex van verschijnselen veroorzaakt door allergie voor stuifmeel van bloeiende bomen of planten. Hooikoorts wordt ook wel ‘pollinosis’ genoemd, omdat de pollenkorrels (stuifmeel) de allergie veroorzaken. Mensen die een erfelijke aanleg voor deze speciale allergie hebben (atopische constitutie), kunnen voor alle soorten stuifmeel allergisch worden. Dit gebeurt pas als het contact met de pollen intens en langdurig is. Mensen komen het meest intensief in contact met de pollen van windbestuivende planten, zoals grassen, ‘katjes’-dragende bomen (berk, els en hazelaar) en enkele soorten onkruiden. Deze pollen zijn licht van gewicht, zodat zij makkelijk gaan zweven en door de wind verplaatst kunnen worden. Deze pollen zijn in grote hoeveelheid aanwezig, waardoor zij veel in contact komen met de slijmvliezen van mensen (ogen, neus en longen). Hooikoorts wordt dan ook het meest door de windbestuivende bomen- en plantensoorten veroorzaakt. Er komt ook allergie voor insectbestuivende planten voor. De pollen van deze planten zweven nauwelijks in de lucht. Een allergie ontstaat dan ook alleen bij intensief contact met de planten, zoals bij het verzorgen van kasplanten. Pollen bevinden zich in de zogenaamde ‘helmknoppen’ van de plant. De windbestuivende planten strooien hun pollen pas uit onder gunstige weersomstandigheden, zoals warm en droog weer. Door warmte springen de helmknoppen open en gaan de pollen zweven, zodat zij door de wind verplaatst kunnen worden. Tijdens regen en bij mist geven de natte helmknoppen geen pollenkorrels af. Zwevende pollenkorrels worden in een half tot een uur door een regenbui uit de lucht ‘gewassen’. 2 Hoe ontstaat hooikoorts? Mensen worden niet direct allergisch door contact met pollen. Het is een ingewikkeld immunologisch reactiemechanisme, waarover al veel bekend is, maar waarover ook nog veel onduidelijkheden bestaan. Meestal merkt iemand voor het 25e levensjaar voor het eerst dat hij hooikoorts heeft. Afhankelijk van de erfelijke aanleg en van de mate van blootstelling aan het allergeen (een allergeen is een stof die een allergie veroorzaakt), ontstaat hooikoorts op jongere of latere leeftijd. Hooikoorts komt ook vaak bij kinderen voor. Aangetoonde hooikoorts komt bij ongeveer twee á vijf procent van de Nederlandse bevolking voor. Hooikoorts die veroorzaakt wordt door graspollen, wordt meestal goed herkend door mensen bij wie de ziekte al in de familie voorkomt. De bloeiperiode van graspollen begint in de maand april en loopt tot half oktober. De hooikoortsperiode loopt van medio mei tot medio september. Mensen die voor de voorjaarsboompollen allergisch zijn, weten in de eerste jaren vaak niet dat zij aan hooikoorts lijden. Men verwacht geen hooikoorts in de periode januari tot mei en denkt bij neusklachten eerder aan verkoudheid of een voorjaarsgriep dan aan hooikoorts (januari tot en met april: hazelaar, februari: els, maart tot en met mei: berk). 3 Wat zijn de verschijnselen? De door hooikoorts veroorzaakte verschijnselen (symptomen) treden voornamelijk op aan neus, mond- en keelholte, ogen, longen en de huid. Niet te onderschatten zijn verder de algemene ziekteverschijnselen. Sommige kinderen hebben slechts enkele van deze symptomen, anderen hebben er meer. Deze verschijnselen kunnen tegelijk of afwisselend aanwezig zijn. Afhankelijk van het aantal ontwikkelde allergieën voor diverse stuifmeelsoorten (verschillende bloeiperioden), kan de hooikoortsperiode van relatief korte tot lange tijd zijn. Meestal treedt hooikoorts op in de maanden mei, juni en juli (grasbloei­ periode), soms vanaf januari/februari tot en met augustus/september (voorjaarsbomen, grassen en onkruiden). Omdat de bloeiperiode van de voorjaarsbomen relatief kort is (een berk bloeit maar twee weken in de totale berkenbloeiperiode van twee maanden), is de hooikoorts­ periode van de voorjaarsbomen in het algemeen minder belastend dan die van de graspollen. Alhoewel kort, kan deze toch zeer hevig zijn. Ziekteverschijnselen Mond, keel, oren Jeuk aan de slijmvliezen van gehemelte en keel doortrekkend naar de oren, jeuk aan wang­ slijmvlies en tandvlees, soms pijnlijk gevoel aan de tanden zelf en vaak stemverandering (hees of schor), prikkeling van de bijholtes. Neus Jeuk, niezen, neusloop (helder, later vaak gekleurd slijm), verstopt­ heid en pijn, soms bloed bij het slijm. Longen Hoesten, piepende en zagende ademhaling (astma, bronchitis) gepaard gaande met een benauwdheidsgevoel, inspannings astma en pijn tussen de ribben. Ogen Jeuk aan de binnenste ooghoeken, pijnlijk en branderig gevoel in het gehele oog, tranen, roodkleuring van het oogwit, zwelling van oogvlies en oogleden, slijmdraadjes die bij verwijdering hevige jeuk veroorzaken, zwelling van de oogleden en soms ontsteking van het hoornvlies. Huid Jeuk, roodheid en zwelling (netelroos) na contact met bijvoorbeeld gras. Algemene symptomen Moeheid, hoofdpijn (zwaar drukkend gevoel), lusteloosheid, afname van de concentratie en een ‘grieperig’ gevoel. ‘Priming effect’ van voorjaarsboompollen Het is belangrijk om te weten dat een allergie voor voorjaarsboompollen in verband staat met het ‘priming’ effect. Dit betekent concreet dat hoe vaker iemand wordt blootgesteld aan deze pollen, hoe erger de klachten van de slijmvliezen zijn. Na een eerste blootstelling aan pollen zullen bij volgende contac ten, met dezelfde hoeveelheid pollen, aanzienlijk meer en ernstiger symptomen ontstaan. De patiënt vertoont dan een heviger reactie; dit kan het hele seizoen voortduren. Wanneer het slijmvlies ‘geprimed’ is door een bepaald soort pollen, is het ook gevoeliger voor andere pollensoorten en allergenen zoals huisstof(mijt) en dieren. Waarschijnlijk is het slijmvlies ook gevoeliger voor niet-specifieke prikkels zoals rook en chemicaliën (bijvoorbeeld parfums). Door deze overgevoeligheid van de slijmvliezen kunnen ook symptomen ontstaan na een minimale blootstelling aan het allergeen. 4 Wat is er aan te doen? Hooikoorts is tot op heden niet te genezen. Er helemaal vanaf komen is dan ook (nog) niet mogelijk. In dit hoofdstuk staan een aantal mogelijk­ heden om de verschijnselen van hooikoorts zo goed mogelijk tegen te gaan. Het beste is om te proberen de pollen zoveel mogelijk te vermijden, meer hierover leest u in paragraaf 4.1. Meer over behandelings­ mogelijkheden in de vorm van medicijnen of allergievaccinatie (hyposensibilisatiekuur) leest in paragraaf 4.2. 4.1Adviezen voor (ouders van) kinderen die aan hooikoorts lijden I Leefregels (in het hooikoortsseizoen) aEen regelmatig leven in het pollenseizoen is belangrijk. Probeer te zorgen dat uw kind een goede conditie heeft, zowel lichamelijk als geestelijk. Gezond eten en sporten helpen daarbij. bHoud de ramen van uw huis overdag zoveel mogelijk gesloten. U kunt deze wel openen: -Tijdens of na een regenbui. -Aan die zijde van het huis waar de wind niet op gericht staat. -Tussen ’s avonds 23.00 uur en ’s ochtends 10.00 uur. cNeem geen snijbloemen, veldboeketten of ‘katjes’-dragende siertakken in huis; schaf ook geen sterk geurende bloemen of planten aan. dProbeer zoveel mogelijk te vermijden dat uw kind contact heeft met andere allergeenbronnen dan pollen, als uw kind daarvoor ook allergisch is, zoals huisdieren en huisstof. Huisstof bevat ’s zomers naast het belangrijke huisstofmijtallergeen ook veel stuifmeel. eVermijd contacten van uw kind met niet-specifieke prikkels zoveel mogelijk, bijvoorbeeld temperatuurwisselingen, sprayvloeistoffen, insecticiden, tabaksrook, uitlaatgassen, bak- en braadgeuren. fAls uw kind met ‘hooikoortsweer’ (warm, zonnig en wind) buitenshuis moet zijn kunt u een aantal maatregelen treffen ter beperking van de symptomen. -Zorg dat uw kind een zonnebril met grote glazen draagt. Deze dient als ‘stofbril’ waardoor minder pollen in de ogen komen. De gekleurde glazen beschermen, voor het zonlicht gevoelige, ogen tegen fel licht. Spoel de bril af en toe met water schoon. -Breng wat vaseline aan rond ogen, neus en mond. Dit beschermt de huid tegen directe prikkeling van de pollen en door de kleefkracht van de zalf houdt het ook pollenkorrels vast, zodat deze minder snel op de slijmvliezen komen. -Als uw kind na buiten te zijn geweest weer binnenshuis bent, spoel dan het gezicht en andere aan de buitenlucht blootgestelde huid met water af. -Kam of borstel het haar goed voor uw kind naar bed gaat, zodat de aanwezige pollen verwijderd worden. Deze pollenkorrels komen anders op het kussen en vervolgens in de ogen of neus. U kunt de haren van uw kind extra spoelen of wassen in de pollentijd. II Beperk contact met stuifmeel Door onderstaande punten in acht te nemen, beperkt u het contact stuifmeel aanzienlijk waardoor minder symptomen ontstaan. a Op droge, zonnige zomerse dagen met wind is de concentratie aan pollen in de lucht het hoogst. Probeer ervoor te zorgen dat uw kind dan zo weinig mogelijk op die plaatsen te komt waar veel stuifmeel is, zoals duinen, tuinen, parken, weilanden, bermen, bossen, heidevelden en dijken. Plaatsen waar weinig stuifmeel is: -In de stad. -Aan de kust (op het strand). -Op het water (zee, grote meren). -Binnenshuis (ramen gesloten houden). -In het (hoog)gebergte. b Reizen -Houd de ramen van de auto gesloten, gebruik een ventilatie­ systeem voorzien van filters en eventueel airco. -Vlieg- of bootreizen hebben bij vakantie de voorkeur boven autoreizen. c Vakantiekeuze -Plan vakanties, zo mogelijk, niet in het hooikoortsseizoen. -Ga liever niet naar landen waarop dat moment hooikoortsseizoen is. -Goede vakantiekeuzes zijn bijvoorbeeld wintersportvakantie, watersportvakantie, wandelen in de bergen of een kunstvakantie (steden, musea). -Indien u toch in het pollenseizoen op vakantie gaat, ga dan naar die plaatsen waar weinig stuifmeel aanwezig is, zoals naar landen waarop dat moment geen bloeiperiode is, en houdt u zich zoveel mogelijk aan de genoemde leefregels. d Hobbykeuze Uw kind kan beter niet die hobby’s kiezen waarbij frequent contact met stuifmeel mogelijk is. Het is beter niet te sporten op grasvelden 4.2 Behandeling De behandeling tegen hooikoorts kan pas succes hebben als het zowel voorkomt dat er ziekteverschijnselen optreden (preventief), als de ziekte­ verschijnselen bestrijdt (symptomatisch). Omdat sommige antiallergische geneesmiddelen een ‘inwerkperiode’ nodig hebben voor zij voldoende bescherming geven, is het wenselijk ieder jaar opnieuw vóór aanvang van de bloeitijd de behandeling te starten (zie preventieve behandeling). Wanneer preventieve en symptomatische behande-lingen onvoldoende 10 effectief zijn en ook aanpassing van de behandeling geen verbetering oplevert, komt allergievaccinatie (ofwel immunotherapie) in aanmerking (zie pagina 11). a Preventieve behandeling Er zijn veel soorten oogdruppels, neussprays en -druppels, inhalatievloeistoffen, aangevuld met geneesmiddelen in poedervorm (ter verstuiving), om de slijmvliezen van ogen, neus en longen zodanig te beïnvloeden dat zij minder snel en minder heftig op de pollenprikkels reageren. Wanneer preventieve behandeling bij uw kind van toepas-sing is, moet uw kind daarmee op tijd beginnen en vervolgens de middelen met regelmaat gebruiken. Therapietrouw is een belangrijke factor bij het behalen van resultaat. Als u, uit de ervaringen van voorgaande jaren, weet wanneer de hooikoortsseizoen van uw kind begint, kunt u zich op het naderend seizoen voorbereiden. Deze voorbereiding lukt beter wanneer eerst een allergietest wordt gedaan en vervolgens nauwkeurig bepaald wordt wanneer de bloeiperiode is van de planten waarvoor de allergie is aangetoond. Alhoewel in het ene jaar de bloei eerder begint dan in het andere (door zachte en strenge winters) is nauwelijks meer dan twee weken verschil te verwachten. Het weer- en pollenbericht is vervolgens de leidraad voor zowel het begin van de preventieve behandeling als voor de later toe te passen variatie in de symptomatische behandeling. Eenmaal goed ingestelde medicatie kan later worden verminderd in hoeveelheid en frequentie (afbouwen). Wij raden meestal niet aan de behandeling geheel te stoppen in het hooikoortsseizoen, uitgezonderd in een lange regenperiode. 11 b Behandeling van de symptomen Voor symptomatische behandeling zijn er verscheidene medicijnen zoals antihistaminica, corticosteroïden en antibiotica. Antihistaminica Uit de vele antihistaminica moet naar dat middel gezocht worden, wat een optimaal resultaat oplevert en minimale bijwerkingen heeft. Het ene middel is niet beter dan het andere, maar er bestaat een duidelijk verschil in de persoonlijke ervaringen van mensen. Daarom moet bij ieder kind bij het begin van de behandeling naar het juiste middel gezocht worden. Van de antihistaminica zijn geen belangrijke schadelijke bijwerkingen bekend. Belangrijk is wel dat ze worden ingenomen in de voorgeschreven hoeveelheid en niet gecombineerd worden met andere medicijnen buiten medeweten van de behandelend arts. Er zijn inmiddels ook enkele antihistaminica voor plaatselijk gebruik beschik-baar, zoals oogdruppels en neusspray. Corticosteroïden Een belangrijke groep medicijnen vormen de plaatselijk toepasbare corticosteroïden (met name neussprays en neusnevels). Deze zijn zeer effectief en veilig en kunnen ook langdurig worden gebruikt. Een enkele keer komt als bijwerking een bloedneus voor. Deze groep medicijnen kan zeer goed in combinatie met antihistaminica worden toegepast. Bij een zeer ernstige hooikoorts kan, vooral als deze gepaard gaat met pollenastma en constitutioneel eczeem, voor een korte periode gebruik gemaakt worden van corticosteroïden (prednison). Hiermee kan het verstoorde evenwicht hersteld worden, waarna de gangbare behande-ling weer kan worden voortgezet. 12 c Allergievaccinatie (hyposensibilisatie of immunotherapie) Als hiervoor beschreven behandelingen onvoldoende effectief zijn en ook aanpassing van de behandeling geen verbetering oplevert, komt uw kind mogelijk in aanmerking voor allergievaccinatie (ook wel hyposensibilisatie of immunotherapie genoemd). Deze behandeling heeft als doel de allergie voor stuifmeel te verminde-ren. Gemiddeld neemt de allergie met minstens 50 tot 80 procent af. Er bestaan dus individuele verschillen. Tijdens de behandeling krijgt uw kind injecties met de stof die de allergie veroorzaakt (allergeen) direct onder de huid gespoten. Vervolgens wordt de concentratie stapsgewijs opgevoerd tot het hoogste niveau is bereikt. Vanaf dan duurt de kuur nog minimaal drie jaar. Allergievaccinatie wordt met succes gegeven aan kinderen die lijden aan pollenallergie (hooikoorts) en aan kinderen met een ander soort allergie zoals wespengif- en bijengifallergie. Ook is het mogelijk deze behandeling te geven tegen huisstofmijtallergie en allergie voor dieren, maar het resultaat is bij deze laatste twee duidelijk minder gunstig. Bij hooikoorts kan behandeld worden tegen allergie voor graspollen, voorjaarsboompollen en onkruidpollen, afhankelijk van de ziektege-schiedenis en het allergieonderzoek. De behandelvloeistof bevat één allergeensoort. Behandelschema voor allergievaccinatie Allergievaccinatie begint met een zogenaamde ‘instelkuur’. Een instelkuur bevat vier flacons met oplopende sterktes, waaruit een aantal injecties gehaald kan worden. Het streven is om de instelkuur zo snel mogelijk te laten verlopen. Uw kind krijgt de injecties dan ook bij voorkeur éénmaal per week. Nadat uw kind een injectie heeft gekregen neemt u 13 met uw kind plaats in de wachtkamer, waar u minimaal 30 minuten blijft wachten. Daarna wordt de plaatselijke reactie door de arts of verpleegkundige bekeken en genoteerd op het uitslagformulier. Wanneer uw kind zich goed voelt mag u daarna weer samen naar huis. Soms ontstaan er behalve plaatselijke reacties als roodheid, jeuk en zwelling ook algemene klachten zoals bijvoorbeeld moeheid en hoofdpijn. Het is belangrijk dit aan de arts of verpleegkundige te melden. Soms wordt de dosering aangepast. Zelden is er sprake van meer ernstige algemene verschijnselen, zoals galbulten, benauwdheid en de neiging om flauw te vallen. Zodra u iets merkt van dergelijke klachten dient u de arts of verpleegkundige te waarschuwen. Zonodig krijgt uw kind medicijnen toegediend ter behandeling van deze klachten. Reageert uw kind op normale wijze op de onderhuids gegeven injecties, dan wordt per flacon een schema gehanteerd waarbij de hoeveelheid steeds verdubbeld wordt (bijvoorbeeld 0.2 cc, 0.4 cc en 0.8 cc). Nadat 0.8 cc van de eerste concentratie goed wordt verdragen, wordt overgegaan op 0.2 cc van de volgende concentratie. Bij het flesje met de hoogste concentratie (flacon IV) wordt meestal een schema gehanteerd waarin de hoeveelheid met 0.1 cc (zie behandelschema) wordt verhoogd. Een volledige kuur duurt, vanaf het moment dat de hoogste concentratie is bereikt, nog minimaal drie jaar. Tijdens het pollenseizoen wordt de hoeveelheid pollenallergeen dat ingespoten wordt verlaagd. Allergievaccinatie waarbij slechts drie injecties (speciale kuren) gegeven worden vo orafgaand aan het pollenseizoen, wordt in onze polikliniek niet toegepast in verband met het te geringe effect en de -sterke bijwerkingen. 14 Criteria voor behandeling via allergievaccinatie Niet iedereen met een pollenallergie komt voor allergievaccinatie in aanmerking. Uw kind moet hiervoor aan bepaalde criteria voldoen. De belangrijkste zijn: 1De symptomen beïnvloeden het functioneren in het dagelijkse leven van uw kind zodanig dat problemen ontstaan bij schoolprestaties, de hobbysfeer en de huiselijke sfeer. 2De preventieve en symptomatische behandeling hebben onvoldoende resultaat opgeleverd. 3Het is niet mogelijk contact met het verdachte allergeen nog meer te verminderen. 4U en uw kind moeten de wens te kennen geven voor allergievaccinatie in aanmerking te willen komen en gemotiveerd zijn deze aanvankelijk intensieve behandeling geheel te volgen. 5Alvorens de arts tot allergievaccinatie overgaat, moeten u en uw kind goed geïnformeerd zijn over de ziekte van uw kind (onder andere middels deze tekst) en over de behandelwijze. Het is belangrijk dat u en uw kind op de hoogte zijn van het verwachtingspatroon, bijwerkingen, intensiteit (frequentie van de injecties) en de duur van de behandeling. Verwachtingspatroon bij allergievaccinatie Volledige ‘genezing’ wordt niet bereikt door allergievaccinatie, wel een vermindering van symptomen met 50 tot 80 procent. Soms wordt een patiënt ‘zo goed als geheel’ klachtenvrij. Het te verwachten succes is afhankelijk van: 1 De aard van de symptomen Bij neus- en oogklachten wordt het beste resultaat bereikt. Minder succesvol is de behandeling tegen astma. 15 2 D e aard van de allergie waaraan uw kind lijdt Tegen pollenallergie wordt met succes behandeld. Mits aan de juiste criteria wordt voldaan, kan een symptoomreductie van 50 tot 80 procent worden bereikt. Sinds er meer gezuiverde en gestandaardiseerde allergeen­extracten beschikbaar zijn, worden betere resultaten bereikt dan vroeger. 3De leeftijd waarop men met de allergievaccinatie begint Hoe jonger de patiënt is als men de behandeling begint des te beter is het te bereiken resultaat. 4De tijdsduur van de bestaande symptomen Hoe minder lang de patiënt symptomen heeft, des te beter is het te bereiken resultaat. 5 De maatregelen die getroffen worden ter beperking van contact met zowel het hoofdallergeen als met andere allergenen en irriterende stoffen Allergenen waarvoor een geringe allergie bestaat en waarvan men weinig last ondervindt, veroorzaken in het pollenseizoen (door ‘priming’) wel last. Eveneens geven irriterende stoffen, zoals geuren, extra last. 16 Ruimte voor aantekeningen 17 Ruimte voor aantekeningen 18 Ruimte voor aantekeningen 19 UMC Utrecht, Locatie WKZ, Lundlaan 6, Postbus 85090,3508 AB Utrecht Tel 088 75 555 55 www.umcutrecht.nl © 2008, UMC Utrecht, afdeling Interne en Externe Communicatie april 2008a, KIND.02.002 Divisie Kinderen Afdeling Dermatologie/Allergologie, locatie WKZ