- Scholieren.com

advertisement
Economie samenvatting hoofdstuk 2
2.1 – niks.
2.2 – De totale opbrengst (TO) = p x q
De totale kosten (TK) = TVK + TCK
De kostprijs (GTK) = TVK/q + TCK/q
Marginale kosten (MK) = de kosten die erbij komen als je een extra product maakt.
Marginale opbrengsten (MO) = de opbrengsten die erbij komen als je een extra
product verkoopt.
GCK daalt als de TCK gedeeld word door een groter aantal producten.
Als MO groter is dan MK levert het product meer op de dan de kosten toenemen.
Als je meer produceert stijgt de totale winst.
Marginale opbrengsten > Marginale kosten: Winst stijgt.
Marginale opbrengsten < Marginale kosten: Winst daalt.
Marginale opbrengsten = Marginale kosten: Winst maximaal.
Er bestaan twee soorten grafieken:
1. met de TO en de TK
De totale winst is het verschil tussen de twee lijnen bij een bepaalde afzet.
2. met de marginale en gemiddelde kosten en opbrengsten
De winst per product is het verschil tussen de GO en de GTK bij een bepaalde
hoeveelheid, de totale winst is de winst per product x het aantal producten.
2.3 – homogeen: voor de afnemer precies hetzelfde.
Heterogeen: voor de afnemer zitten er verschillen in de aard van het product, die
spelen mee bij de aankoopbeslissing.
Volkomen concurrentie: vrije toetreding tot de markt, prijs bepaald door vraag en
aanbod.
Abstracte markt: geheel van vraag en aanbod naar een bepaald goed.
Concrete markt: aanbieders en vragers ontmoeten elkaar.
Vraag- en aanbod lijn leveren een snijpunt op: evenwichtsprijs en
evenwichtshoeveelheid, hier zijn de vrager en aanbieder het met elkaar eens.
Ophoudprijs de vooraf van tevoren afgesproken bodemprijs.
Aantal vragers
veel
veel
Aantal aanbieders
één
weinig
Soort goed
homogeen
homogeen
veel
weinig
heterogeen
veel
veel
homogeen
veel
veel
heterogeen
Marktvorm
monopolie
homogeen
oligopolie
heterogeen
oligopolie
volkomen
concurrentie
monopolistische
concurrentie
2.4 – variabele kosten: de kosten die variëren met de productieomvang.
Als elke vertegenwoordiger met hetzelfde loon steeds meer producten toevoegt dan
zijn voorganger wordt de levering van het product goedkoper en zullen de extra
kosten (MK) dalen, andersom is dit hetzelfde geval.
Als de productie steeds sterker stijgt, daalt de GTK, want TK wordt dan gedeeld door
een grotere hoeveelheid. Als de productie gaandeweg minder wordt, stijgt de GTK.
De constante kosten worden nooit 0, waardoor de GTK en de GVK nooit snijden.
De MK en de GTK snijden in het laagste punt, want als het maken van een extra
product goedkoper is dan de kostprijs, zal de kostprijs dalen. Als het maken van een
extra product hoger ligt dan de kostprijs zal de kostprijs stijgen. Ze snijden in het
laagste punt, omdat de kostprijs dan niet daalt of stijgt.
Een ondernemer die streeft naar maximale winst, produceert door totdat de
marginale opbrengsten en de marginale kosten aan elkaar gelijk zijn.
Als de toetreding vrij is, en de winst stijgt, zullen er meer aanbieders komen, als de
winst daalt zal het aantal aanbieders afnemen, dit stopt als de winst 0 is.
Een ondernemer produceert tot MO = MK, als de GTK boven MK zit, zal hij doorgaan
totdat hij onder de GVK-lijn zit, omdat hij dan in ieder geval zijn variabele kosten kan
dekken, dus de MK-lijn is de individuele aanbodlijn als hij boven de GVK-lijn zit.
De aanbodfunctie heeft q aan de linkerkant, dus i.p.v. p=1/3000q komt q=1/3000p.
2.5 – bij vaste ruimte en machines, voegt een extra werknemer in het begin meer toe
dan de aanwezige werknemers, door arbeidsverdeling en overleg komt er een sterke
toename van de extra productie per ingezette werknemer (MK omlaag), dat neemt
ook weer af vanaf een bepaald punt, als de arbeiders elkaar voor de voeten gaan
lopen etc. (MK omhoog)
Het loon van elke werknemer is gelijk, dus het verband tussen kosten en productie is
progressief of degressief.
Download