Pulmonale endarteriëctomie (PEA)

advertisement
Pulmonale
endarteriëctomie (PEA)
U wordt opgenomen voor een pulmonale endarteriëctomie
(PEA), of pulmonale trombo-endarteriëctomie (PTE) in VUmc.
Een drukke dag voor u: u zult veel verschillende mensen zien
en u krijgt veel informatie in een periode waarin u al veel aan
uw hoofd heeft.
Een aantal zaken waarmee u tijdens uw opname te maken
krijgt, zetten we nog even op een rijtje, zodat u de informatie
op een rustig moment nog eens kunt nalezen.
Vragen komen soms op als de arts of verpleegkundige niet
direct beschikbaar zijn. Het is handig om die vragen dan op
te schrijven, zodat u deze op een later tijdstip makkelijk kunt
stellen.
Voor meer algemene informatie over opname, verblijf, tv
en faciliteiten verwijzen wij u naar de brochures Welkom op
zorgeenheid longziekten en Welkom in VU medisch centrum.
Wat is pulmonale hypertensie (PH)?
U heeft onlangs van uw behandelend longarts gehoord dat u pulmonale
hypertensie (PH) heeft. PH is een te hoge bloeddruk in de longslagader. In
het verleden heeft u longembolieën gehad, waardoor bij u PH is ontstaan.
Longembolieën kunnen ontstaan doordat kleine bloedstolsels uit een ader
(meestal uit een ader uit het been) losschieten en dan via de rechterharthelft in de slagader van de longen terechtkomen. In principe ruimt het
lichaam deze stolsels zelf op en krijgt een patiënt (soms tijdelijk)
bloedverdunners om vorming van nieuwe stolsels te voorkomen. Bij een
klein deel van de patiënten vindt deze opruiming niet of onvoldoende
plaats. Indien deze zogenaamde chronische longembolieën aanleiding
blijven geven tot verstopping van enkele grote of meerdere kleine
longslagaders, kan hoge bloeddruk in de longslagader ontstaan (PH). We
spreken dan van chronische trombo-embolische pulmonale hypertensie
(CTEPH).
Wat is een pulmonale endarteriëctomie (PEA)?
Deze chronische longembolieën kunnen in sommige gevallen door middel
van een operatie worden weggehaald. Deze operatie heet pulmonaire
endarteriëctomie (PEA) of pulmonale trombo-endarteriëctomie (PTE).
PEA is eenvoudig gezegd het operatief verwijderen van de aan de vaatwand
vastzittende oude bloedstolsels die uw longslagaders verstoppen. Het is
een vorm van ‘open hartchirurgie’, ook al wordt er in feite niet aan uw
hart zelf geopereerd. Het is een lastige ingreep, omdat de oude bloedstolsels in zekere zin zijn vastgegroeid aan de vaatwand. Daardoor kunnen
de stolsels er niet simpelweg worden uitgetrokken.
Om de operatie te kunnen doen, moet de chirurg vooraf het borstbeen in
de lengterichting doorzagen. Na afloop van de operatie worden de beide
helften van het borstbeen weer tegen elkaar gelegd en met staaldraden
vastgeknoopt. De staaldraden zijn onzichtbaar voor u en blijven de rest
van uw leven zitten.
Om zo weinig mogelijk littekens te krijgen, wordt de huid naar binnen
toe gehecht. Dit gebeurt met oplosbare hechtingen, zodat deze later niet
meer verwijderd hoeven te worden.
Net als bij een botbreuk heeft het borstbeen enkele weken nodig om goed
te genezen en daarom moet u voorzichtig zijn bij alles wat u doet: steeds
2
met twee armen gebruik maken van de ‘sling’ (een trekkoord dat
bevestigd wordt aan het voeteneinde van het bed en waaraan u zich op de
juiste wijze omhoog kunt trekken). Ook moet alle inspanning die u verricht
gelijkmatig over beide lichaamshelften verdeeld worden. De fysiotherapeut
zal u hierover verder informeren en begeleiden. Vrouwen adviseren wij
zo snel mogelijk een bh (liefst geen beugel bh) te dragen om de wond zo
fraai mogelijk te laten genezen. Het zelf besturen van een auto wordt na
deze operatie minimaal zes weken afgeraden.
Dag van opname
U heeft een intakegesprek met een verpleegkundige die u een aantal
vragen zal stellen en u een ‘logboek’ zal overhandigen dat u tijdens de
opname kunt gebruiken. Dit logboek bevat informatie over pijn en
pijnstilling en over het belang van hoesten en beweging. Daarnaast is er
in dit logboek ruimte voor vragen en uitleg over de operatie (met behulp
van een tekening).
U krijgt nog verdere uitleg over hoe u dit logboek kunt gebruiken. Ook
wordt u wegwijs gemaakt op de afdeling en zal u medegedeeld worden
hoe laat u ongeveer wordt geholpen. En uiteraard kunt u terecht met
vragen. Breng ook uw thuissituatie ter sprake, dit is namelijk van belang
wanneer u na de operatie weer naar huis gaat.
Ook krijgt u een polsbandje met uw naam, geboortedatum en patiëntennummer. Indien nodig wordt er bloed afgenomen voor onderzoek.
VUmc is een universitair medisch centrum waar medisch specialisten
worden opgeleid. Zij doen zelfstandig spreekuren en assisteren bij
operaties. Hierdoor kan het voorkomen dat u voorafgaand aan de operatie
een gesprek heeft met een arts in opleiding tot specialist (AIOS) of een coassistent. De behandelende chirurg zal ook altijd bij u langs komen. Als
u nog vragen heeft, kunt u deze stellen. Ook zal de chirurg of de zaalarts
een markering aanbrengen aan de kant waar u geopereerd wordt.
U krijgt vanaf de opname een kleine injectie om trombose te voorkomen.
Deze injectie krijgt u gedurende de gehele opnametijd.
Soms wordt door de anesthesie afgesproken dat u voor de operatie al begint
met vernevelen (het inhaleren van medicatie die luchtwegverruimend werkt).
3
Dag van operatie
U bent vanaf middernacht nuchter. Dat wil zeggen dat u geen voedsel (of
sondevoeding) tot u mag nemen. U mag alleen water of appelsap tot twee
uur voor de operatie (voor diabetici gelden aangepaste regels, dit wordt
door de verpleegkundige met u besproken). Hierin wijken wij iets af van
wat beschreven staat in de folder Nuchterbeleid VUmc. Het is namelijk
mogelijk dat het operatieprogramma door omstandigheden op het laatste
moment veranderd moet worden.
Voor vertrek van de afdeling krijgt u al kalmerende medicatie, als dat zo
door de anesthesie is afgesproken.
Als u als eerste op het operatieprogramma staat zult u rond 07.20 uur
naar de inleidingsruimte gebracht worden, waar u wordt ontvangen door
medewerkers van de anesthesie. Daar krijgt u een infuus in een ader in
de arm en zal er, als dit zo afgesproken is, met een ruggenprik een
slangetje tussen twee wervels worden ingebracht voor verdoving tijdens
en pijnstilling na de operatie (een zogenaamde epiduraal katheter). Verder
krijgt u een blaaskatheter, een maagsonde en een beademingsbuisje.
Hieronder volgt uitgebreidere uitleg.
• Maagsonde
Een maagsonde is een dunne slang die via één van beide neusgaten via
de slokdarm tot in de maag wordt geschoven. Omdat u narcose en
slaapmedicatie krijgt, gaan uw darmen stil liggen. Uw maag krijgt geen
voedsel aangeboden, maar zij blijft toch maagsap aanmaken.
Dit maagsap gaat zich in de maag ophopen omdat het niet via de darmen
kan doorstromen.
Op het moment dat u uit de narcose wakker wordt, kunt u misselijk zijn
en braakneigingen hebben. De maagsonde zorgt ervoor dat het overtollige
maagsap uit de maag loopt.
Het maagsap wordt opgevangen in een zakje dat naast uw bed hangt.
De maagsonde wordt pas verwijderd als uw darmen weer op gang zijn
gekomen. De darmwerking komt spontaan op gang. Niemand, ook uzelf
niet, kan invloed hebben op het moment waarop dit gaat gebeuren.
De arts of de verpleegkundige luistert geregeld naar de buik of zij de
darmwerking weer horen.
4
• Blaaskatheter
Tijdens en enige tijd na de operatie kunt u zelf niet aangeven wanneer
u moet plassen. Daarom krijgt iedereen die geopereerd wordt een
blaaskatheter. Een blaaskatheter is een slang die via de plasbuis in de
blaas wordt aangebracht, om urine uit het lichaam te laten stromen.
Door de blaaskatheter kunnen de artsen ook zien of u voldoende plast.
De blaaskatheter wordt pas verwijderd als u voldoende wakker bent.
Kort voordat de operatie begint brengt de anesthesist het beademingsbuisje bij u in. Dit buisje wordt via de mond, over de tong, tussen de
stembanden door tot in de luchtpijp gebracht. Aan dit buisje zit een
ballonnetje dat opgeblazen kan worden. Hiermee wordt het in de
luchtpijp vastgezet. Het beademingsbuisje komt een klein stukje uit de
mond en wordt via een slang aan de beademingsmachine gekoppeld. De
beademingsmachine helpt u volledig bij het in- en uitademen. Tijdens het
beademen slaapt u volledig. Dit voorkomt dat u zelf probeert in en uit te
ademen en daarmee de beademing tegenwerkt.
Daarna gaat u naar de operatiekamer.
De operatie
Tijdens uw operatie wordt een hart-longmachine gebruikt. Een hartlongmachine neemt gedurende een groot deel van de operatie de taak van
hart en longen over. De machine neemt namelijk de bloeddoorstroming
door het hele lichaam over. Ook voorziet de hart-longmachine het bloed
van zuurstof en voert de afvalproducten af. De hart-longmachine wordt
ook ingezet om de lichaamstemperatuur te regelen.
De volgende handelingen gebeuren tijdens de operatie:
• De borstkas wordt geopend.
• Er worden aansluitingen gemaakt met de hart-longmachine.
•Het hart wordt stilgelegd, de hart-longmachine neemt de circulatie
over.
•Met behulp van de hart-longmachine wordt de lichaamstemperatuur
omlaag gebracht tot 18 graden, zodat de bloedstroom langer
onderbroken kan worden. De verlaging van de lichaamstemperatuur
duurt 2 tot 3 uur.
• De aangedane slagader wordt benaderd (eerst aan de ene kant).
• De slagader wordt vlak voor de aangedane plek opengesneden.
• Het stolsel wordt voorzichtig verwijderd.
• Na afloop wordt de incisie (insnijding) van de slagader gehecht.
5
•Na een korte onderbreking wordt ook de andere kant op eerdergenoemde
wijze behandeld.
• De lichaamstemperatuur wordt weer langzaam verhoogd.
• Het hart wordt weer op gang gebracht.
• De aansluitingen van de hart-longmachine worden verwijderd.
• De borstkas wordt gesloten.
Aan het eind van de operatie worden drains aangebracht. Drains zijn
doorzichtige afvoerslangen met de dikte van een pink. Er zijn twee
redenen waarom de drains worden aangebracht:
•De eerste dag na de operatie verliest uw lichaam nog veel vocht en
bloedresten. Het is niet goed dat die zich in uw lichaam gaan ophopen.
•Veel vocht en bloed kan wijzen op een nabloeding. In dat geval kan een
hersteloperatie noodzakelijk zijn.
De drains zijn met hechtingen aan uw lichaam vastgemaakt en verbonden
met opvangpotten. De aanblik van de drains en de opvangpotten kan voor
bezoekers wat naar zijn.
Als er weinig vocht en bloedresten uit de slangen komt, worden de drains
verwijderd. Na het verwijderen van de slangen worden de hechtingen
aangetrokken. De hechtingen blijven 10 dagen na het verwijderen van de
slang zitten. Daarna worden ze in uw eigen ziekenhuis of bij uw huisarts
verwijderd.
Naast de drains worden er ook pacemakerdraadjes voor de uitwendige
pacemaker bevestigd.
Wat is een uitwendige pacemaker en waar dient hij voor?
•Een uitwendige pacemaker is een kast die kleine stroompjes kan
afgeven om het hart extra te prikkelen. Door die prikkelingen klopt het
hart sneller.
•Na de operatie kan de pacemaker het hart ondersteunen zodat het
sneller klopt. Tijdens de operatie worden de pacemakerdraadjes in de
buitenwand van het hart gedraaid. De draadjes verlaten uw lichaam
vlak boven de navel.
Hoe lang blijven de pacemakerdraadjes in?
Dit is afhankelijk van de noodzaak om het hart extra te moeten prikkelen.
De arts verwijdert de draadjes pas als het bloed niet te dun is. In ieder
geval worden de draadjes voor ontslag uit VUmc verwijderd.
6
Na de operatie
De eerste contactpersoon zal na de operatie door de chirurg worden
gebeld. Deze zal vertellen hoe de ingreep is verlopen.
Na de operatie gaat u eerst naar de intensive care voor uitgebreide
monitoring.
Bij aankomst op de afdeling heeft u:
• De operatiewond.
•Een blaaskatheter. Deze blijft in ieder geval zitten tot na het verwijderen
van de epiduraal katheter.
• Maagsonde.
• Een neusbrilletje voor extra zuurstoftoediening.
•Pacemakerdraadjes voor de uitwendige pacemaker. Hoe lang blijven de
pacemakerdraadjes in? Dit is afhankelijk van de noodzaak om het hart
extra te moeten prikkelen. De arts verwijdert de draadjes pas als het
bloed niet te dun is. In ieder geval worden de draadjes voor ontslag uit
VUmc verwijderd.
Al deze hulpmiddelen zullen in de loop van de dagen daarna worden
verwijderd. Heel belangrijk is dat u vanaf de eerste dag na de operatie
begint met uit bed komen en dat u goed ophoest en regelmatig diep
doorzucht. U krijgt hierbij ondersteuning van de fysiotherapeut en de
verpleging, maar het eigenlijke ‘werk’ moet door u worden gedaan. In
het logboek wordt u hierover verder geïnformeerd.
Complicaties
Iedere operatie kent mogelijke risico’s en bijwerkingen. Meer ‘gewone’
complicaties zijn bijvoorbeeld na de operatie optredende infecties, zoals
een longontsteking of een infectie van de operatiewond en bloedingen.
Ondanks alle genomen voorzorgsmaatregelen, is het optreden van deze
vorm van complicaties niet altijd te voorkomen. Het beleid is dan ook
mede gericht op het vroegtijdig herkennen van dergelijke complicaties,
zodat snel met een behandeling kan worden begonnen. Voor overmatig
postoperatief bloedverlies moet de chirurg de borstkas soms opnieuw
openmaken om de oorzaak van de bloeding te achterhalen.
• Reperfusie-schade
Een specifieke complicatie van de PEA is het kunnen optreden van
‘reperfusie-schade’ aan de long. Als de oude bloedstolsels zijn verwijderd
uit de longslagaders, zal er plotseling weer bloed door deze vaten
7
stromen. De opnieuw op gang gekomen bloedstroom veroorzaakt soms
ophoping van vocht in de longblaasjes (longoedeem). De oorzaak hiervan
is niet bekend en het optreden van dit longoedeem is van tevoren niet
voorspelbaar. Doorgaans heeft het geen consequenties voor het herstel,
maar bij een enkele patiënt kan het longoedeem een ernstige tot zeer
ernstige vorm aannemen.
• Longbloeding
Een andere complicatie is het optreden van een longbloeding. Zo’n
bloeding kan worden veroorzaakt door beschadiging van de wand van
de longslagader, maar kan ook door vaatnieuwvorming in de slecht
doorbloede delen van de long komen. Als er tijdens de operatie een
longbloeding plaatsvindt, dan kan dat in veel gevallen worden verholpen
door via de beademingsbuis en de luchtpijp een ballon te plaatsen in
het bloedende deel van de long. Een dag na de operatie is de bloeding
doorgaans gestelpt en kan de ballon worden verwijderd.
• Het doel van de PEA is het wegnemen van de obstructies
(belemmeringen) in de longslagaders om daarmee de bloeddruk in de
longslagaders te verlagen. Door een strenge selectie van patiënten zal
dat in bijna alle gevallen in voldoende mate mogelijk blijken.
Bij een enkele patiënt zal na de PEA de bloeddruk niet of nauwelijks
gedaald zijn. In dat geval blijft u last houden van de PH. Wanneer de
bloeddruk niet of nauwelijks gedaald is, kan dat ervoor zorgen dat u
langer op de intensive care moet blijven. In de praktijk is het mogelijk
gebleken de meeste patiënten door de fase na de operatie heen te helpen.
Deze complicatie vormt echter de belangrijkste doodsoorzaak in de fase
na de operatie.
• Hartritmestoornissen
Als een verdere complicatie noemen we de hartritmestoornissen die
kunnen optreden na de ingreep. Ook deze complicatie is van voorbijgaande
aard. De ritmestoornissen zijn niet bedreigend, maar kunnen onbehandeld
wel hinderlijk zijn en uw herstel vertragen.
De volgende soorten hartritmestoornissen kunnen voorkomen:
• traag hartritme
• snel hartritme
• onregelmatig hartritme
• combinatie van snel en onregelmatig hartritme
8
Een snel hartritme in combinatie met een onregelmatig hartritme komt
vaker voor. Deze hartritmestoornis is niet levensbedreigend. In het
medisch jargon wordt deze hartritmestoornis boezem- of atriumfibrilleren
genoemd. Soms merkt u er zelf niets van, soms kunt u zich wat
kortademig voelen.
Hoe worden hartritmestoornissen ontdekt en wat wordt ermee
gedaan?
Tijdens en na uw operatie wordt de hartslag steeds gecontroleerd met
behulp van een monitor. Op de verpleegafdeling krijgt u een kastje
waarmee u op kunt lopen. Dit kastje verzendt uw hartritme naar een
centrale monitor. De verpleegkundige kan daarop hartritmestoornissen
zien. Uw arts bepaalt of het noodzakelijk is om u medicijnen te geven
om de hartslag rustiger te krijgen. Verdere details kunt u met uw arts
bespreken.
Dieet
De eerste dag op de verpleegafdeling krijgt u eten in de vorm van
vloeibaar voedsel: thee, soep, vla, yoghurt. Als u dit eten goed kunt
verdragen, krijgt u de volgende dag weer gewoon eten.
Ontlasting
De operatie heeft invloed op uw ontlasting. De oorzaken hiervan zijn:
•Tijdens de operatie liggen uw darmen stil en de aanwezige ontlasting
ook.
•Uw darmen zijn voor de operatie niet helemaal schoongemaakt; er
zitten dus ook nog oudere voedselresten in.
•Na de operatie krijgt u veel medicijnen om extra te plassen; de
ontlasting kan daardoor indikken en verstopping gaan veroorzaken.
•De arts heeft extra pijnstillers in de vorm van morfine (injecties of
tabletten) voorgeschreven.
Bloedverdunnende medicijnen
Na de operatie blijft u levenslang onder controle van de trombosedienst
om nieuwe stolsels te voorkomen. Op de verpleegafdeling kan het even
duren voordat de bloedstolling de juiste waarde heeft bereikt. Soms krijgt
u hiervoor, naast de tabletten, tijdelijk bloedverdunnende prikjes.
9
Genezing van de wond aan het borstbeen
Het borstbeen geneest in ongeveer zes weken. In die periode moet u wel
voorzichtiger zijn met het gebruik van uw armen. Als u zich optrekt, dan
moet u dat altijd met twee armen tegelijk doen. Ook moet alle inspanning
gelijkmatig over beide lichaamshelften verdeeld worden. Dames moeten
zo snel als mogelijk weer een bh dragen.
Nog enkele tips:
• Til gedurende 4 tot 6 weken geen zware dingen.
• Bestuur de eerste 6 weken geen auto.
Ontslag en nazorg
Ontslag naar uw eigen ziekenhuis
Als u voldoende opgeknapt bent, kunt u worden teruggeplaatst naar het
ziekenhuis waar u vandaan kwam. De zaalarts bepaalt wanneer dit gebeurt
en vraagt de verpleegkundige dat te regelen.
Op de ontslagdatum wordt u met een ambulance naar het andere ziekenhuis vervoerd. De afspraak daarvoor wordt door VUmc geregeld. De
ambulance kan maar een beperkte hoeveelheid bagage meenemen. Geef
daarom de avond voor ontslag overbodige bagage mee aan uw familie.
Ontslag naar huis
Afhankelijk van het soort operatie en het verloop na de operatie gaat u
na een aantal dagen met ontslag. Bij een PEA gaat het meestal om
10 tot 14 dagen, afhankelijk van uw herstel. Geeft u duidelijk aan of uw
thuissituatie zodanig is dat u rechtstreeks terug kunt, of dat er eventueel
hulp moet worden aangevraagd (NB: hulp in de huishouding moet u of
uw familie zelf aanvragen).
Als het nodig is dat u moet revalideren voordat u naar huis gaat, wordt u
hierbij geholpen. U krijgt bij ontslag een afspraakbrief mee voor controle
op de polikliniek. Daar zullen ook eventueel resterende hechtingen
worden verwijderd.
Wat er verder geregeld wordt:
•U krijgt een ontslagbrief mee. Bij rechtstreeks ontslag naar huis geeft u
die brief aan de huisarts af. Bij overplaatsing naar een ander ziekenhuis
neemt de ambulanceverpleegkundige de brief mee voor uw cardioloog
of uw longarts.
10
•Bij ontslag moet u nog 6 weken zuurstof gebruiken, gerekend vanaf de
dag van operatie.
•Wij regelen dat er zuurstofflessen bij u thuis geleverd worden. Op de
dag van ontslag moet uw familie een zuurstoffles van huis meenemen.
•U komt onder behandeling van de trombosedienst en u krijgt een
afspraak mee (de eerste afspraak is bij u thuis).
•U wordt gevraagd een enquêteformulier in te vullen. Hierop kunt u opof aanmerkingen over het verblijf in het ziekenhuis aangeven.
•De avond voor ontslag heeft de verpleegkundige een kort gesprekje
met u om na te gaan of u nog vragen heeft.
Het komt voor dat u wordt opgenomen voor een operatie of een onderzoek onder narcose en dat de ingreep op het laatste moment moet
worden uitgesteld. Hoewel in VUmc zoveel mogelijk volgens een planning
wordt gewerkt, kunnen er zich situaties voordoen die niet te voorzien zijn
(bijvoorbeeld een spoedeisende operatie). Alle betrokken medewerkers
realiseren zich dat dit voor de betreffende patiënt heel vervelend is.
Geprobeerd wordt de afgelaste ingreep op zo kort mogelijke termijn
opnieuw in te plannen. Soms kan dit binnen dezelfde opname, soms
wordt de patiënt ontslagen en later opnieuw opgenomen.
Deze folder beschrijft de gebruikelijke gang van zaken, in bijzondere
gevallen kan hiervan worden afgeweken.
11
108044
VUmc©
november 2014
www.VUmc.nl
12
Download