Persoonlijke hygiëne medewerker en persoonlijke beschermingsmiddelen Definitie Hygiëne is het geheel van maatregelen waarmee geprobeerd wordt een goede algemene gezondheidstoestand te bevorderen en in stand te houden, besmettingen te voorkomen en verspreiding van infecties tegen te gaan. Persoonlijke beschermingsmiddelen: middelen die besmetting van de medewerker dienen te voorkomen, maar ook dienen ter preventie van overdracht van micro-organismen via de medewerker. Hieronder vallen: handschoenen, beschermende kleding, beschermende bril en mondneusmasker. Doel Ervoor zorgen dat medewerkers hygiënisch werken en daardoor zichzelf en de cliënten behoeden van onnodige risico’s. Soort document Procedure Toepassing Tijdens werkzaamheden binnen Revalidatiecentrum Leijpark Gebruikers Medewerkers van Revalidatiecentrum Leijpark Verantwoordelijkheden Alle medewerkers van RCL zijn zelf verantwoordelijk voor het hygiënisch werken. Werkwijze Micro-organismen hebben een aantal voorkeurplaatsen op je lichaam, zoals de neusingang, de omgeving van anus en geslachtsorganen, de handen, nagels, sieraden en kleding. In de volgende paragrafen zal hier verder op in gegaan worden. 1.1 Handhygiëne Zie ook procedure R103 IPC handhygiëne (in DBS). In de zorg kunnen bij cliënten bepaalde verzorgende handelingen moeten worden uitgevoerd waarvoor een meer dan normale handhygiëne noodzakelijk is, omdat immers de meeste besmetting via de handen plaatsvindt. Dit betreft situaties waarin (mogelijk) sprake is van besmettingsgevaar, of wanneer het een voor besmetting extra gevoelige cliënt betreft. Documentnaam: R097 IPC pers. hygiëne medew. en beschermingsmiddelen Verantwoordelijke: duaal sectormanager RCL 1 Micro-organismen die boven op de huid zitten zijn vaak ziekteverwekkend en zijn daar gekomen door contact met andere mensen of met voorwerpen en dergelijke. Door het reinigen van de handen met water en zeep zijn ze gemakkelijk te verwijderen. De handen zijn een belangrijke besmettingsweg. Een goede handhygiëne is dan ook een van de meest effectieve manieren om besmettingen te voorkomen. Handen wassen dient altijd plaats te vinden - aan het begin van de werkzaamheden - bij iedere zichtbare verontreiniging van de handen - na niezen en snuiten - na het uittrekken van beschermende kleding - na toiletgang - vòòrdat voedsel aangeraakt wordt - vòòr het bereiden van voedsel - vòòr het helpen bij eten - na lichamelijk onderzoek - vòòr kleine ingrepen waarbij huid- en/of slijmvliesbarrière is of wordt doorbroken, zoals blaaskatheterisatie, het inbrengen van een infuus, het nemen van een punctie - vòòr en na wondbehandeling en –verzorging - na contact met lichaamsvochten (zoals sputum, faeces, urine, bloed, braaksel e.d.) , secreta, excreta, slijmvliezen of niet-intacte huid zoals sputum, faeces, urine, bloed, braaksel e.d. - na alle verpleegkundige handelingen zoals het wassen van de cliënt, alsmede het afhalen en opnieuw opmaken van een bed. - na hulp bij toiletgang van een cliënt - na het wassen van een cliënt Handen wassen is niet nodig - voor en na vluchtig contact (zoals een hand geven, pols tellen, het recht leggen van kussen of deken) - voor lichamelijk onderzoek - vòòr het wassen van een cliënt 1.2 Handreiniging en handdesinfectie In het algemeen worden handreiniging met water en zeep en het inwrijven van de handen met handalcohol wat betreft de preventie van kruisinfecties* als aan elkaar gelijkwaardig beschouwd. De keuze zal dan worden bepaald door de praktische uitvoerbaarheid (aanwezigheid wastafel etc) en de mate van bevuiling van de handen. Uit het oogpunt van gebruiksgemak heeft handalcohol de voorkeur boven desinfecterende zeep. Om de handen goed te kunnen wassen dienen geen belemmeringen zoals ringen, polshorloges, armbanden aanwezig te zijn. Vaak worden bij reiniging of desinfectie bepaalde delen van de handen vergeten. Veel vergeten delen van de handen zijn de vingertoppen, tussen de vingers, en de duim. * Kruisinfectie = infectie door een besmetting van cliënt op cliënt binnen een instelling, direct dan wel indirect Handreiniging Wanneer de handen zichtbaar verontreinigd zijn, worden ze altijd gewassen met water en vloeibare zeep. Het zeepreservoir is disposable en is voorzien van een dispenser. Het zeepreservoir mag niet worden bijgevuld. Het gebruik van elleboogkranen is aan te bevelen. De handen dienen afgedroogd te worden aan papieren handdoekjes voor eenmalig gebruik. Documentnaam: R097 IPC pers. hygiëne medew. en beschermingsmiddelen Verantwoordelijke: duaal sectormanager RCL 2 Belangrijk bij dikwijls handen wassen, is het gebruik van een enigszins vette handcrème uit een tube of dispenser, zodat de handen gaaf blijven ondanks het frequente wassen. Handdesinfectie Handdesinfectie vereist geen wastafel. Wanneer gewerkt wordt in ruimten zonder wastafel kan handdesinfectie daarom een praktische oplossing zijn. Daarnaast heeft de handalcohol een terugvettende substantie, waardoor het beter is voor de handen dan handen wassen. Een nadeel van handdesinfectie is dat handalcohol zowel toxisch (als je het bijvoorbeeld opdrinkt) als brandbaar is. Om een adequaat effect van de handalcohol te bereiken moeten de handen eerst goed droog zijn. Techniek Om de handen te wassen of te desinfecteren dien je onderstaande volgorde aan te houden. Wanneer de handen gewassen worden, maak dan de handen goed nat. (Elleboogkranen moeten altijd met de elleboog worden bediend) Wanneer de handen gedesinfecteerd worden, zorg dan voor droge handen. Breng minimaal 3 ml. handalcohol of zeep aan op de handen. Het is belangrijk dat voldoende handalcohol of zeep wordt gebruikt. Wrijf de handpalmen over elkaar. Wrijf over de linker handrug met de rechter handpalm en andersom. Doe dit met verstrengelde gespreide vingers, zodat het gebied tussen de vingers ook schoon wordt. Wrijf de vingertoppen in de palm van de andere hand en andersom. Draai de duim van de ene hand rond in de gesloten andere hand. Bij gebruik van handalcohol wrijf je net zo lang tot de handen helemaal droog zijn. Documentnaam: R097 IPC pers. hygiëne medew. en beschermingsmiddelen Verantwoordelijke: duaal sectormanager RCL 3 Wanneer de handen gewassen worden met zeep, spoel de handen af onder flink stromend water, waarbij het water van bovenaf naar de vingertoppen toe moet vloeien. Sluit de kraan met een papieren handdoek of met de elleboog. Droog de handen af met een papieren handdoek, ook tussen de vingers en de polsen. Werp de gebruikte handdoek in de daarvoor bestemde container. 1.3 Handschoenen Disposable (=wegwerp) handschoenen of vingercondooms* worden altijd gedragen wanneer er kans bestaat op contact met bloed, lichaamsvocht (o.a. sputum, urine, bloed, ontlasting, wondvocht), niet intacte huid en slijmvliezen. Het dragen van handschoenen voorkomt dat besmettelijke aandoeningen worden overgedragen op de medewerker (en vervolgens op andere cliënten). Een andere reden om handschoenen te dragen is het vermijden van huidcontact met zalven. * Een vingercondoom is een latex hoesje dat om de vinger geschoven kan worden. Hiermee wordt voorkomen dat de vinger in contact komt met de huid of wond. Afbeelding 1: Vingercondoom Bij contact met bloed, lichaamsvocht, intacte huid en slijmvliezen kan je onder andere denken aan: - hulp bij tandenpoetsen - verzamelen van vuile was - cliënt helpen bij het schoonmaken na de toiletgang - het wisselen van maandverband Per cliënt worden nieuwe handschoenen of vingercondooms gebruikt. Na gebruik worden de handschoenen of vingercondooms binnenstebuiten weggegooid en worden de handen gewassen. Het wassen van handen is noodzakelijk omdat bij het uittrekken van (besmette) handschoenen de handen vrijwel altijd besmet raken. Het is raadzaam om altijd een doos disposable handschoenen of vingercondooms direct bij de hand te hebben. De handschoenen hoeven niet steriel te zijn, tenzij anders vermeld. Documentnaam: R097 IPC pers. hygiëne medew. en beschermingsmiddelen Verantwoordelijke: duaal sectormanager RCL 4 Wanneer handelingen in volgorde van vuil naar schoon plaatsvinden, is het noodzakelijk om de handschoenen tussendoor te vervangen. ‘Vuil’ en ‘schoon’ zijn hier gebruikt in de zin van mate van aanwezigheid van micro-organismen. Vinden de handelingen van schoon naar vuil plaats, dan is het vervangen van handschoenen tussendoor niet nodig. Handschoenen mogen tijdens het dragen niet in contact komen met omgevingsmateriaal zoals telefoons, deurknoppen, apparatuur, toetsenborden, dossiers, schrijfgerei, etc. Handschoenen moeten voorzien zijn van een CE-nummer. Bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van hypoallergene handschoenen. 1.4 Wonden Wondjes op de handen worden voorzien van een waterafstotende pleister. Bij verzorgende handelingen worden vervolgens handschoenen gedragen. 1.5 Nagels De nagels zijn kortgeknipt en schoon. En de nagels dienen intact te zijn, dat wil zeggen geen brokken of schilfers. Er worden geen kunstnagels gedragen. Onder lange nagels en geschilferde of gebrokkelde nagellak kunnen zich micro-organismen vermeerderen. Ook onder kunstnagels kunnen micro-organismen lang in leven blijven, ondanks regelmatig handen wassen. Een ander nadeel van lange nagels is, dat je de cliënt er mee krabben of schaven tijdens de verzorging. Wat mogelijk zorgt voor wondjes. 1.6 Niezen en snuiten Als medewerkers dien je voor het snuiten uitsluitend gebruik te maken van papieren zakdoeken die meteen na gebruik weggegooid worden. Vervolgens handhygiëne toepassen. In de neus kunnen micro-organismen voorkomen die bij anderen ziekte kunnen veroorzaken. Gezonde 'dragers' kunnen bij het snuiten (katoenen) zakdoeken en handen besmetten. Gebruikte zakdoeken zijn een bron van micro-organismen. Gebruikte zakdoeken die in de broekzak of elders in de kleding worden meegedragen, kunnen als besmettingsbron fungeren en iedere keer dat ze worden aangeraakt de handen besmetten. 1.7 Sieraden Vuil en vocht gaan onder de ringen en horloges zitten en is een ideale broeiplaats voor bacteriën. Het is er vochtig en warm zodat ze zich goed kunnen vermenigvuldigen. Tevens kan je de cliënt verwonden met sieraden; je kunt de cliënt er mee krabben of schaven. In groepen met cliënten die dagelijks intensieve lichamelijke verzorging nodig hebben, worden geen ringen, horloges en armbanden gedragen. In groepen met cliënten die slechts incidenteel lichamelijke verzorging nodig hebben, worden ringen, horloges en armbanden bij verpleegkundige handelingen afgedaan. Het dragen van oorbellen is vanwege veiligheidsoverwegingen af te raden. Een sieraad in een piercing dient te worden verwijderd wanneer dit hinderlijk is bij de verzorging/behandeling van de cliënt of wanneer de piercing ontstoken is. Indien een door een personeelslid gedragen sieraad in een piercing een besmettingsbron kan zijn voor cliënten, of als door het dragen van een sieraad in een piercing de algemene hygiëne onvoldoende in acht kan worden genomen, dient dit sieraad te worden verwijderd. 1.8 Haar Het haar wordt kort, opgestoken of bijeengebonden gedragen. Het haar wordt zo gedragen dat het bijvoorbeeld tijdens de verzorging niet in de ontlasting hangt. Het haar is schoon. Baarden en snorren zijn kortgeknipt. Documentnaam: R097 IPC pers. hygiëne medew. en beschermingsmiddelen Verantwoordelijke: duaal sectormanager RCL 5 1.9 Eten, drinken en roken In ruimtes waarin verzorgende handelingen worden verricht, wordt niet gegeten, gedronken of gerookt. 1.10 Kleding In het contact met de cliënt mag door medewerkers eigen kleding worden gedragen. Wel dienen daarbij de onderstaande regels in acht te worden genomen: - de (eigen) kleding heeft korte mouwen. Korte mouwen maken een goede handhygiëne mogelijk. - werkkleding bedekt steeds de eigen kleding (geen jas met korte mouwen over eigen kleding met lange mouwen). - de (eigen) kleding wordt iedere dag verschoond en moet te reinigen zijn op een temperatuur van minstens 60°C en mag niet pluisafgevend zijn. - wanneer (eigen) kleding tijdens de werkzaamheden zichtbaar wordt vervuild (bijvoorbeeld met bloed of andere lichaamsproducten), wordt andere kleding aangetrokken. - werkkleding wordt in het revalidatiecentrum aan- en uitgetrokken en dient gescheiden opgehangen te worden van ‘burger’kleding. Beschermende kleding Beschermende kleding is kleding die over de andere kleding wordt gedragen met het doel verontreiniging en transmissie van micro-organismen te voorkomen; zoals bij spatten en spuiten van bloed of andere lichaamsvochten. Beschermende kleding kan bestaan uit een (eventueel plastic) schort of jas met korte mouwen. Beschermende kleding moet worden gedragen bij: - wasbeurten - vervanging incontinentiemateriaal - wondverzorging - legen van opvangzakken katheters - stomaverzorging - verzorging van cliënten met een darminfectie Een beschermende jas moet altijd gesloten worden gedragen. Over beschermende kleding draagt men geen vesten, shawls en dergelijke. Na het uittrekken van beschermende kleding worden de handen gewassen. De kleding wordt bij zichtbare verontreiniging in de was gedaan. Met ruimtegebonden beschermende kleding mag men niet buiten de werkruimte komen. Schoenen Schoenen en klompen moeten van goed te reinigen materiaal zijn. Bij zichtbare verontreiniging moet het schoeisel worden schoongemaakt. Schoenen moeten bestand zijn tegen desinfectie met alcohol 70%. In de toilet/douche ruimte en in het zwembad kan gebruik gemaakt worden van disposable schoenovertrekken. Hoofddoekjes Uit het oogpunt van infectiepreventie is er geen bezwaar tegen het dragen van hoofddoekjes tijdens de verzorging, c.q. behandeling van revalidanten, mits wordt voldaan aan de volgende maatregelen: - de hoofddoek dient zo gedragen te worden dat tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het materiaal van de hoofdbedekking niet in contact komt of kan komen met de patiënt of patiëntenmateriaal. - de hoofddoek dient dagelijks vervangen te worden door een schone hoofddoek. - de hoofddoek moet bestand zijn tegen wassen op een temperatuur van 60°C of hoger. Documentnaam: R097 IPC pers. hygiëne medew. en beschermingsmiddelen Verantwoordelijke: duaal sectormanager RCL 6 1.12 Mondneusmasker Dragen van mondneusmaskers: - bescherming van de drager tegen bescherming door spetten en spatten en aanhoesten. - bescherming van de revalidant tegen micro-organismen uit de mondkeelholte van de zorgverlener. - bescherming van de drager tegen aerogene besmetting. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het chirurgisch mondneusmasker en het ademhalingsbeschermmasker. Het chirurgisch mondneusmasker dient om de drager te beschermen tegen spatten en spuiten van bloed of andere lichaamsvochten, secreta en excreta en wordt eenmalig gebruikt. Een ademhalingsbeschermingsmasker (het zg. FFP1 masker) wordt gedragen wanneer er kans bestaat op aerogene besmetting. 1.13 Beschermende bril Deze dient gedragen te worden bij kans op spatten van bloed of andere lichaamsvochten. Bijlagen --- Informatiebronnen www.wip.nl Trefwoorden Hygiëne, wassen, handhygiëne, persoonlijk, persoonlijke, handen, handschoenen, handschoen Beheer Auteur Functie Voorzitter IPC Verifieerder Adviseur IPC Verantwoordelijke Beheerder Duaal sectormanager Secretaresse sectormanagement RCL Ingangsdatum Vervaldatum Versienummer 29-07-2009 29-07-2011 2 Documentnaam: R097 IPC pers. hygiëne medew. en beschermingsmiddelen Verantwoordelijke: duaal sectormanager RCL 7 Paraaf