Liefde van Christus – Octavius Winslow

advertisement
De liefde van Christus – Octavius Winslow
“En bekennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot
al de volheid Gods”
Efeze 3:19
Jaargang 7 nummer 4 - februari 2005
Eerder uitgegeven nummers van jaargang 7
1. Gij zijt de ranken!
2. Grote blijdschap
3. Wat zal het getuigenis over u zijn?
Andrew Murray
George C. Hutton
John Flavel
Bronvermelding
Oorspronkelijke titel: The emotion of love in Christ
Uit: The sympathy of Christ with man: Its teaching and its consolation by Octavius Winslow
Uitgegeven door: Odom Publications, Keyser, West Virginia, USA.
Deze preek is vertaald onder verantwoordelijkheid van Stichting De Tabernakel
De originele engelse preek is te vinden op onze website: http://www.tabernakel.nl
Vormgeving en druk: Drukkerij AMV, Lunteren
Preek
“En bekennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot
al de volheid Gods”
Efeze 3:19
Inleiding
Wij zijn vaak vol ontzag geweest als we op het strand stonden en uitkeken over de uitgestrekte oceaan.
Met een nog veel intenser en dieper gevoel, benaderen we nu het onderwerp waar we nu bij zullen
stilstaan: de oneindige oceaan van de liefde van Christus.
Liefde moet worden gezien als de diepste bron van alle gevoelens van medeleven en medelijden van
onze Heere. Als de liefde er niet was, zouden wij niets van Christus of Zijn verlossing geweten
hebben. Het verbazingwekkende feit dat Christus ons – zondige mensen – liefheeft, laat ons het
geheim zien van alles wat Hij voor de mens gedaan heeft en nog doet. Er is geen ander antwoord op de
vraag naar de wonderlijke geheimen van Zijn menswording en verzoenend sterven dan dit: Christus
heeft ons liefgehad.
Liefde is de oorsprong, uitleg en verklaring van dit alles. Liefde is de uitlegger van elk goddelijk
geheim. Er is geen situatie in de geschiedenis van onze Heere die niet op een of andere wijze een
openbaring van liefde is. Zijn menswording is neerbuigende liefde. Zijn medeleven is wenende liefde.
Zijn medelijden is helpende liefde. Zijn genade is handelende liefde. Zijn onderwijs is de stem van
liefde. Zijn zwijgen is de rust van liefde. Zijn geduld is weerhouding uit liefde. Zijn gehoorzaamheid
is arbeid van liefde. Zijn kruis is het altaar van liefde. Zijn dood is het brandoffer van liefde. Zijn
opstanding is de overwinning van liefde. Zijn hemelvaart en Zijn zitten aan de rechterhand zijn de
verhoging en de voorbidding van liefde.
Zo diep, uitgestrekt en grenzeloos is de oceaan waarin onze gedachten nu afsteken. De ziel kijkt uit
over deze onmetelijke, onbegrensde oceaan. Ze peinst erover in stil ontzag. Evenals we van de
eeuwigheid van God niet weten waar zij begint of waar zij eindigt, weten we dat ook van deze oceaan
niet. Zij is zonder begin en einde. Evenals de vrede van God alle verstand te boven gaat, gaat ook zij
alle verstand te boven. Zij gaat ook alle kennis te boven. En toch bestaan er geen gevoelens in Christus
waarvan Gods kinderen een meer gezegende ervaring hebben. Het Christendom is de ervaring van
deze liefde, omdat het deze liefde belichaamt. Een godsdienst waarbij de liefde van God in het hart
ontbreekt, is een lege godsdienst. Een godsdienst zonder liefde is een godsdienst zonder ziel, zonder
leven. Alle echte, levende en zaligmakende godsdienst lost zich op in liefde – liefde tot God in
Christus en tot de mensen.
Uw godsdienst, geliefden, laat misschien tekorten zien in sommige van de meer zichtbare
eigenschappen: diepgaande kennis, schitterende gaven of kostbare offers. Klopt er ondanks dit in uw
hart echter de diepe, stille, milde, ware en oprechte liefde voor Christus? Dan is uw godsdienst echt.
Misschien bent u dan niet welsprekend genoeg om voor Christus te spreken. Misschien hebt u dan niet
de kracht om iets voor Christus te doen. Maar u hebt wel genoeg liefde om voor Christus te lijden, ja,
om, als het nodig is, voor Christus te sterven. Genoeg! “Heere, Gij weet alle dingen; Gij weet dat ik U
liefheb.” ‘Genoeg, Mijn discipel,’ zegt uw Heere, ‘weid Mijn lammeren.’ Heere, ik ga! Uw liefde
dringt mij tot de nederigste dienst in Uw Kerk!
Laten wij nu van de kust afdalen en onze geloofslijn in het diepe uitwerpen. Laten wij ons inspannen
om “met al de heiligen te begrijpen welke de breedte, en lengte, en diepte, en hoogte zij” van deze
oneindige oceaan van liefde die door Christus bij God vandaan naar ons toegestroomd is. Deze oceaan
heeft haar ondiepe plaatsen voor de kinderen in de genade en haar diepe plaatsen voor de volkomen
man in Christus Jezus.
Goddelijke liefde
De liefde van Christus is een goddelijke emotie. Als het een geschapen emotie was, dan zou het een
eindige liefde zijn - ook al was het de mooiste, diepste en zuiverste emotie, die in een mensenhart kan
worden gevonden. Een eindige liefde kan niet voldoen aan de eisen van Gods recht. Dit recht eist
volmaakte voldoening om een zondig mens zalig te maken. Waarom is het een liefde die alle kennis te
boven gaat? Waarom kan zij niet gepeild worden door het dieplood, niet bereikt worden door de snelle
vleugel, niet doorzien worden door het arendsoog en niet beschreven worden door de welsprekende
tong? Waarom kent zij diepten en hoogten, lengten en breedten, die alle gedachten, voorstellingen en
maat overstijgen? Omdat het de liefde van de Godheid is.
De liefde van Christus is de liefde van God. Wij overdrijven niet. Onze woorden zijn waar en nuchter,
als wij op gezag van de geopenbaarde waarheid zeggen dat Christus de eeuwige Zoon van God is van
nature. Hij is “God boven alles te prijzen in der eeuwigheid”. Hoor het bewijs: “God heeft in deze
laatste dagen tot ons gesproken door den Zoon; het Afschijnsel Zijner heerlijkheid, en het uitgedrukte
Beeld Zijner zelfstandigheid.” (Hebr. 1:2,3). “Maar tot den Zoon zegt Hij: Uw troon, o God, is in alle
eeuwigheid; de scepter Uws koninkrijks is een rechte scepter.” (Hebr. 1:8). Al de namen,
eigenschappen en werken, die bij de Godheid horen, worden Hem toegeschreven. Als Hij geen God
was, volkomen God van nature, dan zou dit de puurste en krachtigste godslastering zijn. Hoor de stem
van de profetie: “Men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid,
Vredevorst.” (Jes. 9:5).
Hebben wij het over de schepping? “Door Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die
op de aarde zijn, die zienlijk en die onzienlijk zijn, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij
overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen.” (Kol. 1:16). Hebben wij
het over de voorzienigheid? “Alle dingen bestaan door Hem” (Kol. 1:17). Hebben wij het over
algehele heerschappij? “Hij is een Heere van allen.” (Hand. 10:36). Hebben wij het over de goddelijke
inspiratie van de Schriften? “De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven.” (Joh. 6:43).
“Toen opende Hij hun verstand, dat zij de Schriften verstonden.” (Lukas 24:45). Over alwetendheid?
“Al de Gemeenten zullen weten, dat Ik het ben, Die nieren en harten onderzoek.” (Openb. 2:23). Over
almacht? “Christus, de Kracht Gods.”(1 Kor. 1:24). Over alomtegenwoordigheid? “Want waar twee of
drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in het midden van hen.” (Matth. 18:20). Over Zijn
onveranderlijkheid? “Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid.” (Hebr. 13:8).
Gaat het over het ambt en de macht van Rechter? “Wij moeten allen geopenbaard worden voor de
rechterstoel van Christus.”(2 Kor. 5:10). Moeten wij Hem liefhebben, alleen met een liefde die God
toekomt? “Indien iemand de Heere Jezus Christus niet liefheeft, die zij een vervloeking. Maranatha.”
(1 Kor. 16:22).
Maar genoeg hiervan. Het is niet het opeenhopen van Schriftbewijzen rond een leerstelling dat de
waarheid van die stelling bevestigt. Het wezenlijke en levensbelangrijke leerstuk van de Godheid van
Christus wordt ons in de Bijbel geleerd. Eén tekst uit de Schrift of een enkele verklaring van Gods
Woord, in zijn verband genomen, zuiver geformuleerd en weergegeven, moet genoeg zijn om
onvoorwaardelijk geloofd te worden en om onze diepste genegenheid en zuiverste toewijding te
winnen. Zo een volledig geloof in en diepe eerbied voor het geopenbaarde Woord van God moeten wij
hebben.
Naast dit directe en ontwijfelbare bewijs, zijn er indirecte bewijzen van de Godheid van Christus. Deze
bewijzen zijn even sterk en afdoende. Onze Heere wordt heel tekenend genoemd het afschijnsel van de
heerlijkheid van de Vader.” (Hebr. 1:3). Kan dit van een schepsel gezegd worden? Het licht komt van
de zon. De straal die bij het aanbreken van de dag aan de oostelijke hemel trilt én het volle middaglicht
zijn allebei afkomstig van deze majestueuze bol. Daarom zijn ze beide van dezelfde natuur als de zon
en weerkaatsen ze haar schoonheid. Als het mogelijk was om al het licht van de zon weg te halen, dan
zou men niet alleen het licht uitdoven. Men zou onvermijdelijk ook de bron van het licht – de zon zelf
– vernietigen. Wij kunnen Christus niet van het Goddelijke Wezen scheiden zonder de Godheid te
vernietigen. De Godheid van de Zoon te ontkennen is de Godheid van de Vader te loochenen. “Deze is
de antichrist, die den Vader en den Zoon loochent. Een iegelijk, die den Zoon loochent, heeft ook den
Vader niet.” (1 Joh. 2:22,23).
Buig neer, mijn ziel, voor deze grote verborgenheid der godzaligheid – “God geopenbaard in het
vlees.” Engelen studeren er op; serafijnen en cherubs aanbidden haar; de geesten van de volmaakt
rechtvaardigen maken haar groot. Geloof het; rust erin; strengel elke vezel van uw hart erom heen;
voeg er het lieflijkste lied aan toe, o mijn ziel, want uw Heiland is Goddelijk, uw Verlosser is God!
Niets minder dan goddelijke liefde zou onze zonden en de straf daarop hebben kunnen of willen
dragen. Het gewicht van de zonden en de schrikkelijkheid van de straf zou een geschapen genegenheid
hebben verpletterd en vernietigd. Er bestond geen liefde behalve de Goddelijke liefde die het werk van
de verlossing aankon. Wie was bereid, wie was in staat om die zware last te dragen, om de
overstelpende vloek te verdragen dan de eeuwige Zoon van de Vader?
O, bedenk, geliefde lezer, wat de liefde van Christus heeft gedaan en geleden. Denk aan de last die zij
droeg, het verdriet dat zij voelde, de vernedering die zij onderging, de beledigingen, de smaad en de
ontbering die zij doormaakte. Denk aan haar gekreun, haar zuchten, haar tranen, haar duisternis. Denk
aan haar onvoorstelbare doodsstrijd, haar gewillig bloeden, haar vrijwillig sterven. Denk aan de
zonden die zij vergeven heeft, de schuld die zij weggewassen heeft, de afwijkingen die zij hersteld
heeft, de verachtering die zij genezen heeft, het verdriet dat zij verzacht heeft, het geduld dat zij
geoefend heeft, de vriendelijkheid die zij getoond heeft. Vraag u dan eens af: kon iets anders dan
goddelijke liefde dit alles doen en verdragen? Ja, dit is allemaal te vinden in de liefde van Christus, die
alle kennis te boven gaat. Minder goddelijke, minder sterke, minder vriendelijke liefde zou nooit uw
hart gewonnen, uw vijandschap uitgeroeid, u van uw afgoden losgerukt en Christus op de troon van
uw hart geplaatst hebben.
Christus alles, Christus alleen, Christus boven alles, Christus voor eeuwig!
‘Goddelijke liefde overtuigt mij: Ik ben de Uwe. Mensgeworden liefde heeft mij gegrepen.
Mensgeworden liefde houdt mij omvat met almachtige armen. Hier ligt mijn redding, voor eeuwig
mijn hoop: temidden van de ruïnes van de wereld en van een stervende natuur ben ik van mijn Heere
en is Hij voor eeuwig van mij.’1
Eeuwige liefde
Hieruit volgt dat de liefde van Christus eeuwig is. Er is geen redenering of filosofie die zo goed klopt
als Gods Woord. Als wij mensen, en vooral theologen, dezelfde regels voor de uitleg, of dezelfde
methode van redeneren in het onderzoek van de Bijbel gebruiken zouden als in ons wetenschappelijk
onderzoek, dan zouden er minder valse leerstellingen en onrijp, blind en foutief onderwijs van de
kansels en de drukpersen komen. Waarom zou de leer van de eeuwige, verkiezende liefde van Christus
gezien worden als iets ongeloofwaardigs? Erken Zijn Godheid en u erkent Zijn eeuwigheid. Erken
Zijn eeuwigheid en het kan niet anders of u aanvaardt de waarheid van Zijn eeuwige liefde.
Uit de Schrift hebben wij Christus’ Godheid bewezen en daarmee ook Zijn eeuwigheid. Dit leerstuk
wordt bovendien zo duidelijk verwoord in Spreuken, dat wij het de lezer voorhouden: “De HEERE
bezat Mij in het beginsel Zijns wegs, voor Zijn werken, van toen aan. Ik ben van eeuwigheid af
gezalfd geweest; van den aanvang, van de oudheden der aarde aan. Ik was geboren, als de afgronden
nog niet waren, als nog geen fonteinen waren, zwaar van water. Aleer de bergen ingevest waren, voor
de heuvelen was Ik geboren. Hij had de aarde nog niet gemaakt, noch de velden, noch de aanvang van
de stofjes der wereld. Toen Hij de hemelen bereidde, was Ik daar; toen Hij een cirkel over het vlakke
des afgronds beschreef; toen Hij de opperwolken van boven vestigde; toen Hij de fonteinen des
afgronds vastmaakte; toen Hij der zee haar perk zette, opdat de wateren Zijn bevel niet zouden
overtreden; toen Hij de grondvesten der aarde stelde; toen was Ik een voedsterling bij Hem, en Ik was
dagelijks Zijn vermakingen, te aller tijd voor Zijn aangezicht spelende; spelende in de wereld Zijns
aardrijks, en Mijn vermakingen zijn met de mensenkinderen.” (Spreuken 8:22-31).
Waarvan kon dit anders gezegd worden dan van een Persoon? Van wie anders dan van de eeuwige
Zoon van God? Van Hem, Die de “Wijsheid Gods” is, de verborgen Wijsheid? Zo oud is de liefde van
Christus! Welk een heerlijke en waardevolle waarheid is dit voor de geestelijke mens! Dit is zoeter
dan honingzeem voor hen die de bitterheid van de zonde geproefd hebben en de kwaal van hun hart
gevoeld hebben! “Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde,” is de goddelijke verklaring die alle
twijfel over de oudheid van de liefde van Christus wegneemt. Christus is het verbondshoofd van Zijn
volk, “aan de gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen.” (Ef. 1:22).
In Christus zijn wij uitgekozen. Door Christus heeft de Vader het verbond met ons gemaakt. In
Christus worden wij gezegend met alle geestelijke zegeningen. In Christus worden onze zonden
vergeven, worden wij gerechtvaardigd, geheiligd en verheerlijkt. Elke zegen die bij onze zaligheid
hoort, is van begin tot eind met Christus vervlochten. Alles ligt in Zijn hand. Het komt tot ons door
Zijn verhouding tot de Vader en tot ons. De apostel komt hierdoor tot deze machtige lofprijzing:
“Gezegend zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle
geestelijke zegening in den hemel in Christus. Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, voor de
grondlegging der wereld, opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde; Die ons
te voren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen, door Jezus Christus, in Zichzelven, naar het
welbehagen van Zijn wil. Tot prijs der heerlijkheid Zijner genade, door welke Hij ons begenadigd
heeft in den Geliefde.” (Ef. 1:3-6).
1
Octavius Winslow gebruikt een aantal gedichten in deze preek. Omdat het niet goed mogelijk is ze als gedicht
te vertalen, hebben we ervoor gekozen ze te vertalen en in gewone tekst om te zetten, met uitzondering van het
laatste gedicht. Een enkel gedicht hebben we niet opgenomen in de vertaling, wanneer het de lijn van de preek
niet verstoorde. Alle originele gedichten kunt u vinden in het origineel van deze preek op onze website:
www.tabernakel.nl
Vanuit deze eeuwige oceaan komen de rivier, de beekjes en de bronnen, die talloze zegeningen van
genade meebrengen, naar Gods Kerk, de hof van Christus. Ze bekleden haar met levend groen,
verrijken haar met goddelijke vruchten, versieren haar met onverwelkelijke bloesems, en beademen
haar met de geur van een “veld dat de Heere gezegend heeft.” (Gen. 27:27).
O, eeuwige liefde van Christus! Goddelijke bron van mijn eeuwige verlossing. Fontein van mijn zoete
verkwikking in dit afmattende land waar geen water is. Pand van alles wat mijn geloof gelooft, wat
mijn hoop verwacht en waar mijn geest naar hijgt. Onder Uw alles aandrijvende en beheersende, maar
toch vriendelijke macht mag mijn aan God toegewijd bestaan, mijn aan Hem gegeven leven verklaren:
‘Wat ben ik veel schuldig, wat heb ik U lief.’
Neerbuigende liefde
De liefde van Christus is ook een neerbuigende liefde. Wij meten iemands neerbuigen af aan de status,
rang en macht van de persoon die zich neerbuigt. Laten wij dit principe hanteren in onze opvatting van
de liefde van Christus. Laten wij haar diepte peilen, en haar grootheid en kracht toetsen aan deze
maatstaf. Zelfs onze helderste opvatting van de zelfvernietiging en vernedering, waartoe zij afgedaald
is, is dan oneindig ver verwijderd van de werkelijkheid. Het feit dat de Zoon van God Zich
neergebogen heeft om mens te worden – de menswording van de Godheid – is ongehoord,
verbazingwekkend, wonderlijk en bovennatuurlijk. Dit feit staat in de geschiedenis van het heelal als
een zon in haar eigen eenzame, ongenaakbare pracht. In alle eeuwigheid zal dit aanleiding geven tot
verwondering, onderzoek en lofzingen van alle reine, heilige en met rede begaafde schepselen.
Dit is de grootheid van Christus’ liefde. Zij trok Hem uit de hemel. Zij bracht Hem op de aarde om te
leven, te arbeiden, te lijden en te sterven, in het gewaad van de mensheid, waarvoor Hij Zich neerboog
om hen te redden. “Overmits dan de kinderen des vleses en bloeds deelachtig zijn, zo is Hij ook
desgelijks derzelve deelachtig geworden…. Want waarlijk, Hij neemt de engelen niet aan, maar Hij
neemt het zaad Abrahams aan.” (Hebr. 2:14,16). “Het Woord is vlees geworden en heeft onder de
mensen gewoond.” “God geopenbaard in het vlees.” Hij heeft er niet alleen – alsof dat al niet genoeg
was om de nederigheid van Zijn liefde te laten zien – in toegestemd onze natuur aan te nemen. Nee,
Hij werd in die natuur zelfs één met geringheid en armoede, met onbekendheid en ontbering, met
zwoegen, vermoeidheid en gebrek! Daarnaast werd Hij bespuwd, gegeseld, bespot, mishandeld en
verloochend. Hij was bij de rijke versmaad en bij de arme bespot. Hij boog Zijn dierbare en
toegewijde hoofd zachtmoedig. Hij klaagde niet in de stormen van beledigingen, verachting en
bespotting die over Hem losgebarsten zijn.
O, heeft er ooit zulk een liefde bestaan? En zo, geliefden, buigt de liefde van Christus zich nog steeds
neer. De liefde heeft zo diep gebogen, dat zij niet dieper schijnt te kunnen afdalen. Misschien zijn er in
uw persoonlijke leven leed, hoon, vernedering, waarvoor - naar uw gedachte - zelfs de Zoon van God
moet terugdeinzen. Misschien denkt u dat er een afgrond is die Hij niet kan peilen; een lichamelijke en
geestelijke machteloosheid waarin Hij niet mee kan voelen en die Hij niet kan opheffen. Beoordeel
Hem toch niet zo. Zijn gedachten zijn uw gedachten niet. De liefde van Christus is bereid om één te
worden met alle omstandigheden van uw bestaan en leven. Zijn goddelijke natuur is nu verenigd met
de menselijke, die geheel onder de vloek machteloos, verwond en verpletterd ligt.
Denkt u dat er nog een toestand kan zijn, waarin de gevallen mensheid buiten de grenzen van Zijn
medelijden en buiten het bereik van Zijn arm is? O nee! Liefde heeft God gewillig gemaakt om Zich
met de menselijke natuur te verenigen. Liefde heeft de Godmens gewillig gemaakt om één te worden
met al de nederigheid, de verlaging en het lijden van de mensheid. Dezelfde liefde van Christus, die in
dit alles is neergekomen, is bereid om met u af te dalen in het dal van armoede, om met uw bevende
geest de wolk van tegenspoed binnen te gaan, om samen met u de beker van verdriet leeg te drinken,
om u in uw ballingschap op te vrolijken en om te delen in al de oneer, beledigingen en minachting
waaraan u blootgesteld wordt.
Zal de mensgeworden liefde, die zich eens neergebogen heeft om de voeten van de discipelen te
wassen, terugdeinzen van een werk en dienst waaraan uw zaligheid, eer en welzijn nauw verbonden
zijn? “Heere, Gij zult mijn voeten niet wassen in der eeuwigheid!”, zegt ook uw tegenstribbelende
geest. ‘Laat mij toe,’ antwoordt uw neerbuigende Heere. ‘Ik ben de Vriend Die ten allen tijde liefheeft,
de Broeder die geboren wordt in de benauwdheid. Ik heb gebukt om uw natuur aan te doen. Denkt u
dan dat Ik geen liefde, genade en nederigheid genoeg heb om in die natuur af te dalen in de diepste
toestand van nood en ellende? Anderen worden misschien afgeschrikt door uw toestand, doof voor uw
smeekbeden, schamen zich over uw verwondingen, en gaan aan de overkant van de weg voorbij.
Ik ben echter bereid om Mij met uw geval te vereenzelvigen, om uw verzwakkende hartslag met de
wijn van Mijn liefde te versterken, om uw wonden te genezen met de verzachtende olie van Mijn
medelijden en om het onoverwinnelijke schild van Mijn macht ter bescherming in de strijd en het
geweld van de tong om u heen te plaatsen.’ Wij mogen werkelijk wel zeggen: “Want Hij versteekt mij
in Zijn hut, ten dage des kwaads; Hij verbergt mij in het verborgene Zijner tent; Hij verhoogt mij op
een rotssteen. Ook nu zal mijn hoofd verhoogd worden boven mijn vijanden.” Dit is de hut van Zijn
liefde.
Werkzame liefde
Arbeid is een ander kenmerk van de liefde van Christus. De apostel spreekt van “de arbeid der liefde”
van de heiligen. In een oneindig ver overtreffende manier spreken we van de arbeid van Christus’
liefde. Het eerste en belangrijkste dat Hij deed was niet het delen van het verdriet, het dragen van de
krankheden of het genezen van de ziekten van onze mensheid. Het eerste en belangrijkste was het
volmaakt gehoorzamen aan de voorschriften van de wet, zoals ons Zijn heilig, vurig en arbeidzaam
leven toont. Dit was de hoogste, heiligste en goddelijkste arbeid van Zijn liefde. “Want gelijk door de
ongehoorzaamheid van dien enen mens velen tot zondaars gesteld zijn geworden, alzo zullen ook door
de gehoorzaamheid van Enen velen tot rechtvaardigen gesteld worden.” Hij vond Zijn eigen wet
gebroken, ontwijd en onteerd. Hij stemde erin toe onder de wet geplaatst te worden, opdat Hij degenen
verlossen zou die onder de wet waren. Alleen omdat Hij Zich onder de macht, de voorschriften en het
gezag van de wet geplaatst had, kon de wet gehoorzaamheid van Hem eisen. Hij, de Wetgever, Die
zorg draagt voor de naleving van de wet, heeft er in toegestemd om Zichzelf zo te vernederen.
Er was maar één Wezen in het heelal Dat de wet kon groot maken en eer toebrengen met een volledige
erkenning van haar gezag en met een volkomen eerbied voor haar rechtvaardige en heilige eisen. Het
was Gods eeuwige Zoon, Die aan God gelijk is. Zijn godheid gaf waardigheid en Zijn zondeloosheid
volkomenheid aan Zijn gehoorzaamheid. Zijn liefde voldeed vrijwillig aan de gehoorzaamheid en eer
van Gods wet. Dit, terwijl de mens de diadeem van deze heerlijkheid afgerukt, in de modder gesleept
en vertreden had. Deze gehoorzaamheid ontleende haar goedkeuring, volkomenheid en aanvaarding
aan de waardigheid en de zondeloosheid van Zijn natuur. Daardoor is de gerechtigheid van God
aangebracht en toegerekend aan de gelovende zondaar. Deze zondaar wordt hierdoor gerechtvaardigd,
in genade aangenomen, verhoogd en verheerlijkt. “Want Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij
zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.” “Welgelukzalig is
het volk, hetwelk het geklank kent; o HEERE! zij zullen in het licht Uws aanschijns wandelen. Zij
zullen zich den gansen dag verheugen in Uw Naam, en door Uw gerechtigheid verhoogd worden.”
Het leven van onze Heere was één voortdurende, doelgerichte en onafgebroken daad van eerbewijs en
gehoorzaamheid aan de wet van Zijn Vader. Hij is de Enige Die kan zeggen: “Mijn spijs is, dat Ik doe
den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, en Zijn werk volbrenge.” Hij had twee doelen op het oog
met deze arbeid van liefde. Als eerste wilde Hij een gehoorzaamheid aanbrengen die onze
gerechtigheid betekent, en ons op die manier verzekeren van volkomen vrijspraak. Zijn tweede doel
was het eren en het groot maken van de wet in haar goddelijk gezag en heiligheid, om zo de
heerlijkheid van de Vader terug te winnen, die Hij verloren had door de schending van de wet. Deze
twee doelen had Hij voor ogen. Voortgedreven door de onwederstandelijke kracht van Zijn eigen
liefde heeft Hij nooit gewankeld en is Hij zelfs geen haarbreed van Zijn verheven en heilig doel
afgeweken.
Hij streed de echte strijd van het leven. De wereld probeerde te lokken. Mensen zochten hem in de val
te laten lopen. Satan zocht hem te verleiden. Maar Hij is zonder wonden en beschadigingen door deze
vurige beproeving heengekomen. Ondertussen heeft Hij elke eis van de wet volbracht en elk
voorschrift gehouden. Waaraan zullen wij deze doelgerichte en doorlopende gehoorzaamheid, dit
zuivere en volkomen voldoen aan de strenge en rechtvaardige eisen van de wet toeschrijven, anders
dan aan Zijn goddelijke waardigheid en volkomen zondeloosheid? Dit alles was de arbeid van liefde!
Christus wist dat de zaligheid van Zijn Kerk gegrond was op de vervulling van de wet en dat die
zaligheid in Zijn handen gelegd was. Daarom was het Zijn spijze en drank om in elk woord, in elke
gedachte en in elke daad het volmaakte doen van Gods wil te voegen bij Zijn eeuwige liefde voor
Gods kinderen. Hij verbond ijver voor Gods heerlijkheid met trouw aan de zaak van Zijn volk.
Zie hier het fundament van onze volledige vrijspraak: rechtvaardiging op grond van een herstelde en
geëerde wet, die voldoening heeft gekregen. Een wet, die –goddelijk en heerlijk als ze al was – door de
gehoorzaamheid van de Zoon van God met nieuwe en onuitwisbare luister is overgoten. “Hij heeft de
wet groot gemaakt en opgeluisterd.”
Zie hier de grond en het kanaal van vrede met God! Vrede door het geloof in Gods gerechtigheid, die
door haar heerlijke werk de zondaar rechtvaardigt. “Wij dan gerechtvaardigd zijnde door het geloof,
hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus.” Is dat geen echte, vaste en volkomen vrede?
Te weten dat de aanklacht tegen ons nietig verklaard is. Dat het vonnis ongedaan gemaakt is. Dat de
veroordeling afgewend is. Dat wij weer in het Paradijs geplaatst zijn, dat verzondigd en verloren, maar
hersteld en herwonnen is. Een Paradijs waar tussen de bomen geen verzoeker op de loer ligt. Waar op
de zonnige oevers geen schaduw ligt. Waar geen vloek de zomerbloesem doet verwelken. Waar de
geurige lucht zonder smet is. Waar geen ziekte, lijden, dood, of scheiding binnenkomt. Daar is geen
verdriet noch geween. Er zal ook geen pijn meer zijn. Zeker, daar “zal het werk der gerechtigheid
vrede zijn; en de werking der gerechtigheid zal zijn gerustheid en zekerheid tot in eeuwigheid.”
Wij keren terug naar de verklaring dat dit alles ons eigendom is door de gehoorzaamheid van “de
Heere, onze gerechtigheid”. De hemel, het toekomstige paradijs van Gods kinderen, wordt zonder
verdienste van een schepsel verworven. Geen greintje menselijke verdienste mengt zich met de
verdienste die de zondaar voor God rechtvaardigt. Geen draad schepselgehoorzaamheid wordt
geweven in het bruiloftskleed dat ons een plaats zal geven bij het “Avondmaal van de bruiloft des
Lams”. Alles, alles moet de waardigheid, de verdienste, de gehoorzaamheid van God in onze natuur
zijn.
Begenadigde ziel! Bent u aan het einde gebracht van al uw eigen plichten, werk en offers? Ziet u dat
alles slechts modder en kaf is, ja erger, vergulde en blinkende zonden? Gaat u diep gebukt onder de
last van uw schulden? Bent u gevangen onder de vloek van de wet? Beeft u onder de donderwolk van
de goddelijke toorn die u omgeeft? O, kijk omhoog! In de Heere hebt u gerechtigheden en sterkte. De
eeuwige Geest leert u nu genadig en doeltreffend in de school van uw eigen uiterste ledigheid, vuilheid
en armoede deze heerlijke en dierbare waarheid. Wanhoop daarom niet. In Christus Jezus zijn
schuldvergeving, aanneming, genade, heiligmaking en zaligheid te vinden voor de vuilste en meest
helwaardige zondaar die de aarde ooit gezien of de hemel ooit ontvangen heeft.
O, wat hebben wij een heerlijk Evangelie! Welk een geweldige waarheid openbaart het: een
rechtvaardigende gerechtigheid, die door God wordt bewerkstelligd, die gratis wordt gegeven, die
gelovig wordt ontvangen, die onze vuile lompen verwisselt voor een vlekkeloos kleed, onze
veroordeling voor hoop, onze hel voor de hemel, een eeuwigheid van ellende voor een eeuwigheid van
zaligheid! Welk een goddelijke vrede zou deze waarheid ons moeten verlenen! Welk een vurige liefde
zou zij moeten opwekken! Tot welk een heilige en absolute overgave zou zij aanleiding moeten geven!
Wat moet deze genadige Heiland toch dierbaar zijn, hoe welkom Zijn juk, hoe verrukkelijk Zijn
dienst, hoe aangenaam en zoet Zijn kruis! O, hoe diepe en onsterfelijke echo’s zal deze uitdaging,
losbarstend uit talloze monden, vanuit de eeuwigheid doen klinken: “Wie is het die verdoemt? Het is
God Die rechtvaardig maakt!”
De aanneming van de gehoorzaamheid van Christus als onze rechtvaardigmaking door het geloof, is in
dit verband ook een wezenlijke en dierbare waarheid. O, het is een wonderlijk feit dat God onze
zaligheid geheel onafhankelijk gemaakt heeft van onszelf. Hij laat haar rusten op ons geloof en niet op
ons werk. “Daarom is zij uit het geloof, opdat zij naar genade zij.” “Want uit genade zijt gij zalig
geworden door het geloof; en dat niet uit u, het is Gods gave.”
Het is niet ons berouw, noch onze liefde, noch onze kennis, die naar het kruis kijkt en leeft – het is ons
geloof. Het was niet de hand, de voet, de tong, of het oor dat de arme Israëliet hielp, die door de
vurige, vliegende slang gebeten was – het was het oog. Hij reisde niet, hij sprak niet, hij handelde niet.
Hij richtte zich alleen maar op of werd, als hij te zwak was, opgetild in de armen van iemand anders.
Hij liet zijn oog rusten op de koperen slang, keek en werd genezen. Wat een eenvoudige handeling
was dit! Het was eenvoudiger, makkelijker en doeltreffender om te kijken, dan om een lastige opdracht
met de handen uit te voeren, lange zinnen uit te spreken of een vermoeiende pelgrimstocht te maken.
Zo eenvoudig en gemakkelijk is het goddelijke instrument dat God u voor uw zaligheid heeft
aangewezen! Het geloof aanschouwt het Lam Gods. Het geloof kijkt op naar Hem Die onze zonden
doorstoken hebben. Het geloof ziet op Jezus en het eenvoudige zien op de gekruisigde Jezus geneest
het verwonde geweten en maakt de last van de schuld los. De Zon der gerechtigheid gaat op in de ziel,
en er is genezing onder Zijn vleugels.
Terwijl wij u zo dringend wijzen op het geloof als het instrument van uw rechtvaardiging en bijgevolg
vrede met God, willen wij u er even ernstig aan herinneren, dat het geloof niet meer is dan een
instrument. Het gelóóf moet niet het onderwerp zijn dat uw gedachten bezighoudt, uw belangstelling
wekt of uw ogen vasthoudt. Dat onderwerp moet Christus en Christus alleen zijn. We vragen u nu dat
u een ogenblik alles wat wij over het geloof gezegd hebben vergeet en aan Jezus, aan Jezus alleen,
denkt. Het was niet het oog dat de gebeten Israëliet genas - het was het oog dat in contact was met het
verre en misschien vage en nauwelijks zichtbare voorwerp. Het rusten van het oog op dit voorwerp, in
gehoorzaamheid aan het goddelijke bevel, bracht onmiddellijk leven.
Stelt u zich eens voor dat de stervende zo had geredeneerd: ‘Door mijn wond kan ik niet zien. De
schaduw van de dood ligt op mij. De dood legt al een waas op mijn ogen. De duisternis verdonkert het
gezicht. Ik kan niets zien.’ Toch bleef het bevel staan: ‘Kijk naar de opgerichte slang.’ De stervende
keek zich levend. De zwakheid en de duisternis van zijn zien vormden geen verhindering. De
weigering om op te zien en het oog, hoe donker en duizelig ook, op de staak gericht te houden,
betekende de dood.
O, ik smeek u, werk minder met het geloof en meer met Christus, het onderwerp van het geloof. Is uw
geloof zwak, klein, duister of beproefd? Verliest het haar kracht? Het geeft u geen reden om niet op
Christus Jezus te zien, om Hem aan te hangen en om u in Hem te verheugen in de wetenschap dat uw
zonden vergeven zijn en dat u bent aangenomen in de Geliefde. ‘Eén gelovige blik op Christus en u
bent gered’, zegt de nu zalige Rutherford.
Of, om de levendige beschrijving van het geloof van één van de eerste reformatoren van Schotland, de
grote John Welsh, aan te halen:
‘Het is niet de grootte van uw geloof, die u redt. Eén druppel water is even goed water als een hele
oceaan. Daarom is een klein geloof een even waar geloof als het allergrootste geloof. Een kind van
acht dagen is even goed een mens als een man van zestig jaar. Een vonk is even goed vuur als een
grote vlam. Een ziekelijke man leeft net zo goed als een gezonde. Daarom is het niet de hoeveelheid
geloof die u redt. Het is het bloed dat door het geloof wordt aangegrepen, dat u redt. Het zwakke
handje van een kind dat de lepel aan de mond brengt, voedt net zo goed als de sterkste arm van een
man. Het is immers niet de hand die u voedt, hoewel zij het eten in de mond brengt. Het eten dat u
binnenkrijgt, dat voedt u.’
‘Dus, hoe zwak u ook Christus aangrijpt, Hij zal u niet laten omkomen. Allen die op de koperen slang
zagen, hoe ver weg ook, werden genezen van de beet van de vurige slang. Toch zag niet iedereen haar
even duidelijk, want sommigen waren vlakbij en anderen ver weg. Degenen die vlakbij waren zagen
de slang misschien duidelijker dan degenen die ver weg waren. Toch werden zij die ver weg waren
even snel genezen als zij naar de slang keken, als de mensen die vlakbij waren. Want het was niet hun
kijken dat hen genas. Dat was Hij, Die door de slang vertegenwoordigd werd. Dus, hoe gebrekkig uw
zien op Christus ook is, als u gelooft geeft Hij u vrede in uw geweten. De slapste hand kan net zo goed
een geschenk aanpakken als de sterkste hand. Nu is Christus het geschenk en zwak geloof kan Hem
even zeker aangrijpen als sterk geloof. Christus is even goed de uwe als u een zwak geloof hebt, als
wanneer u gekomen bent tot de vreugde van de overwinning door de kracht van het geloof.’
Een andere, latere schrijver, Purves, getuigt in krachtige bewoordingen hetzelfde als hij spreekt over
Christus en het geloof:
‘Hoe minder er wordt gepraat over het geloof – de geloofsdaad – en hoe meer er wordt gezegd wordt
over het Voorwerp van het geloof, de Heiland, des te beter. Hoe minder mensen nadenken over het
geloof en hoe meer zij denken, horen en lezen over de Zaligmaker Zelf, over Zijn werk en Zijn grote
zaligheid, des te beter. Men kan veel discussiëren over en aansporen tot de geloofsdaad. Toch heeft dit
vaak alleen maar tot gevolg dat de indruk ontstaat dat het geloven een ‘grote zaak’ is, iets wat men
moet doen om door God te worden aangenomen. Maar wanneer, in navolging van de Bijbel, heel
weinig gezegd wordt over de daad en de plicht van het geloven, maar alles over Jezus Zelf, over Zijn
kruis en over Zijn kroon, dan komt het geloof vanzelf, omdat de Heilige Geest dit gebruikt.’
‘Men kan op een theoretische manier over het geloof redeneren, en de redenen en motieven om te
geloven steeds overdenken. Het kan dan lijken alsof het geloof in het hart gebracht kan worden door
pure krachtsinspanning, een goed argument, omkoping, dreiging of wat dan ook, en niet door het
tonen en zien van de waarheid zelf. Het gevolg is dat sommigen door een prikkel van buiten, of door
een onmiddellijke werking op het gemoed, zichzelf wijs maken dat zij de ‘grote zaak’ uitgevoerd
hebben. Ze hebben geloofd en zijn daarmee gelukkig. Maar zij zijn gelukkig met een waangeloof, en
niet in de Heere Zelf. Ze hebben de blijdschap en de vreugde van een huichelaar, of in ieder geval van
een mens die bouwt op eigen gerechtigheid en zichzelf bedriegt. Deze mensen laten anderen heel hun
leven maar doorzwoegen in een ellendige, wettische slavernij om ook de ‘grote zaak’ te bereiken,
terwijl ze er geen centimeter dichter bij komen.’
‘Och, volgden wij allen, predikanten en volk, toch de Schrift! Laten de predikanten de feiten van het
Evangelie maken tot het doel, de heerlijkheid, de genade, de waarheid en de voortdurende drijfkracht
van hun prediking. Laat het volk deze feiten maken tot de grote en enige onderwerpen van hun
aandacht. Als wij zo bezig zijn komt het geloof, zonder dat wij het zoeken of werken, terwijl het
anders, net als onze schaduw, wegwijkt als wij erachteraan gaan. Als we bezig zijn met de dingen en
de werkelijkheid waaraan het geloof zijn bestaan te danken heeft, komt de inhoud, met het licht van de
Geest, vanzelf.’
Dezelfde redenering brengt ons tot een vergelijkbare conclusie ten opzichte van het omgaan van het
geloof met Gods beloften. Wanneer ons geloof slechts één goddelijke belofte van het Evangelie
aangrijpt, zijn alle beloften voor ons. Het recht om de belofte aan te nemen, en de uitwerking ervan,
hangen niet af van ons geloof. Ze hangen af van het woord, de kracht en de trouw van de Goddelijke
Belover.
Kan, geliefde lezer, uw geloof rusten op één van deze beloften: “Die tot Mij komt zal Ik geenszins
uitwerpen.”, “Komt tot Mij, allen die vermoeid en beladen zijn en Ik zal u rust geven.” of “Roep Mij
aan in de dag der benauwdheid en Ik zal u antwoorden en u uithelpen.”? Als dat zo is, dan mag u
aanspraak maken op elke dierbare belofte in de Bijbel en zeggen: Zij is voor mij.
Thomas Brooks zegt dit als volgt: ‘De beloften kunnen evenmin gedeeld worden als Christus of de
hemel. De beloften zijn geen losse parels, maar een keten van parels. Kan iemand zijn hand leggen op
één van de beloften die God gedaan heeft aan degenen die Hem liefhebben, en in waarheid zeggen:
Deze belofte is voor mij? Als dat zo is, dan mag hij zijn hand veilig en zeker leggen op alle andere
beloften die God gedaan heeft aan degenen die Hem liefhebben en zeggen: Die zijn voor mij. Kan
iemand zijn hand leggen op één van de beloften die God gedaan heeft aan hen die in Christus geloven,
en in waarheid zeggen: Deze belofte is voor mij? Hij mag gerust zijn hand leggen op alle andere
beloften die God gedaan heeft aan hen die in Christus geloven, en zeggen: Al deze beloften zijn voor
mij. Kan iemand zijn hand leggen op één van de beloften die God gedaan heeft aan de terugkerende
zondaar, en in waarheid zeggen: Deze belofte is voor mij? Hij mag met zekerheid zijn hand leggen op
alle andere beloften die God gedaan heeft aan de terugkerende zondaar en zeggen: Al deze beloften
zijn voor mij. Kan iemand zijn hand leggen op één van de beloften die God gedaan heeft aan de
wachtende ziel, en in waarheid zeggen: Deze belofte is voor mij? Hij mag zonder meer zijn hand
leggen op alle andere beloften die God gedaan heeft aan de wachtende ziel en zeggen: Al deze
beloften zijn voor mij. Bewijs dat u recht hebt op één belofte, en u kunt gerust de gevolgtrekking
maken dat u het recht op alle andere beloften hebt.’
Lijdende en stervende liefde
Maar de liefde van Christus heeft nog een andere en meer treffende eigenschap: de lijdende en
stervende liefde van Jezus. Deze lijdende en stervende liefde heeft ieder hart waarin het gelovig
ontvangen werd, verbroken en overwonnen, en zal dit blijven doen tot het eind der tijden. Zij is haar
vermoeiende, wetsvervullende weg gegaan, tot zij voor het kruis kwam te staan. Kon zij niet
voorbijgaan aan het werktuig van marteling en dood? Moest zij werkelijk gekruisigd worden, bloeden
en sterven? Jazeker!
Hoe betekenisvol, zij het onbedoeld, is de spot van Zijn vijanden geweest, toen zij Hem in Zijn
doodsstrijd toeschreeuwden: “Anderen heeft Hij verlost; Zichzelf kan Hij niet verlossen.” Inderdaad,
Hij heeft anderen verlost en Hij had Zichzelf kunnen verlossen. Hij kon doen wat Hij wilde: sterven of
niet sterven (Joh. 10: 17,18). Hij, Die uit het graf is opgestaan, zou net zo makkelijk van het kruis
hebben kunnen komen. Maar dezelfde liefde voor arme zondaren die Hem uit het éne losmaakte, hield
Hem vastgebonden op het andere. Liefde kon pas haar missie voltooid en haar doel bereikt achten, als
zij zichzelf geheiligd had. Zij moest in lijden gedoopt worden. Haar kleed moest met bloed doordrenkt
worden, met haar eigen bloed. En waarom dit lijden, dit offer en deze dood? Het antwoord geeft de
Heilige Geest: “Christus heeft ons liefgehad en Zichzelven voor ons overgegeven tot een offerande en
een slachtoffer, Gode tot een welriekenden reuk.”
Wij kunnen geen meer geschikte verklaring vinden voor het geheim van het lijden en sterven van
Christus, dan dit: Hij is gestorven als een offer voor onze zonden, om aan het recht van God
voldoening aan te brengen voor onze overtredingen. Hij werd een “slachtoffer en offerande”. Een
zondoffer, een zoenoffer, een offer om aan Gods recht voldoening te schenken. Hoe heilig en kostbaar
is het lijden van Zijn liefde, wanneer we het in dit licht zien! Wat een liefde brengt het! Wat een
vreugde schept het! Wat een troost deelt het mee! Wat een hoop werpt het op de duistere en geladen
toekomst!
Christus is gestorven. Daarmee is de zonde veroordeeld in het vlees. Christus is gestorven. Daardoor
zijn wij bevrijd van de vloek van de wet, omdat Hij een vloek geworden is voor ons. Christus is
gestorven. Daardoor is onze schuld weggewassen en uitgewist. Zijn eigen dierbaar bloed heeft ons van
onze zonden gereinigd. Christus is gestorven. Daarom zal de gelovende zondaar, die deze dood als zijn
enige offer, als zijn enige en volkomen zaligheid aanneemt, nooit sterven.
Dit is de liefde van Christus! Is die ooit geëvenaard? Waar zullen wij zijns gelijke vinden? Hij nam
Zijn zending voor onze zaligheid op Zich met al haar voorwaarden: een zo diepe afdaling, een zo
vèrgaande vernedering, een zo zware arbeid, een zo felle zielenstrijd, een zo martelend lichaamslijden
en een zo schandelijke dood. Is er ooit zo een liefde geweest? Er was geen dwang of verplichting,
onwetendheid of blindheid in deze wonderlijke stap. Christus begreep het werk dat Hij zou verrichten
helemaal. Hij had de prijs die Hij moest betalen goed overrekend. Hij kende de aard van de last die Hij
zou moeten dragen. Hij kende de inhoud van de beker die Hij zou drinken. Hij kende ook de
verschrikkingen van de dood die Hij zou sterven. Nooit is liefde zo doordacht en doorzien als de Zijne.
Het grimmige, gevreesde instrument van marteling en dood stond hem levendig voor ogen. Toch was
Hij bereid alles te doorstaan. Twee willen stemden samen in deze zaak: de wil van de Goddelijke en de
wil van de menselijke natuur van onze Heere. En hoewel deze beide elkaar uit zo tegenovergestelde
bronnen ontmoetten, kwamen zij toch bij elkaar in volledige overeenstemming en verbondenheid. Ze
vormden een samenvloeiend tij van liefde dat Hem in Zijn innerlijk voortdroeg, tot Hij bij het kruis
kwam en daar de adem uitblies.
Gezegende Jezus! Zijn liefde is net als Zijn doodsstrijd van een onbekende en onpeilbare diepgang: zij
overtreft alle kennis. Laat haar voor mij oprijzen en zich uitbreiden, tot zij het hele blikveld van mijn
ziel vult. Laat haar doordringen tot in elke schuilhoek van mijn hart. Laat haar alles beheersende en
dringende invloed mij voortdragen op het pad van een heilige, liefdevolle gehoorzaamheid en
overgave.
Maar er zijn enige kenmerken van de liefde van Christus, die dichterbij ons binnenste komen. Ze
vormen een volkomen en heilig voorbeeld voor ons om na te volgen.
Kinderlijke liefde
Het gelovige gemoed is verrukt bij het zien van de kinderlijke liefde van onze Heere. Dat Christus de
natuurlijke Zoon van God is, is een geheim. Dat Hij de natuurlijke Zoon van de mensen is, is ook een
geheim. Toch aanvaardt het verstand het en gelooft het. Omdat Hij de Zoon van God én de Zoon van
de mensen was, was Zijn liefde de meest kinderlijke die ooit bestaan heeft. Zijn liefde voor God de
Vader was de genegenheid van een eerbiedige en gehoorzame zoon. Hij kon zeggen: ‘Ik doe altijd wat
Hem behaaglijk is.’ Het was deze kinderlijke liefde die Hem gewillig maakte om de eer van de naam
van Zijn Vader en de heerlijkheid van de regering van Zijn Vader hoog te houden. Daarvoor offerde
Hij zichzelf op. “Wist gij niet dat Ik moest zijn in de dingen Mijns Vaders?”
Zie ook eens Zijn kinderlijke liefde voor Zijn aardse ouders. Er staat dat “Hij hun onderdanig was.”
Dat wil zeggen: Hij eerbiedigde hun ouderlijk gezag, betoonde hun al het verplichte respect.
Opgewekt en onvoorwaardelijk voldeed Hij aan hun wensen en bevelen. Hij woonde bij hen. Hij
werkte voor hen en was aan hen verbonden tot Hij volwassen was. Maar hier eindigde Zijn
kinderliefde niet. Deze liefde droeg Hij tot Zijn dood. Hij gaf daarvan blijk in ontroerende uitspraken
aan het kruis. In dat smartelijke uur, midden in Zijn doodsstrijd, toen Zijn ziel zwoegde in verdriet
onder het gewicht van de zonden van Zijn volk en de slagen van de Goddelijke toorn, aanschouwde
Hij Zijn moeder! Zichzelf vergetend, dacht Hij alleen aan haar. Terwijl Hij op haar neerzag met een
blik van kinderlijke genegenheid, gaf Hij haar over aan de zorg van de discipel die Hij liefhad. Deze
nam haar vanaf dat uur als zijn eigen moeder aan. Wat een heilig en treffend voorbeeld van
kinderliefde! Wat een uitnemend en indrukwekkend voorbeeld van uitvoering van het Goddelijke
gebod: “Kinderen, zijt uw ouders gehoorzaam in de Heere, want dat is recht. Eert uw vader en
moeder.”
Wilt u op Christus lijken? Koester dan de diepste genegenheid voor uw ouders, heb de grootste
eerbied voor hun gezag en houd rekening met hun wensen. En als zij getroffen zijn door rouw en
smart, ouderdom en gebrek, armoede en ziekte, koester hen als de dierbaarste schat op aarde.
Schommel de wieg van hun ouderdom even zacht en waakzaam als zij het vroeger de uwe deden, toen
ze vele slapeloze uren lang bij u waakten, dag en nacht.
Broederlijke liefde
De liefde van Christus is ook broederlijk. Het is de liefde van een broeder. Hij noemt ons broeders en
Zichzelf onze oudste Broeder. Luister naar Zijn woorden: “Zo wie de wil van God doet, dezelve is
Mijn broeder.” “Ga heen tot Mijn broeders.” O, wat een tedere, liefhebbende en trouwe Broer is Hij!
Met waarheid en nadruk is Hij een “Broeder in de benauwdheid geboren.” O, vergeet nooit dat de
liefde van Christus voor u is als de liefde van Jozef! Ga tot Hem in gebrek. Ga tot Hem in moeite. Ga
tot Hem in verdriet. Breng uw lege vat bij Hem. Misschien zal Hij u bars behandelen. Hij doet dat om
uw oprechtheid te toetsen, uw geloof te beproeven en uw liefde aan te tonen en om Zijn eigen liefde
des te dierbaarder en schitterender te maken. Ondertussen klopt er toch het hart van een Jozef, vol
broederliefde, diep en warm onder de oppervlakte. Spoedig zal Hij Zijn vermomming afwerpen en in
tederheid uitroepen: ‘Ik ben Christus, uw Broeder.’
Laat uw liefde voor de broeders hetzelfde zijn als deze broederliefde van Christus Jezus. Heb hen lief,
omdat zij broeders in Christus Jezus zijn, ongeacht nationale, kerkelijke en sociale verschillen. Heb
hen lief om uw Vader. Heb hen lief om uw oudste Broeder. Heb hen lief om henzelf. Niet omdat hun
geloofsbelijdenis overeenkomt met de uwe, of omdat u in dezelfde kerk samenkomt als zij. Heb hen
lief omdat zij broeders van Christus zijn en uw broeders in Christus Jezus. Wees voor hen een
liefhebbende, meelevende, behulpzame broer. Op die manier zult u Hem behagen en op Hem lijken.
Hij zal dit op de jongste dag erkennen en zeggen: “Voor zoveel gij dit een van deze Mijn minste
broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat Mij gedaan.”
Vriendschappelijke liefde
De liefde van Christus is die van een vriend. Hoe treffend en duidelijk had Hij er vermaak in om ervan
te spreken: “Niemand heeft meerder liefde dan deze, dat iemand zijn leven zette voor zijn vrienden.
Gij zijt Mijn vrienden, zo gij doet wat Ik u gebied. Ik heet u niet meer dienstknechten…, maar Ik heb u
vrienden genoemd.” (Joh. 15:13-15). God heeft in het mensenhart het verlangen naar vriendschap
gelegd. Een zonnebloem draait als vanzelf naar de zon, drinkt de gouden stralen van licht en warmte
in, en schenkt haar een dankbare glimlach terug. Het hart van een mens doet ook zo met de vriend die
het liefheeft.
Het Evangelie staat niet onverschillig tegenover goede menselijke gevoelens. Ze leert ons juist dat
gevoel te voeden en zo veel mogelijk te ontwikkelen. Het is er dus ver vandaan dat het Evangelie aan
de fijne gevoeligheden en genegenheden van onze natuur voorbijgaat en ze vertrapt. Integendeel: het
erkent ze en het leert ons de heilige kunst om ze in te zetten in de hoogste gerichtheid op Gods eer.
Een discipel van de Heere heeft daarom niet de neiging om koel te reageren op spontane en oprechte
voorbeelden van genegenheid, die een sieraad vormen voor onze mensheid. Hij zal ook niet zonder
gevoel zijn voor de treffende schoonheid, waarmee sommige pennen de liefde van een vurige en
gewijde vriendschap beschreven hebben.
Toch smacht het vernieuwde hart, verlevendigd met geestelijk leven, gloeiend van Goddelijke liefde
en vol hemelse verlangens, naar een goddelijker, zuiverder en meer blijvende vriendschap. Een
dergelijke liefde komt niet op uit de aarde. Zo een liefde kan alleen de hemel geven. Jezus voldoet aan
dit heilige verlangen van onze vernieuwde natuur. Hij openbaart Zich als onze Vriend. Hij openbaart
Zich als de Vriend, Die ons van eeuwigheid liefheeft, Die Zijn bloed voor ons gestort heeft, Zijn leven
voor ons geheiligd, onze grote schuld betaald, ons uit onze gevangenschap verlost en ons recht
gegeven heeft op de titel, de vrijheid en de rijkdom van een hemels burgerschap. Hij noemt ons
voortaan vrienden. O, welk een Vriend is Jezus! Wij mogen terecht van Hem zeggen:
‘Hij heeft mij inderdaad liefgehad: Zijn liefde was zo sterk dat alleen Zijn sterven me kon laten zien
dat Hij mij meer liefhad dan Zijn leven. Hij verloor Zijn leven voor mij.’
Koester de vriendschap van Christus. Heb Hem lief als uw Vriend. Vertrouw Hem als uw Vriend.
Belijd Hem als uw Vriend. Raadpleeg Hem als uw Vriend. Wees Hem trouw als uw Vriend. Keer
weer tot Hem als uw Vriend. Uw liefde verblijdt Hem. Uw geloof eert Hem. Uw dienen verheerlijkt
Hem. Alle behoefte en beproeving, elke zonde en elk gebrek, die u bij Hem brengt, toetsen alleen maar
Zijn vriendschap. Het werkt in uw hart nog meer liefde tot Hem en geeft u meer kennis van uw beste,
uw enige Vriend.
Misschien wordt u geroepen om deze rijke waarheid, Christus’ vriendschap, te leren kennen door
middel van een pijnlijke leerschool: door het verbleken van aardse vriendschappen, door het breken
van banden, die eens zo nauw, heilig en geliefd waren, door het ontstaan van verwijdering, door
misverstanden die u vervreemden van anderen, misschien door de dood die u scheidt van de vriend die
u in uw hart bewaarde als Gods dierbaarste gift op aarde. Het zij zo, als dit maar het gevolg is: dat u
intiemer wordt met Jezus, de “Vriend, Die ten allen tijde liefheeft”. Intiemer met Hem Die in al de
veranderlijke en bonte taferelen en omstandigheden Zich “een Vriend betoont.” Wees erop uit om uw
aardse vriendschappen op die van Christus te laten lijken. Laat Zijn vrienden uw vrienden zijn, en laat
uw vrienden de meest geestelijke, hemelsgezinde en Christus’ gelijkvormige mensen zijn.
Aansporingen
We besluiten onze overdenking met twee aansporingen. Zoek de liefde van Christus te kennen, ook al
is zij zo uitgestrekt dat zij “de kennis te boven gaat.”. Hoewel zij oneindig is, kunt u toch de
werkelijkheid ervan ervaren, haar zoetheid proeven en de invloed ondergaan van haar alles
beheersende, alles dringende kracht. “De liefde van Christus dringt ons.” Laat ze u dringen tot een
liefhebbende, onbeperkte gehoorzaamheid, tot het vrolijk dragen van Zijn kruis, tot een manmoedige
verdediging van Zijn waarheid. Laat ze u dringen tot een nauwlettend leven in Zijn geest, tot
verzaking van alle goddeloosheid en de wereldse begeerlijkheden en tot een matig, rechtvaardig en
godzalig leven in deze tegenwoordige wereld.
Stel uw vertrouwen in de onveranderlijkheid van de liefde van Christus. Niets zal haar van u afnemen
of u ervan scheiden. Zij wordt niet minder als onze liefde verflauwt. Zij verandert niet met de
veranderende taferelen en omstandigheden in uw leven. Een liefde die “de kennis te boven gaat” moet
wel diepten hebben die wij niet kunnen peilen en hoogten die wij niet kunnen onderzoeken. Ja, deze
liefde heeft een oneindige volheid die vrijuit alle zonden, gebreken en verdriet van haar gezegende en
begenadigde voorwerpen overstroomt.
‘Niets blijft ons over dan liefde alleen. Liefde die geen tong kan vertolken. Liefde die geen gedachte
kan bevatten. Er is geen liefde als die van Hem. God is haar gezegende Bron. De dood kan haar loop
niet stoppen. Niets kan haar kracht weerstaan. Weergaloos is zij.’
Laat ook uw ziel onbeperkt genieten van de liefde van Christus, want zij is oneindig in haar natuur en
grenzeloos in haar uitgestrektheid. Het gebed van de apostel voor de heiligen in Efeze was dat zij
zouden “bekennen de liefde, die de kennis te boven gaat”. Velen van ons staan nu nog maar op het
strand van deze oceaan! Wat weten wij weinig van de liefde van Christus in onze ziel door ervaring.
Zij bant slaafse vrees, een slaafse geest en ongelovige twijfel weg uit ons hart en verruimt het zo, om
het pad van Gods geboden te lopen. Breng uw hart mee, met zijn grootste leegheid, zijn meest
schrikwekkende ontdekking van de zonde, zijn laagste gestalte en zijn diepste verdriet, en laat het
zakken in de diepten van de liefde van de Heiland. Deze oneindige zee zal alles overstromen,
uitwissen, in zich opnemen, en uw ziel zal zwemmen en spelen in de vriendelijke golven en uitroepen
in vreugde en vervoering: ‘O diepten!’.
De Heere leide uw hart tot de liefde van God, hoe hart, koud, grillig, zondig, droevig en verdrietig het
ook is. Als de liefde van Christus uw harde hart aanraakt, zal het smelten. Als zij uw koude hart
aanraakt, zal het warm worden. Als zij uw zondige hart aanraakt, zal het rein worden. Als zij uw
verdrietige hart aanraakt, zal zij het troosten. Als zij uw afzwervende hart aanraakt, zal zij het
terugbrengen naar Jezus. Breng slechts uw hart tot de liefde van Christus. Geloof in haar bestaan, haar
werkelijkheid, haar volheid en haar vrijheid. Geloof dat Hij u liefheeft. Omdat liefde liefde opwekt, zal
het eenvoudige geloof in de liefde van Jezus uw hart vervullen met een weerkaatste en antwoordende
genegenheid. Zoals een vlinder zich losmaakt uit haar cocon, zal ook uw ziel zich uit haar
gevangenschap en somberheid losmaken. Ze zal, net als die vlinder, opstijgen, het leven, de vrijheid en
de schoonheid in. Ze zal drijven in de zonnestralen van Gods volle, vrije en eeuwige liefde. Spoedig
zal zij ervaren dat zij in de hemel is - waar alles LIEFDE is!
‘Goddelijke liefde! In menselijk gewaad
Hebt u uw heerlijkheid verborgen.
Liefde! Aan mij, een gevallen schepsel,
Hebt u uw gouden volheid geopenbaard.
Liefde! Aan u geef ik mij volkomen,
Om eeuwig de uwe te zijn.
Liefde! Voor de schepping van mijn ziel
Hebt u mijn losprijs vastgesteld.
Liefde! Om mijn zaligheid te kopen
Bent U mens geworden, als ik.
Liefde! Ik geef mijzelf aan u
Om eeuwig de uwe te zijn.
Liefde! Het kruis der schande verdragend
Hebt U Zich aan de dood overgegeven.
Liefde! De eeuwige zaligheid veiligstellend
Hebt U de zondaar geboden te leven.
Liefde! Ik geef mijzelf aan u
Om eeuwig de uwe te zijn.
Liefde! Gelijkertijd kracht en wezen
Woord en Geest, waarheid en licht;
Liefde, sinds ik op de vlucht ben
Vind ik verlossing door Uw kracht;
Liefde! Ik geef mijzelf aan u
Om eeuwig de uwe te zijn.
Liefde! Uw zacht juk op mij
Neem ik met alle krachten vrolijk aan.
Liefde! De soevereine genade die mij ingewonnen heeft
Regeert alleen in mijn hart.
Liefde! Ik geef mijzelf aan u
Om eeuwig de uwe te zijn.
Liefde! Die mij onveranderlijk en eeuwig
Mij stap voor stap voortleidt;
Liefde! Die onafgebroken vrede geeft
Met goed gevolg tussentredend.
Liefde! Ik geef mijzelf aan u
Om eeuwig de uwe te zijn.’
“God is liefde; en die in de liefde blijft, blijft in God, en God in Hem”
1 Joh. 4:16
Download