Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.), uitgegeven door Garant. Portfolio Omschrijving Een portfolio is een door een student gemaakte doelgerichte verzameling van materiaal dat zijn inspanningen, vooruitgang en prestaties in een bepaald domein weergeeft. Een portfolio kan worden gebruikt voor één of meerdere opleidingsonderdelen of zelfs over meerdere studiejaren heen tijdens het curriculum om: - de vooruitgang en het bereikte niveau van een beperkt aantal vaardigheden te onderzoeken (bijv. de vertalingsvaardigheden van student voor een specifieke taal); - een breed veld van competenties op te volgen, en - studenten te leren om zelf verantwoordelijkheid op te nemen voor hun eigen leerproces d.m.v. reflectie en zelfevaluatie. Waarover gaat het? De term ‘portfolio’ is oorspronkelijk afgeleid uit de wereld van de kunst, architectuur en mode, waar men voorbeelden van het eigen werk in een soort verzamelmap bijhoudt om nieuwe werkgevers zijn prestaties en vorderingen te tonen. Binnen het onderwijs worden portfolio’s opgevat als een doelgerichte verzameling van materiaal dat een beeld geeft van de inspanningen, vooruitgang en prestaties van een student in een bepaald domein. Het materiaal waaruit een portfolio bestaat (zie Waaruit bestaat het?), is afhankelijk van het doel en het opleidingsonderdeel waarbinnen het wordt gebruikt. Dit materiaal wordt op verschillende momenten in de tijd verzameld en is afkomstig uit verschillende bronnen (bijv. zelfevaluaties van de student, beoordelingen van een didactisch team (zie steekkaart ‘Didactisch team’), verslagen van stagebegeleiders, e.d.). Zo is een portfolio een manier om zowel het leerproces zelf als de resultaten ervan te onderzoeken en te evalueren. Een portfolio bestaat niet uit álle documenten die met het leerproces van de student te maken hebben, maar is een door de student gemaakte selectie. De student bepaalt zelf welke documenten er in de portfolio worden opgenomen op basis van de doelen die hij binnen het domein wil bereiken en de kwaliteitscriteria die hij daaruit afleidt. Een portfolio vraagt dus van de student een zelfevaluatie van en een reflectie op zijn eigen werk. Men kan diverse types portfolio onderscheiden. De opsomming wordt hier beperkt tot de meest courante types. - Procesportfolio: zulk portfolio bevat niet enkel ‘het beste werk’, maar vooral bewijsstukken die het vorderingsproces van de student in kaart brengen. Een procesportfolio bevat dan ook werkstukken die niet af zijn, ontwerpen van documenten, voorlopige versies,… - Begeleidings- of ontwikkelingsportfolio: de portfolio dient hier eerder als ondersteuningsmiddel om de student te begeleiden bij het ontwikkelen van vaardigheden/competenties en het sturen van het leerproces. Aan de student wordt gevraagd om systematisch terug te blikken op het eigen handelen en dit te analyseren en te evalueren (zelfreflectie). - Beoordelingsportfolio: een beoordelingsportfolio fungeert als informatiebron voor beoordelaars om een oordeel te kunnen vormen over het niveau van de competenties van de student. Een beoordelingsportfolio kan zowel worden gebruikt om de vooruitgang en het bereikte niveau van een beperkt aantal vaardigheden binnen een bepaald opleidingsonderdeel te onderzoeken (bijv. Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.), uitgegeven door Garant. de tekenvaardigheden van de student) als voor het opvolgen van een breed veld van competenties (bijv. iemands vooruitgang als leerkracht). Waaruit bestaat het? Een portfolio is een verzameling documenten/werkstukken die als bewijsmateriaal fungeren van het leerproces en de prestaties van de student in een bepaald domein. Deze portfolio is door de student zelf samengesteld op basis van een persoonlijke selectie van documenten. Een portfolio bestaat uit volgende kernelementen: - Een omschrijving van de doelstellingen die de student wil bereiken en waarvoor de portfolio als bewijsmateriaal zal dienen. Bij deze omschrijving worden zowel doelstellingen opgenomen die door het didactisch team zijn opgelegd, als de doelstellingen die de student zichzelf stelt en de doelstellingen die eventueel door middel van overleg tussen student en het didactisch team tot stand zijn gekomen. - Het materiaal dat de student als bewijs heeft geselecteerd. Dit materiaal kan bestaan uit geschreven documenten, audiovisueel materiaal, informatie op diskette, cd-rom of online gegevens,... Dit materiaal is op verschillende momenten in de tijd verzameld en afkomstig uit verschillende bronnen: eigen werk, reacties van medestudenten op eigen werk, beoordelingen of feedback van begeleiders,… - Reflecties. Reflectie is noodzakelijk voor het ontwikkelen van metacognitieve vaardigheden en het bereiken van competenties. Van studenten wordt dan ook verwacht dat zij over sterke en zwakke kanten van hun werk nadenken, zij daaruit lessen trekken en ze zelf hun leerproces sturen. Daarom moet elk document ook zijn voorzien van een zelfevaluatie en reflectie. Daarin verduidelijkt de student waarom hij een specifiek item in de portfolio heeft opgenomen, wat de sterke en zwakke punten hiervan zijn en hoe hij zwakke punten in de toekomst zal aanpakken. Daarnaast bevat de portfolio meestal nog volgende elementen: - enkele vormtechnische aspecten zoals een titelpagina, een inhoudstafel en een literatuurlijst; - de opdrachtomschrijving van de portfolio zoals het didactisch team die aan de student meedeelt, m.a.w. de criteria waaraan de portfolio moet voldoen. Deze kan o.m. richtlijnen bevatten over welke documenten verplicht in de portfolio moeten worden opgenomen, het minimum en maximum aantal documenten in een portfolio, het aantal documenten dat een student optioneel mag toevoegen, de plaats van de portfolio in de totale evaluatie, en - een samenvattende zelfevaluatie en reflectie. Daarin kan de student conclusies trekken over de gehele portfolio, het leertraject en de eventueel nog bestaande tekortkomingen. Portfolio’s nemen vandaag de dag meer en meer een digitale vorm aan. Het belangrijkste verschil met de ‘analoge’ of ‘papieren’ portfolio is dat de documenten (doelen, reflecties, bewijsmateriaal) van een elektronisch portfolio minstens gedeeltelijk als een computerbestand worden opgeslagen. Inhoudelijk omvat een digitale portfolio dezelfde onderdelen als een ‘papieren’ portfolio. Structureel bestaat een digitale portfolio uit een aantal elektronische mappen en documenten (al dan niet opgenomen in een databank). Die mappen en documenten kunnen met elkaar worden verbonden d.m.v. hyperlinks. Het geheel wordt op een gegevensdrager geplaatst (diskette, cd-rom, server). Als de portfolio op een server wordt geplaatst, kan de feedback van begeleiders en beoordelaars vaak ook meteen elektronisch worden toegevoegd aan onderdelen (materiaal, beschouwingen,…) van de portfolio. Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.), uitgegeven door Garant. Waarvoor en hoe kan je het gebruiken? Een portfolio kan enerzijds worden gebruikt om het leerproces van studenten te ondersteunen en te sturen (formatief). Anderzijds kan een portfolio ook als summatief evaluatie-instrument worden gebruikt, nl. om een oordeel uit te spreken over de prestaties van een student (zie steekkaart ‘Evalueren’). Portfolio als ondersteuning van het leerproces (formatief) Een portfolio is een geschikt middel om studenten te leren zelf hun leerproces in handen te nemen d.m.v. reflectie en zelfevaluatie. In dit geval zal de reflectie op het bewijsmateriaal in de portfolio een veel belangrijkere rol spelen dan het bewijsmateriaal zelf (proces- of ontwikkelingsportfolio). De rol van de begeleider is hier vooral het stimuleren van de reflectie. Dit kan door middel van individuele gesprekken en korte opdrachten, maar ook door studenten elkaars ervaringen of portfolio in een intervisie te laten bespreken. Portfolio als evaluatie-instrument (summatief) Een portfolio is vooral geschikt om competenties en de ontwikkeling ervan bij studenten te evalueren (beoordelingsportfolio). Een portfolio is minder geschikt om louter theoretische kennis op een efficiënte manier te evalueren. Het didactisch team kan het gebruiken om zowel het leerproces (procesevaluatie) als de resultaten ervan (productevaluatie) te onderzoeken (zie steekkaart ‘Evalueren’). Een portfolio geeft didactische teams de kans het individuele leerproces van een student op de voet te volgen. Daarbij kunnen zij niet enkel de uiteindelijke prestaties, maar ook de inzet en de vooruitgang in de beoordeling betrekken. Men kan immers de prestaties van een student ook ten opzichte van vroegere prestaties vergelijken en niet enkel ten opzichte van de prestaties van de medestudenten. Analytische en globale beoordeling Bij een analytische beoordeling wordt, aan de hand van expliciete criteria, een aantal onderdelen of aspecten beoordeeld. De afzonderlijke quoteringen worden achteraf opgeteld (eventueel na weging) om tot een quotering voor de gehele portfolio te komen. Deze benadering bevordert de uniformiteit en validiteit (zie steekkaart ‘Evalueren’) van de beoordeling doordat de evaluatiecriteria heel concreet worden vastgelegd en voor alle studenten op dezelfde manier worden gehanteerd. Bij een globale beoordeling gaat men eerder af op een totaalindruk. Hierdoor kan men vermijden dat studenten hun leeractiviteiten louter afstemmen op criteria en kan men ook kwaliteiten laten meespelen die niet in criteria omschreven staan. Deze manier van beoordelen heeft echter ook nadelen: het is voor studenten én beoordelaars vaak onduidelijk welke criteria worden gehanteerd. De betrouwbaarheid van de beoordeling is niet gegarandeerd. Voor- en nadelen van een portfolio Voordelen - Een portfolio biedt in vergelijking met andere vormen van evaluatie veel gedetailleerde informatie over het leerproces en de prestaties van een student. Studenten kunnen hun vooruitgang in een bepaald domein/competentie illustreren. Studenten kunnen creatief zijn en zelf initiatief nemen. Studenten leren reflecteren op hun eigen werk en leerproces. Niet enkel voor didactische teams en studenten is de portfolio een rijke bron van informatie, ook voor medestudenten, ouders, stagebegeleiders of toekomstige werkgevers. Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.), uitgegeven door Garant. Nadelen - - - - - Omwille van de grote inbreng van studenten bij een portfolio is het soms moeilijk om studenten met elkaar te vergelijken (bij een portfolio ter ondersteuning van het leerproces staat echter niet zozeer de vergelijking tussen studenten, maar wel de persoonlijke vooruitgang van een student centraal). Het maken van een portfolio vergt veel tijd, zowel van de student die alles moet bijhouden, ordenen en van commentaar voorzien, als van het didactisch team die de portfolio regelmatig moet doornemen om het proces bij te sturen waar nodig. Wanneer de portfolio enkel summatief wordt gebruikt (als eindevaluatie, zie steekkaart ‘Evalueren’) ligt de klemtoon vaak te weinig op de persoonlijke groei en het reflectieproces van de student (een portfolio heeft best ook steeds een formatieve component). Het gevaar bestaat dat de vormgeving en aantrekkelijkheid van een portfolio de beoordeling van de inhoud beïnvloedt, waardoor studenten met goede redactionele of creatieve vaardigheden kunnen worden bevoordeeld. Zelfreflectie loopt voor studenten soms moeizaam (in het begin), extra begeleiding hierbij is essentieel. Aanbevelingen en valkuilen Algemene richtlijnen - - Een eerste beslissing die men moet nemen is of de portfolio voor een bepaald opleidingsonderdeel of overschrijdend over opleidingsonderdelen of studiejaren zal worden gebruikt. Daarna moet het didactisch team bepalen wat de functie zal zijn van de portfolio: is deze vooral een begeleidingsinstrument of eerder een evaluatie-instrument ? Vervolgens moeten de competenties die de studenten via de portfolio zichtbaar moeten maken, worden geformuleerd. Zowel voor de begeleiding als voor de evaluatie is het belangrijk om duidelijk uit te tekenen wat men met de portfolio wil bereiken. Tenslotte moeten de criteria worden bepaald waaraan de portfolio moet voldoen en de mate van vrijheid die studenten hebben bij het uitwerken van de portfolio. Portfolio als evaluatie-instrument (summatief) Als de portfolio als een evaluatie-instrument wordt gehanteerd, is het belangrijk duidelijke beoordelingscriteria te formuleren en deze met alle betrokkenen te bespreken. Werken met een portfolio vereist bovendien een andere organisatie van de evaluatie en is dus ook voor didactische teams vaak even wennen. Daarom is het raadzaam het werken met een portfolio geleidelijk op te bouwen wat betreft het gewicht dat de portfolio inneemt in de evaluatie en indien mogelijk ook wat de grootte van de groep studenten betreft. Het belangrijkste probleem bij het gebruik van een portfolio als summatief evaluatie-instrument is dat de beoordelingen veel interpretatie door de beoordelaar vraagt. Het is niet eenvoudig om gestandaardiseerde beoordelingscriteria te bepalen net omdat bij een portfolio de inbreng van de student zo groot is en op verschillende competenties tegelijk een beroep wordt gedaan. Dat levert problemen op voor de uniformiteit of betrouwbaarheid van de beoordelingen. Uit het (schaarse) onderzoek naar de validiteit en betrouwbaarheid van portfolio’s blijkt dat de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid vaak laag is (o.a. Centra, 1993; Peterson, 1995). Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.), uitgegeven door Garant. van Tartwijk, e.a. (2003) formuleren enkele suggesties om de betrouwbaarheid van de beoordeling van portfolio’s te verhogen: - Maak gebruik van meerdere beoordelaars en zorg voor een goede training. Maak gebruik van goed voorbereide beoordelaars, die hetzelfde verstaan onder de beoordelingscriteria en een gemeenschappelijk besef hebben van de te volgen procedure. - Richt de procedure zodanig in dat een beoordeling aan het einde niet meer voor verrassingen kan zorgen voor de beoordeelde. Dit kan door tussentijds terugkoppeling te geven en door een inbedding van de portfolio in een totaalsysteem van evaluatie (portfolio als één evaluatievorm naast andere). - Stel duidelijke eisen naar structuur en inhoud van de portfolio. Op die manier wordt voorkomen dat iedere nieuwe portfolio een zoekplaatje voor de beoordelaars wordt. - Maak gebruik van beoordelingscriteria waarin niveaus van competentie worden omschreven. Omschrijf per competentie expliciet welk niveau moet worden bereikt. Deze beoordelingscriteria kunnen eventueel in een onderhandeling tussen student en het didactisch team worden vastgesteld. - Maak gebruik van peer-assessment (zie steekkaart ‘Peer-assessment’). - Zoek een evenwicht tussen een globale en een analytische beoordeling. Hierdoor is het mogelijk de voordelen van beide vormen uit te buiten en de nadelen ervan in te perken. Een mogelijkheid is om criteria op te stellen voor de beoordeling van deelcompetenties. Deze lijst wordt dan niet gebruikt om een oordeel uit te rekenen, maar geeft wel richting bij het onderbouwing van één eindoordeel. ‘Papieren’ of digitale portfolio’s Wanneer een didactisch team wil werken met een portfolio moet men de keuze maken tussen een analoge (papieren) variant en een digitale. Ten overstaan van een ‘papieren’ portfolio biedt een digitale portfolio een aantal voordelen. Het brengt ook een aantal voorwaarden met zich mee. Voordelen - - - - Het materiaal in een digitale portfolio kan tegelijkertijd op verschillende manieren worden gecategoriseerd. Hierdoor kan men eenvoudig vanuit een zelfde pool van materiaal portfolio’s samenstellen die voor verschillende doelen dienen (bijv. een procesportfolio en een beoordelingsportfolio). Door gebruik te maken van hyperlinks kan de lineaire structuur van schriftelijk materiaal worden doorbroken en kunnen andersoortige samenhangen worden aangegeven. Hyperlinks stellen de maker van een digitale portfolio ook in staat om reflecties direct te linken aan documentatie- of bewijsmateriaal. Dat maakt het voor de lezer minder omslachtig om het bewijsmateriaal voor een prestatie of een competentie door te nemen. Toegankelijkheid en begeleiding: het opslaan, transporteren en ontsluiten van een elektronische portfolio verloopt veel vlotter; de portfolio kan tijd- en plaatsonafhankelijk worden bekeken en door verschillende personen tegelijkertijd; de toegankelijkheid voor anderen wordt daarmee sterk vergroot en maakt een voortdurende communicatie en feedback over de portfolio makkelijker; een didactisch team kan het proces continu volgen en ingrijpen wanneer nodig; ook medestudenten hebben de mogelijkheid portfolio’s te bekijken en daarover met elkaar in communicatie te treden. Studenten zijn geneigd om een digitale portfolio compacter neer te schrijven en meer nadruk te leggen op structuur van de portfolio omwille van de presentatie op een scherm en het bijna fysiek verbinden van materialen en reflecties. Voorwaarden De voorwaarden voor een elektronische portfolio situeren zich zowel op materieel en financieel gebied als op het gebied van vaardigheden voor de gebruikers. Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.), uitgegeven door Garant. Materiële voorwaarden - kosten voor hard- en software; - technische ondersteuning; - infrastructuur: er moet materiaal en plaats voorzien zijn voor studenten om hun portfolio te maken: scanner, materiaal om beeld en geluid te digitaliseren; - de kosten en het arbeidsintensieve aspect van (ontwerp en) onderhoud van de portfolio mogen niet worden onderschat. Technische voorwaarden - Zowel leden van didactische teams als studenten moeten over de nodige vaardigheden beschikken om de documenten voor de elektronische portfolio op te stellen, op te slaan, te ontsluiten en te becommentariëren. Verder moeten studenten in staat zijn om hun documenten met elkaar te verbinden, beeld- en klankmateriaal te digitaliseren,… Een goede ondersteuningsstructuur in de vorm van ICT-cursussen, helpdesk en infosite lijkt daarom noodzakelijk. - De portfolio moet door studenten en didactische teams eenvoudig kunnen worden gebruikt. Men moet vermijden dat het leren beheersen van de portfolio in de plaats treedt of in de weg staat van het functioneel gebruik ervan. Minder ICT-vaardigheid mag er niet toe leiden dat een portfolio een minder goed beeld geeft van de competenties van de student (zie Kösters, 2000). - De portfolio moet makkelijk kunnen worden ingepast in de bestaande ICT-infrastructuur. - Er moet aandacht gaan naar de toegankelijkheid van basis ICT-infrastructuur (instelling en thuis), digitale opnameapparatuur, multimedia-authoring, software van portfolio (usability),… (zie o.a. Niguidila, 1997) en diverse randvoorwaarden van elektronische leermiddelen. - Er moeten duidelijke afspraken worden gemaakt i.v.m. een aantal ethische kwesties: auteursrecht, privacy, etiquette en beveiliging van de inhouden. Gebruik van een digitaal leerplatform Hieronder worden enkele voorbeelden gegeven van hoe een digitaal leerplatform kan worden ingezet bij het werken met portfolio’s: - aanbieden van richtlijnen en evaluatiecriteria voor de portfolio; - aanbieden van eventuele templates die studenten kunnen gebruiken (bijv. reflectieformulieren); - studenten kunnen een elektronische portfolio (tussentijds) inleveren of opbouwen; - peer-feedback kan worden gegeven via o.a. een discussieforum; - individuele feedback geven op (onderdelen van) elektronische portfolio’s van studenten; - externe begeleiders toegang geven tot studentenportfolio’s voor opvolging of beoordeling; - aanbieden van multimediamateriaal ter ondersteuning van portfolio-opdrachten; - ter beschikking stellen van goede voorbeelden van portfolio’s voorzien van feedback; - … Sommige digitale leerplatformen bevatten of kunnen worden uitgebreid met modules specifiek gericht op de ontwikkeling en het beheer van elektronische portfolio’s (bijv. Blackboard). Wil je er meer over weten? Birenbaum, M. & Dochy, F. (Eds.) (1996). Alternatives in assessment of achievement, learning processes and prior knowledge. Boston: Kluwer Academic. Centra, J.A. (1993). Reflective faculty evaluation: Enhancing teaching and determining faculty effectiveness. San Francisco, CA: Jossey-Bass. Deze steekkaart maakt deel uit van het boek "Steekkaarten doceerpraktijk" van Mieke Clement en Lies Laga (Eds.), uitgegeven door Garant. Inspectie van het Onderwijs (2003). Het gebruik van portfolio’s als nieuwe toetsvorm in het hoger onderwijs: Eindverslag portfolio-onderzoek. Utrecht: Inspectie van het Onderwijs. van Tartwijk, J. & Wubbels, T. (2000). Evalueren van leervorderingen met portfolio’s. In Evalueren in het onderwijs: Onderwijskundig Lexicon Editie III (pp. 41-58). Alphen aan den Rijn: Samson. van Tartwijk, J., Driesen, E., Hoeberigs, B., Kösters, J., Ritzen, M., Stokking, K., & van der Vleuten, C. (2003). Werken met een elektronisch portfolio. Groningen: Wolters Noordhoff/SURF. Websites: E-learning themasite portfolio http://portfolio.uu.nl/surf-efolio/ Website rond het werken met een digitale portfolio. Men vindt er een on-line handboek over het werken met een digitale portfolio, links naar publicaties, websites en voorbeelden. http://electronicportfolios.org/ Website rond onderzoek i.v.m. alternatieve vormen van assessment en portfolio’s door Helen Barret.