Aardbevingen en vulkanen.

advertisement
Naam: __________________________________________
Datum: _______________
Testnaam: Aardrijkskunde
1.
De top van een vulkaan heet een:
2.
Gloeiend heet gesmolten gesteente dat diep in de aarde zit heet:
3.
Wanneer dit uit de vulkaan stroomt heet het:
4.
Rond een vulkaan wonen vaak boeren omdat de grond vruchtbaar is.
A
True
B
False
5.
Kijk goed naar de afbeelding. Hoe heet dit gebied?
A
Pandora
B
Parterre
C
Paneer
D
Pangea
6.
Een instrument waar je aardbevingen mee meet, noem je een...
A
Tachograaf
B
Seismograaf
C
Dectectograaf
D
Draculagraaf
Page 1 of 2
7.
De aarde bestaat uit een kern van nikkel en ...
A
Staal
B
Lood
C
IJzer
D
Steen
8.
Een epicentrum is:
A
De plek waar de aardbeving het sterkst is.
B
De plek waar de aardbeving het zwakst is.
C
De plek waar een vloedgolf eindigt.
D
De plek waar een vloedgolf op zijn laagst is.
9.
De kracht van een aardbeving wordt gemeten op de Schaal van
10.
Een aardbeving onder water heet een:
11.
Een tsunami is
A
Een vloedgolf.
B
Een aardbeving.
C
Een zeebeving.
D
Een epicentrum
12.
Een aardbeving ontstaat wanneer een aardkorst beweegt.
A
True
B
False
13.
Een breuklijn is een plek waar twee platen elkaar raken.
A
True
B
False
14.
De plaats recht boven een aardbeving heet een epischcentrum.
A
True
B
False
15.
De plekken waar magma door naar buiten komt heten kraterbuizen.
A
True
B
False
Page 2 of 2
Download