LICHTBEHANDELINGEN DEEL 2: ZONNESTRALEN ULTRAVIOLETTE STRALEN Prof. Dr. Rik Roelandts Afdeling Fotodermatologie U.Z. Sint-Rafaël Leuven Zonnestralen hebben verschillende positieve effecten op ons lichaam. Ze zijn een bron van licht en van warmte. Ze maken vitamine D aan in onze huid, waardoor we een stevig skelet krijgen en ze hebben ook een gunstige invloed op ons gemoed. Zonnestralen kunnen eveneens een gunstig effect hebben op verschillende huidaandoeningen, waaronder psoriasis. Ze zijn ook verantwoordelijk voor het bruin worden van de huid in de lente en in de zomer. Deze bruinverkleuring is één van de manieren waarop de huid zich kan beschermen tegen de zon. Overmatige blootstelling aan zonnestralen of ultraviolette stralen (UV) kan immers nadelige effecten hebben voor de huid, zowel op korte als op lange termijn. Onze huidskleur De normale huidskleur wordt bepaald door de aanwezigheid van vier pigmenten. Twee van deze pigmenten bevinden zich in de opperhuid, het melanine (bruin) en de carotenoïden (geel). De twee andere pigmenten zitten dieper in de huid in de bloedvaten, het oxyhemoglobine (rood) en het gereduceerd hemoglobine (blauw). Van deze vier basispigmenten is melanine het belangrijkste voor de huidskleur. De huid kan na blootstelling aan natuurlijk zonlicht of aan ultraviolette stralen tijdens een behandeling met UV bruin worden. Dit komt omdat nieuw melanine wordt aangemaakt. De aanmaak van nieuw pigment is op zijn hoogtepunt na 4 tot 10 dagen en kan verscheidene weken blijven verder duren. Naast een bruinverkleuring zal de opperhuid ook verdikken bij regelmatige blootstelling aan zonnestralen of ultraviolette stralen. Deze verdikking ontstaat in de loop van vier tot zeven dagen en zal niet meer toenemen na twee tot drie weken. Van zodra de zonblootstelling of de blootstelling aan ultraviolette stralen wordt gestopt, zal de verdikking terug verminderen om binnen de zes weken terug normaal te worden. Het is deze verdikking, gecombineerd met de bruinverkleuring, die maakt dat men op het einde van een vakantie beter tegen de zon kan dan in het begin. Het is een soort ingeboren beschermingsmechanisme. Tijdens een behandeling met UVB fototherapie of tijdens een PUVA behandeling treedt deze bruinverkleuring en verdikking van de huid eveneens op, maar hier kan dit eerder als een nadeel beschouwd worden. Omwille van de bruinverkleuring en de verdikking van de huid zullen er minder en minder ultraviolette stralen in de huid kunnen doordringen. Dit is de verklaring waarom altijd langer en langer moet worden belicht om toch nog voldoende ultraviolette stralen in de huid te kunnen laten doordringen voor het therapeutisch effect. Naargelang van zijn natuurlijke kleur of van zijn vermogen om bruin te worden, kan men iedereen onderverdelen in verschillende huidtypes. Huidtype 1: personen met een heel bleke huid die alleen maar rood worden na zonblootstelling en nooit bruin worden. Huidtype 1 zijn de Ierse types, die dikwijls blond haar hebben en blauwe ogen. Huidtype 2: personen die altijd eerst rood worden maar daarna toch bruin kunnen worden Huidtype 3: personen die soms eerst rood worden na zonblootstelling en normaal altijd bruin kunnen worden Huidtype 4: personen die nooit rood worden maar altijd bruin. Huidtype 4 zijn de zuiderse types. Huidtype 5 zijn mensen die van natuur uit al bruin zijn, zoals Indianen en Mexicanen. Huidtype 6 zijn de personen die van natuur uit heel donker zijn, zoals de zwarten. De meeste Belgen hebben een huidtype 3 of 4. Hoe donkerder het huidtype, hoe beter de huid beschermd is tegen overmatige zonblootstelling. Het omgekeerde is ook waar. Hoe bleker het huidtype, hoe vlugger de zon of hoe vlugger UV stralen nadelige effecten kunnen hebben op de huid. De soorten ultraviolette of UV stralen Alhoewel de ultraviolette stralen van de zon slechts ongeveer 5 % uitmaken van de totale zonnestraling, zullen de meeste effecten ter hoogte van de huid, zowel in de positieve als in de negatieve zin juist veroorzaakt worden door deze ultraviolette stralen. Naargelang van de golflengte kunnen de ultraviolette stralen onderverdeeld worden in drie delen : UVC stralen, UVB stralen en UVA stralen. De zeer korte UVC stralen van de zon (200 tot 290 nm) komen gelukkig niet op de aardoppervlakte en op onze huid terecht, omdat ze worden tegengehouden door de ozonlaag in de atmosfeer. De UVB stralen en de UVA stralen hebben een langere golflengte en komen daardoor wel door de ozonlaag heen en dus ook op onze huid. UVB stralen (290 – 320 nm) spelen o. a. mee in de verbranding van de huid die kan ontstaan na overmatige blootstelling aan de zon (zonnebrand). UVA stralen (320 tot 400 nm) hebben nog een langere golflengte dan UVB stralen en dringen daarom dieper in de huid door dan UVB stralen. Ze spelen o.a. mee in het verouderingsproces van de huid. Dit verouderingsproces wordt immers in belangrijke mate bepaald door de mate van zonblootstelling. UV stralen voor de behandeling van psoriasis Zoals reeds eerder vermeld kunnen ultraviolette stralen een gunstige invloed hebben op psoriasis. Het is immers reeds lang gekend dat psoriasis meestal beter gaat in de zomermaanden dan in de wintermaanden. Van dit principe wordt al zeer lang een gebruik gemaakt in kuuroorden. Met ons klimaat kan men moeilijk zonblootstelling gebruiken in de behandeling van psoriasis. Om een gunstig effect te hebben moet men de huid immers heel regelmatig, en best dagelijks, aan de zon kunnen blootstellen. Dit probleem kan verholpen worden door kunstmatig zonlicht te gebruiken onder de vorm van UV lampen, wat ook het voordeel heeft dat men veel beter de hoeveelheid licht die de huid krijgt kan meten en doseren. Op die manier kan men exact weten hoeveel UV de huid juist heeft gehad op korte termijn en op lange termijn, wat belangrijk is omdat overmatige blootstelling aan de zon of aan UV stralen nadelige effecten kunnen hebben voor onze huid. UV lampen kunnen op verschillende manieren worden gebruikt voor psoriasis. Wanneer UV lampen als dusdanig worden gebruikt zonder bijkomende medicatie, zijn UVB lampen het meest geschikt. psoriasis. UVB lampen worden al bijna 100 jaar gebruikt in de behandeling van Aanvankelijk ging het om lampen met een lage intensiteit, waardoor meestal onvoldoende dosissen konden worden gegeven om de letsels efficiënt te kunnen behandelen. Nadien kwamen de al wat krachtigere hoogtezonnen op de markt. Het probleem met deze lampen was dat men nogal vlug kon verbranden. Dit kwam omdat de afstand tussen de lamp en de huid zeer belangrijk was en altijd dezelfde moest zijn en omdat de intensiteit van deze lampen nogal eens varieerde. De laatste dertig jaar is men buislampen beginnen gebruiken, waardoor men deze problemen grotendeels kon vermijden. Buislampen worden meestal gebruikt in speciale belichtingscabines. Meer recent gebruikt men ook lasers. Hiermee kunnen grotere dosissen op korte tijd worden gegeven. Anderzijds kan men met lasers maar kleinere oppervlakten behandelen. Een nog nieuwer principe is het gebruik van UV apparaten die afgeleid zijn van lasers maar geen echt gepulst laserlicht gebruiken. Het voordeel is dat grotere oppervlakten kunnen worden behandeld zoals handpalmen en voetzolen. Anderzijds kan men ook met deze nieuwere apparaten geen totale lichaamsbelichting geven, zoals bij cabines uitgerust met buislampen. UV lampen kunnen ook gebruikt worden in combinatie met bepaalde geneesmiddelen (psoralenen), wat het geval is bij een PUVA behandeling. Hierbij worden UVA buislampen gebruikt omdat de psoralenen bij voorkeur geactiveerd worden door UVA en minder door UVB. Nadelige effecten van overmatige blootstelling aan UV Overmatige blootstelling aan zonnestralen of aan UV kan nadelige effecten hebben voor de huid. Zo kan op korte termijn een zonnebrandreactie optreden. Op lange termijn kan de huid verouderingsverschijnselen beginnen vertonen en kan er een hoger risico zijn voor huidkankervorming. Wanneer iemand teveel UV-stralen heeft gehad, kan de dag zelf maar vooral de dag nadien een zonnebrandreactie optreden. Het maakt daarbij geen verschil uit of deze UV-stralen komen van de natuurlijke zon of van UV-lampen. Een dergelijke verbranding kan een reeks ongemakken meebrengen, van een lichte roodheid tot een pijnlijke roodheid, eventueel met vorming van blaren, maar de resultaten hiervan zijn dikwijls na een paar dagen terug verdwenen. De ernst van een de verbranding zal afhangen van de dosis die men heeft gehad (de duur dat men aan de zon of aan de UV-lampen is blootgesteld geweest). Bij blootstelling aan de zon zal dit ook afhangen van de plaats waar men zich bevindt. Zo zal in het zuiden veel gemakkelijker een verbrandingsreactie optreden dan in het noorden en zo zullen in het hooggebergte ook gemakkelijker verbrandingen optreden dan hier. Nog een ander element dat meespeelt in de ernst van de verbranding, is ons huidtype. Hoe bleker onze huid van natuur is, hoe meer uitgesproken de verbranding zal zijn. Een zwarte huid zal op die manier minder gemakkelijk verbranden door de zon dan een bleke blanke huid. UVB stralen geven gemakkelijker een verbranding dan UVA. Nochtans kan bij een PUVA behandeling toch een verbranding optreden, maar dit komt niet zozeer door de UVA belichtingen alleen dan wel door de combinatie met de psoralenen die worden ingenomen. Indien de huid regelmatig aan de zon of aan UV lampen wordt blootgesteld en dit gedurende vele jaren lang, kan later gemakkelijker en vlugger huidveroudering optreden en is er een hoger risico voor huidkankervorming. Omdat UVA stralen omwille van hun langere golflengte dieper in de huid doordringen dan de andere UV stralen, gaat vooral UVA meespelen in het verouderingsproces van de huid. Onze huid veroudert bij het ouder worden, wat minder te wijten is aan de leeftijd zelf dan aan de mate van UV blootstelling of zonblootstelling vroeger. Tekens van veroudering van de huid zijn rimpelvorming, verminderde elasticiteit van de huid, pigmentvlekken en eventueel het ontstaan van actinische keratosen, die soms een voorstadium kunnen zijn van huidkanker. Een andere belangrijke nevenwerking van overmatige zon of UV blootstelling op langere termijn is het risico voor huidkankervorming. Dit effect is vooral te wijten aan de UVB stralen van de zon. Vandaar dat huidkanker vooral voorkomt op de zonblootgestelde gebieden, zoals op het aangezicht, in de hals en op de handruggen. Hoe meer UV iemand in zijn leven heeft gekregen, hoe groter het risico op huidveroudering en huidkanker later. Ook hier maakt het niet veel uit of dit UV komt van de natuurlijke zon of van UV lampen. Dit betekent dat de nadelen die verbonden zijn aan het gebruik van UV lampen voor de behandeling van huidaandoeningen, in principe dezelfde zijn als de nadelen die verbonden zijn aan zonblootstelling. In beide gevallen zijn de risico’s dosisgebonden. Juist zoals bij een zonnebrand speelt ook hier het huidtype een rol. Personen die gemakkelijk bruin worden, zijn minder vatbaar voor huidveroudering of huidkanker dan personen die alleen maar sproeten krijgen of helemaal niet kunnen bruinen. Met al deze factoren dient rekening gehouden te worden bij de keuze van de lichtbehandeling.