Childproof CEHAP

advertisement
Childproof CEHAP
Actieplan milieu en gezondheid voor kinderen
Project
Context
De 2,2 miljard kinderen tussen 0 en 19 jaar oud wereldwijd zijn onze toekomst en getuigen
van een onbeperkt potentieel. De bescherming van hun gezondheid en hun welzijn moet
een nationale en internationale prioriteit zijn.
Vandaag worden kinderen al voor de geboorte blootgesteld aan giftige stoffen, en ook na
de geboorte worden zij steeds vaker met deze stoffen geconfronteerd. Door die
blootstelling aan giftige stoffen in de omgeving worden de rechten van het kind op het
hoogst haalbare niveau van gezondheid, op overleven en ontwikkeling en op fysieke
integriteit niet ten volle nageleefd. Hun recht op gezondheid, welzijn en zelfontplooiing
mag niet worden ondermijnd door de blootstelling aan giftige stoffen. Beleidsmakers
moeten dat recht op gezondheid ook in het achterhoofd houden wanneer zij een kostenbatenafweging maken bij de mogelijke voorzorgsmaatregelen.
Kinderen zijn meer gevoelig aan giftige stoffen dan volwassenen1:
 Tijdens de pre- en postnatale periode verandert het organisme van het kind voortdurend: er worden structuren ontwikkeld en vitale verbindingen, zoals het zenuwstelsel, gemaakt. Deze ontwikkeling kan verstoord worden door de blootstelling aan
giftige stoffen in de omgeving. Bepaalde systemen, zoals de hersenen, hebben
namelijk slechts een beperkte capaciteit om structurele schade te herstellen;
 In het eerste levensjaar zijn de metabole routes van kinderen minder goed in staat om
te ontgiften en om chemicaliën uit te scheiden;
 kinderen worden meer blootgesteld aan omgevingsrisicofactoren dan volwassenen:
in verhouding tot hun lichaamsgewicht drinken ze meer water, eten ze meer voedsel
en ademen ze meer lucht in dan volwassenen. De absorptie van chemische stoffen in
de darmen bij kinderen is eveneens verhoogd; baby's en peuters ontdekken hun omgeving met al hun zintuigen, en zeker via de mond en de huid worden ze blootgesteld
aan veel grotere hoeveelheden giftige stoffen, zoals lood, pesticiden en andere ongewenste chemische stoffen in onder andere stof en aarde.
Prenatale blootstelling aan chemische stoffen is een groot punt van bezorgdheid. Er is
duidelijk een grote nood aan de preventie van schadelijke blootstelling bij vrouwen, met
name in de vruchtbare leeftijd. Het belang van preventie is nog groter wanneer men in
overweging neemt dat omgevingsrisicofactoren vaak samen ageren, en dat de gevolgen
ervan worden versterkt door ongunstige sociale en economische omstandigheden, zoals
armoede en ondervoeding.
De hele samenleving heeft een rol te spelen bij het verminderen van de blootstelling van
kinderen aan omgevingsgevaren: ouders, opvoeders in scholen en kinderopvang, gezondheidswerkers, wetenschappers en overheden, ngo's en de private sector. Al deze partijen
1
http://www.euro.who.int/__data/assets/pdf_file/0009/98253/E86888.pdf
1
moeten samenwerken om zo de ontwikkeling van een wetgeving en een beleid voor de
bescherming van kinderen tegen bekende en potentiële gevaren uit hun omgeving aan te
moedigen.
Hieruit groeide het idee om experts uit verschillende nationale ngo's uit te nodigen om
samen een ontwerp met concrete maatregelen op te stellen waarmee beleidsmakers de
kinderen in België een gezonde leefomgeving kunnen bieden waarin een goede ontwikkeling mogelijk is.
In 2003 presenteerde België een actieplan inzake milieu en gezondheid, de zogenaamde
NEHAP. In 2004 is besloten om geen apart plan milieu en gezondheid voor kinderen te ontwikkelen, maar om bepaalde acties gericht op kinderen in het NEHAP te plaatsen. Met de
kennis van vandaag en meer dan een decennium verder, denken we dat het noodzakelijk
is dat de Belgische overheden een CEHAP ontwikkelen: het definiëren van de specifieke
behoeften van kinderen, tezamen met doelstellingen, prioriteiten, tijdsdoelen voor een
aantal specifieke milieukwesties in overleg met de belanghebbenden om beleidslijnen en
programma's op federaal en regionaal niveau te evalueren en te concretiseren.
Vandaar dat dit panel van experts een CEHAP (Actieplan milieu en gezondheid voor kinderen) voorstelt. Dit plan legt een reeks concrete maatregelen voor die inwerken op drie
prioritaire gezondheidsproblemen gerelateerd aan omgevingsfactoren:
 hormoonverstorende stoffen;
 lucht- en geluidsoverlast;
 verontreiniging van het binnenmilieu en sociale ongelijkheden in gezondheid en
welzijn.
Bij deze drie prioriteiten zijn sociale ongelijkheden in gezondheid en welzijn een belangrijke factor, in het bijzonder bij kinderen. Ook al zijn de gegevens gefragmenteerd en vaak
enkel beschikbaar in bepaalde landen, toch wijst de bewijsbasis over sociale ongelijkheid
en milieurisico's volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) op de grote uitdaging
die deze ongelijkheid vormt voor het milieuzorgbeleid2. In een studie van de invloed en de
gevolgen van sociale ongelijkheid, bevestigt de WHO dat wie in Europa in ongunstige
sociaaleconomische omstandigheden leeft, dubbel zoveel problemen - of zelfs meer - zal
ondervinden als gevolg van meerdere en cumulatieve omgevingsrisico's dan hun rijkere
buren. Ze identificeerden ook ongelijkheden wat betreft de blootstelling aan omgevingsrisicofactoren bij kwetsbare groepen zoals kinderen. Er is slechts weinig bewijsmateriaal
waaruit blijkt dat welgestelde en bevoordeelde sociale groepen in bepaalde omstandigheden meer risico lopen.
Tijdens de volgende ministeriële conferentie ter voorbereiding van de 6de Environmental
Health Conference van de WHO voor de Europese regio in 2017 zal een document, waarin
enkele acties worden samengevat, aan de ministers worden voorgelegd. Naast deze oplossingen moeten de Belgische autoriteiten ook rekening houden met de volgende elementen:
 een ruimere begroting voor gezondheidspreventie - de beste optie voor iedereen;
 een bevorderde coördinatie inzake gezondheid en milieu en een sterkere integratie
van andere beleidsterreinen;
 meer betrokkenheid van de stakeholders bij het bepalen en uitvoeren van acties.
2
http://www.euro.who.int/__data/assets/pdf_file/0003/78069/E93670.pdf)
2
Hormoonverstorende stoffen (EDC’s)
Probleem
De laatste jaren was er een duidelijke toename van hormonale ziektes en stoornissen bij
mensen: puberteitsstoornissen, verminderde zaadkwaliteit, toename van geboorteafwijkingen, verhoogde incidentie van bepaalde kankers, enz. Ook op de natuur kon een duidelijke invloed worden waargenomen: vervrouwelijking van vispopulaties, ontwikkeling
van mannelijke genitaliën bij vrouwelijke zeeslakken, afwijkingen aan de genitaliën bij
herten en een afname van het aantal soorten amfibieën.
Een steeds groter aantal wetenschappelijke studies suggereert dat deze effecten mogelijk
het gevolg zijn van blootstelling aan chemische stoffen die het endocriene systeem verstoren, zogenaamde hormoonverstorende stoffen (EDC’s): zij vormen een reëel probleem
voor de volksgezondheid met potentiële gevolgen zoals onvruchtbaarheid, voortplantingsstoornissen bij mannen en vrouwen, prostaat- en borstkanker, geboorteafwijkingen, obesitas, diabetes, hart- en longziektes, neurologische gedragsstoornissen en ontregelingen van het immuunsysteem3.
EDC’s stellen het klassieke concept van de toxicologie om verschillende redenen op de
proef:



voor een aantal van deze stoffen werden lage-dosiseffecten en niet-monotone dosisresponsen ontdekt - het klassieke concept van de toxicologie dat gebaseerd is op een
drempel waaronder blootstelling geen nadelig effect heeft, wordt hier dus uitgedaagd;
er zijn steeds meer bewijzen dat prenatale en vroeg-postnatale periodes gevoeliger
zijn voor blootstelling aan EDC’s. Deze periodes worden ook wel kritische perioden
van verhoogde gevoeligheid genoemd. Toxische effecten kunnen lange tijd na de
blootstelling opduiken en kunnen gedurende het hele leven aanhouden;
er zijn aanwijzingen dat sommige EDC’s epigenetische veranderingen veroorzaken (de
genexpressie beïnvloeden zonder de DNA-sequentie te wijzigen), wat kan leiden tot
transgenerationele effecten;
Deze stoffen kunnen alleen of in combinatie met andere stoffen ("cocktaileffect”) reageren. Een stof die op zichzelf geen effect heeft, kan nadelige effecten hebben wanneer het
in dezelfde dosis wordt gemengd met een andere stof.
Blootstelling aan deze stoffen kan veroorzaakt worden door direct contact met voorwerpen of producten die deze stoffen bevatten (oraal, via de huid of via de ademhaling).
Sommige van deze chemische stoffen worden gebruikt in alledaagse producten en voorwerpen (schoonmaakmiddelen, cosmetica, textiel, kunststof, enz.). Ook via indirect contact via de omgeving (water, lucht, bodem), wanneer deze besmet is met hormoonver
Transande et al. (2014) Estimating burden of disease costs of exposure to endocrine-disrupting chemicals in
the European Union.
2
3
storende stoffen, in het bijzonder door lozingen van menselijke activiteiten, kan een
persoon blootgesteld worden.
In een voorstel voor een resolutie (30 januari 2013) over de bescherming van de volksgezondheid tegen hormoonverstorende chemicaliën, op basis van een algemene beoordeling van de beschikbare kennis, schat Het Europees Parlement dat “het voorzorgsbeginsel gebiedt (...) [de autoriteiten] om maatregelen te nemen om de blootstelling van de
mens aan hormoonverstorende stoffen op korte en lange termijn te verminderen door, waar
nodig, de onderzoeksinspanningen voor de uitbreiding van de wetenschappelijke kennis over
de effecten van hormoonverstorende stoffen op de menselijke gezondheid te vergroten, en
haalt aan dat het voorzorgsbeginsel deel uitmaakt van een onzekere wetenschappelijke
omgeving, waarbinnen het risico enkel in het licht van fragmentarische, evolutionaire en
niet-consensuele kennis kan worden beoordeeld, maar waar actie nodig is om potentieel
ernstige of onomkeerbare gevolgen voor de menselijke gezondheid en/of het milieu te
voorkomen of te verminderen4."
De tijd dringt om actie te ondernemen om de blootstelling van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen aan hormoonverstorende chemische stoffen te verminderen om gevolgen voor de gezondheid te voorkomen en de sociale en economische gevolgen te verminderen. Deze acties mogen niet alleen gebaseerd worden op de informatie en sensibilisering van individuen: er is nood aan publieke maatregelen om de blootstelling aan
EDC's te verminderen.
Doelgroep
Zuigelingen, jonge kinderen en adolescenten, zwangere vrouwen, vrouwen die borstvoeding geven en vrouwen in de vruchtbare leeftijd.
Prioritaire acties
Deze acties zijn, in navolging van het Franse model, gebaseerd op 4 assen:
1. Wetenschappelijk onderzoek en epidemiologische surveillance:
 Overheden moeten wetenschappelijk onderzoek en de uitwisseling van gegevens
en informatie promoten, met het oog op het vergroten van het aantal tests op de
chemische stoffen in kwestie. Die onderzoeken moeten gericht zijn op blootstellingsevaluaties, epidemiologische studies met karakterisering van de blootstelling
tijdens belangrijke periodes, zoals de zwangerschap, verduidelijking van de
werkingsmechanismen van EDC’s en de uitwerking van biomarkers5;
 Epidemiologische surveillance is van essentieel belang voor het vaststellen en opvolgen van de impregnatie van de bevolking en het milieu. COPHES6 en de haal
http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//TEXT+REPORT+A7-20130027+0+DOC+XML+V0//FR
5
See Solecki et al. (2016) – Gore et al. (2016)
6
http://www.eu-hbm.info/cophes
4
4
baarheidsstudie, DEMOCOPHES7 hebben aangetoond dat een meer gecoördineerde
en geharmoniseerde aanpak van humane biomonitoring mogelijk is in Europa, en
dat het kan uitgroeien tot een belangrijk instrument voor het controleren van de
blootstelling van de Europeanen aan chemische stoffen en het aanpakken van de
mogelijke gevolgen voor de gezondheid8. Het Vlaams humaan biomonitoringsprogramma moet worden uitgebreid naar het hele land, en moet ook de nodige
aandacht schenken aan EDC's in consumentengoederen en voedsel.
2. Introductie van een strenge regelgeving en de zoektocht naar alternatieven,
waaronder niet-chemische stoffen
Deze regelgeving moet gebaseerd worden op de volgende uitgangspunten:
 het voorzorgsbeginsel; omkering van de bewijslast; zonder gegevens, geen handel;
 het recht op informatie;
 het principe “de vervuiler betaalt” (de producent moet de kosten dragen van het
onderzoek naar mogelijke EDC-kenmerken van een stof).
Er zijn veel gegevens over hormoonverstorende stoffen beschikbaar:
 TEDX-lijst van potentiële hormoonverstorende stoffen9
 SIN (Substitute It Now) van ChemSec, met 32 hormoonverstorende stoffen10
 Trade Union Priority List voor autorisatie door REACH11
Deze gegevens kunnen nuttige informatie bieden voor de identificatie van zeer zorgwekkende stoffen (SHVC), die moeten worden opgenomen in de kandidaatlijst, en
eventueel de autorisatielijst, van REACH. Federale en regionale overheden zijn bevoegd
voor het identificeren van zeer zorgwekkende stoffen en dienen deze bevoegdheid te
gebruiken om dossiers over EDC’s voor te bereiden voor het 'Members State
Committee' van ECHA (European Chemical Agency) dat tot doel heeft overeenstemming
te bereiken over de identificatie van zeer zorgwekkende stoffen (SHVC). Vier ftalaten
zijn juist toegevoegd aan de kandidaatlijst (DEHP/DBP/BBP/DIBP). Deze officiële erkenning als zeer zorgwekkend van chemicaliën vanwege hun hormoonverstorende eigenschappen zou doorgetrokken moeten worden naar andere EDC's.
Andere regelgevende maatregelen zijn onder meer:
 de uitbreiding van het verbod op BPA naar alle voedselcontainers (en niet alleen
diegene die worden gebruikt door kinderen), om ook zwangere vrouwen te beschermen, aangezien het geweten is dat EDC’s een nadelige impact hebben op de
foetus12. Verbod op BPA voor andere media (medische hulpmiddelen), speelgoed
http://www.eu-hbm.info/democophes
http://www.eu-hbm.info/cophes#sthash.t092ElS4.dpuf Recent is het EU programma HBM4EU gestart dat
informatie zal genereren voor het veilige beheer van chemicaliën en de bescherming van de
volksgezondheid in Europa, zie http://www.eea.europa.eu/themes/human/human-biomonitoring
9
http://endocrinedisruption.org/endocrine-disruption/tedx-list-of-potential-endocrine-disruptors/overview
10
http://chemsec.org/wp-content/uploads/2015/10/The-32-to-leave-behind-EDC-folder.pdf
11
http://www.etui.org/Publications2/Guides/Trade-Union-Priority-List-for-REACH-Authorisation
7
8
N. Kalfa et al. Is Hypospadias Associated with Prenatal Exposure to Endocrine Disruptors? A French
Collaborative Controlled Study of a Cohort of 300 Consecutive Children Without Genetic Defect. European
Urology. 2015 Dec ;68(6):1023-1030
12
5

en andere stoffen uit de bisfenol-familie waarover evenveel bezorgdheid heerst
(BPF, BPS);
een verbod op hormoonverstorende pesticiden (fytofarmaceutische producten/
biociden) voor gebruik door particulieren, op openbare plaatsen of in private
ruimtes toegankelijk voor het publiek. Wat betreft de landbouwsector, moeten er
alternatieven gepromoot worden voor het gebruik van vluchtige pesticiden in de
boomteelt en het gebruik van neonicotinoïden. De introductie van de alternatieven
moet zo spoedig mogelijk van start gaan, vóór de Europese herbeoordeling van
werkzame stoffen op de basis van de toekomstige EDC-criteria.
Promotie van alternatieven:
Voor een schone levenscyclus van materialen zal het op de korte termijn belangrijk zijn
om potentieel besmet afval gescheiden te houden en afvaltypes, afvalproducten en
afvalmaterialen die niet gerecycleerd mogen worden te identificeren. Om het recycleerpotentieel te verhogen, moet het gebruik van gevaarlijke stoffen in producten en processen snel worden geminimaliseerd, bijvoorbeeld met behulp van ecodesign. Verschillende wettelijke instrumenten kunnen nuttig zijn om dat doel te bereiken:
 de implementatie van een circulaire economie moet een "niet giftige" benadering
omvatten: een verbod op giftige stoffen in de productie (het principe “veilig door het
ontwerp”) en een verbod op het hergebruik of de recycling van producten die
dergelijke chemicaliën bevatten. Het sluiten van de keten moet ervoor zorgen dat
zowel gerecyclede als nieuwe materialen veilig zijn, en dat beide financieel
toegankelijk zijn voor iedereen;
 de ontwikkeling van een Belgische bijdrage voor de Europese strategie voor een
milieu zonder giftige stoffen (naar Zweeds voorbeeld). Deze strategie moet innovatieve oplossingen in de chemische sector stimuleren voor het vervangen van vervuilende en energie-intensieve processen en giftige chemicaliën. De strategie moet
er eveneens voor zorgen dat schadelijke chemische stoffen niet worden vervangen
door andere giftige stoffen. Ten slotte moet deze strategie ook aanzetten tot het
overwegen van andere alternatieven, zoals andere gebruikswijzen van een product
of nieuwe consumptiepatronen.
3. De opleiding van gezondheidswerkers en de bewustmaking van de doelgroepen
 De opleiding van gezondheidswerkers:
‐ creëren van een kader voor infrastructuren voor de vroege kinderjaren waarmee
het gebruik van deze producten wordt beperkt;
‐ ontwikkeling van opleidingsinstrumenten voor eerstelijns actoren (gezondheidswerkers, maatschappelijk werkers, verzekeringen of mutualiteiten, plaatselijke
verenigingen, enz.).
 Bewustmaking van de doelgroepen:
‐ de ondersteuning van de ontwikkeling en verspreiding van informatie-instrumenten voor toekomstige en jonge ouders, tieners, enz. om hen te informeren
over het bestaan van de risico's en goede praktijken om deze risico’s te ver
6
minderen. Verder dienen de instrumenten eveneens om informatie door te
geven via gezondheidswerkers (inclusief de kraamafdeling), opvangpersoneel
voor jonge kinderen, verenigingen voor de bescherming van het kind, familieverenigingen, verenigingen voor de rechten van vrouwen, enz. Deze instrumenten moeten afgestemd worden op de specifieke doelgroepen;
‐ De organisatie van meer promotieacties voor labels als Oeko-Tex/het Europese
ecolabel op kleren;
‐ De bevordering van het gebruik van gratis applicaties voor de beoordeling van
de impact van consumentenproducten op de gezondheid. Voorbeelden: Healthy
Living (ontworpen door de Amerikaanse ngo, EWG), Noteo (Frans ontwerp),
Toxfox (ontworpen door Bund).
Naast Frankrijk draagt ook Denemarken actief bij aan de Europese acties tegen hormoonverstorende stoffen. Bovendien werd in 2011 een succesvol getest Deens ontwerp
waarin criteria voor hormoonverstorende stoffen werden gedefinieerd, ingediend bij de
EU.
Zweden is eveneens een voorloper in de strijd tegen EDC's. In maart 2014 implementeerde de Zweedse regering een strategie voor het behalen van de doelstelling van
een milieu zonder giftige stoffen in 201813. Deze strategie is gebaseerd op een wetsontwerp uit 2013 en focust op het versterken van de huidige wetgeving omtrent chemische
stoffen.
Bevoegde autoriteiten
 Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid
 Ministerie van Milieu
 Ministerie van Middenstand, Zelfstandigen, Kmo’s, Landbouw en Maatschappelijke
integratie
Bevordering van wetenschappelijk
onderzoek
Epidemiologische surveillance
Strikte regelgeving en zoektocht naar
alternatieven
Bevordering alternatieven
Verlaging van de blootstelling
aan EDC's
Opleiding van gezondheidswerkers
Bewustmaking van de doelgroepen
Federale en regionale onderzoeksinstellingen
en ministeries
Samenwerking tussen federale, regionale
(milieu en gezondheid) en communautaire
niveaus
Europees niveau
Elk niveau afzonderlijk
Op regionaal (industriële vergunningen),
gewestelijk en communautair niveau (gedrag
en consumptie)
Samenwerking tussen federaal, gewestelijk en
communautair niveau
Afzonderlijk of samen
13
http://www.government.se/articles/2015/08/strategy-for-a-non-toxic-environment/
7
Luchtvervuiling en geluidsoverlast
Probleem
Het is bewezen dat geluid een grote impact kan hebben op de levenskwaliteit. Geluid is
tegenwoordig de tweede belangrijkste omgevingsfactor die aan de basis ligt van
disability-adjusted life years (levensjaren gecorrigeerd voor beperkingen) in Europa. Met
conservatieve hypotheses toegepast op de berekeningsmethodes, werd geschat dat er
jaarlijks ten minste een miljoen gezonde levensjaren verloren gaan door blootstelling aan
schadelijke geluidsniveaus14. Deze milieustressor kan een negatieve invloed hebben op het
dagelijks leven op school, thuis of tijdens de vrije tijd.
De gevolgen van geluidsoverlast zijn erg breed en kunnen variëren van louter ergernis tot
verminderde cognitieve prestaties, slaapstoornissen, hart- en vaatziektes of gehoorverlies.
Volgens de WHO vertonen kinderen die chronisch blootgesteld worden aan hoge geluidsniveaus aandachts- en geheugenproblemen, en hebben ze vaak moeite met probleemoplossend denken en het verwerven van leesvaardigheid. De blootstelling aan geluidsoverlast tijdens kritieke leerperioden op school kan dus een invloed hebben op de ontwikkeling van het kind en een blijvende impact hebben op het onderwijsniveau. Er zijn ook
steeds meer aanwijzingen dat blootstelling aan geluidsoverlast kan geassocieerd worden
met:
 geboorteresultaten, in het bijzonder een laag geboortegewicht15;
 Een verhoogde bloeddruk bij kinderen16;
 Een verminderde mate van lichamelijke activiteit17
Het mechanisme voor de gezondheidseffecten van geluid wordt gedacht gerelateerd te
zijn aan de stresshypothese, "wanneer de blootstelling aan geluid de fysiologische opwinding doet toenemen door herhaalde stimulatie van het endocriene systeem en autonome
zenuwstelsel. Er wordt aangenomen dat hetzelfde mechanisme werkzaam is bij kinderen. De
secretie van catecholamine en cortisol werd bestudeerd als indicator van chronische stress
bij kinderen blootgesteld aan geluidsoverlast door vliegtuigen en wegverkeer. De niveaus
van adrenaline en noradrenaline stegen in zowel de cross-sectionele als de longitudinale
rapporten in het kader van de blootstelling aan geluidoverlast van vliegtuigen”18.
Het wegverkeer is de belangrijkste bron van omgevingslawaai. Volgens het rapport "noise
in Europe 2014” van het EMA (Europees Milieuagentschap) worden zo’n 125 miljoen
mensen blootgesteld aan geluidsniveaus van wegverkeer boven 55 dBLDEN, en worden er
World Health Organization, R. O. for E. (2011). Burden of disease from environmental noise: quantification
of healthy life years lost in Europe. Denmark: World Health Organization, Regional Office for Europe.
15
Ristovska, Gordana, Helga Elvira Laszlo, et Anna L. Hansell. « Reproductive Outcomes Associated with
Noise Exposure — A Systematic Review of the Literature ». International Journal of Environmental Research
and Public Health 11, no 8 (augustus 2014): 7931‑52. doi:10.3390/ijerph110807931.
16
Stansfeld, Stephen, and Charlotte Clark. ‘Health Effects of Noise Exposure in Children’. Current
Environmental Health Reports 2, no. 2 (26 maart 2015): 171–78. doi:10.1007/s40572-015-0044-1.
17
Foraster, Maria, Ikenna C. Eze, Danielle Vienneau, Mark Brink, Christian Cajochen, Seraina Caviezel, Harris
Héritier, et al. ‘Long-Term Transportation Noise Annoyance Is Associated with Subsequent Lower Levels of
Physical Activity’. Environment International 91 (mei 2016): 341–49. doi:10.1016/j.envint.2016.03.011.
18
Stansfeld et al,op.cit.
14
8
daarvan meer dan 37 miljoen blootgesteld aan een niveau boven 65 dBLDEN19. Andere
geluidsbronnen (spoorweg- en luchtverkeer) vertonen beduidend lagere cijfers. België is,
samen met Bulgarije en Luxemburg, een van de drie Europese landen waar meer dan 75%
van de stedelijke bevolking wordt blootgesteld aan lawaai van meer dan 55 dBLDEN.
Het geluidsprobleem is een belangrijk aandachtspunt aangezien het blijft groeien, met
name in stedelijke gebieden. De diverse initiatieven voor de bestrijding van geluidsoverlast hebben het probleem gestabiliseerd, maar niet verbeterd.
De aanzienlijke toename van de verkeersstroom en het aantal zware voertuigen in België,
verhoogt niet alleen de geluidsoverlast, maar vermindert ook de kwaliteit van de
buitenlucht. Verkeer, vooral dieselvoertuigen, zijn de belangrijkste bron van Black Carbon.
Volgens studies van de WHO zijn dieseluitlaatgassen kankerverwekkend. Het verkeer is
ook de belangrijkste bron van luchtverontreiniging vanwege NOx en fijnstof (PM).
Een andere belangrijke bron van luchtverontreiniging is residentiële en industriële
houtverbranding. Houtverbranding is de belangrijkste bron van Poly Aromatische Koolwaterstoffen (PAK's) en dioxinen, die kankerverwekkend zijn. 87% van de PAK's en 40%
van de dioxines van de lucht die wij inademen zijn het gevolg van houtverbranding. Met
49% van de primaire emissie van PM 2,5 is het ook een belangrijke bron van luchtvervuiling door fijn stof.
Kinderen brengen het grootste deel van hun tijd op school door en lopen daardoor meer
kans om te worden blootgesteld aan de schadelijke effecten van zowel geluids- als
luchtvervuiling. Luchtvervuiling buitenshuis is de belangrijkste omgevingsfactor die aan
de basis ligt van vele ziektes. Luchtvervuiling is verantwoordelijk voor 400.000 vroegtijdige
overlijdens in Europa en 3,3 miljoen wereldwijd en is dodelijker dan aids en malaria
samen.
Lokale luchtverontreiniging en de gezondheidsproblemen die het veroorzaakt (met
inbegrip van de ontwikkeling van astma bij kinderen20 21) krijgen wereldwijd steeds meer
aandacht, vaak als gevolg van specifieke incidenten in de grote steden. De afgelopen jaren
is het empirisch onderbouwd onderzoek aanzienlijk verbeterd, waardoor we nu weten dat
de gezondheidseffecten van plaatselijke verontreiniging veel groter zijn dan eerder voorzien. Zeker wat kinderen betreft, kan luchtvervuiling gelinkt worden aan bepaalde gezondheidsproblemen, zoals allergieën, astma, autisme, gedragsmatige en cognitieve stoornissen, verhoogde bloeddruk, hormoonontregeling, leukemie, ongunstige ontwikkeling
van de longen, obesitas, infecties van de luchtwegen en de het gebruik van de gezondheidszorg.
Luchtverontreiniging is een belangrijk ecologisch en sociaal probleem en is tegelijkertijd
een zeer complexe kwestie die een aantal uitdagingen op het gebied van het beheer en
risicobeperkende maatregelen oproept. Luchtverontreinigende stoffen worden uitge
http://www.eea.europa.eu/publications/noise-in-europe-2014
Jerrett M. et al. Traffic-related air pollution and asthma onset in children: a prospective cohort study with
individual exposure measurement. Environ Health Perspect. 2008 okt;116(10):1433-8.
21
Tétreault LF. et al. Childhood Exposure to Ambient Air Pollutants and the Onset of Asthma: An
Administrative Cohort Study in Québec. Environ Health Perspect. 2016 Jan 5.
19
20
9
stoten door antropogene en natuurlijke bronnen; ze kunnen rechtstreeks worden uitgestoten of in de atmosfeer worden gevormd, ze beïnvloeden de gezondheid, de ecosystemen en het klimaat, en kunnen over lange afstanden worden vervoerd en dus een
impact hebben op grote gebieden. Een EMA-rapport toont aan dat, ondanks de verminderde uitstoot en de lagere concentratie van bepaalde verontreinigende stoffen in de
afgelopen decennia, het probleem van luchtvervuiling in Europa verre van opgelost is22.
Negentig procent van de Europese burgers die in steden leven, worden blootgesteld aan
hogere concentraties van luchtverontreiniging dan de WHO aanbeveelt.
Een gezamenlijke studie van de universiteiten van Yale en Columbia leverde een
wereldwijde rangschikking op basis van luchtkwaliteit. België is daar de slechtste leerling
na Montenegro23. Verscheidene studies hebben eveneens aangetoond dat blootstelling in
de kinderjaren een negatieve invloed heeft op de ontwikkeling van het zenuwstelsel bij
jonge kinderen en op de schoolresultaten en de neurocognitieve prestaties bij oudere
kinderen2425. Er zijn maatregelen nodig voor de verbetering van de Europese luchtkwaliteit,
want luchtvervuiling is grensoverschrijdend. De gezondheid van de mensen is een
belangrijke reden voor het bepalen van normen voor de luchtkwaliteit, zoals de WHOrichtlijnen.
De gecombineerde blootstelling aan lucht- en geluidsoverlast kan worden gekoppeld aan
een stijging van cardiovasculaire problemen, zoals een hoge bloeddruk, cognitieve en
gedragsmatige stoornissen en geboorteresultaten.
Er moeten concrete acties worden geïmplementeerd voor het beperken van de emissie
van luchtverontreinigende stoffen en geluidsoverlast in het algemeen, en in het bijzonder
op bepaalde gebieden die symbolisch zijn voor de levenskwaliteit (scholen,
kinderdagverblijven, kraamzorg). Op die manier kunnen de negatieve effecten van deze
twee vormen van vervuiling op kinderen verminderd worden.
Doelgroep
Kinderen, adolescenten, zwangere vrouwen.
“Zuigelingen en jonge kinderen zijn het meest gevoelig voor de negatieve effecten van
luchtverontreiniging door de relatieve onrijpheid van hun immuunsysteem en luchtwegstelsel. Bovendien spenderen kinderen meer tijd buitenshuis en ademen ze ongeveer
50% meer lucht per kilogram lichaamsgewicht in dan volwassenen, waardoor ze worden
blootgesteld aan relatief hogere doses van verontreinigende stoffen uit de omgeving.
Aangezien de menselijke long blijft groeien van de intra-uteriene periode tot de vroege
http://www.eea.europa.eu//publications/air-quality-in-europe-2015
http://epi.yale.edu/reports/2016-report
24
Clifford A, Lang L, Chen R, Anstey K, Seaton A. Exposure to air pollution and cognitive functioning across
the life course - a systematic literature review. Environ Res 2016; 147: 383–98.
25
Pujol J. et al. Traffic pollution exposure is associated with altered brain connectivity in school children.
NeuroImage 2016 april ; 129: 175-184
22
23
10
volwassenheid, kan deze relatief hoge blootstelling aan vervuilende stoffen, de kwetsbaarheid van kinderen voor de negatieve impact van luchtverontreiniging verhogen”26.
Prioritaire acties




verwijderen van de overlast van verkeer uit stedelijke gebieden;
vermindering van de verspreiding van de lucht- en geluidshinder buitenshuis:
plaatsing van geluidsschermen, keuze van een innovatief wegdek, implementatie van
strategieën voor de vermindering van het aantal voertuigen, bouw van wegen onder
tunnels;
vermindering van de luchtvervuiling door houtverbranding door de invoering van
strengere normen voor de kachels en schoorstenen. Investeer in een bewustmakingscampagne over luchtverontreiniging door houtverbranding;
bescherming van gevoelige gebieden (stille gebieden, symbolisch zones), het beperken van de snelheid en het promoten van schonere en stillere transportmiddelen.
Voorstellen voor concrete acties

Acties met betrekking tot de ruimtelijke ordening:
‐ opstellen van gecombineerde landkaarten voor geluids- en luchtvervuiling
waarmee de belangrijkste gebieden waar de acties de geluidssituatie kunnen
verbeteren, geïdentificeerd kunnen worden. Deze prioritaire gebieden zullen in de
eerste plaats worden bepaald op basis van het niveau van geluid en de luchtkwaliteit, maar ook op basis van het aantal blootgestelde personen.
‐ opname van de ongerepte stille gebieden waarvoor bijzondere bescherming geldt
op de landkaarten.
‐ bescherming van de gevoelige gebieden door het creëren van lage-emissiezones
rond symbolische plaatsen (scholen, kleuterscholen, kraamzorg, speeltuinen, enz.)
conform de WHO-richtlijnen.
‐ toepassing van de richtlijnen voor het behouden van veilige afstanden tussen de
drukke wegen en nieuwe diensten waar kinderen wonen of verblijven27.
Acties met betrekking tot verkeer:
‐ opmaken van actieplannen voor de toegankelijkheid van scholen met andere
vervoersmiddelen dan de auto (modal shift);
‐ toepassing van een snelheidsbeperking op de wegen rondom scholen (50 in plaats
van 70 of 90 km/u). Invoering van een permanente "smogdag" met een snelheidsbeperking;
‐ uitwerking van gerichte en goed zichtbare campagnes voor de 30 km/u-zones rond
scholen

Bowatte, G., C. Lodge, A. J. Lowe, B. Erbas, J. Perret, M. J. Abramson, M. Matheson, and S. C. Dharmage.
‘The Influence of Childhood Traffic-Related Air Pollution Exposure on Asthma, Allergy and Sensitization: A
Systematic Review and a Meta-Analysis of Birth Cohort Studies’. Allergy 70, no. 3 (maart 2015): 245–56.
doi:10.1111/all.12561.
27
Lees hier het advies van Childproof:
https://www.gezinsbond.be/Gezinspolitiek/standpunten/Documents/Maatregelen%20ter%20bescherming
%20van%20verkeersverontreiniging.pdf
26
11
‐ hervorming van de autobelastingen om een gedragsverandering aan te moedigen:
burgers moeten lichtere, minder krachtige en minder vervuilende auto's kopen,
waarmee ze ook minder zouden moeten gaan rijden. Voor deze strategie kunnen
verschillende methodes gebruikt worden: accijnzen op brandstoffen, registratiebelasting, kilometerheffing, en congestieheffing in steden.
‐ investering van een deel van de inkomsten van de autobelastingen in geluidsreducties
‐ implementatie van maatregelen tegen de fiscale voordelen op bedrijfswagens en
tankkaarten.
‐ pleidooi op Europees niveau (Raad en Commissie) voor een versterkte wetgeving,
zodat de voertuigen op de weg de emissienormen moeten naleven. Dat betreft de
typegoedkeuring van voertuigen, het markttoezicht en de betrouwbaarheid van
emissietests in reële rijomstandigheden.

Acties met betrekking tot houtverbranding:
‐ invoeren van strengere normen voor kachels en schoorstenen
‐ de huidige sensibiliseringscampagnes zoals 'stook slim' en 'lamaitrisedufeu.be’
blijven noodzakelijk om de burgers te waarschuwen voor de gezondheidsrisico’s en
de impact van die houtvuren en andere huishoudelijke verbrandingsbronnen op de
kwaliteit van de buitenlucht.
Bevoegde autoriteiten
 Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid
 Ministerie van Energie, Milieu en Duurzame Ontwikkeling
 Ministerie van Mobiliteit
Acties met betrekking tot verkeer:
Belastingen
Europees pleidooi
Regionaal en lokaal niveau
Federaal (accijnzen), regionaal
(inschrijvingstaks, kilometerheffing) en lokaal
(congestieheffing)
Federaal en regionaal niveau
12
Luchtvervuiling binnenshuis en sociale ongelijkheden in
gezondheid en welzijn
Probleem
Luchtvervuiling binnenshuis
Er zijn vaak meer verontreinigende stoffen te vinden in de binnenlucht dan in de buitenlucht. Aangezien de Europese burgers meer dan 85-90% van hun tijd binnenshuis doorbrengen, is de binnenlucht een belangrijke individuele bron van blootstelling aan verontreinigde stoffen28. De blootstelling aan chemicaliën, fijnstof, stof en vocht, schimmels en
andere biologische agentia kan gekoppeld worden aan een verhoogde prevalentie van
ademhalingssymptomen, allergieën en astma en een verstoring van het immuunsysteem29. Aangezien kinderen een groot deel van hun tijd binnenshuis doorbrengen,
worden ze vaak geconfronteerd met een hoge mate van blootstelling aan vervuilende stoffen, zelfs bij relatief lage concentraties in de lucht. De blootstellingniveaus zijn mogelijk
hoger in een slecht geventileerde ruimte.
Passief roken veroorzaakt vroegtijdig overlijden en ziektes bij kinderen30. Kinderen die
worden blootgesteld aan passief roken hebben een verhoogd risico op wiegendood (SIDS),
acute infecties van de luchtwegen, oorproblemen, en ernstige astma. Ouders die roken
zijn de oorzaak van luchtwegklachten en een vertraagde longgroei bij kinderen. Wetenschappelijk onderzoek geeft aan dat er geen risico-vrij blootstellingsniveau bestaat voor
passief roken. Volgens onderzoek, uitgevoerd door TNS Media in 201431, worden elke dag
68.000 kinderen in Vlaanderen (België) blootgesteld aan tabaksrook in hun huizen. Passief
roken is nog steeds een groot probleem, in het bijzonder bij laaggeschoolde bevolkingsgroepen en lage inkomensgroepen.
Milieuongelijkheden
Sommige bevolkingsgroepen lopen een groter risico op ongunstige levensomstandigheden als gevolg van hun sociale situatie. Het milieuaspect van de sociale ongelijkheid
en de vele facetten ervan, wat bekend staat als milieurechtvaardigheid, werd de afgelopen
jaren in toenemende mate erkend, zowel door onderzoekers als door regeringen.
Volgens de WHO, "is een groot deel van de ziektes bij kinderen in Europa toe te schrijven aan
omgevingsfactoren. Recente gegevens suggereren dat de blootstelling aan omgevingsrisico’s tijdens de kindertijd ook leidt tot meer gezondheidsongelijkheden in het latere leven".
Toch is er maar weinig onderzoek gepubliceerd over de sociale ongelijkheid bij kinderen in
het kader van milieugevaren. De huidige stand van kennis over milieuongelijkheid bij
kinderen en adolescenten in Europa weerspiegelt dus grotendeels het gemeenschappelijke bewijsmateriaal voor de sociale ongelijkheid in de gehele bevolking, zoals hierboven werd samengevat. Het is echter bekend dat de blootstelling aan milieugevaren
EEA Report No 5/2013, Environment and human health, Joint EEA-JRC report
EEA Report No 5/2013, Environment and human health, Joint EEA-JRC report
30
http://www.surgeongeneral.gov/library/secondhandsmoke/report/
31
http://www.komoptegenkanker.be/sites/kotk/files/presentatie_-_roken_in_het_gezin.pdf
28
29
13
schadelijker is voor kinderen aangezien hun fysiologische kwetsbaarheid groter is32. De
woonomstandigheden zijn een fundamentele determinant voor gezondheid en welzijn,
maar eveneens een belangrijke factor voor sociale ongelijkheid33. De sociaaleconomische
status is de belangrijkste oorzaak van de ongelijkheid in de kwaliteit van de huisvesting34.
Doelgroep
Kinderen, adolescenten, zwangere vrouwen en vrouwen die borstvoeding geven, vrouwen
in de vruchtbare leeftijd, ouders.
Voorstellen voor prioritaire acties

Acties met betrekking tot luchtvervuiling binnenshuis
Bouw en het gebruik van gebouwen:
-
-
kachels en houtvuren: de normen voor huishoudelijke schoorstenen moeten
gedefinieerd worden, en de normen voor kachels moeten versterkt worden. De
huidige sensibiliseringscampagnes zoals 'stook slim' en 'lamaitrisedufeu.be’
blijven noodzakelijk om de burgers te waarschuwen voor de gezondheidsrisico’s en
de impact van die houtvuren en andere huishoudelijke verbrandingsbronnen op de
kwaliteit van de binnenlucht.
ventilatiesystemen: bewustmaking over het goede gebruik van deze systemen.
energie-efficiëntie en kwaliteit van de binnenlucht: de acties gericht op het promoten van energie-efficiëntie (beleid, bewustmaking, enz.) moeten ook focussen op
de binnenlucht. De ondersteuning (informatief, financieel, enz.) van kwetsbare
personen moet versterkt worden, om ervoor te zorgen dat zij toegang krijgen tot
gezonde huisvesting en dat de negatieve impact van slechte huisvesting op de
gezondheidsongelijkheid wordt verminderd.
Gevaarlijke chemische stoffen en EDC's:
-
het gebruik van gevaarlijke chemische stoffen en hormoonverstorende stoffen
moet worden afgebouwd. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan producten met toxische stoffen die voor kinderen of voor zwangere vrouwen zijn
bestemd. Als een minder giftig of schadelijk alternatief bestaat, moeten de
producenten gedwongen worden om deze alternatieve stof te gebruiken.
Zolang gevaarlijke chemische stoffen en hormoonverstorende stoffen in producten
worden teruggevonden, moet de consument worden geïnformeerd over de
gezondheidsrisico's van deze stoffen, zodat ze worden gestimuleerd om weloverwogen keuzes te maken en in staat zijn om hun gedrag en levensstijl aan te passen.
http://www.euro.who.int/__data/assets/pdf_file/0010/76519/Parma_EH_Conf_pb1.pdf
Braubach M., Fairburn J. Social inequities in environmental risks associated with housing and residential
location—a review of evidence. European Journal of Public Health feb 2010, 20 (1) 36-42
34
Zie ook Bert Morrens, Hans Keune, Ilse Loots, Sociale ongelijkheid en humane biomonitoring, Steunpunt
Milieu en Gezondheid en Universiteit Antwerpen, januari 2008.
32
33
14
Dergelijke voorlichtingscampagnes moeten zich in het bijzonder focussen op de
meest kwetsbare groepen, zoals zwangere vrouwen.
Gezondheidswerkers:
-
-
evaluatie en onderzoek naar het toegankelijker maken van de ‘groene ambulance’.
Op dit moment kan deze dienst enkel worden ingeroepen indien een arts vermoedt
dat de binnenluchtkwaliteit aan de oorzaak van een gezondheidsprobleem ligt.
hoewel er in verschillende medische studies aandacht wordt besteed aan de
binnenluchtkwaliteit, is het belangrijk dat studenten een klinisch onderzoek ontwikkelen voor de analyse van de binnenluchtkwaliteit en het verband ervan met
(chronische) ziektes. Studenten moeten eveneens in staat zijn om patiënten door
te verwijzen naar de bestaande agentschappen voor gepaste informatie en
adequate hulp.
Scholen, crèches en kinderdagverblijven:
-
ventilatiesystemen: bewustmaking over het goede gebruik van deze systemen.
evaluatie en aanpassing van kleuterscholen, basisscholen en middelbare scholen
aan programma's voor de binnenluchtkwaliteit (bv. 'Lekker Fris')
Roken:
-

Acties met betrekking tot milieuongelijkheden
-
-
-
De blootstelling aan passief roken blijft een van de belangrijkste bronnen van
gezondheidsproblemen, in het bijzonder bij kinderen. Daarom is het belangrijk om
(toekomstige) ouders te informeren en sensibiliseren over de gevolgen van
secundaire en tertiaire rook.
Verbod op roken in de auto, in het bijzonder in aanwezigheid van kinderen.
toevoeging van een bepaling in de bouwvoorschriften waardoor eigenaars
verplicht worden om problemen met de binnenluchtkwaliteit als gevolg van
defecten in het gebouw aan te pakken.
inzetten op energie-efficiëntie (isolatie) en renovatie van gebouwen met speciale
aandacht voor het verbeteren van de binnenluchtkwaliteit.
koppeling van de renovatiesubsidies voor isolatie aan ventilatiesubsidies, in het
kader van de binnenluchtkwaliteit. Deze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
uitwerking van een Belgisch onderzoek voor het ontwikkelen van sociale indicatoren voor kansarme groepen, met bijzondere aandacht voor moeders en kinderen, met betrekking tot de binnenluchtkwaliteit waarbij de omvang van het
probleem wordt geanalyseerd. Het neveneffect van de nabijheid van drukke wegen
in de woonomgeving moet worden opgenomen in de studie.
vluchtelingen zijn zich, door hun andere achtergrond en ander klimaat van oorsprong, vaak niet bewust van de mogelijke gevolgen voor de gezondheid van
slechte binnenluchtkwaliteit en roken. Hier moet bijzondere aandacht aan besteed
worden tijdens de inburgeringscursussen, enz.
15
Bevoegde autoriteiten
 Ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid
 Ministerie van Energie, Milieu en Duurzame Ontwikkeling
Groene ambulances
Informatie
Substitutie
Etikettering voor emissievrije producten (bouw en
huishouden)
Regionaal en/of communautair en/of provinciaal niveau
(milieu en gezondheid), afzonderlijk of per grondgebied
Regionaal en/of communautair en/of provinciaal niveau
(milieu en gezondheid), afzonderlijk of per grondgebied
Europese regels en federale implementatie
Eventuele samenwerking tussen regionaal en federaal
niveau
Federaal:
1.
2.
3.
4.
Maggie DE BLOCK: Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
Marie-Christine MARGHEM: Minister van Energie, Milieu en Duurzame Ontwikkeling
Willy BORSUS: Minister van Middenstand, Zelfstandigen, Kmo’s, Landbouw en Maatschappelijke integratie
François BELLOT: Minister van Mobiliteit
Vlaams gewest/Vlaamse gemeenschap
5.
6.
7.
8.
9.
Liesbeth HOMANS: Minister van Binnenlands Bestuur, Inburgering, Wonen, Gelijke kansen en
armoedebestrijding
Ben WEYTS: Minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn
Jo VANDEURZEN: Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Joke SCHAUVLIEGE: Minister van Omgeving, Natuur en Landbouw
Philippe MUYTERS: Minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport
Waals gewest:
10. Maxime PREVOT: Viceminister-president en Minister van Openbare Werken, Gezondheidszorg,
Maatschappelijk Welzijn en Patrimonium
11. Carlo DI ANTONIO: Minister van Milieu, Ruimtelijke Ordening, Mobiliteit en Transport, Luchthavenbeleid en Dierenwelzijn
12. René COLLIN: Minister van Landbouw, Natuurgebieden, Plattelandsbeleid, Toerisme en
Sportinfrastructuur
13. Jean-Claude MARCOURT: Minister van Economie, Industrie, Innovatie, Digitalisering
Franstalige gemeenschap (Fédération Wallonie-Bruxelles):
14. Alda GREOLI: Viceminister-president en Minister van Kleine Kinderen, Kinderdagverblijven en
Cultuur
15. Rachid MADRANE: Minister van Hulp aan de jeugd, Justitiehuizen en Promotie van Brussel
16. Isabelle SIMONIS: Minister van Sociale promotie (onderwijs), Jeugd, Vrouwenrechten en
Gelijkekansenbeleid
Brussels Hoofdstedelijk Gewest:
17. Pascal SMET: Minister van Mobiliteit en Openbare Werken
18. Céline FREMAULT: Minister van Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie
19. Didier GOSUIN: Minister van Economie en Tewerkstelling
16
Download