- GGD Kennisnet

advertisement
Businesscase depressiepreventie KOPP/KVO Riagg Maastricht
Inleiding
In het kader van een driedelige workshop in 2013 van GGD Nederland en het Trimbos
instituut heeft Jac Meijers onderstaande casus uitgewerkt.
Kinderen van ouderen met psychische problemen (KOPP) en kinderen van verslaafde
ouders (KVO) hebben een verhoogde kans (59%) om ook zelf een psychisch probleem of
een verslaving te ontwikkelen. Mede gezien de omvang van deze risicogroep in Nederland
(577.000 KOPP/KVO kinderen onder de 18 jaar) is dit een belangrijke doelgroep voor
preventie, met name ook voor het speerpunt depressiepreventie van gemeenten en GGD
in Zuid-Limburg. Bij de inventarisatie van het depressiepreventie-aanbod door Jac Meijers
in 2012, bleek de financiering van KOPP-interventies bij de RIAGG groep Maastricht een
probleem te zijn. De selectieve preventie in de tweede lijns GGZ wordt niet meer vergoed
door de zorgverzekeraars. De bedoeling is dat de financiering van preventie, waaronder
KOPP/KVO, overgaat van de zorgverzekeraars naar de gemeenten. Deze plicht ligt vanaf
nu dus bij de gemeenten. De GGZ-expertise op dit gebied is er en de vragen stapelen zich
op, maar financiering door de gemeente blijft vooralsnog uit.
Daarom is ervoor gekozen deze casus voor dit thema uit te werken voor de subregio
Maastricht-Heuvelland. KVO wordt in deze regio uitgevoerd door Mondriaan (i.s.m. Riagg).
KVO maakt 4% uit van de totale groep KOPP/KVO-kinderen2 en wordt dit in deze casus
meegenomen.
Omvang KOPP/KVO
Nederland telt op jaarbasis 405.000 mensen met een psychische aandoening en/of
verslaving en met kinderen in de leeftijd tot 18 jaar. In totaal hebben deze ouders 577.000
kinderen onder de 18 jaar1. Het aantal kinderen met een ouder met een psychische
aandoening is berekend op basis van het aantal ouders in Nederland dat het afgelopen
jaar een stemmingsstoornis, een angststoornis (exclusief specifieke
fobie) of ADHD had. Daarnaast zijn er kinderen die een ouder hebben met een
andersoortig psychisch probleem zoals een psychose, eetstoornis, schizofrenie of
borderline. Omdat hierover geen recente bevolkingsgegevens beschikbaar zijn,
konden deze KOPP kinderen niet in de berekening worden meegenomen. De berekende
aantallen vormen daarmee een ondergrens van het daadwerkelijke aantal KOPP/KVO
kinderen. Ongeveer 96% van deze kinderen heeft een ouder met ten minste één
psychische aandoening zoals een depressie, paniekstoornis of ADHD. Bij 4% van de
kinderen heeft de ouder een verslaving. Veelal heeft deze ouder ook nog een andere
psychische aandoening. 2
Verschillende longitudinale studies tonen aan dat de kans op het ontwikkelen van een
psychiatrische stoornis voor kinderen van een ouder met psychische problemen varieert
van 41 tot 77% (Beardslee e.a., 1998; Rutter & Quinton, 1984). Bij vergelijkingen met
kinderen van gezonde ouders zijn hoge odds-ratios gevonden die erop duiden dat
bijvoorbeeld kinderen van depressieve ouders twee tot drie maal zo hoge kans lopen
psychiatrische problemen te ontwikkelen (Weissman e.a., 2006) tot zelfs een achtmaal zo
1
KOPP/KVO Factsheet Trimbos 2012.
2
Berekeningen door S. van Dorsselaer en R. de Graaf op basis van: De Graaf, R., Ten Have, M. &
Van Dorsselaer, S. (2010). De psychische gezondheid van de Nederlandse bevolking. NEMESIS-2:
Opzet en eerste resultaten. Utrecht: Trimbos-instituut.
1
hoge kans (Wickramaratne & Weissman, 1998). 3 KOPP/KVO kinderen doen vijf keer vaker
een beroep op de geestelijke gezondheidszorg dan kinderen van ouders zonder
psychopathologie. In een literatuurstudie over KOPP/KVO van Trimbos uit 2010 werd
berekend dat 58,7% van alle KOPP/KVO-kinderen later psychische problemen ontwikkeld,
waarvan 57% tijdelijke en 43% blijvende (chronische) psychische problemen. Dit
percentage gebruiken we in deze businesscase.
Uit RCT (Randomized Controlled Trial) effect onderzoek blijkt dat deze KOPP/KVO-groepen
effectief zijn 4.
Samenvattend: Nederland telt op jaarbasis 405.000 mensen met een psychische
aandoening en/of verslaving en met kinderen in de leeftijd tot 18 jaar. Van deze groep
KOPP/KVO kinderen ontwikkelt ruim de helft psychische problemen.
Voor meer informatie over aard en omvang van dit probleem wordt verwezen naar “Kwetsbare kinderen”,
literatuurstudie over verhoogde risicogroepen onder kinderen van ouders met psychische of
verslavingsproblemen. Trimbos Instituut 2010 en de KOPP/KVO Factsheet, Trimbos 2012.
Kosten psychische problemen
De totale kosten in Nederland per jaar voor zorg, arbeidsverzuim en arbeidsongeschiktheid
door psychische factoren en verslaving wordt ingeschat op 10 miljard (zie bijlage).
Nederland telt ongeveer 2 miljoen mensen met een psychische of verslavingsproblemen.
Dit betekent dat kosten voor zorg, arbeidsverzuim en arbeidsongeschiktheid voor mensen
met psychische problemen gemiddeld 5.000 per persoon per jaar bedragen.
Naast deze concrete kosten, is ‘kwaliteit van leven’ een andere veelgenoemde
"kostenpost". Zo heeft iemand met een ‘moderate depression’ een kwaliteit van leven die
35% lager ligt dan iemand met 'perfecte gezondheid'. Wanneer een volledig gezond
levensjaar conservatief gewaardeerd wordt tegen 20.000 euro (internationaal gezien wordt
20.000-80.000 gebruikt), dan zijn de kosten die we als maatschappij hechten aan een
persoon met psychische klachten gedurende 1 jaar gelijk aan 25% (ingeschatte
percentage minder functioneren door psychische klachten algemeen) * 20.000 = 5000
euro. Dit zijn dus minder harde euro's dan op het gebied van zorg- en verzuimkosten,
maar spreken toch tot de verbeelding bij gemeenten die de kwaliteit van leven van hun
populatie willen vergroten. Naast deze kosten kunnen we denken aan minder
vrijwilligerswerk, minder geleverde mantelzorg, meer benodigde mantelzorg en minder
participatie (informatie van Joran Lokkerbol Trimbos op basis artikel Smit5).
De totale maatschappelijke kosten per persoon per jaar met psychische problemen komen
hiermee uit op 10.000,=.
Maatschappelijke kosten KOPP/KVO regio Zuid-Limburg
De regio Zuid-Limburg telt ongeveer (607.000 [inw.ZL]/ 16.730.348 [inw.Nl]) x 577.000
(aantal KOPP/KVO kinderen onder 18 jaar in Nederland 6) = 20.934 KOPP/KVO kinderen
onder 18 jaar. Van deze 20.934 KOPP/KVO kinderen in ZL zal 58,7% (=12.288 ) bij geen
preventie of begeleiding zelf psychische problemen krijgen. Dit betekent dus dat over hun
3
Bron: Kwetsbare kinderen, Literatuurstudie over verhoogde risicogroepen onder kinderen van
ouders met psychische of verslavingsproblemen. Trimbos Instituut 2010.
4
KOPP/KVO Factsheet Trimbos 2012.
5
Costs of Nine Common Mental Disorders: Implications for Curative and Preventive Psychiatry. Filip Smit, Pim
Cuijpers Jan Oostenbrink, Neeltje Batelaan, Ron de Graaf, Aartjan Beekman. The Journal of Mental Health Policy
and Economics 9, 193-200 (2006).
6
KOPP/KVO Factsheet Trimbos 2012.
2
hele leven genomen 58,7% van deze KOPP/KVO kinderen een keer of vaker een tijdelijk of
blijvend psychisch probleem ontwikkelt.
Als we ervan uitgaan dat deze KOPP/KVO-kinderen gemiddeld gedurende 5 jaren van hun
resterend leven psychische problemen ondervinden (sommigen hun hele leven lang), dan
zijn de totale kosten voor zorg, arbeidsverzuim en arbeidsongeschiktheid van KOPP/KVO in
Zuid-Limburg: 12.288 (aantal KOPP/KVO kinderen in ZL met psychische problemen) x €
10.000 (kosten psychische problemen per jaar) x 5 jaren = 614,4 miljoen. Dit zijn de
kosten berekend over een heel life span. Voor de jaarlijkse kosten moeten we dit bedrag
delen over de resterende levensjaren van KOPP/KVO kinderen. Als we uitgaan van een
gemiddelde resterende levensduur van 70 jaren, dan zijn de kosten per levensjaar voor
KOPP/KVO-kinderen in Zuid-Limburg (614,4 :70 =) 8,8 miljoen.
Maatschappelijke winst KOPP/KVO interventies regio Zuid-Limburg
De incidentie (nieuwe gevallen van KOPP/KVO-kinderen) is ongeveer 1163 kinderen per
jaar [20.934/18]). Bij een maximaal bereik van 100% zouden de GGZ instellingen in ZL
per jaar dus 1163 nieuwe KOPP/KVO-kinderen bereiken. Honderd procent bereik is irreëel.
Ik ga in deze casus uit van een maximaal reëel bereik van 20% van alle KOPP/KVOkinderen (=233). Daarnaast ga ik in deze casus uit van de voorzichtige aanname voor de
effectiviteit dat alle KOPP/KVO-preventieve interventies slechts bij 25% van de deelnemers
deze problematiek zou kunnen voorkomen voor de duur van 5 jaar (de levensverwachting
van deelnemers na de KOPP/KVO-interventies is gemiddeld nog 70 jaar). Bij deze
voorzichtige aannames zou de maatschappelijk winst van KOPP/KVO preventie in Zuid
Limburg het volgende bedrag zijn:
- 20% bereik = 233 KOPP/KVO-kinderen
233 x
- Effectiviteit bij 25% van de deelnemers
0,25 x
- Het gedeelte KOPP/KVO-kinderen dat psychische of
verslavingsproblemen zal ontwikkelen
0,587 x
- € 10.000 per jaar maatschappelijke opbrengst gedurende 1 jaar. 7= € 10.000
Totaal maatschappelijke winst:
€ 341.927
Realistisch geschatte kosten KOPP/KVO-interventies in regio Zuid-Limburg
De uitvoeringskosten per groepsgerichte KOPP/KVO-interventie voor gemiddeld 6 kinderen
per groep bedragen € 4.000. Als per KOPP/KVO-interventiegroep gemiddeld 6 deelnemers
zijn, dan moeten voor de 233 KOPP/KVO kinderen 39 groepsgerichte KOPP/KVOinterventies per jaar uitgevoerd worden. Dit kost 39 x € 4.000 = € 156.000 per jaar. De
coördinatie- wervings- en overheadkosten per jaar bedragen per subregio € 73.000. Dat is
in totaal voor de hele regio Zuid-Limburg € 219.000 (Parkstad, Maastricht-Heuvelland en
Westelijke Mijnstreek). De totale kosten voor KOPP/KVO interventies komen hiermee uit op
€ 375.000 per jaar.
Zoals hiervoor uitgerekend levert dit een ongeveer even groot bedrag (€ 341.927) aan
maatschappelijke opbrengst op door o.a. minder zorgkosten, arbeidsverzuim en
arbeidsongeschiktheid. De return on investment (wat de maatschappij voor iedere
geïnvesteerde euro terug krijgt) is ongeveer 1 euro. Met andere woorden, iedere euro
investering voor KOPP/KVO preventie levert evenveel aan maatschappelijke opbrengst, en
is dus een goed investering.
Dit alles is berekend bij een inschatting van de effectiviteit van 25% en een effectduur van
7
Voor het effect van preventie gaan we ervan uit dat KOPP/KVO-interventies gedurende 1 jaar psychische
problemen kunnen voorkomen.
3
preventie van 1 jaar. Bij een hogere effectiviteit en langere effectduur zal het verdieneffect
groter zijn.
Aantal KOPP/KVO kinderen in subregio Maastricht-Heuvelland
De RIAGG Maastricht-Heuvelland is gericht op de gemeenten Eijsden-Margraten, GulpenWittem, Maastricht, Meerssen, Vaals en Valkenburg aan de Geul. Deze gemeenten tellen in
totaal 38.584 Kinderen in de leeftijd van 0-19 jaar.
Tabel. Aantal 0-19 jaar in Maastricht-Heuvelland
Eijsden-Margraten
Gulpen-Wittem
Maastricht
Meerssen
Vaals
Valkenburg
Totaal
Aantal 0-19 jaar
5454
2672
21668
4031
1674
3085
38584
Gemiddeld heeft elke gemeente ongeveer 17% van de kinderen onder de 18 jaar een
ouder met een psychisch probleem of een verslaving 8. Voor deze subregio betekent dat in
totaal 6.559 KOPP/KVO-kinderen. De incidentie (jaarlijkse nieuwe gevallen) van KOPP/
KVO-kinderen in deze subregio per jaar is 245 kinderen [6.559 /19]. Riagg Maastricht
denkt bij maximale inzet 200 kinderen in KOPP/KVO-preventie interventies per jaar te
kunnen bereiken. Dat betreft selectieve preventie: preventie voor de groep kinderen met
een verhoogd risico.
Huidige bereik subregio:
Als referentie zijn we uitgegaan van de cijfers uit 2011, omdat vanaf 2012 alleen nog een
uitloop was voor de geplande activiteiten.
Het huidige bereik van het aantal KOPP/KVO-kinderen in 2011 van de Riagg-groep is:
1.
2.
3.
4.
5.
KOPP/KVO moeder-baby
KOPP/KVO doe-praatgroep 8-12 jaar
KOPP/KVO pubergroep 13-15 jaar
KOPP/KVO 16+ groep
KOPPopMaat dit is individuele interventie voor een gezin waarbij
de ‘Triple P’ opvoedmethode wordt gebruikt.
Dat is in 2011 bij 35 gezinnen toegepast met gemiddeld 2 kinderen per
gezin (in totaal dus 70 kinderen bereikt). Voor een gedeelte (hier gesteld op 50%)
worden hiermee dezelfde kinderen als de deelnemers in de overige KOPPinterventies bereikt. Het extra aantal kinderen dat met deze interventie
KOPPopMaat wordt bereikt = 50% x 70 kinderen =
6. KOPP/KVO ‘kop op ouders’ (opvoedcursus voor ouders)
7. Overige preventieve interventies KOPP/KVO
Totale bereik aantal KOPP/KVO-kinderen in 2011:
8
12
14
4
35
2
____
67
Handreiking KOPP/KVO, Trimbos 2012.
4
Wijkgericht aanbod: naast bovenstaand aanbod is de RIAGG-groep actief in de
‘aandachts’wijken Caberg (3290 inw.), Malpertuis (2490 inw.) en Malberg (5300 inw.). In
deze drie wijken waren in 2012: 324 kinderen in behandeling in de tweedelijn (kosten:
324 x € 101 p/u x 8 uren = € 261.792). Voor de eerste lijn hebben we algemene gegevens
gebruikt van alle mensen in die regio’s die in behandeling waren bij Prima (eerste lijn
GGZ).
Drie scenario’s voor regio Maastricht-Heuvelland
De gelden voor de KOPP ondersteuning in de regio Maastricht-Heuvelland door de
zorgverzekeraars zijn gestopt en 2012 diende nog als uitloop voor de lopende activiteiten.
Zorgverzekeraars zijn een belangrijke samenwerkingspartnervoor gemeenten op het
terrein van KOPP/KVO. Volgens de Zorgverzekeringswet (ZVW) zijn zorgverzekeraars
verantwoordelijk voor de financiering van geïndiceerde preventie. Een uitspraak van het
College voor Zorgverzekeringen (CVZ) heeft bepaald dat KOPP/KVO interventies tot het
domein van de selectieve preventie behoren en daarmee niet langer onder de
verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars vallen, maar onder de veratnwoordelijkheid
van gemeenten (WPG, WMO).
Vanaf 2013 is er in de subregio Maastricht-Heuvelland geen KOPP-uitvoering noch coördinatie meer. De bedoeling is dat de financiering van preventie overgaat van de
zorgverzekeraars naar de gemeenten. De expertise is er en de vragen stapelen zich op,
maar financiering door de gemeenten blijft vooralsnog uit.
In onderstaande scenario’s zijn de (individuele en groepsgerichte) behandelingskosten
niet meegenomen, alleen de kosten voor preventie, omdat het in deze primair gaat over
deze verantwoordelijkheid van de gemeente.
1. Investeren 0: het KOPP-KVO-aanbod van voorgaande jaren volledig afbouwen.
Maatschappelijke kosten: jaarlijks 200 KOPP/KVO-kinderen (die met interventies
bereikt kunnen worden) x 58,7% (het gedeelte KOPP/KOV-kinderen dat psychische of
verslavingsproblemen zal ontwikkelen) x 25% (geschat percentage KOPP/KVOkinderen waarbij preventie effectief is) x € 10.000 (maatschappelijke kosten gedurende
1 jaar door o.a. meer zorgkosten, meer arbeidsverzuim en minder participatie die met
preventie voorkomen hadden kunnen worden) = € 293.500.
2. Investeren 1: KOPP-KVO-aanbod 2011 continueren.
Bereik: 67 KOPP/KVO-kinderen per jaar.
Uitvoeringskosten preventieaanbod: 6 groepen x € 4.000 = € 24.000 per jaar.
Coördinatie-, trainings-, voorlichtings- en wervingskosten: € 73.000.
Maatschappelijke opbrengsten: 67 kinderen x 58,7% (het gedeelte KOPP/KOVkinderen dat psychische of verslavingsproblemen zal ontwikkelen) x 25% (geschat
percentage KOPP/KVO-kinderen waarbij preventie effectief is) x € 10.000
(maatschappelijke kosten gedurende 1 jaar door o.a. meer zorgkosten, meer
arbeidsverzuim en minder participatie die met preventie voorkomen hadden kunnen
worden)= € 98.322.
Maatschappelijke winst: Opbrengst minus kosten = € 1.322
5
3. Investeren 2: KOPP-KVO-aanbod uitbreiden naar 200 kinderen per jaar.
Bereik: [20% x 782] = 200 KOPP/KVO-kinderen per jaar.
Uitvoeringskosten preventieaanbod: 18 groepen x € 4.000 = € 72.000 per jaar.
Coördinatie-, trainings-, voorlichtings- en wervingskosten: € 73.000.
Maatschappelijke opbrengsten: 200 KOPP/KVO-kinderen x 58,7% (het gedeelte KOPP/
KOV-kinderen dat psychische of verslavingsproblemen zal ontwikkelen) x 25%
(geschat percentage KOPP/KVO-kinderen waarbij preventie effectief is) x € 10.000
(maatschappelijke kosten gedurende 1 jaar door o.a. meer zorgkosten, meer
arbeidsverzuim en minder participatie die met preventie voorkomen hadden kunnen
worden)= € 293.500.
Maatschappelijke winst: Opbrengst minus kosten = € 148.500
De maatschappelijke opbrengsten en winst zijn berekend op basis van effectiviteit bij 25%
van de kinderen en een effectduur van 1 jaar. Bij een hogere inschatting van de
effectiviteit en de effectduur zal het verdieneffect nog hoger zijn.
ir. Jac Meijers
medewerker beleid en onderzoek
GGD Westelijke Mijnstreek
Afdeling Kennis & Innovatie
2013
Bij deze berekening is nauw samengewerkt met drs. Jenny Stolte, preventiecoördinator
RIAGG Groep Maastricht-Heuvelland en Joran Lokkerbol van Trimbos instituut.
6
LITERATUUR
1. Factsheet KOPP/KVO, Trimbos instituut 2012.
2. Handreiking KOPP/KVO, Trimbos instituut 2012.
3. Kwetsbare kinderen. Literatuurstudie over verhoogde risicogroepen onder kinderen van
ouders met psychische of verslavingsproblemen. G. Romijn, I. de Graaf en M. de
Jonge, Trimbos instituut 2010.
4. Van Santvoort, F., Hosman, C., Van Doesum, K., & Janssens, J. (2011). Preventie
programma KOPP/KVO onder vuur. Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, 1,
16-19.
5. Berekeningen door S. van Dorsselaer en R. de Graaf op basis van: De Graaf, R., Ten
Have, M. & Van Dorsselaer, S. (2010). De psychische gezondheid van de Nederlandse
bevolking. NEMESIS-2: Opzet en eerste resultaten. Utrecht: Trimbos-instituut.
6. Romijn, G., De Graaf, I. & De Jonge, M. (2010). Kwetsbare kinderen. Literatuurstudie
over verhoogde risicogroepen onder kinderen van ouders met psychische of
verslavingsproblemen. Utrecht: Trimbos-instituut.
7. Hosman, C.M.H., Van Doesum, K.T.M., & Van Santvoort, F. (2009). Prevention of
emotional problems and psychiatric risks in children of parents with a mental illness in
the Netherlands: I. The scientific basis to a comprehensive approach. Australian eJournal for the Advancement of Mental Health, 8(3), 250-263.
8. Rutter, M., Moffitt, T.E., & Caspi, A. (2006). Gene-environment interplay and
psychopathology: multiple varieties but real effects. Journal of Child Psychology and
Psychiatry, 47(3/4), 226-261.
9. Reupert, A., Cuff, R., Drost, L., Foster, K., Van Doesum, K., & Van Santvoort, F. (2012).
Intervention programs for children whose parents have a mental illness: a review.
Medical Journal of Australia, 1, Suppl 1, 18-22.
10. Van Santvoort, F., Hosman, C., Van Doesum, K., & Janssens, J. (subm.). Effectiveness
of preventive support groups for children (8-12) of mentally ill or addicted parents: a
randomized controlled trial.
11. Van Doesum, K.T.M., Riksen-Walraven, J.M., Hosman, C.M.H., & Hoefnagels, C. (2008).
A randomized controlled trial of a home-visiting intervention aimed at preventing
relationship problems in depressed mothers and their infants. Child Development,
79(3), 547-561.
12. Goossens, F.X., & Speetjens, P. (2010). Financiering KOPP/KVO. Een inventarisatie.
Utrecht: Trimbos-instituut.
7
13.
Bijlage 1: Kosten psychische problemen in Nederland
Volgens onderstaande tabel telt Nederland ongeveer 2 miljoen mensen met een
‘behandelbare’ psychische stoornis (prevalentie excl. autisme, dementie en verstandelijke
handicap), met ongeveer 3,5 miljard aan zorgkosten: zie onderstaande tabel. De
behandelkosten van deze psychische aandoeningen in 2007 zijn gemiddeld € 1742 per
persoon per jaar.
Tabel. Psychische en verslavingsproblemen in Nederland en kosten
Psychische problemen (1)
Omvang NL
zorgkosten per jaar in €
642.800
773.000.000
1.055.900
286.000.000
Schizofrenie (4)
32.000
517.400.000
Alcoholafhankelijkheid (5)
78.400
Drugsafhankelijkheid (6)
77.000
1.000.000.000
Eetstoornissen (7)
40.000
200.000.000
Gedragsstoornissen kinderen en
jongeren (8)
ADHD bij jongeren (9)
55.000
Stemmingsstoornis (2)
Angststoornissen (3)
Totaal
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
(op 1-1-’11 in tot. 16.696.000 inw.)
13.000
697.000.000
1.994.100
3.473.400.000
Autisme, dementie en verstandelijke handicap zijn in dit overzicht niet meegenomen omdat hierin geen relatie met KOPP/KVOverondersteld
wordt.
In 2007 leden in Nederland naar schatting 642.800 mensen van 18 tot 65 jaar gedurende enige tijd aan een stemmingsstoornis. In 2005
bedroegen de kosten van zorg voor mensen met een depressie 773 miljoen euro. Hiervan ging het grootste deel naar de geestelijke
gezondheidszorg (58%), gevolgd door genees- en hulpmiddelen (15%). Naar schatting bereikt depressiepreventie jaarlijks slechts
ongeveer 1% van het aantal mensen dat een depressie ontwikkelt. Recente cijfers laten een stijging zien van het bereik. Vooral
internetinterventies hebben een hoog bereik, maar de kans op voortijdig afhaken is ook groot. Definitieve bereikcijfers zijn nog niet beschikbaar.
Interventies gericht op depressiepreventie zijn over het algemeen niet duur; met name (online) zelfhulpcursussen zijn relatief goedkoop als ze
eenmaal ontwikkeld zijn. (http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-en-aandoeningen/psychische-stoornissen/depressie/
depressie-samengevat-kopie/)
In 2007 werd het aantal personen met een angststoornis van 18 tot 65 jaar op basis van bevolkingsonderzoeken geschat op 1.055.900 (413.100
mannen en 642.800 vrouwen). Met name fobieën (angst voor een specifiek voorwerp of een specifieke situatie met vermijdingsgedrag) komen
vaak voor. Het percentage mensen tussen de 18 en 65 jaar met angststoornissen in Nederland is vergelijkbaar met dat in andere Europese
landen en Canada en iets lager dan in de VS. In 2005 bedroegen de kosten van zorg voor mensen met angststoornissen 286 miljoen euro.
Hiervan gaat het grootste deel naar de geestelijke gezondheidszorg (45%), gevolgd door eerstelijnszorg (23%) en genees- en hulpmiddelen
(21%). De meeste kosten worden gemaakt in de leeftijdsgroep 30-44 jaar. Dit is ook de groep met de meeste patiënten. http://
www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-en-aandoeningen/psychische-stoornissen/angststoornissen/angststoornissensamengevat/
Binnen de populatie huisartspatiënten in Nederland hebben ongeveer 32.000 mensen schizofrenie. De kosten van de zorg voor schizofrenie
bedroegen 517,4 miljoen euro in 2005. Het grootste deel (90%) daarvan is toe te schrijven aan de sector geestelijke gezondheidszorg en
maatschappelijke opvang. http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-en-aandoeningen/psychische-stoornissen/schizofrenie/
Op grond van bevolkingsonderzoek wordt geschat dat alcoholafhankelijkheid voorkomt bij ongeveer 0,75% van de volwassen (18-64 jaar)
bevolking van Nederland: ruim 78.400 mensen (53.100 mannen en 25.300 vrouwen) in 2007. In 2008 stierven ruim 760 mensen aan oorzaken
waarbij alcohol expliciet werd genoemd als primaire doodsoorzaak. Daarnaast is per jaar nog sprake van bijna 1.000 sterfgevallen waarbij alcohol
genoemd wordt als een secundaire doodsoorzaak. Dit zijn onderschattingen. In 2008 stonden ongeveer 33.000 personen geregistreerd bij de
verslavingszorg met als primaire problematiek alcoholgebruik (Van Laar et al., 2010). Daarnaast hadden ruim 5.500 cliënten van de (ambulante)
verslavingszorg alcohol als secundair probleem. Het aantal mensen met alcoholafhankelijkheid in 2007 lijkt vele malen lager dan die uit 2003. Dit
komt doordat de diagnostische criteria van alcoholafhankelijkheid volgens het classificatiesysteem DSM-IV veel strenger zijn dan die in DSM-IIIR
die in 2003 gebruikt werd. Ook is er een ander instrument gebruikt voor het vaststellen van de stoornissen. Er voldoen daardoor minder mensen
aan de criteria voor de diagnose alcoholafhankelijkheid. In 2007 bedroegen de totale kosten aan afhankelijkheid van alcohol en drugs ruim 1
miljard euro. Dit komt overeen met 1,4% van de totale kosten voor de Nederlandse gezondheidszorg. De zorg voor afhankelijkheid van alcohol
en drugs omvat 6,4% van alle kosten die gemaakt zijn voor psychische stoornissen (Slobbe et al., 2011). Van alle kosten voor afhankelijkheid
van alcohol en drugs in 2007 ging twee derde naar de zorg voor mannen en een derde naar de zorg voor vrouwen. Het grootste deel van de
kosten (bijna 60%) wordt gemaakt tuseen de 35 en 60 jaar.
In 2009 waren ongeveer 77.700 personen van 18-64 jaar afhankelijk van drugs, van wie er 29.300 verslaafd waren aan cannabis. Drugsmisbruik
kwam voor bij 92.900 personen, van wie het bij 40.200 personen om cannabismisbruik gaat. Daarnaast zijn er ongeveer 17.700
probleemgebruikers van opiaten in Nederland. Dat komt neer op ongeveer 1,6 probleemgebruikers per duizend inwoners van 15 tot en met 64
jaar in 2008. Tussen 2001 en 2008 is het aantal problematische opiaatgebruikers in Nederland gedaald. Vergeleken met andere EU-landen heeft
Nederland relatief weinig probleemgebruikers van opiaten. http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-en-aandoeningen/
psychische-stoornissen/afhankelijkheid-van-alcohol-drugs-of-andere-middelen/afhankelijkheid-van-drugs/afhankelijkheid-van-drugs-en-anderemiddelen-samengevat/
Naar schatting leden in 2003 ongeveer 5.000 tot 6.000 mensen aan anorexia, en ongeveer 20.000 aan boulimia nervosa. Het overgrote deel
(90-95%) van hen was vrouw. Van elke 100.000 jonge vrouwen van 15 tot 29 jaar leden 370 aan anorexia en 1.500 aan boulimia nervosa. In
2003 leden naar schatting 15.000 mensen aan een eetstoornis die net niet voldeed aan de criteria voor anorexia of boulimia nervosa. In totaal
8
8.
9.
waren er in 2003 dus ongeveer 40.000 mensen met een eetstoornis. http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-enaandoeningen/psychische-stoornissen/eetstoornissen/eetstoornissen-samengevat/
Ongeveer de helft (55%) van het geschatte aantal patiënten met anorexia nervosa krijgen geen behandeling door professionals, maar zoeken
hulp bij hun naaste omgeving. De oorzaak voor dit percentage ligt erin dat òf de patiënt zelf geen hulp zoekt of dat de stoornis niet door de
huisarts wordt herkend. Als mensen met een eetstoornis bij de huisarts komen, verwijst deze ongeveer 70% van de anorexia nervosa patiënten
en zo'n 80% van de boulimia nervosa patiënen naar de ggz (landelijk basisprogramma eetstoornissen, Trimbos, 2006). Hoeveel mensen met
eetstoornissen gebruik maken van professionele zorg, en wat dat kost, is onduidelijk. De beschikbare cijfers zijn sterk verouderd. Naar schatting
krijgt zo'n 10% zorg van de huisarts. Nog ongeveer 35% krijgt behandeling binnen de GGZ. Slechts 500 tot 800 worden opgenomen in een
gespecialiseerde eetstoornisinstelling. Als stelpost gebruik ik (JM) voor de berekening 200 miljoen, hetgeen een lage aanname is.
Gedragsstoornissen zijn te onderscheiden in antisociale gedragsstoornis en een lichtere variant daarvan: de oppositioneel-opstandige
gedragsstoornis (ODD). De diagnose wordt alleen bij kinderen en jongeren gesteld. Kenmerken van een antisociale gedragsstoornis zijn onder
andere regelmatig stelen, liegen, spijbelen, dingen vernielen, vechten en dieren of mensen mishandelen. Kinderen met ODD vertonen langdurig
vijandig en openlijk ongehoorzaam gedrag. Gedragsstoornissen hebben een vroege en een late variant; de vroege begint rond de peuter- of
kleuterleeftijd, de late rond de puberteit. De vroege variant heeft een slechtere prognose dan de late variant. Naar schatting heeft 5,6% van de
Nederlandse jongeren van dertien tot achttien jaar een antisociale gedragsstoornis; 0,7% heeft ODD. Dit betekent dat er in Nederland ongeveer
55.000 jongeren in deze leeftijdscategorie met een gedragsstoornis zijn en bijna 7.000 jongeren met ODD zijn. In westerse landen is een
toename te zien van antisociale gedragsstoornis. Een antisociale gedragsstoornis komt vaker voor bij jongens dan bij meisjes. Er zijn weinig
verschillen in de aard en ernst van gedragsproblemen tussen landen en culturen. http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziektenen-aandoeningen/psychische-stoornissen/gedragsstoornissen/gedragsstoornissen-samengevat/
In 2005 bedroegen de kosten van de zorg voor psychische stoornissen (exclusief verstandelijke handicap) voor 0-19-jarigen 697 miljoen euro
(Poos et al., 2008). Dit is 4,9% van de totale zorgkosten voor psychische stoornissen en 6,5% van de totale kosten voor zorg voor 0-19-jarigen
in Nederland. Van de kosten van zorg voor psychische stoornissen voor kinderen en jongeren van 0-19 jaar gaat 62% naar de zorg voor jongens
en 38% naar de zorg voor meisjes. http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-en-aandoeningen/psychische-stoornissen/
gedragsstoornissen/hoeveel-zorg-gebruiken-patienten-en-kosten/
Afgaand op een steekproef van jongeren zijn er in Nederland ongeveer 13 per duizend jongeren met ADHD. Omgerekend naar alle 13-17-jarigen
in Nederland zijn dit elk half jaar bijna 13 duizend jongeren. Van de kinderen onder de 16 jaar lijdt naar schatting 3% tot 5% aan ADHD; bij
jongvolwassenen is dit 1% tot 3%. Het aantal kinderen met ADHD is de afgelopen twintig jaar niet of nauwelijks toegenomen. ADHD komt twee
tot drie keer zo vaak voor bij jongens als bij meisjes. Er zijn weinig verschillen in de aard en ernst van gedragsproblemen tussen landen en
culturen. http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/ziekten-en-aandoeningen/psychische-stoornissen/adhd/adhd-samengevat/
Volgens Smit e.a. 1 (2006) is de prevalentie van psychische problemen in het jaar 2003 in
de Nederlandse populatie van 18-65 jarigen 20.9%, met een incidentie van 8.20 (per 100
pyrs).
In 2011 was 22% van het langdurig verzuim het gevolg van van psychische klachten (365/
ArboNed, 2011). Eind 2011 waren psychische aandoeningen de meest gestelde diagnosen
bij mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Bij 47% van alle
arbeidsongeschikten (WIA/WAO, WAZ en Wajong) was de hoofddiagnose een psychische
aandoening http://www.nationaalkompas.nl/gezondheid-en-ziekte/functioneren-en-kwaliteit-van-leven/
arbeidsverzuim-en-arbeidsongeschiktheid/wat-is-de-relatie-met-ziekten-en-aandoeningen/. Arbeidsverzuim
en arbeidsongeschiktheid kosten de Nederlandse samenleving jaarlijks bijna twintig
miljard euro http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/macro-economie/publicaties/artikelen/archief/
2010/2010-806-pb.htm.
Maatschappelijke kosten door arbeidsverzuim en arbeidsongeschiktheid als gevolg van
psychische of verslavingsproblemen worden door mij (JM) ingeschat op 6,5 miljard.
Dat betekent dat de totale maatschappelijke kosten in Nederland per jaar voor zorgkosten,
arbeidsverzuim en arbeidsongeschiktheid door psychische factoren en verslaving door mij
worden ingeschat op 10 miljard. Dit zou betekenen dat kosten voor zorg, arbeidsverzuim
en arbeidsongeschiktheid voor mensen met psychische problemen bedragen gemiddeld
5.000 per persoon per jaar bedragen [€ 10.000.000.000 kosten / 2.000.000 mensen met
psychische problemen).
Volgens Smit e.a 9. waren in 2003 de gemiddelde extra kosten voor alle psychische
problemen € 3200 (zorg en arbeidsverzuim/arbeidsongeschiktheid). Joran Lokkerbol van
Trimbos gaf in een email (28-2-2013) daarnaast het volgende aan:
Naast deze concrete kosten, is kwaliteit van leven een andere veelgenoemde "kostenpost".
Iemand met een ‘moderate depression’ heeft een kwaliteit van leven die 35% lager ligt
dan iemand met 'perfecte gezondheid'. Wanneer een volledig gezond levensjaar
conservatief gewaardeerd wordt tegen 10.000 euro (internationaal gezien wordt
20.000-80.000 gebruikt), dan zijn de kosten die we als maatschappij hechten aan een
9
Costs of Nine Common Mental Disorders: Implications for Curative and Preventive
Psychiatry. Filip Smit, Pim Cuijpers Jan Oostenbrink, Neeltje Batelaan, Ron de Graaf,
Aartjan Beekman. The Journal of Mental Health Policy and Economics 9, 193-200 (2006)
9
persoon met depressie gelijk aan 35%*10.000 = 3500 euro. Dit zijn dus minder harde
euro's dan op het gebied van zorg- en verzuimkosten, maar spreken toch tot de
verbeelding bij gemeenten die de kwaliteit van leven van hun populatie willen vergroten.
Dit zijn de 3 meest gebruikte kostenposten als gevolg van het hebben van een depressie,
omdat deze het makkelijkst zijn te kwantificeren (al blijven het natuurlijk inschattingen).
Andere kostenposten die je kunt noemen i.v.m. depressie, maar die niet (makkelijk) te
kwantificeren zijn, zijn minder vrijwilligerswerk, minder geleverde mantelzorg, meer
benodigde mantelzorg, minder participatie, etc.”
10
Bijlage 2 Jaarlijks ontwikkelen 191.400 mensen eerste psychische aandoening17 januari
2013
Jaarlijks ontwikkelen naar schatting 191.400 mensen voor het eerst een psychische
aandoening, zoals een angststoornis, stemmingsstoornis of middelenstoornis. Jongeren,
lager opgeleiden en mensen met een lager inkomen lopen een verhoogd risico.
Een scheiding, overlijden van een partner, verlies van werk of een beduidende teruggang
in inkomen zijn risicofactoren. Dat blijkt uit de eerste resultaten van de tweede meting van
NEMESIS-2: de ‘Netherlands Mental Health Survey and Incidence Study-2’. NEMESIS-2 is
een representatief onderzoek naar de psychische gezondheid van volwassenen van 18-64
jaar in de algemene bevolking. De tweede meting vond plaats tussen november 2010 en
juni 2012, drie jaar na de eerste meting. Het rapport met de resultaten van de tweede
meting is vandaag aangeboden aan de Tweede Kamer.
In de meting is onderzocht hoe vaak in een periode van drie jaar psychische stoornissen
voor het eerst ontstaan. Welke demografische kenmerken verhogen de kans op een
stoornis? Welke rol spelen negatieve veranderingen die plaatsvonden tussen beide
metingen, zoals verlies van werk en daling van inkomen? En is er een verband tussen
eerdere stoornissen en het latere ontstaan van andere psychische problemen? Uit de
eerste resultaten blijkt dat 8,9% van de respondenten voor het eerst in een periode van
drie jaar een psychische stoornis kreeg. Dat zijn jaarlijks naar schatting 191.400 mensen.
Wie hebben de meeste kans op een stoornis?
Angststoornis en stemmingsstoornis kwamen het vaakst voor, gevolgd door
middelenstoornis. Van de afzonderlijke aandoeningen waren dat depressie, specifieke
fobie, alcoholmisbruik, gegeneraliseerde angststoornis en paniekstoornis.
Vrouwen, jongere respondenten, lageropgeleiden, mensen met een lager inkomen,
mensen die een scheiding of het overlijden van hun partner meemaakten, mensen die hun
werk verloren en mensen die een beduidende inkomensdaling meemaakten, hadden een
grotere kans op een stemmingsstoornis, zoals depressie.
Vrouwen, jongere respondenten, mensen die een scheiding of het overlijden van hun
partner meemaakten, mensen die een beduidende inkomensdaling meemaakten en
mensen die voor het eerst een lichamelijke aandoening kregen hadden een verhoogde
kans op een angststoornis. Een middelenstoornis kwam vaker voor bij mannen, jongeren,
lageropgeleiden, mensen met een lager inkomen en mensen die een scheiding of het
overlijden van hun partner meemaakten.
Invloed eerdere stoornissen
De invloed van eerdere stoornissen op het latere ontstaan van andere psychische
problematiek is eveneens onderzocht. Zowel angststoornis als middelenstoornis
voorspelden het latere ontstaan van een stemmingsstoornis. Stemmingsstoornis en
middelenstoornis voorspelden nieuwe angststoornissen; ADHD voorspelde nieuwe
middelenstoornissen.
De uitkomsten zijn van belang voor het ontwikkelen van effectieve preventie- en
interventieactiviteiten gericht op het verminderen van de last die psychische aandoeningen
met zich mee brengen voor de persoon zelf, voor haar of zijn familieleden en vrienden,
voor de samenleving en voor het zorgsysteem.
----------------------------------------------------------------------------Graaf R de, Have M ten, Tuithof M, Dorsselaer S van. Incidentie van psychische
aandoeningen. Opzet en eerste resultaten van de tweede meting van de studie
NEMESIS-2. Utrecht, Trimbos-instituut, 2012.
Artikelnummer AF1184.
11
Download