Influenzavaccinatie, praktische gids aan de apotheekbalie - UPB-AVB

advertisement
Influenzavaccinatie,
praktische gids aan de
apotheekbalie
Elke winter duikt de griep weer op. Voor sommige patiënten is de griep gevaarlijker
dan voor andere. Ouderen, zwangere vrouwen en mensen met
gezondheidsproblemen zoals diabetes of een ziekte van longen, hart, lever of nieren
lopen een hoger risico op complicaties door griep en laten zich dan ook best
vaccineren. De apotheker heeft een sleutelpositie in het verhogen van de
vaccinatiegraad bij deze risicopatiënten. Hij is immers ideaal geplaatst om deze
risicogroepen te identificeren en te informeren bij het afleveren van hun
geneesmiddelen. In deze gids vindt u de nodige achtergrond en het antwoord op
enkele veelgestelde vragen.
Als hulpmiddel biedt APB u een opvallende sticker aan die op de medicatie, typisch
voor een risicogroep, kan aangebracht worden. Aangezien de doelgroep echter zo
uitgebreid is, lijkt het beter haalbaar om u gedurende enkele weken te focussen op 1
enkele groep. Deze stickervellen kan u bekomen bij mevr. Lutgart De Winter via
[email protected].
Ook het agentschap Zorg en Gezondheid biedt een affiche en informatiemateriaal
aan om risicogroepen te sensibiliseren. Deze kan u bekomen bij het Logo in uw
regio. U kunt uw bestelling ook doorgeven via www.griepvaccinatie.be .
Versie 08/2014
Inhoudstafel
Achtergrond .......................................................................................................................... 1
Epidemiologie en ziektebeeld ............................................................................................... 2
Doeltreffendheid van het griepvaccin? .................................................................................. 4
Voor wie is een griepvaccin aan te raden? ........................................................................... 5
Welke geneesmiddelen veroorzaken deze “geïnduceerde” immuniteitsstoringen? ............... 6
Voor wie is een griepvaccin niet aan te raden?..................................................................... 7
Wat met patiënten die bloedverdunners nemen of die stollingsstoornissen hebben?............ 8
Wanneer inenten? ................................................................................................................ 8
Pediatrische dosis ................................................................................................................ 8
Wat is de samenstelling van de Belgische griepvaccins voor het seizoen 2014-2015?......... 9
Aan welke patiënten dient ook een pneumokokkenvaccin aangeraden te worden? ............ 10
Welke farmaceutische raadgeving mag bij aflevering van een griepvaccin niet ontbreken? 11
Referenties ......................................................................................................................... 12
Achtergrond
Het influenzavirus wordt opgedeeld in drie genera: influenza A, B en C. Enkel influenza
A- en B-virussen zijn in staat om een epidemie te veroorzaken bij de mens. Influenza Avirussen zijn van oorsprong pathogenen van (water)vogels. Het is ook daar dat zich het
reservoir bevindt vanwaar deze virussen bepaalde zoogdieren (mens, paard, varken)
regelmatig infecteren. In deze zoogdieren handhaven zij zich om na kortere of langere
reeksen van jaren te worden vervangen door een ander 'subtype' (cfr. infra) vanuit de
vogel. Ook directe transmissie van varken naar mens is mogelijk. In de loop der evolutie
heeft zich bij de mens, vermoedelijk uit een dergelijk tijdelijk circulerend influenza Avirus, het type B-virus ontwikkeld, dat sindsdien blijvend de mens heeft gekoloniseerd.
Dit influenza B-virus komt, uitzonderingen daargelaten, alleen bij de mens voor. Het
influenza C-virus, dat voor zover bekend ook alleen bij de mens voorkomt, is medisch
van geen groot belang.
De enveloppe van een
griepvirus bevat op zijn
oppervlakte twee types
glycoproteïnen:
haemagglutinine (HA)
en neuraminidase (NA).
Voornamelijk
haemagglutinine is een
belangrijke determinant
voor de virulentie van
het virus. Dit proteïne
zorgt
voor
de
aanhechting aan de
membraanreceptors van
de gastcel (zie Figuur 1)
en
het
is
het
voornaamste proteïne
waar onze antilichamen
zich op richten bij de
afweer van een infectie.
Het vormt dan ook het
hoofdbestanddeel van de
griepvaccins.
Figuur 1: Infectie van bronchiale epitheelcellen door
influenzavirus (Bron: Farmamozaïek)
Neuraminidase zorgt voor een vrijstelling van de nieuwe virions na de intracellulaire
vermeningvuldiging van het genetisch virusmateriaal. Het werkingsprincipe van de
neuraminidase inhibitoren (oseltamivir en zanamivir) rust dan ook op het voorkomen van
deze vrijstelling (zie Figuur 1).
1
Een welgekend kenmerk van het influenzavirus is zijn steeds wisselende antigene
uiterlijk waardoor het erin slaagt onder de radar van ons afweersysteem te blijven. Het
maakt daarvoor gebruik van twee mechanismen: “antigene shift” en “antigene drift”,
die enkel verschillen in de mate waarin de stuctuur van de haemagglutinine en
neuraminidase eiwitten verandert (een verandering in de opeenvolging van de
aminozuren, die samen het proteïne uitmaken). Antigene shift zorgt voor een nieuw
subtype (voorbeeld H1N1) en kennen we enkel bij influenza A-virussen na introductie
vanuit de vogelwereld. Dit gaat per definitie gepaard met een pandemie aangezien er
geen snelle herkenning door ons afweersysteem mogelijk is. De laatste eeuw kenden
we 4 dergelijke pandemies namelijk in 1918 (de zogenaamde Spaanse griep: 20 - 50
miljoen dodelijke slachtoffers[1]), 1957 (aziatische griep: 1-2 miljoen dodelijke
slachtoffers) en 1968 (Hongkong griep: 1 miljoen dodelijke slachtoffers). In 2009 heeft
zich een pandemie voorgedaan, veroorzaakt door een varkensinfluenzavirus (0,3
miljoen dodelijke slachtoffers[2]).
Van het influenza B-virus bestaan geen subtypen. Hier kennen we enkel kleinere
mutaties van de glycoproteïnen (antigene drift). Vanzelfsprekend is dit ook mogelijk bij
de influenza A-variant. Elke paar jaar ontstaat zo telkens weer een nieuwe virusvariant.
Door deze fouten van het RNA polymerase tijdens de replicatie van de virions, zijn we
dus genoodzaakt om telkens opnieuw de samenstelling van het seizoensvaccin bij
te stellen.
Epidemiologie en ziektebeeld
Influenza is een wereldwijd fenomeen dat naar schatting jaarlijks 5 tot 10% van de
volwassenen en 20 tot 30% van de kinderen treft[3]. Voor België komt dit dus neer op
500.000 tot 1 miljoen patiënten tijdens een epidemie. In het seizoen 2009-2010 werden
in ons land ruim 200.000 gevallen van besmetting met het pandemische A (H1N1) virus
geregistreerd, wat dus relatief weinig is. Een ernstige epidemie kan evenwel een derde
van de bevolking treffen.
Overdracht van influenzavirussen verloopt bij de mens via de respiratoire route en, in
mindere mate via besmette handen of voorwerpen. De besmettelijke periode komt
overeen met de duur van de virusreplicatie (één dag voor tot en met zes dagen na het
begin van de ziekteverschijnselen). Besmette personen zijn dus al infectieus voordat
ziekteverschijnselen optreden. De minimale besmettingsdosis ligt zeer laag,
waarschijnlijk in de orde van één of enkele virusdeeltjes. Het aantal uitgescheiden
virusdeeltjes per patiënt per dag is bij kinderen en adolescenten het grootst en neemt
toe met de ernst van de ziekte. Virushoudende druppeltjes blijven het langst besmettelijk
in droge en koude lucht (uren tot dagen), maar worden snel inactief in natte en warme
lucht (al na 1 minuut blootstelling aan een relatieve vochtigheid van 50 % wordt ¾e van
de virusdeeltjes geïnactiveerd). Vandaar het belang om, naast het ventileren van de
woning, ook de luchtvochtigheid aan te passen[4].
2
Was regelmatig je handen
Gewone zeep volstaat. Wrijf goed terwijl je tot 30 telt. Spoel daarna goed af
en droog af. Bij gebrek aan stromend water kan je alcoholische handgel
gebruiken. Door je handen te wassen, bescherm je je tegen rechtstreeks en
onrechtstreeks contact met het griepvirus. Onder rechtstreeks contact
verstaan we bijvoorbeeld een hand geven aan een besmet persoon die zijn
mond of neus heeft aangeraakt of die bij het hoesten of niezen met zijn hand
de mond heeft bedekt. Onder onrechtstreeks contact verstaan we het
aanraken van bijvoorbeeld een deurknop, een kraan of een zakdoekje dat
werd gebruikt en weggegooid door een besmet persoon.
Bedek je mond en je neus met een papieren zakdoekje wanneer je niest
Druppeltjes verspreiden zich slechts over een beperkte afstand. Men loopt
dus het grootste risico om besmet te raken wanneer men zich op minder dan
één meter bevindt van iemand die hoest of niest zonder de mond of neus te
bedekken.
Gooi je zakdoekjes zorgvuldig weg
Het griepvirus kan tijdelijk overleven buiten het menselijk lichaam en kan
bijgevolg worden overgedragen via recent besmette voorwerpen zoals
zakdoeken en papieren zakdoekjes. Het is dus belangrijk om gebruikte
zakdoekjes altijd weg te gooien in de vuilnisbak (liefst afgesloten).
Heb je geen zakdoekje bij de hand, bedek dan je mond en je neus
Heb je geen zakdoekje bij de hand, plaats dan je hand voor je mond en neus
terwijl je niest of hoest. Was onmiddellijk daarna je handen.
Blijf thuis als je ziek bent
Mensen zijn het meest besmettelijk vlak nadat ze de symptomen hebben
ontwikkeld. Het is aangewezen thuis te blijven zodra je symptomen begint te
vertonen. Als je toestand erger wordt, raadpleeg dan je arts.
Tabel 1: Tips om griepverspreiding te voorkomen[5]
3
De infectie kan asymptomatisch tot
dodelijk verlopen. Men schat dat
epidemieën van seizoensinfluenza
wereldwijd jaarlijks in 3 tot 5 miljoen
gevallen tot ernstige ziekte leiden en dat
ongeveer 250.000 tot 500.000 mensen
overlijden. De infectie verloopt in
ongeveer één derde van de gevallen
zonder klinische verschijnselen, vooral bij
volwassenen met (partiële) immuniteit.
Wordt de ziekte symptomatisch, dan
ontwikkelt zich meestal het zogenaamde
influenza-achtige ziektebeeld: de trias
van (i.) acuut begin, (ii.) hoesten,
neusverkoudheid, niezen, pijn achter het
borstbeen, zere keel en (iii.) koorts tot
39°C of hoger, gewrichts- en spierpijn,
hoofdpijn, koude rillingen, malaise en
moeheid.
Bij voorheen gezonde kinderen en
volwassenen is ongecompliceerde
influenza vrijwel altijd zelfbeperkend en
treedt, nadat de koorts 2 tot 6 dagen later
daalt, volledig herstel op binnen 1 tot 3
weken.
Pathogenese: Het virus hecht zich via
speciale receptoren aan de cellen van het
respiratoire epitheel van neus, pharynx,
larynx, trachea en bronchiën, penetreert deze
en vermenigvuldigt zich hierin. De besmette
cellen sterven, dit leidt tot beschadiging van
(delen van) het respiratoir epitheel, vooral het
trilhaarepitheel. Normaal is het virus ongeveer
vijf tot zeven dagen na het begin van de
ziekte uit het lichaam geëlimineerd.
Incubatieperiode: één tot twee dagen, soms
oplopend tot vier dagen.
Ziekteverschijnselen:
(i.)
(ii.)
(iii.)
De belangrijkste en meest voorkomende
complicaties zijn secundaire bacteriële
infecties, vooral otitis media en
pneumonie, acute bronchitis, myocarditis
en primaire virale pneumonie.
acuut begin,
respiratoire symptomen op de
plaats van virusvermenigvuldiging:
hoesten, neusverkoudheid, niezen,
pijn achter het borstbeen, zere
keel en
systemische symptomen,
veroorzaakt door lichaamseigen
afweermechanismen: koorts (in het
begin is dit vaak het enige
symptoom), plotseling optredend
en binnen enkele uren oplopend
tot 39°C of hoger, gewrichts- en
spierpijn, hoofdpijn, koude
rillingen, malaise en moeheid.
Tabel 2: Paspoort van het influenzavirus[6]
Doeltreffendheid van het griepvaccin?
De doeltreffendheid van influenzavaccins op zowel de morbiditeit als de mortaliteit door
influenza, scoort relatief laag. De doeltreffendheid is natuurlijk afhankelijk van de
overeenkomst tussen de virusstammen in het vaccin en deze die ook daadwerkelijk de
ronde doen. De afname van ziekte door influenza wordt – afhankelijk van deze
overeenkomst – geschat op 22 tot 62%[7]. Vooral bij gezonde, immunocompetente
mensen jonger dan 65 jaar worden ziekteverschijnselen relatief goed voorkomen. Bij
ouderen is de effectiviteit meestal lager. Het vaccin is bij deze groep doeltreffender in
het voorkomen van ziekenhuisopname (60%[8],[9] ) vanwege complicaties dan in het
voorkomen van ongecompliceerde influenza zelf.
4
Als de patiënt na vaccinatie toch influenza krijgt verloopt de ziekte wel meestal minder
ernstig. Het influenzavaccin beschermt bovendien niet tegen virussoorten die ook
griepachtige ziektebeelden veroorzaken zoals bovenste luchtweginfecties door rino- of
adenovirussen.
Het is best mogelijk dat (vooral oudere) mensen toch griep krijgen terwijl ze
gevaccineerd zijn. Echter, voor diegenen die geïnfecteerd worden na de griepprik, is de
ziekte meestal minder ernstig en leidt deze minder vaak tot ziekenhuisopname of de
dood.
Voor wie is een griepvaccin aan te raden?
Een vaak terugkerende vaststelling is de overmortaliteit ten gevolge van andere doodsoorzaken, meestal toegeschreven aan cardiale en pulmonale aandoeningen.
Complicaties treden vooral op bij mensen met een chronische ziekte en bij ouderen
(circa 95% van de sterfgevallen is 65 jaar of ouder)[10]. Ook zuigelingen hebben een
grotere kans op een ernstig beloop.
De aanpak die België hanteert beoogt niet de ernst van de epidemie te onderdrukken,
bedoeling is vooral om complicaties van griep te vermijden[7]. De Hoge Gezondheidsraad formuleerde volgende aanbevelingen voor vaccinatie tegen seizoensgriep[11]:
A/ volgende groepen van personen moeten voorrang krijgen voor de vaccinatie:



Groep 1: personen met risico voor complicaties, d.w.z.:
- zwangere vrouwen die in het tweede of derde trimester van hun
zwangerschap zijn op het ogenblik van het griepseizoen. Zij worden
gevaccineerd vanaf het tweede trimester van de zwangerschap;
- alle patiënten vanaf de leeftijd van 6 maanden die lijden aan een
onderliggende chronische aandoening, ook indien gestabiliseerd, van de
longen (inclusief ernstig astma), het hart (uitgezonderd hypertensie), de
lever, de nieren, aan metabole aandoeningen (inclusief diabetes), aan
neuromusculaire aandoeningen of aan immuniteitsstoornissen (natuurlijk of
geïnduceerd);
- alle personen vanaf 65 jaar;
- alle personen die in een instelling opgenomen zijn;
- kinderen tussen 6 maanden en 18 jaar die een langdurige aspirinetherapie
ondergaan.
Groep 2: alle personen werkzaam in de gezondheidssector.
Groep 3: personen die onder hetzelfde dak wonen als:
- de risicopersonen van groep 1;
- kinderen jonger dan 6 maanden.
5
B/ Daarnaast is het ook zinvol om alle personen tussen 50 en 65 jaar te vaccineren, zelfs
indien ze niet aan een risicoaandoening lijden. Naast het verhoogde risico dat ze
complicaties bij griep ontwikkelen door hun leeftijd, bestaat er immers ook één kans op
drie dat ze tenminste één factor vertonen die het risico op complicaties nog verhoogt. Het
gaat vooral om personen die roken, excessief drinken en/of zwaarlijvig (BMI>30) zijn.
C/ Gezien het risico dat gepaard gaat met de uitwisseling van genetisch materiaal
tussen dierlijke en de menselijke influenzavirussen, zal de vaccinatie aan bepaalde
beroepsgroepen worden aangeboden om het risico van virale reassortering te
vermijden. Deze groepen zijn:
 beroepsfokkers van gevogelte en varkens alsook hun familieleden die onder
hetzelfde dak wonen
 personen die door hun beroep met levend gevogelte en levende varkens in
contact komen
Welke geneesmiddelen veroorzaken deze “geïnduceerde”
immuniteitsstoringen?
Studies suggereren dat patiënten met
een immuniteitsstoornis toch een
reactie op het vaccin ondergaan dat,
hoewel niet zo sterk als bij gezonde
patiënten, waarschijnlijk toch
eenzelfde beschermingsgraad tegen
influenza biedt[12].
Raad aan al uw patiënten met volgende
ambulante immunosuppresiva een
griepvaccin aan:
Specialiteit
Orencia
abatacept
®
adalimumab
®
azathiopirine
®
certolizumab
Humira
Imuran et génériques
Cimzia
Een niet limitatieve lijst van
geneesmiddelen waarvan men
aanneemt dat ze in verband staan met
een risico op immuno-suppressie is
opgenomen in Tabel 3. Daarnaast kan
ook chemotherapie en het chronisch
gebruik van corticosteroïden (meer
dan 2 weken) het risico op infecties
verhogen [10].
Actieve stof
®
Endoxan
®
cyclofosfamide
®
Neoral Sandimmum , Ciqorin
Enbrel
®
®
etanercept
Certican
®
Copaxone
Simponi
everolimus
®
glatirameer
®
golimumab
Isoprinosine
®
inosine pranobex
®
Arava et génériques
Enkele geneesmiddelen bij patiënten
met chronische inflammatoire
aandoeningen die de normale
immuniteit niet onderdrukken, zijn:
inhalatiecorticosteroïden, NSAID’s,
anti-malariageneesmiddelen,
sulfasalazine en mesalazine[10].
cyclosporine
®
leflunomide
®
Emthexate , Ledertrexate ,
®
Metoject
®
Cellcept et génériques
Rapamune
®
methotrexaat
mycofenolaat
®
sirolimus
®
®
Adoport , Advagraf , Prograft ,
®
Tacni
®
Stelara
tacrolimus
ustekinumab
Tabel 3: Ambulante immunosuppresiva
6
Voor wie is een griepvaccin niet aan te raden?



Personen met hoge koorts of die lijden aan een acute ademhalingsinfectie
(vaccinatie uitstellen);
Vrouwen tijdens de eerste drie maanden van hun zwangerschap, tenzij ze
bijkomende risicofactoren hebben;
Personen die eerder een anafylactische reactie hebben gehad op een van de
bestanddelen van het vaccin (absolute contra-indicatie).
Tabel 4 geeft een overzicht van de allergene hulpstoffen/sporen in de verschillende
vaccins. Alle vaccins voor de komende winter worden gekweekt in eieren. Een
specifieke keuze voor personen met een allergie aan eieren kan dan ook niet gemaakt
worden. Een allergie aan eieren sluit evenwel een griepvaccinatie niet onmiddellijk uit.
Enkel bij patiënten die ernstig allergisch reageren op eieren (niet enkel een huidreactie)
worden voorzorgsmaatregelen getroffen[13]. Ondermeer de volgende situaties vormen
geen contra-indicatie voor het inenten met een griepvaccin:
-
Een voorgeschiedenis van ei-allergie, maar nu in staat eieren te eten zonder
reactie;
Een ei-allergie in de familie;
Een familiale voorgeschiedenis van een reactie tegen een vaccin.
Intanza®
x
Vaxigrip®
x
x
x
neomycine
x
x
octoxinol-9
x
x
sporen van eieren (ovalbumine e.d.)
α-rix®
x
cetyltrimethylammoniumbromide
Influvac®
x
x
formaldehyde
x
x
gentamicine
x
x
natriumdeoxycholaat
x
octoxinol-10
x
polysorbaat 80
x
x
Tabel 4: Hulpstoffen/sporen in de verschillende vaccins volgens de respectievelijke SKP’s[14]
7
Wat met patiënten die bloedverdunners nemen of die
stollingsstoornissen hebben?
Er wordt aangeraden om gedurende 2 minuten druk uit te oefenen op de injectieplaats
na een intramusculair griepvaccin.
Wanneer inenten?
De ideale periode ligt tussen 15 oktober en 15 november. Vaccineren blijft zinvol
zolang het griepseizoen niet gestart is. De vorming van antistoffen begint na ongeveer
een week, bereikt een maximum na vier weken en blijft ongeveer 6 tot 12 maand op
peil[14].
Wanneer de patiënt chemotherapie krijgt is de respons op het vaccin waarschijnlijk
minder. Bovendien kan de patiënt koorts krijgen door de vaccinatie. Daarom vaccineert
men liever niet vlak voor en niet tijdens de chemotherapie. Vaccinatie met een week
tussenruimte tussen het vaccineren en het ontvangen van de chemokuur lijkt het
beste[15]. Bestraling heeft in het algemeen minder invloed op het immuunsysteem dan
chemotherapie. Deze laatste patiënten kunnen wel de influenzavaccinatie krijgen[10].
Voor patiënten die systemische corticoïden gebruiken, lopen de meningen uiteen. De
kans bestaat dat, tijdens een stootkuur, het vaccin onvoldoende werkzaam zal zijn. Men
vaccineert dan beter na de afloop van de kuur of tussen twee kuren in[10]. Andere
onderzoekers zien hier echter geen probleem[15].
Pediatrische dosis




Kinderen jonger dan 6 maanden: de veiligheid en werkzaamheid van de
griepvaccins zijn bij hen niet vastgesteld. Ze worden dan ook niet ingeënt.
Kinderen van 6 tot 35 maanden: de klinische gegevens zijn beperkt. Doseringen
van 0,25 ml en 0,5 ml kunnen worden toegediend. Een dosering van 0,25 ml
wordt bekomen door de helft van de spuit leeg te duwen tot aan het merkteken.
Kinderen vanaf 3 jaar: 0,5 ml.
Aan kinderen tot en met 7 jaar die niet eerder zijn gevaccineerd, dient een
tweede dosis te worden toegediend na een periode van minimaal 4 weken.
(tweede dosis bij voorkeur vóór december) [10].
8
Wat is de samenstelling van de Belgische griepvaccins voor het
seizoen 2014-2015?
Jaarlijks publiceert de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in februari de aanbevolen
samenstelling van de griepvaccinatie voor het volgende winterseizoen in het noordelijk
halfrond.
Influenzavirussen krijgen hun officiële
nomenclatuur van de WGO. Deze
bestaat uit:
1. het type (A of B)
2. de geografische locatie waar
men
het
bewuste
influenzavirus isoleerde
3. een referentienummer
4. het jaar van isolatie
5. indien het een virus van het
A-type betreft: de subtypes in
H en N
Tabel 5: Nomenclatuur influenzavirus
Voor een trivalent vaccin is deze als volgt[16]:



Een stam analoog aan het A/California/7/2009 (H1N1)pdm09 - virus
Een stam analoog aan het A/Texas/50/2012 (H3N2) - virus
Een stam analoog aan het B/Massachusetts/2/2012 - virus
Deze samenstelling wordt bevestigd door de influenza werkgroep van het Europees
Geneesmiddelenagentschap (EMA). Zij geven ook verdere specificaties over afgeleide
stammen en varianten met dezelfde antigene eigenschappen die in de praktijk gebruikt
kunnen worden voor de productie van de vaccins[17].
Volgens de beschikbare gegevens op datum van redactie zullen de griepvaccins op de
Belgische markt voor het winterseizoen 2014-2015 als volgt samengesteld zijn[18]:
α-rix®
NIB 74xp
Intanza® en Vaxigrip®
NYMC X-179A
Influvac S®
NYMC X-181
A/California/7/2009
(H1N1)pdm09-like
A/Texas/50/2012 (H3N2) NYMC X-223A NYMC X-223A
NYMC X-223A
B/Massachusetts/2/2012 NYMC
BX- B/Massachusetts/2/2012 NYMC BX-51B
51B
Tabel 6: Samenstelling van de griepvaccins voor het winterseizoen 2014-2015[18]
9
Het betreft niet-levende vaccins, die intramusculair of diep subcutaan gebruikt worden,
met uitzondering van Intanza® dat bestemd is voor intradermaal gebruik. Een
tetravalent vaccin (met een tweede type B-virus om de kans op gelijkenis met de
werkelijk rondgaande virussen te verhogen) en een intranasaal vaccin worden in het
seizoen 2014-2015 in België nog niet op de markt gebracht.
Aangezien het op technisch gebied moeilijk is gebleken om wilde type A-virussen
efficiënt te kweken in eieren, moet men zijn heil zoeken in gereassorteerde virussen. Dit
is een techniek waarbij de genen van verschillende virussen wordt samengebracht
(gereassorteerd) om een hybride virus te scheppen. In de praktijk wordt steeds dezelfde
“backbone genen” gebruikt, waaraan men de specifieke genen toevoegt die de
haemagglutinine en neuramindase proteïnen encoderen. Zonder deze techniek zou het
veel te lang duren om voldoende antigenen aan te maken[19]. Daar er verschillende
combinaties mogelijk zijn, kunnen verschillende vaccins ook andere uitgangsvirussen
gebruiken (zoals te zien is in Tabel 6).
Aan welke patiënten dient ook een pneumokokkenvaccin
aangeraden te worden?
Een aanzienlijk deel van de ziekte en sterfte bij een griepepidemie is het gevolg van
bacteriële surinfectie, vaak veroorzaakt door pneumokokken.
De Hoge Gezondheidsraad adviseert volgende doelgroepen voor
pneumokokkenvaccinatie bij volwassenen[20]:
1. Volwassenen met een verhoogd risico op een pneumokokkeninfectie:
 Volwassenen met een stoornis van de immuniteit.
 Volwassenen met anatomische en/of functionele asplenie, sickle-cell disease of
een hemoglobinopathie.
 Volwassenen met lek van cerebrospinaal vocht of een cochleair implantaat.
2. Volwassenen met comorbiditeit:
 Chronisch hartlijden
 Chronisch longlijden of rokers
 Chronisch leverlijden of ethylabusus
 Chronisch nierlijden
3. Gezonde personen van 65 jaar of ouder
10
Welke farmaceutische raadgeving mag bij aflevering van een
griepvaccin niet ontbreken?
Volgende adviezen dient de patiënt te kennen wanneer hij een griepvaccin ontvangt:







Bewaren van het vaccin in de koelkast (+ 2°C - + 8°C), beschermen tegen licht.
Het is aangewezen de vaccins te bewaren in het centrale gedeelte van de
koelkast, voldoende verwijderd van het koelelement achteraan (kans op bevriezen). In de deur treden teveel en te grote temperatuurschommelingen op.
Om te vermijden dat de koudeketen onderbroken wordt, raadt u patiënten het
best aan om het vaccin onmiddellijk na aankoop in de koelkast te leggen (en het
bijvoorbeeld niet een paar uren te laten liggen terwijl ze bijvoorbeeld nog
boodschappen doen).
Te verwachten bescherming van het vaccin (+/- 60%) en de tijd voor het
opbouwen van deze bescherming (tweetal weken).
Indien er, ondanks vaccinatie, toch griep optreedt, is het ziektebeeld minder
ernstig. Griepvaccinatie biedt geen bescherming tegen gewone verkoudheden,
keelontstekingen, etc.
Mogelijke ongewenste effecten (10-64%): gevoeligheid op de injectieplaats,
soms ook lichte algemene malaise. Meestal verdwijnen ze binnen de 2 dagen.
In geval van koorts of acute infectie dient de vaccinatie te worden uitgesteld.
De noodzaak om de vaccinatie jaarlijks te herhalen, omdat het griepvirus
continu muteert en elk jaar een vaccin met nieuwe samenstelling nodig is. Niet
alle patiënten zijn zich hiervan bewust.
Bij het optreden van alarmsymptomen als kortademigheid, slikproblemen,
gevoel van beklemming, duizeligheid, dient onmiddellijk medische hulp gezocht
te worden. Dit zou immers kunnen wijzen op een zeldzame overgevoeligheid
voor een bestanddeel van het vaccin.
Het griepvaccin bevat geen levend virus en kan dus geen griep veroorzaken.
Als de patiënt kort na een griepvaccinatie toch griep krijgt, was hij/zij waarschijnlijk kort vóór of na de inenting besmet of is de patiënt besmet door een
ander griepvirus dan wat verwerkt werd in de vaccinatie.
11
Referenties
1/ Influenza virus infections in humans (February 2014), World Health Organization. Geconsulteerd op
30/07/2014. Beschikbaar op:
www.who.int/influenza/human_animal_interface/virology_laboratories_and_vaccines/influenza_virus_infecti
ons_humans_feb14.pdf?ua=1
2/ Dahwood F. et al. Estimated global mortality associated with the first 12 months of 2009 pandemic
influenza A H1N1 virus circulation: a modelling study. The Lancet Infectious Diseases 2012; 12(9): 687-695.
Beschikbaar op: www.thelancet.com/journals/laninf/article/PIIS1473-3099(12)70121-4/abstract
3/ Influenza (Seasonal) Fact sheet N°211 (March 2014), World Health Organization. Geconsulteerd op
30/07/2014. Beschikbaar op: www.who.int/mediacentre/factsheets/fs211/en/
4/ Gebouwaanvulling op het bedrijfscontinuïteitplan bij Mexicaanse griep. Facility Management Nederland.
Geconsulteerd op 26/07/2014. Beschikbaar op:
www.bouwproductie.nl/GebouwaanvullingMexicaanseGriep.pdf
5/ Hoe vermijden dat de griep zich verspreidt? Interministerieel Commissariaat Influenza en ECDC.
Geconsulteerd op 27/07/2014. Beschikbaar op: www.influenza.be/sites/default/files/documentsnl/Poster_ecdc_Adults_NL.pdf
6/ LCI-richtlijn Influenza (2011). Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Nederland. Beschikbaar op:
www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Professioneel_Praktisch/Richtlijnen/Infectieziekten/LCI_richtlijnen/
LCI_richtlijn_Influenza
7/ Vaccinatie tegen seizoensinfluenza: prioritair de kinderen of andere doelgroepen? deel ii: kosteneffectiviteitsanalyse – synthese. Federaal Kenniscentrum voor Gezondheidszorg. Beschikbaar op:
https://kce.fgov.be/sites/default/files/page_documents/KCE_204As_Seizoensinfluenza_vaccinatie_deelII.pdf
8/ Talbot HK. Et al. Effectiveness of seasonal vaccine in preventing confirmed influenza-associated
hospitalizations in community dwelling older adults. J Infect Dis. 2011 ; 203(4): 500-508. Beschikbaar op:
http://jid.oxfordjournals.org/content/203/4/500.long
9/ Talbot HK et al. Effectiveness of Influenza Vaccine for Preventing Laboratory-Confirmed Influenza
Hospitalizations in Adults, 2011–2012 Influenza Season. Clin Infect Dis. 2013;56(12): 1774-1777.
Beschikbaar op: http://cid.oxfordjournals.org/content/56/12/1774.long
10/ Dossier griepvaccinatie 2014. Antwoorden voor professionelen op vragen over griepvaccinatie
(24.06.2014). Agentschap Zorg en Gezondheid Vlaanderen. Beschikbaar op: www.zorg-engezondheid.be/WorkArea/linkit.aspx?LinkIdentifier=id&ItemID=35370
11/ Advies van de hoge gezondheidsraad nr. 9124. Vaccinatie tegen seizoensgebonden griep
Winterseizoen 2013- 2014. Hoge Gezondheidsraad. Beschikbaar op:
www.health.belgium.be/internet2Prd/groups/public/@public/@shc/documents/ie2divers/19088802.pdf
12/ Beck CR. et al. Influenza Vaccination for Immunocompromised Patients: Systematic Review and MetaAnalysis from a Public Health Policy Perspective. (2011) PLoS ONE 6(12): e29249. DOI:
10.1371/journal.pone.0029249. Beschikbaar op:
www.plosone.org/article/info%3Adoi%2F10.1371%2Fjournal.pone.0029249
13/ Recommendations for health professionals regarding seasonal and swine influenza vaccination in eggallergic patients [internet], European Academy of Allergy and Clinical Immunology, Zurich 2009.
Beschikbaar op:
www.eaaci.net/attachments/1282_091026_EAACI_Release_%20H1N1_Egg%20Allergy_pub%20%20Health%20Professionals.pdf
12
14/ Samenvatting van de Kenmerken van het Product (SKP’s) van de beschikbare specialiteiten
15/ Kunisaki et al. Influenza in immunosuppressed populations: a review of infection frequency, morbidity,
mortality, and vaccine responses. Lancet Infect Dis 2009;9: 493-504. Beschikbaar op:
http://download.thelancet.com/flatcontentassets/H1N1-flu/epidemiology/epidemiology-66.pdf
16/ Recommended composition of influenza virus vaccines for use in the 2014-2015 northern hemisphere
influenza season. WHO, (02/2014). Beschikbaar op:
www.who.int/influenza/vaccines/virus/recommendations/201402_recommendation.pdf
17/ EU recommendations for the seasonal influenza vaccine composition for the season 2014/2015. EMA,
(03/2014). Beschikbaar op:
www.ema.europa.eu/docs/en_GB/document_library/Other/2014/03/WC500163567.pdf
18/ Communicatie met de firma’s
19/ A Description of the Process of Seasonal and H5N1 InfluenzaVaccine Virus Selection and Development
[internet], draft versie WHO, Geneve 2007. Geraadpleegd op 26/07/2014. Beschikbaar op:
www.who.int/csr/disease/avian_influenza/Fluvaccvirusselection.pdf
20/ Vaccinatie tegen pneumokokken. Advies van de Hoge GezondheidsRaad, Herziening. Beschikbaar op:
www.zorg-engezondheid.be/uploadedFiles/NLsite_v2/Ziekten/Vaccinaties/Informatie_voor_vaccinatoren/vaccinatie%20fi
che%20tegen%20pneumokokken%2003072013-%202%20url%20ok.pdf
21/ Vaccinatie tegen seizoensinfluenza: prioritaire doelgroepen. Deel I. KCE rapporten 162A. Federaal
Kenniscentrum voor Gezondheidszorg. Beschikbaar op:
http://kce.fgov.be/sites/default/files/page_documents/kce_162a_vaccinatie_tegen_seizoensinfluenza.pdf
13
Download