1. ik zie een gat in de ____.

advertisement
Taalkaart: u/uu-1
kies het goede woord.
Schrijf de zin in je schrift.
1. ik zie een gat in de ____.
muur – mus
2. wat is die bes ____.
zuur – zus
3. ik neem een ____ hout.
stuur – stuk
4. dat boek is veel te ____.
duur – dus
5. het ____ is haast uit.
vuur - vlag
6. ik zit op de ____.
kuur - kruk
Taalkaart: u/uu – 2
vul in: u of uu
Schrijf de zin in je schrift.
7. een l__s in het touw.
8. de jas is d__r.
9. hij zit op de m__r.
10. wij gaan met de b__s.
11. het is vijf ___r.
12. de p__t is niet diep.
Marleen Albers
Taalkaart: u/uu– 3
schrijf het woord in je schrift.
schrijf de of het ervoor
1.
2.
3.
4.
5.
6.
Taalkaart: u/uu – 4
bedenk een rijm woord.
schrijf de woorden in je schrift.
1. hut en p___
2. mus en k___
3. guur en m___
4. muur en z___
5. rug en m___
6. bus en z___
Marleen Albers
Download