Trainingsboek Biologie VMBO Kader 2016

advertisement
Trainingsboek Biologie VMBO Kader
2016
Hey jij daar!
Welkom op de examentraining Biologie VMBO! Het woord examentraining zegt het al:
trainen voor je examen. Tijdens deze training behandelen we de examenstof in blokken en
oefenen we ermee. Daarnaast besteden we ook veel aandacht aan de vaardigheden voor je
examen; je leert handigheidjes, krijgt uitleg over de meest voorkomende vragen en leert uit
welke onderdelen een goed antwoord bestaat. Verder gaan we in op hoe je de stof het beste
kunt aanpakken, hoe je verder komt als je het even niet meer weet en vooral ook hoe je
zorgt dat je overzicht houdt.
Naast de grote hoeveelheid informatie die je krijgt, ga je zelf ook aan de slag met
examenvragen. Tijdens het oefenen hiervan zijn er genoeg trainers beschikbaar om je verder
te helpen, zodat je leert werken met de goede strategie om je examen aan te pakken. Hierbij
is de manier van werken belangrijk, maar je kunt natuurlijk altijd inhoudelijke vragen stellen;
ook over de onderdelen die niet klassikaal behandeld worden.
Voor iedere vraag zijn er uiteraard uitwerkingen beschikbaar, maar gebruik deze informatie
naar eigen inzicht. Vergeet niet dat je op je examen ook geen uitwerkingen krijgt. Sommige
vragen worden klassikaal besproken, andere vragen moet je zelf nakijken.
Mocht je nog meer willen oefenen na deze examentraining, neem dan een kijkje op
www.examentraining.nl. Daar vind je oude examens en ons lesmateriaal van vorig jaar.
Na de tips volgen het programma voor vandaag en de bijbehorende opgaven. We
verwachten niet dat je alle opgaven binnen de tijd af krijgt, maar probeer steeds zo ver
mogelijk te komen. Als je niet verder komt, vraag dan om hulp! We willen je graag leren hoe
je er wél uit kunt komen. En onthoud goed, nu hard werken scheelt je straks misschien een
heel jaar hard werken…
We wensen je heel veel succes vandaag en op je examen straks!
Namens het team van de Nationale Examentraining,
Eefke Meijer
Hoofdcoördinator
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
2
Tips en trics bij het voorbereiden en tijdens je examens
Examens voorbereiden
Tip 1: Heb vertrouwen in jezelf
Laat je niet gek maken door uitspraken als “Nu komt het er op aan”. Het examen is een
afsluiting van je hele schoolperiode. Je hebt er dus jaren naartoe gewerkt en hebt in die tijd
veel kennis en kunde opgedaan om examen te kunnen doen. In al die jaren ben je nooit
wakker geworden om vervolgens te ontdekken dat al je kennis was verdwenen. De beste
garantie voor succes is voorbereiden, en dat is nu net wat je al die jaren op school hebt
gedaan. Heb vooral vertrouwen in jezelf!
Tip 2: Bereid je goed voor
Om jezelf goed voor te bereiden op je eindexamen maak je een planning, leer je de stof en
oefen je met vragen. Hoe pak je dit nou het beste aan?
Begin allereerst met het maken van een overzicht van alle stof en een planning. Je kunt
bijvoorbeeld een schema maken met daarin alle hoofdstukken die je moet leren en welke
onderwerpen daarbij horen. Daarbij schrijf je wanneer je welk onderdeel gaat leren.
Als je aan de slag gaat met leren, zorg dat je op tijd begint en plan dan niet teveel studieuren achter elkaar. Pauzes zijn noodzakelijk, maar zorg ervoor dat ze kort blijven, anders
moet je iedere keer opnieuw opstarten.
Wissel verschillende vakken af en wissel het leren af met oefenen. Op die manier kun je je
beter concentreren en leer je effectiever. Wat je concentratie (en je planning) ook ten goede
komt, is leren op vaste tijdstippen.
Tip 3: Leer alsof je examens zit te maken
Oefenen voor je examen bestaat natuurlijk ook uit het voorbereiden op de situatie zelf. Dit
betekent dat je je leeromgeving zoveel mogelijk moet laten lijken op je examensituatie. Zorg
dus voor zo min mogelijk afleiding (lees: leg je telefoon weg) en maak je tafel zo leeg
mogelijk. Maak ook een keer een proefexamen met een timer of eierwekker erbij, zodat je
weet hoe het is om voor langere tijd een examen te maken en zodat je weet hoe je je tijd het
beste in kunt delen.
Tip 4: Herhaal de geleerde stof
Belangrijk is om alle leerstof te herhalen! Wat heb je de vorige dagen ook alweer geleerd?
Door te herhalen blijft de stof langer in je hoofd (lange termijn geheugen) en verklein je de
kans dat je het weer vergeet. Zorg dat je de dag vóór het examen geen nieuwe stof meer
hoeft te leren en dat je alles nog even doorneemt en herhaalt.
Tip 5: Leer op verschillende manieren (lezen, schrijven, luisteren, zien en uitspreken)
Alleen maar lezen in je boek verandert al snel in staren in je boek zonder dat je nog wat
opneemt. Wissel het lezen van de stof in je boek dus af met het schrijven van een
samenvatting. Let op dat je in een samenvatting alleen belangrijke punten overneemt, zodat
het ook echt een samenvatting wordt. Kijk ook eens op Youtube, daar zijn talloze filmpjes te
zien waarin de stof duidelijk wordt uitgelegd. Maak daar gebruik van, want op die manier
komt de stof nog beter binnen omdat je er naar hebt kunnen luisteren. Met mindmaps zorg
je er voor dat je de stof voor je kunt zien en kunt overzien. Het werkt tot slot heel goed om de
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
3
stof aan iemand uit te leggen die de stof minder goed beheerst dan jij. Door uit te spreken
waar de stof over gaat merk je vanzelf waar je nog even in moet duiken en welke onderdelen
je prima beheerst.
Mindmap:
Goed voor jezelf zorgen!
Tip 1: Zorg voor voldoende beweging
Eigenlijk is leren net als topsport: het vergt een goede voorbereiding, planning, rust, oefenen
en concentratie. Om een goede prestatie te leveren, is het belangrijk dat je je fit voelt.
Sporten en bewegen tussen het leren door en aan het einde van de dag is daarom aan te
raden. Het doorbreekt de sleur van het leren, brengt zuurtstof naar de hersenen, zorgt voor
ontspanning en dat je je weer opgeladen voelt om verder te gaan met leren.
Tip 2: Zorg voor een goede balans tussen spanning en ontspanning
Om een goede prestatie te leveren is er een goede balans nodig tussen spanning en
ontspanning. Spanning zorgt ervoor dat je alert bent en ontspanning zorgt ervoor dat je je
aandacht erbij kan houden. Teveel spanning is niet goed en teveel ontspanning ook niet. Als
je merkt dat je té ontspannen bent en dat daardoor je concentratie en motivatie weg zijn,
probeer dan voor jezelf doelen te stellen. Slagen met een 8 gemiddeld bijvoorbeeld, dan
komt die gezonde spanning vanzelf. Als je té gespannen bent, probeer dan eens of
mindfulness iets is voor jou of ga lekker sporten.
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
4
Tip 3: Zorg voor voldoende slaap
Een nachtje doorblokken is geen slim idee. Je hebt namelijk slaap nodig om goed te kunnen
functioneren en concentreren. Bovendien, tijdens je slaap wordt alle geleerde informatie van
die dag vastgelegd in je geheugen. Langdurig onthouden lukt dus beter als je na het leren
gaat slapen, in plaats van eindeloos door te blijven leren.
Tip 4: Zorg dat je goed eet en drinkt
Het onderzoek naar het verband tussen voeding en geheugen staat weliswaar nog in de
kinderschoenen, toch weten we al een aantal handige dingen daarover.
En waarom zou je daar geen gebruik van maken? Zo is het inmiddels duidelijk dat je
hersenen veel energie nodig hebben in periodes van examens, dus ontbijt elke dag goed.
Let dan wel op wat je eet, want brood, fruit en pinda’s leveren meer langdurige energie dan
koekjes en snoep. Koffie en thee bevatten cafeïne, wat kan zorgen voor een betere
concentratie. Drink er echter niet teveel van; het kan je onrustig maken.
En dan het examen zelf
De dag is eindelijk gekomen. Je bent er klaar voor en de examens worden uitgedeeld. Je
mag beginnen!
Tip 1: Blijf rustig en denk aan de strategieën die je hebt geleerd
Wat doe je tijdens het examen?
- Lees rustig alle vragen
- Blijf niet te lang hangen bij een vraag waar je het antwoord niet op weet
- Schrijf zoveel mogelijk op maar…. voorkom wel dat je onzinverhalen gaat schrijven. Dat
kost uiteindelijk meer tijd dan dat het je aan punten gaat opleveren.
- Noem precies het aantal antwoorden, de redenen, de argumenten, de voorbeelden die
worden gevraagd. Schrijf je er meer, dan worden die niet meegerekend en dat is natuurlijk
zonde van de tijd.
- Vul bij meerkeuzevragen maar één antwoord in. Verander je je antwoord, geef dit dan
duidelijk aan.
- Ga je niet haasten, ook al voel je tijdsdruk. Tussendoor even een mini-pauze nemen is
alleen maar goed voor je concentratie.
- Let niet op wat klasgenoten doen. Sommige van hen zullen al snel klaar zijn, maar trek je
daar niets van aan en ga rustig verder.
- Heb je tijd over? Controleer dan of je volledig antwoord hebt gegeven op álle vragen. Hoe
saai het ook is, het is belangrijk, je kunt immers gemakkelijk per ongeluk een (onderdeel van
een) vraag overslaan.
- Tot slot: bedenk van tevoren of je thuis je antwoorden van het zojuist gemaakte examen
wilt nakijken. Hoe reageer je als blijkt dat je veel fouten hebt? Heeft dit negatieve of juist
positieve invloed op het leerwerk voor de examens die nog komen gaan?
Tip 2: Los een eventuele black-out op met afleiding
Mocht je toch een black-out krijgen, bedenk dan dat je kennis echt niet verdwenen is.
Krampachtig blijven nadenken versterkt de black-out alleen maar verder. Het beste is om
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
5
even iets anders te gaan doen. Ga even naar de WC of leg gewoon even je pen neer. Als je
goed bent voorbereid, zit de kennis in je hoofd en komt het vanzelf weer boven. En mocht
het bij die ene vraag toch niet lukken, bedenk dan dat je niet alle vragen goed hoeft te
hebben om toch gewoon je examen te halen.
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
6
Hoe pak je open vragen en meerkeuzevragen aan?
Een examen bestaat vaak uit een mix van open en meerkeuzevragen. Je hebt verschillende
strategieën om tot het juiste antwoord te komen. Bij meerkeuzevragen gaat het erom dat je
de juiste uitspraak of bewering kiest, bij meerkeuzevragen is het belangrijk dat je antwoord
geeft op de vraag, dat je volledig bent of dat je de juiste berekening toepast.
Meerkeuzevragen
Veel leerlingen vinden meerkeuzevragen lastig. Er staan namelijk vaak meerdere
antwoordmogelijkheden die op elkaar lijken. Hoe pak je zo’n vraag nou het handigste aan?
Tip 1: Omcirkel en streep de foute antwoorden weg
Lees de vraag goed en omcirkel eventueel de belangrijkste kernwoorden uit de vraag.
Vervolgens kun je het beste eerst nagaan welk antwoord je zelf zou geven. Daarna vergelijk
je dat met alle antwoordmogelijkheden die er staan. Vaak kun je dan al de twee meest foute
antwoord wegstrepen. Er blijven dan nog twee antwoorden over. Lees de vraag nogmaals en
bekijk welk antwoord van de twee overgebleven antwoorden het meest volledig is.
Tip 2: Blijf bij je gevoel
Het komt je vast bekend voor: je krijgt een toets terug, waarbij je ziet dat je het goede
antwoord toch nog op het laatst hebt veranderd in een antwoord dat fout blijkt te zijn.
Daarom: je eerste ingeving blijkt meestal te kloppen. Verander je antwoord alleen als het een
extreem wilde gok was, als je nieuwe inzichten hebt gekregen of als je de vraag per ongeluk
verkeerd hebt gelezen.
Tip 3: Gok als je het antwoord niet weet
Het kan natuurlijk gebeuren dat je het antwoord echt niet weet op de vraag. Gok in dat geval
het antwoord, wie weet gok je goed. Je hebt immers een kans van 1 op 4 en misschien zelfs
groter als je een fout antwoord hebt weg kunnen strepen.
Als je moet gokken, kun je dat ‘slim doen’:
- Streep foute antwoorden eerst weg
- Let op woorden als ‘altijd’, ‘nooit’ of ‘in geen enkel geval’. Vaak zijn die fout.
- Laat je niet leiden door de langste zin of het meest ingewikkelde antwoorden.
- Heb je bij je vorige vragen al drie keer A geantwoord, trek je daar niets van aan. Een
vierde keer A kan ook gewoon.
- Bekijk welke antwoorden sterk op elkaar lijken, vaak is een van die twee antwoorden
juist.
Open vragen
Tip 1: Wees volledig
Het komt vaak voor dat vragen niet volledig worden beantwoord en dat je daardoor niet alle
punten voor die vraag krijgt. Kijk daarom goed wat er precies gevraagd wordt. Let op
woorden als: ‘leg uit’, ‘verklaar’, ‘waarom’ etc. Als er gevraagd wordt naar twee redenen, let
er dan op dat je ook echt twee redenen geeft. Als je er meer geeft, tellen die niet mee. Nadat
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
7
je het antwoord hebt opgeschreven, lees de vraag dan nog even door en kijk of je volledig
bent geweest.
Tip 2: Haal informatie uit de bronnen
Vaak krijg je bij een vraag een bron erbij. Dit kan een kaart, afbeelding, grafiek, tabel of
afbeelding zijn. Het goed bestuderen van de bron kan je al een eind op weg helpen in het
beantwoorden van de vraag. Wat zie ik eigenlijk? Wat is de titel? Wat geeft de bron weer? Is
er een legenda? Wat staat er op de x-as en y-as? Welke eenheden zijn er gebruikt? Wie is
de maker? Staat er een jaartal bij?
Tip 3: Schrijf tussenstappen op
Je krijgt niet alleen punten voor het juiste antwoord, ook de tussenberekeningen leveren
punten op. Het is jammer om die punten te verliezen, terwijl je wel weet hoe het moet.
Tip 4: Schrijf nuttige informatie op
Weet je het antwoord op de vraag niet, maar weet je wel iets nuttigs te melden over de
vraag? Schrijf maar op! Vaak krijg je hier ook punten voor. Zorg er wel voor dat het relevant
blijft en dat je geen onzin op gaat schrijven.
Tip 5: Zorg dat je alles nog even controleert
Je hebt de laatste vraag gemaakt en het liefst wil je zo snel mogelijk naar huis. Blijf toch nog
even zitten en controleer je toets nog even. Heb je niet per ongeluk een vraag
overgeslagen? Heb je antwoord gegeven op de vraag? Zijn je antwoorden leesbaar? Ben je
nog iets vergeten?
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
8
Programma
Blok 1
Blok 2
Blok 3
Blok 4
Blok 5
Cellen en stofwisseling
Planten en dieren
Het lichaam in stand houden
Reageren op prikkels
Generatie op generatie
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
9
___________________________________
___________________________________
Welkom op de examentraining
Biologie VMBO
Kader/Basis
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Wat gaan we doen?
___________________________________
De dag:
• 5 blokken
• Uitleg en opgaven maken
• Pauzes
– Lunch
– Diner
– Tussendoor
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Het eindexamen
___________________________________
• Tijdens examen
– Kader: 45 vragen in 2 uur
– Basis: 35 vragen in 1,5 uur
– Als je vastzit: kom later terug
– Als je het dan nóg niet weet: schrijf IETS op
– Werk netjes!
– Tijd over: Controleer NOG eens het hele examen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
10
___________________________________
___________________________________
Examenvragen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Examenvragen
•
•
•
•
Lees eerst de vraag
Inventariseer gegevens + markeer
Geef antwoord
Controleer:
– Vraag beantwoord?
– Eenheden
– Significantie
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Typen vragen
•
•
•
•
Meerkeuze
Open
Reken
Figuur
• Altijd geldt: geef zo precies mogelijk
antwoord!
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
11
Figuurvragen
___________________________________
• Grafiek lezen
– Wat is de titel?
– Assen: absoluut of relatief?
___________________________________
• Grafiek tekenen
– gebruik gehele papier
– grootheden, eenheden, getallen bij de assen
– oorzaak (X-as) en gevolg (Y-as)
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Wat wil een vraag van jou?
___________________________________
• Kennis
___________________________________
• Toepassen
• Inzicht
___________________________________
Leren herkennen tijdens vragen maken!
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Kennisvraag
___________________________________
• Vraag die de kennis die je bezit bevraagt
• Vaak kort antwoord of meerkeuze
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
12
Toepassingsvraag
• Vraag waarin je de kennis die je bezit in een
nieuwe situatie moet toepassen
• Let goed op de eigenschappen van de nieuwe
situatie
– Welk deel van je kennis wordt hier toegepast?
– Is er iets veranderd ten opzicht van je kennis?
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Inzichtsvraag
• Vraag waarbij de kennis die je bezit er voor
zorgt dat je iets uit deze situatie kunt
concluderen
• Vaak met behulp van grafieken, tabel of feiten
uit de tekst
• Vaak langere antwoorden
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Blok 1: Cellen en stofwisseling
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
13
___________________________________
Dierlijke cel
Cellen
Organisme
Stofwisseling
• Cellen hebben:
___________________________________
– Geen celwand
– Wel een celkern
___________________________________
___________________________________
Dierlijke cel
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Planten cel
Cellen
Organisme
Stofwisseling
• Cellen hebben:
___________________________________
– Celwand
– Celkern
– Vacuole
– Bladgroenkorrels
(plastiden)
___________________________________
Plantencel
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Overzicht van de Rijken
Cellen
Organisme
Stofwisseling
___________________________________
Bacterie
Schimmel
Aantal cellen
1
1 of meercellig 1 of meercellig 1 of meercellig
Plantencel
Dierlijke Cel
Celwand?
Ja
Ja
Ja
Nee
Celkern
Nee
Ja
Ja
Ja
Grote vacuole?
Nee
Ja
Ja
Nee
Bladgroenkorrels?
Nee
Nee
Ja
Nee
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
14
Verschillende niveaus
Cellen
Organisme
___________________________________
Stofwisseling
GROOT

klein
Orgaanstelsel  orgaan weefsel cel
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Weefsel
Cellen
Organisme
Stofwisseling
• Plantaardig weefsels
___________________________________
– Transportweefsel
– Dekweefsel
• Dierlijke weefsels:
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Organen en organenstelsels
Cellen
Organisme
___________________________________
Stofwisseling
• Orgaanstelsel: Groep organen met dezelfde
functie
___________________________________
___________________________________
Ademhalingsstelsel
Verteringsstelsel
___________________________________
Bloedvatenstelsel
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
15
___________________________________
Stofwisseling
Cellen
Organisme
Stofwisseling
Opname van stoffen:
Voedsel en zuurstof  Verbranding
___________________________________
In het lichaam:
Transport, Afbreken, Uitscheiden
___________________________________
Door stofwisseling kan een organisme:
• Groeien
• Ontwikkelen
• Voortplanten
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Organisch vs Anorganisch
Cellen
Organisme
___________________________________
Stofwisseling
Organische stoffen
(afkomstig van organismen)
Anorganische stoffen
(komen zowel in organismen
voor als in de levenloze
natuur)
Koolhydraten
Mineralen
Eiwitten
Water
___________________________________
___________________________________
Vetten
Vitamines
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Fotosynthese
Cellen
Organisme
Licht
Stofwisseling
Glucose
___________________________________
Zuurstof
___________________________________
Fotosynthese
Koolstofdioxide
&
Water
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
16
___________________________________
Assimilatie
Cellen
Organisme
Stofwisseling
___________________________________
Omzetten van stoffen tot andere
stoffen met meer energie
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Verbranding vs. fotosynthese
Cellen
Organisme
___________________________________
Stofwisseling
Fotosynthese:
Koolstofdioxide + water + lichtenergie  Glucose + zuurstof
Verbranding:
Glucose + zuurstof  koolstofdioxide + water + energie
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Blok 2: Planten en dieren
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
17
___________________________________
Indeling
Planten en dieren
Leven
Ecosystemen
• Soorten: Een groep dieren die zich onderling
kan voortplanten en vruchtbare nakomelingen
kunnen krijgen
• Rassen: Een groep dieren binnen een soort
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Gewervelde en ongewervelde
___________________________________
• Ongewervelde dieren.
Insecten (tracheeën)
___________________________________
Weekdieren (inktvis)
• Gewervelde dieren:
Vissen
Amfibieën
Reptielen
Vogels
Zoogdieren
Kieuwen
Kieuwen bij jongen,
later longen
Longen
Longen
Longen
Eieren in water
Eieren in water
Eieren op het land
Eieren op land
Geboren
Koudbloedig
Koudbloedig
Koudbloedig
Warmbloedig
Warmbloedig
Beenschubben
Huidademhaling
Hoornschubben
Veren
Haren
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Gebit van zoogdieren
Planten en dieren
Leven
Ecosystemen
___________________________________
Planteneter
Vleeseter
Alleseter
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
18
___________________________________
Planten
___________________________________
___________________________________
Doorsnede van een blad
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Insect en windbestuiving
Wind
• Plakkerig stuifmeel
• Grote en uitstekende
stamper en meeldraden
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Insect
• Geur
• Kleur
• Nectar
• Plakkerig stuifmeel
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Planten
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
19
___________________________________
Leven
Planten en dieren
Ecosystemen
Leven
Levensverschijnselen:
• Ademhaling
• Voeden
• Uitscheiden
• Bewegen
• Groeien
• Voortplanten
• Reageren op prikkels
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Ecosystemen
Planten en dieren
Leven
Ecosystemen
• Relaties tussen organismen
1. Producenten
2. Reducenten
3. Consumenten
___________________________________
Consumenten
Producenten
___________________________________
___________________________________
Reducenten
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Voedselweb en keten
Planten en dieren
Leven
___________________________________
Ecosystemen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
20
Piramide van biomassa
Planten en dieren
Leven
___________________________________
Ecosystemen
Consumenten (C3)
___________________________________
Consumenten (C2)
Consumenten (C1)
___________________________________
Producenten (P1)
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Functies binnen de kringloop
Planten en dieren
Leven
___________________________________
Ecosystemen
• Planten – Producenten
___________________________________
• Dieren – Consumenten
• Bacteriën en schimmels - Reducenten
___________________________________
Energieverloop?
Biotische en Abiotische factoren, en de relatie
daartussen in een ecosysteem
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Blok 3: Het lichaam in stand houden
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
21
___________________________________
Verteringstelsel
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Mondholte
Voeding
Bloed
Ademhaling
Uitscheiding
• Kauwen: voedsel fijn maken
• Speeksel
___________________________________
– Vertering koolhydraten
– Dood bacteriën
– Zorgt dat het voedsel makkelijk door de darmen
heen kan glijden
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Maag
Voeding
Bloed
• Tijdelijke opslag
Ademhaling
Uitscheiding
___________________________________
• Maagsap  zuur
– Dood ziektekiemen
___________________________________
• Vertering van:
– Eiwitten
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
22
___________________________________
Darmen
• Twaalfvingerige darm
___________________________________
– Alvleessap uit de alvleesklier
– Gal uit de galblaas
• Dunne darm
– Darmsap
– Sterk vergroot oppervlak
___________________________________
• Verteert:
– Eiwit, vet en koolhydraten
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Darmen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Darmen
Voeding
Bloed
Ademhaling
Uitscheiding
• Brij van onverteerde voedselresten uit de
dunne darm
___________________________________
• Opname van water
• Bevat veel bacteriën
___________________________________
– Maken vitamines en
andere nuttige stoffen
• Darmperistaltiek
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
23
___________________________________
Verteren
Voeding
Bloed
Ademhaling
Uitscheiding
• Enzymen helpen bij verteren
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Voedingstoffen
Voeding
Bloed
Ademhaling
Uitscheiding
• Bouwstoffen
– Aanmaak nieuwe cellen en weefsels (eiwitten)
___________________________________
• Brandstoffen
– Leveren energie (koolhydraten)
___________________________________
• Reservestoffen
– Worden opgeslagen om later gebruikt te worden
(vet)
• Beschermende stoffen
___________________________________
– Houden het lichaam gezond (vitamine)
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Bloedvatenstelsel
Voeding
Bloed
• Slagaders
– Van het hart af
– Dikke wand geen kleppen
– Hoge bloeddruk
• Haarvaten
– Uitwisseling van stoffen
• Aders
– Naar het hart toe
– Dunne wand met kleppen
– Lage bloeddruk
Ademhaling
Uitscheiding
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
24
___________________________________
Hart
Voeding
Bloed
Ademhaling
Uitscheiding
• Transporteert stoffen door het lichaam heen
• Kleine en grote
bloedsomloop
___________________________________
___________________________________
• Hart
– Kransslagaders
– Kransaders
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Bloedvatenstelsel
• Bloedplasma (55%)
___________________________________
• Bloeddeeltjes (45%)
– Rode bloedcellen
• Vervoeren zuurstof
___________________________________
– Witte bloedcellen
• Zuiveren het bloed
– Bloedplaatjes
• Zorgen voor bloedstolling
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Gaswisseling
Voeding
Bloed
Ademhaling
Uitscheiding
• Functies:
1. Opname van zuurstof
2. Afgifte van koolstofdioxide
___________________________________
• Buikademhaling
___________________________________
– middenrifspier
• Borstademhaling
– Tussenribspieren
• Longblaasjes
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
25
___________________________________
Lever
Voeding
Bloed
Ademhaling
Uitscheiding
• Functies
– Zet glucose om in glycogeen en slaat dit op
– Productie gal
– Afbraak van giftige stoffen
• Alcohol
• Medicijnen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nieren
Voeding
Bloed
Ademhaling
Uitscheiding
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nieren
Voeding
Bloed
• Nierschors:
– Filtratie van het bloed
• Niermerg:
– Vorming van urine
• Nierbekken:
– Verzameling urine
en afvoer naar blaas
Ademhaling
Uitscheiding
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
26
___________________________________
___________________________________
Blok 4: Reageren op prikkels
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Prikkels verwerken
Zenuwstelsel
Hormonen
Zintuigen
• Functie: Vangen prikkels op uit de omgeving
___________________________________
• Deze prikkels worden omgezet in impulsen
• Deze gaan via het zenuwstelsel naar de
hersenen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Zenuwstelsel
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
27
___________________________________
De hersenen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Zenuwcel
Zenuwstelsel
Hormonen
Zintuigen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Zenuwcellen en reflex
• Soorten zenuwcellen
– Gevoelszenuw
– Schakelcel
– Bewegingszenuwcel
• Reflexen
–
–
–
–
Terugtrekreflex
Strekreflex
Kniepeesreflex
Pupilreflex
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
28
___________________________________
Bewust en onbewust
Zenuwstelsel
Hormonen
Zintuigen
• Werkt met impulsen
___________________________________
• Bewust zenuwstelsel
– Bewuste activiteiten en reflexen
___________________________________
• Onbewust zenuwstelsel
– Onbewuste activiteiten
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Leerprocessen
Zenuwstelsel
Hormonen
Zintuigen
Stoffen die bepaalde organen
beïnvloeden
___________________________________
___________________________________
Benoemen verschillende
Hormoonklieren en functies
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Oren
Zenuwstelsel
•
•
•
•
•
•
Oorschelp
Gehoorgang
Trommelvlies
Gehoorbeentjes
Slakkenhuis
Gehoorzenuw
Hormonen
Zintuigen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
29
___________________________________
Ogen
Zenuwstelsel
Hormonen
Zintuigen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Ogen
Zenuwstelsel
Hormonen
Zintuigen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Huid
Zenuwstelsel
Hormonen
• Functies van de huid
– Bescherming
– Gevoel (tast, druk, pijn, temp.)
– Temperatuurregulatie (!)
Isolerende werking vet
Bloedvaten wijder
Zweten
Kippenvel
Zintuigen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
30
___________________________________
Stoffen in de huid
Zenuwstelsel
Hormonen
Zintuigen
• Twee stoffen die in de huid gemaakt worden
onder invloed van zonlicht (!!)
___________________________________
– Vitamine D
– Pigment
• Waarom beschermt pigmentproductie tegen
verbranding en huidkanker en waarom is het
logisch dat mensen die dicht bij de evenaar
wonen een donkerdere huid hebben?
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Huid in lagen
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Blok 5: Generatie op generatie
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
31
Voortplantingsorganen (vrouw)
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Voortplantingsorganen (man)
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Bevruchting
Voortplanting
Embryo en geboorte
• Zaadcel:
– Kern met DNA
en zwemstaart
• Eicel:
– Grote cel met
veel voedsel voor
de ontwikkeling
Voorbehoeding
Planten
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
32
___________________________________
Ontwikkeling van embryo
Voortplanting
Embryo en geboorte
Voorbehoeding
Planten
• Youtube filmpje
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Ontwikkeling van foetus
Voortplanting
•
•
•
•
Embryo en geboorte
Voorbehoeding
Planten
Vruchtvliezen
Vruchtwater
Navelstreng
Placenta
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Geboorte
Voortplanting
Embryo en geboorte
Voorbehoeding
3 fasen:
1. Ontsluiting, 2. Uitdrijving, 3. Nageboorte
Planten
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
33
___________________________________
Voorbehoedsmiddelen
Voortplanting
Embryo en geboorte
Voorbehoeding
Planten
• De pil (voorkomt ovulatie/eisprong)
• Het condoom m/v (sperma kan de
baarmoeder niet bereiken)
• De spiraal (voorkomt innesteling van het
embryo)
• Het pessarium + zaaddodende pasta (dekt
baarmoeder af)
• Sterilisatie m/v (zaadleiders/eileiders worden
doorgesneden)
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Voortplanting bij planten
Voortplanting
Embryo en geboorte
Voorbehoeding
1. Ongeslachtelijke voortplanting
Planten
___________________________________
2. Geslachtelijke voortplanting (bestuiving)
– Windbestuiving
– Insectenbestuiving
– Overbrenging via water (waterplanten)
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Geslachtelijk voortplanting
• Stamper (eicel)
• Stuifmeelkorrels
(mannelijk)
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
___________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
34
Blok 1: Cellen en stofwisseling
Kastanjeziekte
In 2002 werd een tot dan toe onbekende ziekte bij kastanjebomen ontdekt. In de
jaren erna werden steeds meer bomen in Nederland ziek. Aangetaste bomen hebben
plekjes op de stam waaruit bruin vocht loopt. Op die plekjes is het bastweefsel
afgestorven. Als de stam helemaal rondom aangetast is, kan de boom ernstig
verzwakken en uiteindelijk sterven.
1. Onderzoekers dachten dat de ziekteverwekker een bacterie of een schimmel
was. Ze hebben daarom het weefsel van zieke en van gezonde bomen uitgebreid
onderzocht, onder andere met behulp van een microscoop.
Wat is een verschil
tussen bacteriën en schimmels?
A. Een bacterie heeft geen bladgroenkorrels, een schimmelcel wel. B. Een bacterie heeft geen celwand, een schimmelcel wel. C. Een bacterie heeft geen kern, een schimmelcel wel. ___________________________________________________________________
Vernauwing van een kransslagader
Een vernauwing van een kransslagader kan een hartinfarct veroorzaken. In zo’n
geval kan een omleiding in de bloedsomloop worden gemaakt. Zo’n omleiding heet
een bypass en leidt het bloed om de plaats van de vernauwing heen.
2. Het gehalte aan cholesterol in het bloed kan een rol spelen bij het ontstaan van
vernauwing in bloedvaten. Cholesterol is een bepaald type vet.
Cholesteroldeeltjes kunnen in de wand van bloedvaten terechtkomen. Bepaalde
bloeddeeltjes nemen dit cholesterol in zich op, net zoals ze ziekteverwekkers
onschadelijk maken.
Hoe heten deze bloeddeeltjes?
A. bloedplaatjes B. rode bloedcellen C. witte bloedcellen Luiaards
Luiaards zijn zoogdieren die in het tropisch regenwoud in Zuid-Amerika leven. Ze
hangen aan takken in bomen, waarvan ze de bladeren eten. Ze bewegen zich heel
langzaam. Ze slapen ruim achttien uur per dag. In die tijd verteren ze hun voedsel.
3. Luiaards hebben een langer darmkanaal dan even grote vleeseters, omdat
plantaardig voedsel moeilijker te verteren is dan vlees. In de afbeelding is een
plantencel weergegeven. Welke letter geeft het deel aan dat vooral moeilijk te
verteren is?
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
35
A.
B.
C.
D.
P
Q
R
S
In het verteringskanaal van luiaards bevinden zich veel bacteriën die plantencellen
goed kunnen afbreken. De afbeelding toont twee verschillende cellen die
aangetroffen worden in het verteringskanaal van een luiaard: een bacterie en een cel
van een luiaard.
4. Welke letter stelt de dierlijke cel voor? Leg uit waaraan je dat kunt zien in de
afbeelding.
Levercellen
In de afbeelding is een levercel weergegeven. De levercellen worden beschadigd
door de giftige stof die het DNA beschadigd.
5. Welke letter geeft het deel van de cel aan dat dan wordt beschadigd?
A. P
B. Q
C. R
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
36
Pneumokokken
Pneumokokken zijn eencellige ziekteverwekkers die bij veel mensen in de
slijmvliezen van neus- en keelholte voorkomen. Meestal veroorzaken ze geen
ziekteverschijnselen, maar soms hebben ze ernstige ziekten tot gevolg zoals
hersenvliesontsteking of longontsteking. Pneumokokken hebben wel een celwand,
maar geen celkern.
6. Tot welke groep behoren deze organismen?
A. tot de bacteriën
B. tot de dieren
C. tot de planten
D. tot de schimmels
Stofwisseling
Een leerling maakt een schema om een aantal processen in de koolstofkringloop
weer te geven (zie de afbeelding).
Koolstof komt onder andere voor in koolhydraten in een dier. Drie koolhydraten zijn:
glucose, glycogeen en zetmeel.
7. Welke koolhydraten komen in cellen van een dier voor?
A. alleen glucose en glycogeen
B. alleen glucose en zetmeel
C. alleen glycogeen en zetmeel
D. glucose, glycogeen en zetmeel
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
37
Waarnemingen aan organismen
2p
Waarnemingen aan organismen
Waarnemingen aan organismen spelen in de biologie een belangrijke rol.
Organismen of
delen
ervan kun
je, afhankelijk
vaneen
de belangrijke
grootte, bekijken
Waarnemingen
aan
organismen
spelen
in de biologie
rol.
met het blote
oog of
met kun
eenje,
microscoop.
Organismen
of delen
ervan
afhankelijk van de grootte, bekijken met het blote
oog of met een microscoop.
5
In het schema geven letters vijf lengtematen aan.
8. In het schema geven letters vijf lengtematen aan.
1000 cm
100 cm
biologie CSE KB
Q R
uitwerkbijlage
10 cm
1 cm
0,1 cm
0,01 cm
S
0,001 cm
T
0,0001 cm
2014-1
U
Hieronder staan in een tabel de namen van enkele organismen of delen van
organismen.
Op de uitwerkbijlage
staan in een tabel de namen
van enkele ____________
Naam kandidaat
____________________________
Kandidaatnummer
organismen
Hoe langofzijn
deze
organismen
of delen van organismen ongeveer?
delen
van
organismen.
Schrijf
dezijn
letters
van
de lengtematen
uit het
schema
op de juiste
plaats in de
Hoe
lang
deze
organismen
of delen
van
organismen
ongeveer?
tabel hieronder Gebruik elke letter één keer.
Schrijf
de letters van de lengtematen uit het schema op de juiste
5
plaats
de tabel
op de uitwerkbijlage.
Gebruik
elke letter één keer.
(deel
van in
een)
organisme
letter van
de lengtemaat
1p
6
7
armzenuw
Rachida
bacterie bekijkt met een microscoop een stukje van een dwarsdoorsnede
van
een blad. Ze maakt er een tekening van (zie de afbeelding).
kippenei
mens
plantaardige cel
9. Rachida bekijkt met een microscoop een stukje van een dwarsdoorsnede van een
blad. Ze maakt er een tekening van (zie de afbeelding).
20
Rachida ziet in cel Q celdelen die in cel P ontbreken. In deze celdelen
vindt fotosynthese plaats.
Geef de naam van deze celdelen.
Rachida ziet in cel Q celdelen die in cel P ontbreken. In deze celdelen vindt
fotosynthese plaats.

Geef de naam van deze celdelen.
20
KB-0191-a-14-1-o
Nationale
4 / 17 Kader | 2016
Examentraining | Biologie | VMBO
lees verder ► ► ► 38
ogie CSE KB
2014-1
erkbijlage
didaat ____________________________
Kandidaatnummer
____________
10. Femke laat 25 erwten kiemen.
Ze meet om de dag
de lengte van de kiemplantjes.
De resultaten van haar waarnemingen zet ze in een tabel.
deel van een) organisme
mzenuw
acterie
ppenei
ens
antaardige cel
letter van de lengtemaat
Hieronder staat een stuk grafiekpapier.

Maak op dit grafiekpapier een lijndiagram met de gegevens uit de tabel.
20
20
11. Het schema hieronder stelt de fotosynthese voor.
water + ......(1)...... + energie
......(2)...... + zuurstof
 Wat moet op de plaatsen (1) en (2) ingevuld worden om het schema compleet
te maken?
Schrijf je antwoord zó op:
1 = ................................
2 = ................................
1/2
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
lees verder ► ► ►
39
Blok 2: Planten en dieren
De Impala
De impala leeft in Afrika in gebieden met
grasland en acaciabomen. Impala’s leven in
groepen die bestaan uit een mannetje met
vrouwtjes en jongen. Ze eten planten zoals
bladeren van acacia’s en gras. Ze moeten
voortdurend opletten omdat ze een prooi zijn
voor bijvoorbeeld leeuwen en luipaarden.
1. Welk type kiezen heeft de impala?
A. knipkiezen
B. knobbelkiezen
C. plooikiezen
2. In de informatie hierboven worden verschillende organismen genoemd die deel
uitmaken van een voedselweb. Dit voedselweb bestaat uit een aantal
voedselketens.

Schrijf een voedselketen op met drie van de organismen die in de
informatie worden genoemd.
3. In een ecosysteem komen consumenten, producenten en reducenten voor.
Tot
welke groep behoort de impala?
A. tot de consumenten B. tot de producenten C. tot de reducenten 4. De impala is een hoefdier. In de afbeelding zie je een poot van een
impala, met aan het uiteinde een hoef.
Dieren met zulke hoeven
zijn, wat betreft hun voortbeweging, aangepast aan een harde
ondergrond.

Leg uit dat dieren met zulke hoeven zich beter kunnen
voortbewegen op een harde ondergrond dan bijvoorbeeld
op een moerassige ondergrond.
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
40
Gaswisseling
5. Bij veel planten vindt gaswisseling plaats via huidmondjes.
In de afbeelding zie je
biologie CSE KB
een stukje van een doorsnede van een blad. Vier delen van het blad zijn
aangegeven met een letter.
2015-1
uitwerkbijlage
Naam kandidaat ____________________________
Kandidaatnummer _________
6
nog mogelijk na sterilisatie?
gebeurtenissen
ja
nee
bevruchting
Welke letter
geeft een deel aan met een huidmondje?
menstruatie
A. letter Q
ovulatie
B. letter
R
C. letter S
D. letter T
13
6. Op een zonnige dag gaat koolstofdioxide via huidmondjes het blad in. Ook gaan
eigenschappen
armslagader
er dan via
huidmondjes stoffen het blad uit.
armader
 bevat
Schrijf
twee stoffen op die via huidmondjes naar buiten gaan op die
kleppen
dag.
heeft de dikste wand
7. Veel dieren hebben ademhalingsorganen voor de gaswisseling. Op de
vervoert zuurstofarm bloed
uitwerkbijlage staan in een schema twee groepen dieren.

Kruis bij elke diergroep op de uitwerkbijlage de juiste
ademhalingsorganen aan.
18
ademhalingsorganen
diergroep
kieuwen
longen
tracheeën
insecten
reptielen
22
deel
letter
huig
luchtpijp
strotklepje
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
41
Een waterlelie
In een plantenboek staat de volgende informatie over een waterlelie.
Waterlelie
Nymphaea alba
Deze waterlelie komt voor in vrij diep, stilstaand tot zwak stromend water.
De
plant bloeit van mei tot augustus. De bloemen drijven op het water en hebben
een aangename geur. De kelkbladeren zijn groen en de kroonbladeren zijn wit,
soms roze.
De bladeren drijven op het water. Onder water vormt de plant wortelstokken
waaruit nieuwe planten groeien.
8. De bloemen van deze waterlelie worden bestoven door insecten. In de informatie
hierboven kun je kenmerken van de bloemen vinden waaruit je dat kan afleiden.
Noem twee van die kenmerken.
9. Een stuifmeelkorrel komt terecht op een stamper van een waterlelie. Daarna
vinden de volgende gebeurtenissen plaats.
1) De stuifmeelkorrel vormt een stuifmeelbuis door de stijl. 2) Een zaadbeginsel groeit uit tot zaad. 3) Twee kernen versmelten met elkaar. Wat is de juiste volgorde van deze gebeurtenissen?
A. 1–2–3
B. 1–3–2
C. 2–1–3
D. 2–3–1
E. 3–1–2
F. 3–2–1
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
42
Een brandnetel
In een plantenboek staat de volgende informatie over een
brandnetelsoort.
Een brandnetel
De brandnetel wordt 30 tot 130 centimeter
groot en bloeit van juni tot en met oktober.
In een plantenboek staat de volgende informatie over
De plant heeft mannelijke en vrouwelijke
een brandnetelsoort.
bloemen
dietot
onopvallend
zijn groot
en en
De brandnetel
wordt 30
130 centimeter
groenachtig
van
kleur.
De
mannelijke
bloeit van juni tot en met oktober. De plant heeft
bloemen
hebben
lange die
meeldraden.
Dezijn
mannelijke en
vrouwelijke
bloemen
onopvallend
vruchten
zijn nootjes
die elk bloemen
één zaad
en groenachtig
van kleur.
De mannelijke
hebben lange
meeldraden. De vruchten zijn nootjes die
bevatten.
elk één zaad
Debevatten.
bladeren zijn donkergroen. Op de
stengel en de bladeren groeien
De bladerenbrandharen.
zijn donkergroen. Op de stengel en de
bladeren groeien
brandharen.
De
plant
vormteen
onder de
De plant
vormt onder de
grond
grond een wortelstok
waaruit
nieuwe
planten
groeien.
wortelstok waaruit nieuwe planten groeien.
10. De bloemen van de brandnetel zorgen voor
geslachtelijke voortplanting.

Kan de brandnetel zich ook ongeslachtelijk voortplanten? Leg je
antwoord uit met behulp van de informatie op bladzijde 4.
11. Welke bloemen van de brandnetel kunnen zich tot vruchtjes ontwikkelen?
A. alleen mannelijke bloemen KB-0191-a-15-2-o
4 / 18
B. alleen vrouwelijke bloemen lees verder ► ► ►
12. De brandharen van een brandnetel kunnen bij aanraking jeuk, pijn en blaasjes op
de huid veroorzaken.
In de afbeelding zie je een stukje huid met zo’n blaasje. In het blaasje bevindt zich
vocht tussen de twee lagen van de opperhuid.

Geef de namen van deze twee huidlagen.
13. Het vocht in zo’n blaasje is hetzelfde als het vocht dat zich tussen de cellen van
de huid bevindt. Hoe heet dit vocht?
A. bloedplasma
B. lymfe
C. weefselvloeistof
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
43
Blok 3: Lichaam in stand houden
De blindedarm en de appendix
De blindedarm is een deel van de dikke darm en
bevindt zich bij de plaats waar de dunne darm
uitkomt in de dikke darm. Aan de blindedarm bevindt
zich een wormvormig aanhangsel, de appendix.
1. Welke letter in de afbeelding geeft de blindedarm
aan?
A. letter Q
B. letter R
C. letter S
D. letter T
2. Darmsap bevat verteringsenzymen.
Maakt de blindedarm darmsap? En maakt de dunne darm darmsap?
A. geen van beide
B. alleen de blindedarm
C. alleen de dunne darm
D. zowel de blindedarm als de dunne darm
3. De appendix kan ontstoken raken. Dit wordt ten onrechte wel eens een
9
De appendix kan ontstoken
Ditwordt
wordteen
ten ontstoken
onrechte wel
eens een
blindedarmontsteking
genoemd.raken.
Meestal
appendix
uit
blindedarmontsteking
genoemd.
het lichaam verwijderd. Volgens wetenschappers hangt de kans dat iemand
een
ontstoken
uit het lichaam
verwijderd.
zo’nMeestal
operatiewordt
gehad
heeft,
af van appendix
leeftijd, geboortejaar
en geslacht
(zie het
Volgens
wetenschappers
hangt
de
kans
dat
iemand
zo’n
operatie
gehad
diagram).
heeft, af van leeftijd, geboortejaar en geslacht (zie het diagram).
1p
18
kans dat iemand
de operatie
gehad heeft 16
(%)
14
12
10
8
6
4
2
0
0
10
20
30
40
50
Legenda:
vrouwen geboren in 1970
mannen geboren in 1970
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
60
70
80
90
leeftijd (jaren)
vrouwen geboren in 1985
mannen geboren in 1985
44
Voor welke groep mensen is, als ze 50 jaar oud zijn, de kans dat ze zo’n
operatie gehad hebben groter dan 10%?
Voor welke groep mensen is, als ze 50 jaar oud zijn, de kans dat ze zo’n
operatie gehad hebben groter dan 10%?
A. alleen voor mannen geboren in 1970 B. alleen voor vrouwen geboren in 1970 C. alleen voor mannen geboren in 1985 D. alleen voor vrouwen geboren in 1985 E. voor mannen en vrouwen geboren in 1970 F. voor mannen en vrouwen geboren in 1985 __________________________________________________________________________________
Diabetes type 2
4. Lever- en spiercellen nemen glucose op en zetten dit om in een andere
energierijke stof. Die energierijke stof slaan ze op als reservestof. Welke
energierijke stof is dit?
A. eiwit
B. glycogeen
C. vet
5. De lever heeft naast het opslaan van reservestof nog andere functies. Twee
functies die organen in het lichaam kunnen hebben, zijn:
1) het afbreken van giftige stoffen;
2) het maken van gal.
Is 1 een functie van de lever? En is 2 een functie van de lever?
A. geen van beide
B. alleen 1
C. alleen 2
D. zowel 1 als 2
Bart heeft diabetes en gaat voor controle naar de
dokter. De dokter onderzoekt of zijn urine glucose
bevat. Ook bepaalt de dokter het glucosegehalte van
zijn bloed.
6. Als het glucosegehalte van Barts bloed erg hoog
is, haalt het uitscheidingsstelsel glucose uit het
bloed. Er zit dan glucose in zijn urine.
Welke letter in de afbeelding geeft een plaats aan
waar glucose dan uit het bloed wordt verwijderd?
A. letter Q
B. letter R
C. letter S
D. letter T
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
45
6
nog mogelijk na sterilisatie?
gebeurtenissen
ja
nee
bevruchting
7. Voor
het bloedonderzoek neemt de dokter wat bloed af uit een armader vlak
onder
de huid. Een armslagader ligt dieper in de arm en is daarvoor niet
menstruatie
geschikt.
Er zijn nog andere verschillen tussen een armader en een armslagader.
ovulatie
Op
de uitwerkbijlage staan in een schema enkele eigenschappen van bloedvaten.

Kruis in de tabel hieronder bij elke eigenschap aan of die hoort bij een
armader of bij een armslagader.
13
eigenschappen
armader
armslagader
bevat kleppen
heeft de dikste wand
vervoert zuurstofarm bloed
8. Eén van de verschijnselen die erop kunnen wijzen dat iemand diabetes type 2
18 heeft, is vermoeidheid. Omdat de cellen niet voldoende glucose uit het bloed
kunnen opnemen, krijgen ze gebrek
aan energie.
ademhalingsorganen

Leg uit waardoor cellen die niet genoeg glucose kunnen opnemen,
diergroep
kieuwen
tracheeën
gebrek aan energie
krijgen. longen
insecten
9. Uit een onderzoek bij 2500 mensen bleek dat in een periode van 6 jaar 10% van
reptielen
deze
mensen diabetes type 2 kreeg.

Hoeveel van deze mensen kregen gemiddeld per jaar diabetes type 2?
Leg je antwoord uit met een berekening.
___________________________________________________________________
22
Het verteringsstelsel
deel
letter
huig
In een deel van het verteringsstelsel bevinden zich
darmvlokken.
luchtpijpIn de afbeelding zie je een
schematische tekening van zo’n darmvlok.
strotklepje
10. Darmvlokken spelen een rol bij de opname van
het grootste deel van de verteerde
voedingsstoffen.
In welk deel van het
verteringsstelsel bevinden zich darmvlokken?
A. in de slokdarm B. in de maag C. in de dunne darm D. in de dikke darm KB-0191-a-15-1-u
1/2
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
lees verder ► ► ►
46
11. Een deel van de verteerde voedingsstoffen wordt opgenomen in de lymfevaten in
de darmvlokken.
Welke letter in de afbeelding van de darmvlok geeft een
lymfevat aan?
A. letter Q B. letter R C. letter S Op een aantal plaatsen kan een deel van het verteringskanaal tijdelijk worden
afgesloten om de voedselbrij tegen te houden. Zo wordt de bovenkant van de maag
afgesloten door een kringspier, de cardia, en de onderkant door een andere
kringspier, de pylorus. Op de plek waar de dunne darm overgaat in de dikke darm
bevindt zich de klep van Bauhin. Aan het eind van de endeldarm bevindt zich de
anus met twee kringspieren, de binnenste en de buitenste sluitspier.
12. Eén van de verteringssappen bevat een zuur. Soms komt wat van dit zuur in de
slokdarm terecht en veroorzaakt daar een branderig gevoel.

Hoe heet volgens de informatie hierboven de kringspier die dit zuur
doorlaat naar de slokdarm?
13. Als de endeldarm voller wordt, oefent de ontlasting steeds meer druk uit op de
wand. Dit heeft een reflex tot gevolg waardoor de buitenste sluitspier bij de anus
zich meer gaat samentrekken om de ontlasting binnen te houden.
Om deze reflex te laten optreden worden impulsen langs drie typen zenuwcellen
geleid: bewegingszenuwcellen, gevoelszenuwcellen en schakelcellen.
In welke volgorde worden de impulsen dan langs deze zenuwcellen geleid?
A. bewegingszenuwcellen  gevoelszenuwcellen  schakelcellen B. bewegingszenuwcellen  schakelcellen  gevoelszenuwcellen C. gevoelszenuwcellen  bewegingszenuwcellen  schakelcellen D. gevoelszenuwcellen  schakelcellen  bewegingszenuwcellen E. schakelcellen  bewegingszenuwcellen  gevoelszenuwcellen
F. schakelcellen  gevoelszenuwcellen  bewegingszenuwcellen 14. In de dikke darm leven veel bacteriën. De bacteriën van
een bepaalde soort delen zich onder gunstige
omstandigheden in de dikke darm elk half uur.
Eén
bacterie van deze soort deelt zich zodat er twee bacteriën
ontstaan. Ook deze twee bacteriën delen zich.
Hiernaast
zie je in een tabel en in een diagram hoeveel bacteriën er
na 30, 60 en 90 minuten zijn onder de gunstige
omstandigheden.

Hoeveel bacteriën zijn er na 120, 150, 180 en
210 minuten als elke bacterie zich weer deelt
onder de gunstige omstandigheden? Schrijf op
hieronder de aantallen in de tabel en maak het
diagram af.
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
47
15. De voedselbrij doet er enige tijd over om het hele verteringsstelsel te passeren.
Hierbij spelen peristaltische bewegingen een rol.
In de darmwand bevinden zich
kringspieren en lengtespieren.
Welke van deze spieren zijn betrokken bij de
peristaltische bewegingen?
A. geen van beide typen spieren B. alleen kringspieren C. alleen lengtespieren D. zowel kringspieren als lengtespieren ___________________________________________________________________
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
48
Vetten en lymfe
Vetten worden in het verteringskanaal geëmulgeerd door gal. Gal wordt gemaakt
door de lever en opgeslagen in de galblaas. Enzymen uit de alvleesklier breken
vetten af. Verteerde vetten worden in de dunne darm opgenomen in de lymfevaten.
Via de lymfe komen de verteerde vetten in het bloed terecht.
16. In de afbeelding geven letters organen van het verteringsstelsel aan.
biologie CSE KB
2015-2
uitwerkbijlage
In de informatie hierboven worden enkele organen van het verteringsstelsel
genoemd. Drie
daarvan staan in een tabel op de hieronder.
Naam kandidaat
____________________________
Kandidaatnummer ____________

Door welke letters in de afbeelding worden deze organen aangegeven?
Schrijf achter elk orgaan de juiste letter in de tabel hieronder.
1
orgaan
letter
alvleesklier
galblaas
dunne darm
14
17. Verteerde vetten worden omhoog
met de lymfe
vanuit de dunne darm afgevoerd. Bevat
omlaag
lymfe rode bloedcellen? En bevat lymfe witte bloedcellen?
de borstkas beweegt
A. alleen rode bloedcellen het middenrif
B. alleen beweegt
witte bloedcellen C. rode en witte bloedcellen 20
letter
naam orgaan
R
S
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
27
beenader
borstslagader
49
18. In de afbeelding zie je een deel van de bloedsomloop.
Verteerde vetten komen met de lymfe uiteindelijk in het bloed van de linker
ondersleutelbeenader terecht. Het bloed stroomt daarna via de bovenste holle ader
het hart in.
In welk deel van het hart komt het bloed dan als eerste terecht?
A. in de linkerboezem B. in de linkerkamer C. in de rechterboezem D. in de rechterkamer 19. Een deel van de vetten uit het voedsel wordt als reservestof in het lichaam
opgeslagen.
Worden vetten in beenmerg opgeslagen? En worden vetten in
onderhuids bindweefsel opgeslagen?
A. niet in beenmerg en niet in onderhuids bindweefsel B. alleen in beenmerg C. alleen in onderhuids bindweefsel D. in beenmerg en in onderhuids bindweefsel ___________________________________________________________________
Ademhaling
In de afbeelding zie je schematisch een longblaasje
met een haarvat op een bepaald moment tijdens de
ademhaling. Pijl 1 en pijl 3 geven de stroomrichting
van het bloed aan. Pijl 2 geeft de richting aan waarin
de lucht stroomt.
20. De letters P en Q geven twee plaatsen in het
haarvat aan.

Op welke plaats is het gehalte aan
zuurstof in het bloed het hoogst, op
plaats P of op plaats Q? Leg je antwoord
uit.
21. Pijl 2 geeft aan dat lucht het longblaasje instroomt. De borstkas en het middenrif
bewegen dan.

Kruis in het schema hieronder aan in welke richting de borstkas en het
middenrif bewegen tijdens de inademing.
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
50
galblaas
dunne darm
14
omhoog
omlaag
de borstkas beweegt
het middenrif beweegt
22. Pijl 3 geeft aan dat het bloed vanaf het longblaasje wegstroomt. In welk groot
bloedvat komt dit bloed als eerste terecht?
20
A. in de aorta letter naam orgaan
B. in een holle ader R C. in een longader S D. in een longslagader 27
beenader
borstslagader
heeft de dikste wand
bevat kleppen
KB-0191-a-15-2-u
1/2
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
lees verder ► ► ►
51
Blok 4: Reageren op prikkels
Tinnitus
Mensen met tinnitus ‘horen’ voortdurend een piepend of suizend geluid dat er in
werkelijkheid niet is. Er worden dan impulsen vanuit het oor doorgegeven aan de
hersenen, zonder dat de zintuigcellen in het oor geprikkeld zijn door geluid.
1. Welke letter in de afbeelding geeft het deel aan dat impulsen vanuit het oor naar
de hersenen geleidt?
A. letter Q B. letter R C. letter S D. letter T 2. Tinnitus kan ook ontstaan door een harde prop oorsmeer in de gehoorgang. In
dat geval is tinnitus goed te behandelen door de oren uit te laten spuiten. Hierbij
wordt een straaltje warm water in de gehoorgang gespoten om het oorsmeer te
verwijderen.

Kan het ingespoten water dan in de trommelholte terechtkomen? Leg je
antwoord uit.
___________________________________________________________________
De pupil
De pupil van het oog kan groter of kleiner worden,
afhankelijk van de omstandigheden.
Veel
fotocamera’s kunnen zo ingesteld worden dat de
flitser vlak voor het maken van een foto een aantal
kleine flitsen geeft. Hierdoor worden de pupillen
kleiner en zijn de ogen op de foto niet rood.
3. Rode ogen op foto’s ontstaan als flitslicht
weerkaatst wordt door bloedvaten in het oog. In
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
52
1p
31
1p
32
4.
2p
33
5.
Rode ogen op foto’s ontstaan als flitslicht
weerkaatst wordt door bloedvaten in het oog.
In het oog liggen bloedvaten onder andere in
het vaatvlies.
Welke letter in de afbeelding geeft het
vaatvlies
aan?
het
oog liggen
bloedvaten onder andere in het vaatvlies.
Welke letter in de
A letter geeft
Q
afbeelding
het vaatvlies aan?
B A.letter
R
letter Q
C B.letter
letterSR
D C.letter
letterTS
D. letter T
De pupil wordt kleiner door het samentrekken van spieren in de iris.
De
wordt
kleinerzich
doorkringspieren
het samentrekken
van spieren in de iris. In de iris
Inpupil
de iris
bevinden
en lengtespieren.
bevinden
kringspieren van
en lengtespieren.
Door
het
Door hetzich
samentrekken
welke spieren wordt
desamentrekken
pupil kleiner?van welke
spieren
wordt
de
pupil
kleiner?
A alleen door het samentrekken van kringspieren
alleendoor
doorhet
het samentrekken
samentrekken van
B A.alleen
van kringspieren
lengtespieren
alleen
het samentrekken
van lengtespieren
C B.door
hetdoor
samentrekken
van kringspieren
en door
het samentrekken
C.van
door
het
samentrekken
van
kringspieren
en
door het samentrekken van
lengtespieren
lengtespieren Tijdens een onderzoek is de diameter van pupillen opgemeten bij
Tijdens
een onderzoek
de diameter
opgemeten
mensen
263 mensen
nadat zeis twee
minutenvan
in pupillen
het donker
hadden bij
263
gezeten.
nadat
zeresultaten
twee minuten
in dat
het de
donker
gezeten.
Uit
resultaten
blijkt
Uit de
blijkt
pupilhadden
van oudere
mensendeminder
groot
kandat
deworden
pupil van
mensen
minder
groot(zie
kande
worden
danoudere
die van
jongere
mensen
tabel).dan die van jongere
mensen (zie de tabel).
leeftijd
(jaar)
gemiddelde diameter van de pupil in het donker
(mm)
25
7,3
35
6,6
45
6,2
55
5,8
65
5,6
75
5,2
Hieronder
staat een stuk grafiekpapier.
Op de uitwerkbijlage
staat een stuk grafiekpapier.
MaakMaak
de gegevens
in de
tabel
een
lijndiagramopopdit
dit
van van
de gegevens
in de
tabel
een
lijndiagram
grafiekpapier.
grafiekpapier.
KB-0191-a-15-2-o
14 / 18
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
lees verder ► ► ►
53
Blok 5: Generatie op Generatie
Sterilisatie
Als een vrouw niet zwanger wil raken, kan zij zich laten
steriliseren. Door sterilisatie worden delen van het
voortplantingsstelsel onderbroken. Er zijn verschillende
manieren waarop dit kan gebeuren. In de afbeelding zie
je er twee.
1. In de afbeelding zie je twee manieren om delen van
biologie CSE KBte onderbreken.
het voortplantingsstelsel
 Schrijf de naam van deze delen op.
2015-1
uitwerkbijlage
2. Op de uitwerkbijlage staan in een schema de namen
van drie
gebeurtenissen
in het voortplantingsstelsel
Naam
kandidaat
____________________________
Kandidaatnummer ____________
van een vrouw.
 Kunnen deze gebeurtenissen na sterilisatie nog plaatsvinden in het
lichaam? Kruis de juiste antwoorden aan in het schema hieronder
6
nog mogelijk na sterilisatie?
gebeurtenissen
ja
nee
bevruchting
menstruatie
ovulatie
___________________________________________________________________
Het syndroom van Down
13
eigenschappen
Bij iemand met
het syndroom van Down komt armader
chromosoom
21
de gewone lichaamscellen
bevatinkleppen
driemaal voor in plaats van tweemaal.
heeft de dikste wand
armslagader
3. Een afwijkend
aantal
chromosomen
vervoert
zuurstofarm
bloedkan
worden ontdekt door cellen van een
ongeboren baby te onderzoeken.
In de
afbeelding
zie je een methode om cellen van
18
een ongeboren baby weg te nemen. Met de
ademhalingsorganen
naald wordt vloeistof opgezogen waarin
zich
zulke cellen
bevinden.
diergroep
kieuwen
longen
tracheeën
insecten
reptielen
22
deel
letter
huig
Nationale Examentraining
| Biologie | VMBO Kader | 2016
luchtpijp
strotklepje
54
Hoe heet deze methode?
A. echoscopie
B. vlokkentest
C. vruchtwaterpunctie
4. Wetenschappers hebben een nieuwe test ontwikkeld om voor de geboorte te
kunnen bepalen of een baby het syndroom van Down heeft. Bij deze test wordt
DNA onderzocht dat vanuit het bloed van de ongeboren baby is terechtgekomen
in het bloed van de moeder.
DNA van de ongeboren baby kan in het bloed van de moeder terechtkomen via
lekkende bloedvaatjes. Dit gebeurt dan in het orgaan waarin bloedvaten van
moeder en baby dicht bij elkaar liggen. Dit orgaan bevindt zich in de baarmoeder
van een zwangere vrouw.

Hoe heet dit orgaan in de baarmoeder?
___________________________________________________________________
De vruchtbaarheid van mannen
5. De vruchtbaarheid van een man hangt onder andere af van de kwaliteit van zijn
sperma. Daarbij speelt het aantal zaadcellen per milliliter sperma een rol.
Het
sperma dat bij een zaadlozing vrijkomt, bevat gemiddeld 140 miljoen zaadcellen.
Per milliliter sperma zijn dat er gemiddeld 35 miljoen.

Hoeveel milliliter sperma komt er gemiddeld vrij bij een zaadlozing
volgens deze gegevens?
6. Ook de beweeglijkheid van de zaadcellen is belangrijk voor de vruchtbaarheid.
Zaadcellen moeten een grote afstand afleggen voordat ze een eicel kunnen
bevruchten.
Waar in het voortplantingsstelsel van een vrouw vindt bevruchting
plaats?
A. in de baarmoeder B. in de vagina C. in een eierstok D. in een eileider Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
55
7. Sperma bestaat uit zaadcellen en zaadvocht. Deze delen van het sperma worden
in verschillende organen van het voortplantingsstelsel gemaakt. In de afbeelding
zie je enkele organen van een man.
 Welke twee letters geven organen aan die zaadvocht maken? En welke letter
geeft een orgaan aan waarin zaadcellen worden gemaakt?
Schrijf je antwoord zó op:
zaadvocht: letters ......... en .........
zaadcellen: letter ...........
Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
56
Antwoorden:
Blok 1: Cellen en stofwisseling
Vraag
1. C
Antwoord
Scores
2. C
3. A
Waarnemingen
aan geen
organismen
4. T, deze cel heeft
celwand en wel een celkern
5. C
6. A
5
maximumscore
2
7.
A
de juist ingevulde tabel:
8.
(deel van een) organisme
armzenuw
bacterie
kippenei
mens
Vraag plantaardige
Antwoord cel
letter van de lengtemaat
R
U
S
Q
T
9. Bladgroenkorrels
indien vijf letters
7 • 10.
maximumscore
2 juist ingevuld
D
• voorbeeld
indien drie
vierjuist
letters
juist ingevuld
vanofeen
diagram:
• indien minder dan drie letters juist ingevuld
6
Scores
2
1
0
maximumscore 1
bladgroenkorrel(s)
11.
koolstofdioxide,
2 = glucose
• 1de= assen
zijn juist ingedeeld
en benoemd met de juiste grootheden en
•
eenheden
de waarden uit de tabel zijn juist uitgezet als punten en met een juiste
lijn verbonden
Opmerking
Nationale
Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016
Alleen als bij beide juist ingedeelde assen zowel de juiste grootheden als
de juiste eenheden zijn vermeld mag het eerste scorepunt worden
1
1
57
voorbeeld van een juiste berekening:
(2500 : 100) x 10 = 250 mensen in 6 jaar
250 : 6 = 41,7 / 42 mensen gemiddeld per jaar
• een juiste berekening van het aantal mensen in 6 jaar
• een juiste berekening van het gemiddeld aantal per jaar, uitgaande van
Blok 2: Planten
en dierenaantal in 6 jaar
het berekende
1
1
1. C
2. Één van de volgende voedselketens:
Gaswisseling
Acacia  impala  leeuw
Acacia  impala  luipaard
16 Gras
D  impala  leeuw
Gras  impala  luipaard
3. A.
17 maximumscore 2
4. Een uitleg waaruit blijkt dat ze zich op een harde ondergrond goed kunnen
• water(damp)
afzetten / dat ze op een harde ondergrond niet wegzakken / dat ze in een
•
zuurstofondergrond wegzakken.
moerassige
5. D
18 Waterdamp
maximumscore
2
6.
en zuurstof
7. het juist ingevulde schema:
1
1
ademhalingsorganen
diergroep
kieuwen
longen
insecten
reptielen
tracheeën
X
X
8. Twee van de volgende kenmerken
• bij(witte/roze/opvallende)
insecten alleen tracheeën
kleuraangegeven
(van de kroonbladeren)
• bijgeur
reptielen
alleen
longen aangegeven
(van de
bloemen)
 meeldraden/stampers binnen de bloem
9. B
10. Ja, met een uitleg waaruit blijkt dat brandnetels zich (ongeslachtelijk)
KB-0191-a-15-1-c
6
vermeerderen door middel van wortelstokken.
11. B
12. Hoornlaag en kiemlaag
13. C
1
1
lees verder ► ► ►
Blok 3: Lichaam in stand houden
1.
2.
3.
Vraag
4.
5.
136.
7.
B
C
EAntwoord
B
D
maximumscore
2
A
Scores
het juist ingevulde schema:
eigenschappen
bevat kleppen
armader
X
heeft de dikste wand
vervoert zuurstofarm bloed
armslagader
X
X
8. Uit de uitleg moet blijken dat er niet genoeg verbranding kan optreden (door
indien
drie eigenschappen
2
een tekort
aan glucose). juist aangegeven
indien twee eigenschappen juist aangegeven
indien één of geen eigenschap juist aangegeven
Nationale
Examentraining1 | Biologie | VMBO Kader | 2016
14 maximumscore
Uit de uitleg moet blijken dat er niet genoeg verbranding kan optreden
(door een tekort aan glucose).
1
0
58
Vraag
Antwoord
NB3 Als
het College
voor Toetsen en Examens vaststelt dat een centraal examenScores
een
onvolkomenheid bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift.
9. voorbeeld
van een juiste berekening:
(2500 : 100) x 10 = 250 mensen in 6
Vraag
Antwoord
Een
aanvulling op het correctievoorschrift wordt zo spoedig mogelijk nadat deScores
28 D
jaar
250 : 6 = 41,7 / 42 mensen gemiddeld per jaar
onvolkomenheid is vastgesteld via Examenblad.nl verstuurd aan de
10. C
examensecretarissen.
29
3
28 maximumscore
11. BD
Soms
komt
een onvolkomenheid
pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die
de
juist
ingevulde
tabel:
12. Cardia
vermeldt3de aanvulling:
29
maximumscore
13. Dgevallen
tijd
aantal
juist ingevulde tabel:
14. de
(minuten)
bacteriën
NB
tijd
aantal
30 werk al naar
2de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector
Als het
(minuten)
bacteriën
deze60
aanvulling op het
4 correctievoorschrift toe.
30
2
90
8
Een onvolkomenheid
60
4kan ook op een tijdstip geconstateerd worden dat een
120
16
aanvulling
op
het
correctievoorschrift
te laat zou komen.
90
8
150geval houdt 32
In dat
het College voor Toetsen en Examens bij de vaststelling van de
120
16
N-term
180 rekening met
64 de onvolkomenheid.
150
32
210
128
180
64
3 voorbeeld
Vakspecifieke
regels
210 van een128
juist afgemaakt diagram:
van
een juist
afgemaakt
diagram:
Voorvoorbeeld
dit examen
kunnen
maximaal
59 scorepunten
worden behaald.
4 Beoordelingsmodel
Vraag
Antwoord
Scores
Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend.
Vetten en lymfe
1
3
15.
D•maximumscore
De
juiste
aantallen
bacteriën zijn bij 120, 150, 180 en 210 minuten in
de
juist
ingevulde
tabel:
16.
de tabel geschreven
orgaan
letter
•
De
juist
ingedeeld,
bij de
as zijn
de juiste
•
De assen
juiste zijn
aantallen
bacteriën zijn
bijhorizontale
120, 150, 180
en 210
minuten in
grootheid
en eenheid
de tabel geschreven
alvleesklier
W vermeld en bij de verticale as staat: ‘aantal
• bacteriën’
De assen zijn juist ingedeeld, bij de horizontale as zijn de juiste
galblaas
Q
• De
in de tabel
ingevulde
aantallen
zijndejuist
uitgezet
het diagram
grootheid
en eenheid
vermeld
en bij
verticale
as in
staat:
‘aantal en
dunne
darm
S
met
een juiste lijn verbonden
bacteriën’
17. B• De in de tabel ingevulde aantallen zijn juist uitgezet in het diagram en
per met
juisteen
ingevulde
letter
juiste lijn
verbonden
18. COpmerkingen
19. D− Het tweede scorepunt niet toekennen als bij de horizontale as de
2 Op
B plaats
grootheid
of de
ontbreekt.
Opmerkingen
20.
Q met
eeneenheid
uitleg waaruit
blijkt dat het bloed (tussen plaats P en
−− Het
scorepunt
als
bij
de
Het
tweede
scorepunt
niet
toekennen
als
bijlongblaasje.
deverticale
horizontale
as de
plaats
Q)tweede
zuurstof
opneemtniet
uit toekennen
(de
lucht in)
het
as alleen
3
C ‘aantal’
of alleen
‘bacteriën’
staat vermeld.
grootheid
of de eenheid
ontbreekt.
− Het tweede scorepunt niet toekennen als bij de verticale as alleen
304 DD ‘aantal’ of alleen ‘bacteriën’ staat vermeld.
30
1
1
1
11
11
D
KB-0191-a-15-1-c
Nationale Examentraining
KB-0191-a-15-2-c
KB-0191-a-15-1-c
8 | 2016
| Biologie | VMBO Kader
4
8
lees verder ► ► ►
59
lees verder ► ► ►
lees verder ► ► ►
13
Vraag
maximumscore 1
Op plaats Q met een uitleg waaruit blijkt dat het bloed (tussen plaats P en
plaats Q) zuurstof opneemt uit (de lucht in) het longblaasje.
Antwoord
Scores
maximumscore 1
21. Bhet juist ingevulde schema:
29
14
C
de borstkas beweegt
30
omhoog
omlaag
X
het middenrif beweegt
X
De
pupil
22. C
Opmerking
Blok 4: Alleen
Reageren
prikkels
een op
scorepunt
toekennen aan een volledig juist ingevuld schema.
31 B
1. C
A
2. Nee,
met een uitleg waaruit blijkt dat het water wordt tegengehouden door het
KB-0191-a-15-2-c
5
lees verder ►
trommelvlies. 3. B
33 maximumscore 2
4. A
5. voorbeeld van een juist diagram:
32
Vraag
4
Antwoord
► ►
Scores
maximumscore 1
Een uitleg waaruit blijkt dat ze zich op een harde ondergrond goed kunnen
afzetten / dat ze op een harde ondergrond niet wegzakken / dat ze in een
moerassige ondergrond wegzakken.
Sterilisatie
maximumscore 1
eileider(s) op Generatie
Blok 5: Generatie
• de horizontale as is juist ingedeeld en beide assen zijn benoemd met
de juiste grootheden
en eenheden
6
maximumscore
2
1. Eileider(s)
dejuist
waarden
uit deschema:
tabel zijn juist uitgezet als punten en door een juiste
ingevulde
2. • het
lijn verbonden
nog mogelijk na sterilisatie?
5
1
1
ja
nee
gebeurtenissen
Opmerkingen
− bevruchting
Het eerste scorepunt niet toekennen bij het ontbreken
X van één van
beide of beide juiste eenheden of grootheden bij de assen.
menstruatie
X
− Het tweede scorepunt niet toekennen als de lijn verbonden is met één
ovulatie
X
van beide assen.
3. C
indien drie juiste antwoorden aangegeven
4. placenta/moederkoek
indien twee juiste antwoorden
aangegeven
5. 4vruchtbaarheid
milliliter
De
van mannen
6. D indien één of geen juist antwoord aangegeven
7. Zaadvocht: R en S
34 Zaadcellen:
maximumscore
U 1
2
1
0
De4 (milliliter)
blindedarm en de appendix
KB-0191-a-15-2-c
7
B
Nationale
Examentraining
8
C
8
| Biologie | VMBO Kader
| 2016
lees verder
60► ► ►
Download