Trainingsboek Biologie VMBO Kader 2016 Hey jij daar! Welkom op de examentraining Biologie VMBO! Het woord examentraining zegt het al: trainen voor je examen. Tijdens deze training behandelen we de examenstof in blokken en oefenen we ermee. Daarnaast besteden we ook veel aandacht aan de vaardigheden voor je examen; je leert handigheidjes, krijgt uitleg over de meest voorkomende vragen en leert uit welke onderdelen een goed antwoord bestaat. Verder gaan we in op hoe je de stof het beste kunt aanpakken, hoe je verder komt als je het even niet meer weet en vooral ook hoe je zorgt dat je overzicht houdt. Naast de grote hoeveelheid informatie die je krijgt, ga je zelf ook aan de slag met examenvragen. Tijdens het oefenen hiervan zijn er genoeg trainers beschikbaar om je verder te helpen, zodat je leert werken met de goede strategie om je examen aan te pakken. Hierbij is de manier van werken belangrijk, maar je kunt natuurlijk altijd inhoudelijke vragen stellen; ook over de onderdelen die niet klassikaal behandeld worden. Voor iedere vraag zijn er uiteraard uitwerkingen beschikbaar, maar gebruik deze informatie naar eigen inzicht. Vergeet niet dat je op je examen ook geen uitwerkingen krijgt. Sommige vragen worden klassikaal besproken, andere vragen moet je zelf nakijken. Mocht je nog meer willen oefenen na deze examentraining, neem dan een kijkje op www.examentraining.nl. Daar vind je oude examens en ons lesmateriaal van vorig jaar. Na de tips volgen het programma voor vandaag en de bijbehorende opgaven. We verwachten niet dat je alle opgaven binnen de tijd af krijgt, maar probeer steeds zo ver mogelijk te komen. Als je niet verder komt, vraag dan om hulp! We willen je graag leren hoe je er wél uit kunt komen. En onthoud goed, nu hard werken scheelt je straks misschien een heel jaar hard werken… We wensen je heel veel succes vandaag en op je examen straks! Namens het team van de Nationale Examentraining, Eefke Meijer Hoofdcoördinator Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 2 Tips en trics bij het voorbereiden en tijdens je examens Examens voorbereiden Tip 1: Heb vertrouwen in jezelf Laat je niet gek maken door uitspraken als “Nu komt het er op aan”. Het examen is een afsluiting van je hele schoolperiode. Je hebt er dus jaren naartoe gewerkt en hebt in die tijd veel kennis en kunde opgedaan om examen te kunnen doen. In al die jaren ben je nooit wakker geworden om vervolgens te ontdekken dat al je kennis was verdwenen. De beste garantie voor succes is voorbereiden, en dat is nu net wat je al die jaren op school hebt gedaan. Heb vooral vertrouwen in jezelf! Tip 2: Bereid je goed voor Om jezelf goed voor te bereiden op je eindexamen maak je een planning, leer je de stof en oefen je met vragen. Hoe pak je dit nou het beste aan? Begin allereerst met het maken van een overzicht van alle stof en een planning. Je kunt bijvoorbeeld een schema maken met daarin alle hoofdstukken die je moet leren en welke onderwerpen daarbij horen. Daarbij schrijf je wanneer je welk onderdeel gaat leren. Als je aan de slag gaat met leren, zorg dat je op tijd begint en plan dan niet teveel studieuren achter elkaar. Pauzes zijn noodzakelijk, maar zorg ervoor dat ze kort blijven, anders moet je iedere keer opnieuw opstarten. Wissel verschillende vakken af en wissel het leren af met oefenen. Op die manier kun je je beter concentreren en leer je effectiever. Wat je concentratie (en je planning) ook ten goede komt, is leren op vaste tijdstippen. Tip 3: Leer alsof je examens zit te maken Oefenen voor je examen bestaat natuurlijk ook uit het voorbereiden op de situatie zelf. Dit betekent dat je je leeromgeving zoveel mogelijk moet laten lijken op je examensituatie. Zorg dus voor zo min mogelijk afleiding (lees: leg je telefoon weg) en maak je tafel zo leeg mogelijk. Maak ook een keer een proefexamen met een timer of eierwekker erbij, zodat je weet hoe het is om voor langere tijd een examen te maken en zodat je weet hoe je je tijd het beste in kunt delen. Tip 4: Herhaal de geleerde stof Belangrijk is om alle leerstof te herhalen! Wat heb je de vorige dagen ook alweer geleerd? Door te herhalen blijft de stof langer in je hoofd (lange termijn geheugen) en verklein je de kans dat je het weer vergeet. Zorg dat je de dag vóór het examen geen nieuwe stof meer hoeft te leren en dat je alles nog even doorneemt en herhaalt. Tip 5: Leer op verschillende manieren (lezen, schrijven, luisteren, zien en uitspreken) Alleen maar lezen in je boek verandert al snel in staren in je boek zonder dat je nog wat opneemt. Wissel het lezen van de stof in je boek dus af met het schrijven van een samenvatting. Let op dat je in een samenvatting alleen belangrijke punten overneemt, zodat het ook echt een samenvatting wordt. Kijk ook eens op Youtube, daar zijn talloze filmpjes te zien waarin de stof duidelijk wordt uitgelegd. Maak daar gebruik van, want op die manier komt de stof nog beter binnen omdat je er naar hebt kunnen luisteren. Met mindmaps zorg je er voor dat je de stof voor je kunt zien en kunt overzien. Het werkt tot slot heel goed om de Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 3 stof aan iemand uit te leggen die de stof minder goed beheerst dan jij. Door uit te spreken waar de stof over gaat merk je vanzelf waar je nog even in moet duiken en welke onderdelen je prima beheerst. Mindmap: Goed voor jezelf zorgen! Tip 1: Zorg voor voldoende beweging Eigenlijk is leren net als topsport: het vergt een goede voorbereiding, planning, rust, oefenen en concentratie. Om een goede prestatie te leveren, is het belangrijk dat je je fit voelt. Sporten en bewegen tussen het leren door en aan het einde van de dag is daarom aan te raden. Het doorbreekt de sleur van het leren, brengt zuurtstof naar de hersenen, zorgt voor ontspanning en dat je je weer opgeladen voelt om verder te gaan met leren. Tip 2: Zorg voor een goede balans tussen spanning en ontspanning Om een goede prestatie te leveren is er een goede balans nodig tussen spanning en ontspanning. Spanning zorgt ervoor dat je alert bent en ontspanning zorgt ervoor dat je je aandacht erbij kan houden. Teveel spanning is niet goed en teveel ontspanning ook niet. Als je merkt dat je té ontspannen bent en dat daardoor je concentratie en motivatie weg zijn, probeer dan voor jezelf doelen te stellen. Slagen met een 8 gemiddeld bijvoorbeeld, dan komt die gezonde spanning vanzelf. Als je té gespannen bent, probeer dan eens of mindfulness iets is voor jou of ga lekker sporten. Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 4 Tip 3: Zorg voor voldoende slaap Een nachtje doorblokken is geen slim idee. Je hebt namelijk slaap nodig om goed te kunnen functioneren en concentreren. Bovendien, tijdens je slaap wordt alle geleerde informatie van die dag vastgelegd in je geheugen. Langdurig onthouden lukt dus beter als je na het leren gaat slapen, in plaats van eindeloos door te blijven leren. Tip 4: Zorg dat je goed eet en drinkt Het onderzoek naar het verband tussen voeding en geheugen staat weliswaar nog in de kinderschoenen, toch weten we al een aantal handige dingen daarover. En waarom zou je daar geen gebruik van maken? Zo is het inmiddels duidelijk dat je hersenen veel energie nodig hebben in periodes van examens, dus ontbijt elke dag goed. Let dan wel op wat je eet, want brood, fruit en pinda’s leveren meer langdurige energie dan koekjes en snoep. Koffie en thee bevatten cafeïne, wat kan zorgen voor een betere concentratie. Drink er echter niet teveel van; het kan je onrustig maken. En dan het examen zelf De dag is eindelijk gekomen. Je bent er klaar voor en de examens worden uitgedeeld. Je mag beginnen! Tip 1: Blijf rustig en denk aan de strategieën die je hebt geleerd Wat doe je tijdens het examen? - Lees rustig alle vragen - Blijf niet te lang hangen bij een vraag waar je het antwoord niet op weet - Schrijf zoveel mogelijk op maar…. voorkom wel dat je onzinverhalen gaat schrijven. Dat kost uiteindelijk meer tijd dan dat het je aan punten gaat opleveren. - Noem precies het aantal antwoorden, de redenen, de argumenten, de voorbeelden die worden gevraagd. Schrijf je er meer, dan worden die niet meegerekend en dat is natuurlijk zonde van de tijd. - Vul bij meerkeuzevragen maar één antwoord in. Verander je je antwoord, geef dit dan duidelijk aan. - Ga je niet haasten, ook al voel je tijdsdruk. Tussendoor even een mini-pauze nemen is alleen maar goed voor je concentratie. - Let niet op wat klasgenoten doen. Sommige van hen zullen al snel klaar zijn, maar trek je daar niets van aan en ga rustig verder. - Heb je tijd over? Controleer dan of je volledig antwoord hebt gegeven op álle vragen. Hoe saai het ook is, het is belangrijk, je kunt immers gemakkelijk per ongeluk een (onderdeel van een) vraag overslaan. - Tot slot: bedenk van tevoren of je thuis je antwoorden van het zojuist gemaakte examen wilt nakijken. Hoe reageer je als blijkt dat je veel fouten hebt? Heeft dit negatieve of juist positieve invloed op het leerwerk voor de examens die nog komen gaan? Tip 2: Los een eventuele black-out op met afleiding Mocht je toch een black-out krijgen, bedenk dan dat je kennis echt niet verdwenen is. Krampachtig blijven nadenken versterkt de black-out alleen maar verder. Het beste is om Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 5 even iets anders te gaan doen. Ga even naar de WC of leg gewoon even je pen neer. Als je goed bent voorbereid, zit de kennis in je hoofd en komt het vanzelf weer boven. En mocht het bij die ene vraag toch niet lukken, bedenk dan dat je niet alle vragen goed hoeft te hebben om toch gewoon je examen te halen. Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 6 Hoe pak je open vragen en meerkeuzevragen aan? Een examen bestaat vaak uit een mix van open en meerkeuzevragen. Je hebt verschillende strategieën om tot het juiste antwoord te komen. Bij meerkeuzevragen gaat het erom dat je de juiste uitspraak of bewering kiest, bij meerkeuzevragen is het belangrijk dat je antwoord geeft op de vraag, dat je volledig bent of dat je de juiste berekening toepast. Meerkeuzevragen Veel leerlingen vinden meerkeuzevragen lastig. Er staan namelijk vaak meerdere antwoordmogelijkheden die op elkaar lijken. Hoe pak je zo’n vraag nou het handigste aan? Tip 1: Omcirkel en streep de foute antwoorden weg Lees de vraag goed en omcirkel eventueel de belangrijkste kernwoorden uit de vraag. Vervolgens kun je het beste eerst nagaan welk antwoord je zelf zou geven. Daarna vergelijk je dat met alle antwoordmogelijkheden die er staan. Vaak kun je dan al de twee meest foute antwoord wegstrepen. Er blijven dan nog twee antwoorden over. Lees de vraag nogmaals en bekijk welk antwoord van de twee overgebleven antwoorden het meest volledig is. Tip 2: Blijf bij je gevoel Het komt je vast bekend voor: je krijgt een toets terug, waarbij je ziet dat je het goede antwoord toch nog op het laatst hebt veranderd in een antwoord dat fout blijkt te zijn. Daarom: je eerste ingeving blijkt meestal te kloppen. Verander je antwoord alleen als het een extreem wilde gok was, als je nieuwe inzichten hebt gekregen of als je de vraag per ongeluk verkeerd hebt gelezen. Tip 3: Gok als je het antwoord niet weet Het kan natuurlijk gebeuren dat je het antwoord echt niet weet op de vraag. Gok in dat geval het antwoord, wie weet gok je goed. Je hebt immers een kans van 1 op 4 en misschien zelfs groter als je een fout antwoord hebt weg kunnen strepen. Als je moet gokken, kun je dat ‘slim doen’: - Streep foute antwoorden eerst weg - Let op woorden als ‘altijd’, ‘nooit’ of ‘in geen enkel geval’. Vaak zijn die fout. - Laat je niet leiden door de langste zin of het meest ingewikkelde antwoorden. - Heb je bij je vorige vragen al drie keer A geantwoord, trek je daar niets van aan. Een vierde keer A kan ook gewoon. - Bekijk welke antwoorden sterk op elkaar lijken, vaak is een van die twee antwoorden juist. Open vragen Tip 1: Wees volledig Het komt vaak voor dat vragen niet volledig worden beantwoord en dat je daardoor niet alle punten voor die vraag krijgt. Kijk daarom goed wat er precies gevraagd wordt. Let op woorden als: ‘leg uit’, ‘verklaar’, ‘waarom’ etc. Als er gevraagd wordt naar twee redenen, let er dan op dat je ook echt twee redenen geeft. Als je er meer geeft, tellen die niet mee. Nadat Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 7 je het antwoord hebt opgeschreven, lees de vraag dan nog even door en kijk of je volledig bent geweest. Tip 2: Haal informatie uit de bronnen Vaak krijg je bij een vraag een bron erbij. Dit kan een kaart, afbeelding, grafiek, tabel of afbeelding zijn. Het goed bestuderen van de bron kan je al een eind op weg helpen in het beantwoorden van de vraag. Wat zie ik eigenlijk? Wat is de titel? Wat geeft de bron weer? Is er een legenda? Wat staat er op de x-as en y-as? Welke eenheden zijn er gebruikt? Wie is de maker? Staat er een jaartal bij? Tip 3: Schrijf tussenstappen op Je krijgt niet alleen punten voor het juiste antwoord, ook de tussenberekeningen leveren punten op. Het is jammer om die punten te verliezen, terwijl je wel weet hoe het moet. Tip 4: Schrijf nuttige informatie op Weet je het antwoord op de vraag niet, maar weet je wel iets nuttigs te melden over de vraag? Schrijf maar op! Vaak krijg je hier ook punten voor. Zorg er wel voor dat het relevant blijft en dat je geen onzin op gaat schrijven. Tip 5: Zorg dat je alles nog even controleert Je hebt de laatste vraag gemaakt en het liefst wil je zo snel mogelijk naar huis. Blijf toch nog even zitten en controleer je toets nog even. Heb je niet per ongeluk een vraag overgeslagen? Heb je antwoord gegeven op de vraag? Zijn je antwoorden leesbaar? Ben je nog iets vergeten? Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 8 Programma Blok 1 Blok 2 Blok 3 Blok 4 Blok 5 Cellen en stofwisseling Planten en dieren Het lichaam in stand houden Reageren op prikkels Generatie op generatie Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 9 ___________________________________ ___________________________________ Welkom op de examentraining Biologie VMBO Kader/Basis ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Wat gaan we doen? ___________________________________ De dag: • 5 blokken • Uitleg en opgaven maken • Pauzes – Lunch – Diner – Tussendoor ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Het eindexamen ___________________________________ • Tijdens examen – Kader: 45 vragen in 2 uur – Basis: 35 vragen in 1,5 uur – Als je vastzit: kom later terug – Als je het dan nóg niet weet: schrijf IETS op – Werk netjes! – Tijd over: Controleer NOG eens het hele examen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 10 ___________________________________ ___________________________________ Examenvragen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Examenvragen • • • • Lees eerst de vraag Inventariseer gegevens + markeer Geef antwoord Controleer: – Vraag beantwoord? – Eenheden – Significantie ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Typen vragen • • • • Meerkeuze Open Reken Figuur • Altijd geldt: geef zo precies mogelijk antwoord! ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 11 Figuurvragen ___________________________________ • Grafiek lezen – Wat is de titel? – Assen: absoluut of relatief? ___________________________________ • Grafiek tekenen – gebruik gehele papier – grootheden, eenheden, getallen bij de assen – oorzaak (X-as) en gevolg (Y-as) ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Wat wil een vraag van jou? ___________________________________ • Kennis ___________________________________ • Toepassen • Inzicht ___________________________________ Leren herkennen tijdens vragen maken! ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Kennisvraag ___________________________________ • Vraag die de kennis die je bezit bevraagt • Vaak kort antwoord of meerkeuze ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 12 Toepassingsvraag • Vraag waarin je de kennis die je bezit in een nieuwe situatie moet toepassen • Let goed op de eigenschappen van de nieuwe situatie – Welk deel van je kennis wordt hier toegepast? – Is er iets veranderd ten opzicht van je kennis? ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Inzichtsvraag • Vraag waarbij de kennis die je bezit er voor zorgt dat je iets uit deze situatie kunt concluderen • Vaak met behulp van grafieken, tabel of feiten uit de tekst • Vaak langere antwoorden ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 1: Cellen en stofwisseling ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 13 ___________________________________ Dierlijke cel Cellen Organisme Stofwisseling • Cellen hebben: ___________________________________ – Geen celwand – Wel een celkern ___________________________________ ___________________________________ Dierlijke cel ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Planten cel Cellen Organisme Stofwisseling • Cellen hebben: ___________________________________ – Celwand – Celkern – Vacuole – Bladgroenkorrels (plastiden) ___________________________________ Plantencel ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Overzicht van de Rijken Cellen Organisme Stofwisseling ___________________________________ Bacterie Schimmel Aantal cellen 1 1 of meercellig 1 of meercellig 1 of meercellig Plantencel Dierlijke Cel Celwand? Ja Ja Ja Nee Celkern Nee Ja Ja Ja Grote vacuole? Nee Ja Ja Nee Bladgroenkorrels? Nee Nee Ja Nee ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 14 Verschillende niveaus Cellen Organisme ___________________________________ Stofwisseling GROOT klein Orgaanstelsel orgaan weefsel cel ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Weefsel Cellen Organisme Stofwisseling • Plantaardig weefsels ___________________________________ – Transportweefsel – Dekweefsel • Dierlijke weefsels: ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Organen en organenstelsels Cellen Organisme ___________________________________ Stofwisseling • Orgaanstelsel: Groep organen met dezelfde functie ___________________________________ ___________________________________ Ademhalingsstelsel Verteringsstelsel ___________________________________ Bloedvatenstelsel ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 15 ___________________________________ Stofwisseling Cellen Organisme Stofwisseling Opname van stoffen: Voedsel en zuurstof Verbranding ___________________________________ In het lichaam: Transport, Afbreken, Uitscheiden ___________________________________ Door stofwisseling kan een organisme: • Groeien • Ontwikkelen • Voortplanten ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Organisch vs Anorganisch Cellen Organisme ___________________________________ Stofwisseling Organische stoffen (afkomstig van organismen) Anorganische stoffen (komen zowel in organismen voor als in de levenloze natuur) Koolhydraten Mineralen Eiwitten Water ___________________________________ ___________________________________ Vetten Vitamines ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Fotosynthese Cellen Organisme Licht Stofwisseling Glucose ___________________________________ Zuurstof ___________________________________ Fotosynthese Koolstofdioxide & Water ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 16 ___________________________________ Assimilatie Cellen Organisme Stofwisseling ___________________________________ Omzetten van stoffen tot andere stoffen met meer energie ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Verbranding vs. fotosynthese Cellen Organisme ___________________________________ Stofwisseling Fotosynthese: Koolstofdioxide + water + lichtenergie Glucose + zuurstof Verbranding: Glucose + zuurstof koolstofdioxide + water + energie ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 2: Planten en dieren ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 17 ___________________________________ Indeling Planten en dieren Leven Ecosystemen • Soorten: Een groep dieren die zich onderling kan voortplanten en vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen • Rassen: Een groep dieren binnen een soort ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Gewervelde en ongewervelde ___________________________________ • Ongewervelde dieren. Insecten (tracheeën) ___________________________________ Weekdieren (inktvis) • Gewervelde dieren: Vissen Amfibieën Reptielen Vogels Zoogdieren Kieuwen Kieuwen bij jongen, later longen Longen Longen Longen Eieren in water Eieren in water Eieren op het land Eieren op land Geboren Koudbloedig Koudbloedig Koudbloedig Warmbloedig Warmbloedig Beenschubben Huidademhaling Hoornschubben Veren Haren ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Gebit van zoogdieren Planten en dieren Leven Ecosystemen ___________________________________ Planteneter Vleeseter Alleseter ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 18 ___________________________________ Planten ___________________________________ ___________________________________ Doorsnede van een blad ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Insect en windbestuiving Wind • Plakkerig stuifmeel • Grote en uitstekende stamper en meeldraden ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Insect • Geur • Kleur • Nectar • Plakkerig stuifmeel ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Planten ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 19 ___________________________________ Leven Planten en dieren Ecosystemen Leven Levensverschijnselen: • Ademhaling • Voeden • Uitscheiden • Bewegen • Groeien • Voortplanten • Reageren op prikkels ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Ecosystemen Planten en dieren Leven Ecosystemen • Relaties tussen organismen 1. Producenten 2. Reducenten 3. Consumenten ___________________________________ Consumenten Producenten ___________________________________ ___________________________________ Reducenten ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Voedselweb en keten Planten en dieren Leven ___________________________________ Ecosystemen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 20 Piramide van biomassa Planten en dieren Leven ___________________________________ Ecosystemen Consumenten (C3) ___________________________________ Consumenten (C2) Consumenten (C1) ___________________________________ Producenten (P1) ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Functies binnen de kringloop Planten en dieren Leven ___________________________________ Ecosystemen • Planten – Producenten ___________________________________ • Dieren – Consumenten • Bacteriën en schimmels - Reducenten ___________________________________ Energieverloop? Biotische en Abiotische factoren, en de relatie daartussen in een ecosysteem ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 3: Het lichaam in stand houden ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 21 ___________________________________ Verteringstelsel ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Mondholte Voeding Bloed Ademhaling Uitscheiding • Kauwen: voedsel fijn maken • Speeksel ___________________________________ – Vertering koolhydraten – Dood bacteriën – Zorgt dat het voedsel makkelijk door de darmen heen kan glijden ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Maag Voeding Bloed • Tijdelijke opslag Ademhaling Uitscheiding ___________________________________ • Maagsap zuur – Dood ziektekiemen ___________________________________ • Vertering van: – Eiwitten ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 22 ___________________________________ Darmen • Twaalfvingerige darm ___________________________________ – Alvleessap uit de alvleesklier – Gal uit de galblaas • Dunne darm – Darmsap – Sterk vergroot oppervlak ___________________________________ • Verteert: – Eiwit, vet en koolhydraten ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Darmen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Darmen Voeding Bloed Ademhaling Uitscheiding • Brij van onverteerde voedselresten uit de dunne darm ___________________________________ • Opname van water • Bevat veel bacteriën ___________________________________ – Maken vitamines en andere nuttige stoffen • Darmperistaltiek ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 23 ___________________________________ Verteren Voeding Bloed Ademhaling Uitscheiding • Enzymen helpen bij verteren ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Voedingstoffen Voeding Bloed Ademhaling Uitscheiding • Bouwstoffen – Aanmaak nieuwe cellen en weefsels (eiwitten) ___________________________________ • Brandstoffen – Leveren energie (koolhydraten) ___________________________________ • Reservestoffen – Worden opgeslagen om later gebruikt te worden (vet) • Beschermende stoffen ___________________________________ – Houden het lichaam gezond (vitamine) ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Bloedvatenstelsel Voeding Bloed • Slagaders – Van het hart af – Dikke wand geen kleppen – Hoge bloeddruk • Haarvaten – Uitwisseling van stoffen • Aders – Naar het hart toe – Dunne wand met kleppen – Lage bloeddruk Ademhaling Uitscheiding ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 24 ___________________________________ Hart Voeding Bloed Ademhaling Uitscheiding • Transporteert stoffen door het lichaam heen • Kleine en grote bloedsomloop ___________________________________ ___________________________________ • Hart – Kransslagaders – Kransaders ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Bloedvatenstelsel • Bloedplasma (55%) ___________________________________ • Bloeddeeltjes (45%) – Rode bloedcellen • Vervoeren zuurstof ___________________________________ – Witte bloedcellen • Zuiveren het bloed – Bloedplaatjes • Zorgen voor bloedstolling ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Gaswisseling Voeding Bloed Ademhaling Uitscheiding • Functies: 1. Opname van zuurstof 2. Afgifte van koolstofdioxide ___________________________________ • Buikademhaling ___________________________________ – middenrifspier • Borstademhaling – Tussenribspieren • Longblaasjes ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 25 ___________________________________ Lever Voeding Bloed Ademhaling Uitscheiding • Functies – Zet glucose om in glycogeen en slaat dit op – Productie gal – Afbraak van giftige stoffen • Alcohol • Medicijnen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nieren Voeding Bloed Ademhaling Uitscheiding ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nieren Voeding Bloed • Nierschors: – Filtratie van het bloed • Niermerg: – Vorming van urine • Nierbekken: – Verzameling urine en afvoer naar blaas Ademhaling Uitscheiding ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 26 ___________________________________ ___________________________________ Blok 4: Reageren op prikkels ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Prikkels verwerken Zenuwstelsel Hormonen Zintuigen • Functie: Vangen prikkels op uit de omgeving ___________________________________ • Deze prikkels worden omgezet in impulsen • Deze gaan via het zenuwstelsel naar de hersenen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Zenuwstelsel ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 27 ___________________________________ De hersenen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Zenuwcel Zenuwstelsel Hormonen Zintuigen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Zenuwcellen en reflex • Soorten zenuwcellen – Gevoelszenuw – Schakelcel – Bewegingszenuwcel • Reflexen – – – – Terugtrekreflex Strekreflex Kniepeesreflex Pupilreflex ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 28 ___________________________________ Bewust en onbewust Zenuwstelsel Hormonen Zintuigen • Werkt met impulsen ___________________________________ • Bewust zenuwstelsel – Bewuste activiteiten en reflexen ___________________________________ • Onbewust zenuwstelsel – Onbewuste activiteiten ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Leerprocessen Zenuwstelsel Hormonen Zintuigen Stoffen die bepaalde organen beïnvloeden ___________________________________ ___________________________________ Benoemen verschillende Hormoonklieren en functies ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Oren Zenuwstelsel • • • • • • Oorschelp Gehoorgang Trommelvlies Gehoorbeentjes Slakkenhuis Gehoorzenuw Hormonen Zintuigen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 29 ___________________________________ Ogen Zenuwstelsel Hormonen Zintuigen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Ogen Zenuwstelsel Hormonen Zintuigen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Huid Zenuwstelsel Hormonen • Functies van de huid – Bescherming – Gevoel (tast, druk, pijn, temp.) – Temperatuurregulatie (!) Isolerende werking vet Bloedvaten wijder Zweten Kippenvel Zintuigen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 30 ___________________________________ Stoffen in de huid Zenuwstelsel Hormonen Zintuigen • Twee stoffen die in de huid gemaakt worden onder invloed van zonlicht (!!) ___________________________________ – Vitamine D – Pigment • Waarom beschermt pigmentproductie tegen verbranding en huidkanker en waarom is het logisch dat mensen die dicht bij de evenaar wonen een donkerdere huid hebben? ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Huid in lagen ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Blok 5: Generatie op generatie ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 31 Voortplantingsorganen (vrouw) ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Voortplantingsorganen (man) ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Bevruchting Voortplanting Embryo en geboorte • Zaadcel: – Kern met DNA en zwemstaart • Eicel: – Grote cel met veel voedsel voor de ontwikkeling Voorbehoeding Planten ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 32 ___________________________________ Ontwikkeling van embryo Voortplanting Embryo en geboorte Voorbehoeding Planten • Youtube filmpje ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Ontwikkeling van foetus Voortplanting • • • • Embryo en geboorte Voorbehoeding Planten Vruchtvliezen Vruchtwater Navelstreng Placenta ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Geboorte Voortplanting Embryo en geboorte Voorbehoeding 3 fasen: 1. Ontsluiting, 2. Uitdrijving, 3. Nageboorte Planten ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 33 ___________________________________ Voorbehoedsmiddelen Voortplanting Embryo en geboorte Voorbehoeding Planten • De pil (voorkomt ovulatie/eisprong) • Het condoom m/v (sperma kan de baarmoeder niet bereiken) • De spiraal (voorkomt innesteling van het embryo) • Het pessarium + zaaddodende pasta (dekt baarmoeder af) • Sterilisatie m/v (zaadleiders/eileiders worden doorgesneden) ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Voortplanting bij planten Voortplanting Embryo en geboorte Voorbehoeding 1. Ongeslachtelijke voortplanting Planten ___________________________________ 2. Geslachtelijke voortplanting (bestuiving) – Windbestuiving – Insectenbestuiving – Overbrenging via water (waterplanten) ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Geslachtelijk voortplanting • Stamper (eicel) • Stuifmeelkorrels (mannelijk) ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ ___________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 34 Blok 1: Cellen en stofwisseling Kastanjeziekte In 2002 werd een tot dan toe onbekende ziekte bij kastanjebomen ontdekt. In de jaren erna werden steeds meer bomen in Nederland ziek. Aangetaste bomen hebben plekjes op de stam waaruit bruin vocht loopt. Op die plekjes is het bastweefsel afgestorven. Als de stam helemaal rondom aangetast is, kan de boom ernstig verzwakken en uiteindelijk sterven. 1. Onderzoekers dachten dat de ziekteverwekker een bacterie of een schimmel was. Ze hebben daarom het weefsel van zieke en van gezonde bomen uitgebreid onderzocht, onder andere met behulp van een microscoop. Wat is een verschil tussen bacteriën en schimmels? A. Een bacterie heeft geen bladgroenkorrels, een schimmelcel wel. B. Een bacterie heeft geen celwand, een schimmelcel wel. C. Een bacterie heeft geen kern, een schimmelcel wel. ___________________________________________________________________ Vernauwing van een kransslagader Een vernauwing van een kransslagader kan een hartinfarct veroorzaken. In zo’n geval kan een omleiding in de bloedsomloop worden gemaakt. Zo’n omleiding heet een bypass en leidt het bloed om de plaats van de vernauwing heen. 2. Het gehalte aan cholesterol in het bloed kan een rol spelen bij het ontstaan van vernauwing in bloedvaten. Cholesterol is een bepaald type vet. Cholesteroldeeltjes kunnen in de wand van bloedvaten terechtkomen. Bepaalde bloeddeeltjes nemen dit cholesterol in zich op, net zoals ze ziekteverwekkers onschadelijk maken. Hoe heten deze bloeddeeltjes? A. bloedplaatjes B. rode bloedcellen C. witte bloedcellen Luiaards Luiaards zijn zoogdieren die in het tropisch regenwoud in Zuid-Amerika leven. Ze hangen aan takken in bomen, waarvan ze de bladeren eten. Ze bewegen zich heel langzaam. Ze slapen ruim achttien uur per dag. In die tijd verteren ze hun voedsel. 3. Luiaards hebben een langer darmkanaal dan even grote vleeseters, omdat plantaardig voedsel moeilijker te verteren is dan vlees. In de afbeelding is een plantencel weergegeven. Welke letter geeft het deel aan dat vooral moeilijk te verteren is? Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 35 A. B. C. D. P Q R S In het verteringskanaal van luiaards bevinden zich veel bacteriën die plantencellen goed kunnen afbreken. De afbeelding toont twee verschillende cellen die aangetroffen worden in het verteringskanaal van een luiaard: een bacterie en een cel van een luiaard. 4. Welke letter stelt de dierlijke cel voor? Leg uit waaraan je dat kunt zien in de afbeelding. Levercellen In de afbeelding is een levercel weergegeven. De levercellen worden beschadigd door de giftige stof die het DNA beschadigd. 5. Welke letter geeft het deel van de cel aan dat dan wordt beschadigd? A. P B. Q C. R Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 36 Pneumokokken Pneumokokken zijn eencellige ziekteverwekkers die bij veel mensen in de slijmvliezen van neus- en keelholte voorkomen. Meestal veroorzaken ze geen ziekteverschijnselen, maar soms hebben ze ernstige ziekten tot gevolg zoals hersenvliesontsteking of longontsteking. Pneumokokken hebben wel een celwand, maar geen celkern. 6. Tot welke groep behoren deze organismen? A. tot de bacteriën B. tot de dieren C. tot de planten D. tot de schimmels Stofwisseling Een leerling maakt een schema om een aantal processen in de koolstofkringloop weer te geven (zie de afbeelding). Koolstof komt onder andere voor in koolhydraten in een dier. Drie koolhydraten zijn: glucose, glycogeen en zetmeel. 7. Welke koolhydraten komen in cellen van een dier voor? A. alleen glucose en glycogeen B. alleen glucose en zetmeel C. alleen glycogeen en zetmeel D. glucose, glycogeen en zetmeel Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 37 Waarnemingen aan organismen 2p Waarnemingen aan organismen Waarnemingen aan organismen spelen in de biologie een belangrijke rol. Organismen of delen ervan kun je, afhankelijk vaneen de belangrijke grootte, bekijken Waarnemingen aan organismen spelen in de biologie rol. met het blote oog of met kun eenje, microscoop. Organismen of delen ervan afhankelijk van de grootte, bekijken met het blote oog of met een microscoop. 5 In het schema geven letters vijf lengtematen aan. 8. In het schema geven letters vijf lengtematen aan. 1000 cm 100 cm biologie CSE KB Q R uitwerkbijlage 10 cm 1 cm 0,1 cm 0,01 cm S 0,001 cm T 0,0001 cm 2014-1 U Hieronder staan in een tabel de namen van enkele organismen of delen van organismen. Op de uitwerkbijlage staan in een tabel de namen van enkele ____________ Naam kandidaat ____________________________ Kandidaatnummer organismen Hoe langofzijn deze organismen of delen van organismen ongeveer? delen van organismen. Schrijf dezijn letters van de lengtematen uit het schema op de juiste plaats in de Hoe lang deze organismen of delen van organismen ongeveer? tabel hieronder Gebruik elke letter één keer. Schrijf de letters van de lengtematen uit het schema op de juiste 5 plaats de tabel op de uitwerkbijlage. Gebruik elke letter één keer. (deel van in een) organisme letter van de lengtemaat 1p 6 7 armzenuw Rachida bacterie bekijkt met een microscoop een stukje van een dwarsdoorsnede van een blad. Ze maakt er een tekening van (zie de afbeelding). kippenei mens plantaardige cel 9. Rachida bekijkt met een microscoop een stukje van een dwarsdoorsnede van een blad. Ze maakt er een tekening van (zie de afbeelding). 20 Rachida ziet in cel Q celdelen die in cel P ontbreken. In deze celdelen vindt fotosynthese plaats. Geef de naam van deze celdelen. Rachida ziet in cel Q celdelen die in cel P ontbreken. In deze celdelen vindt fotosynthese plaats. Geef de naam van deze celdelen. 20 KB-0191-a-14-1-o Nationale 4 / 17 Kader | 2016 Examentraining | Biologie | VMBO lees verder ► ► ► 38 ogie CSE KB 2014-1 erkbijlage didaat ____________________________ Kandidaatnummer ____________ 10. Femke laat 25 erwten kiemen. Ze meet om de dag de lengte van de kiemplantjes. De resultaten van haar waarnemingen zet ze in een tabel. deel van een) organisme mzenuw acterie ppenei ens antaardige cel letter van de lengtemaat Hieronder staat een stuk grafiekpapier. Maak op dit grafiekpapier een lijndiagram met de gegevens uit de tabel. 20 20 11. Het schema hieronder stelt de fotosynthese voor. water + ......(1)...... + energie ......(2)...... + zuurstof Wat moet op de plaatsen (1) en (2) ingevuld worden om het schema compleet te maken? Schrijf je antwoord zó op: 1 = ................................ 2 = ................................ 1/2 Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 lees verder ► ► ► 39 Blok 2: Planten en dieren De Impala De impala leeft in Afrika in gebieden met grasland en acaciabomen. Impala’s leven in groepen die bestaan uit een mannetje met vrouwtjes en jongen. Ze eten planten zoals bladeren van acacia’s en gras. Ze moeten voortdurend opletten omdat ze een prooi zijn voor bijvoorbeeld leeuwen en luipaarden. 1. Welk type kiezen heeft de impala? A. knipkiezen B. knobbelkiezen C. plooikiezen 2. In de informatie hierboven worden verschillende organismen genoemd die deel uitmaken van een voedselweb. Dit voedselweb bestaat uit een aantal voedselketens. Schrijf een voedselketen op met drie van de organismen die in de informatie worden genoemd. 3. In een ecosysteem komen consumenten, producenten en reducenten voor. Tot welke groep behoort de impala? A. tot de consumenten B. tot de producenten C. tot de reducenten 4. De impala is een hoefdier. In de afbeelding zie je een poot van een impala, met aan het uiteinde een hoef. Dieren met zulke hoeven zijn, wat betreft hun voortbeweging, aangepast aan een harde ondergrond. Leg uit dat dieren met zulke hoeven zich beter kunnen voortbewegen op een harde ondergrond dan bijvoorbeeld op een moerassige ondergrond. Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 40 Gaswisseling 5. Bij veel planten vindt gaswisseling plaats via huidmondjes. In de afbeelding zie je biologie CSE KB een stukje van een doorsnede van een blad. Vier delen van het blad zijn aangegeven met een letter. 2015-1 uitwerkbijlage Naam kandidaat ____________________________ Kandidaatnummer _________ 6 nog mogelijk na sterilisatie? gebeurtenissen ja nee bevruchting Welke letter geeft een deel aan met een huidmondje? menstruatie A. letter Q ovulatie B. letter R C. letter S D. letter T 13 6. Op een zonnige dag gaat koolstofdioxide via huidmondjes het blad in. Ook gaan eigenschappen armslagader er dan via huidmondjes stoffen het blad uit. armader bevat Schrijf twee stoffen op die via huidmondjes naar buiten gaan op die kleppen dag. heeft de dikste wand 7. Veel dieren hebben ademhalingsorganen voor de gaswisseling. Op de vervoert zuurstofarm bloed uitwerkbijlage staan in een schema twee groepen dieren. Kruis bij elke diergroep op de uitwerkbijlage de juiste ademhalingsorganen aan. 18 ademhalingsorganen diergroep kieuwen longen tracheeën insecten reptielen 22 deel letter huig luchtpijp strotklepje Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 41 Een waterlelie In een plantenboek staat de volgende informatie over een waterlelie. Waterlelie Nymphaea alba Deze waterlelie komt voor in vrij diep, stilstaand tot zwak stromend water. De plant bloeit van mei tot augustus. De bloemen drijven op het water en hebben een aangename geur. De kelkbladeren zijn groen en de kroonbladeren zijn wit, soms roze. De bladeren drijven op het water. Onder water vormt de plant wortelstokken waaruit nieuwe planten groeien. 8. De bloemen van deze waterlelie worden bestoven door insecten. In de informatie hierboven kun je kenmerken van de bloemen vinden waaruit je dat kan afleiden. Noem twee van die kenmerken. 9. Een stuifmeelkorrel komt terecht op een stamper van een waterlelie. Daarna vinden de volgende gebeurtenissen plaats. 1) De stuifmeelkorrel vormt een stuifmeelbuis door de stijl. 2) Een zaadbeginsel groeit uit tot zaad. 3) Twee kernen versmelten met elkaar. Wat is de juiste volgorde van deze gebeurtenissen? A. 1–2–3 B. 1–3–2 C. 2–1–3 D. 2–3–1 E. 3–1–2 F. 3–2–1 Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 42 Een brandnetel In een plantenboek staat de volgende informatie over een brandnetelsoort. Een brandnetel De brandnetel wordt 30 tot 130 centimeter groot en bloeit van juni tot en met oktober. In een plantenboek staat de volgende informatie over De plant heeft mannelijke en vrouwelijke een brandnetelsoort. bloemen dietot onopvallend zijn groot en en De brandnetel wordt 30 130 centimeter groenachtig van kleur. De mannelijke bloeit van juni tot en met oktober. De plant heeft bloemen hebben lange die meeldraden. Dezijn mannelijke en vrouwelijke bloemen onopvallend vruchten zijn nootjes die elk bloemen één zaad en groenachtig van kleur. De mannelijke hebben lange meeldraden. De vruchten zijn nootjes die bevatten. elk één zaad Debevatten. bladeren zijn donkergroen. Op de stengel en de bladeren groeien De bladerenbrandharen. zijn donkergroen. Op de stengel en de bladeren groeien brandharen. De plant vormteen onder de De plant vormt onder de grond grond een wortelstok waaruit nieuwe planten groeien. wortelstok waaruit nieuwe planten groeien. 10. De bloemen van de brandnetel zorgen voor geslachtelijke voortplanting. Kan de brandnetel zich ook ongeslachtelijk voortplanten? Leg je antwoord uit met behulp van de informatie op bladzijde 4. 11. Welke bloemen van de brandnetel kunnen zich tot vruchtjes ontwikkelen? A. alleen mannelijke bloemen KB-0191-a-15-2-o 4 / 18 B. alleen vrouwelijke bloemen lees verder ► ► ► 12. De brandharen van een brandnetel kunnen bij aanraking jeuk, pijn en blaasjes op de huid veroorzaken. In de afbeelding zie je een stukje huid met zo’n blaasje. In het blaasje bevindt zich vocht tussen de twee lagen van de opperhuid. Geef de namen van deze twee huidlagen. 13. Het vocht in zo’n blaasje is hetzelfde als het vocht dat zich tussen de cellen van de huid bevindt. Hoe heet dit vocht? A. bloedplasma B. lymfe C. weefselvloeistof Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 43 Blok 3: Lichaam in stand houden De blindedarm en de appendix De blindedarm is een deel van de dikke darm en bevindt zich bij de plaats waar de dunne darm uitkomt in de dikke darm. Aan de blindedarm bevindt zich een wormvormig aanhangsel, de appendix. 1. Welke letter in de afbeelding geeft de blindedarm aan? A. letter Q B. letter R C. letter S D. letter T 2. Darmsap bevat verteringsenzymen. Maakt de blindedarm darmsap? En maakt de dunne darm darmsap? A. geen van beide B. alleen de blindedarm C. alleen de dunne darm D. zowel de blindedarm als de dunne darm 3. De appendix kan ontstoken raken. Dit wordt ten onrechte wel eens een 9 De appendix kan ontstoken Ditwordt wordteen ten ontstoken onrechte wel eens een blindedarmontsteking genoemd.raken. Meestal appendix uit blindedarmontsteking genoemd. het lichaam verwijderd. Volgens wetenschappers hangt de kans dat iemand een ontstoken uit het lichaam verwijderd. zo’nMeestal operatiewordt gehad heeft, af van appendix leeftijd, geboortejaar en geslacht (zie het Volgens wetenschappers hangt de kans dat iemand zo’n operatie gehad diagram). heeft, af van leeftijd, geboortejaar en geslacht (zie het diagram). 1p 18 kans dat iemand de operatie gehad heeft 16 (%) 14 12 10 8 6 4 2 0 0 10 20 30 40 50 Legenda: vrouwen geboren in 1970 mannen geboren in 1970 Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 60 70 80 90 leeftijd (jaren) vrouwen geboren in 1985 mannen geboren in 1985 44 Voor welke groep mensen is, als ze 50 jaar oud zijn, de kans dat ze zo’n operatie gehad hebben groter dan 10%? Voor welke groep mensen is, als ze 50 jaar oud zijn, de kans dat ze zo’n operatie gehad hebben groter dan 10%? A. alleen voor mannen geboren in 1970 B. alleen voor vrouwen geboren in 1970 C. alleen voor mannen geboren in 1985 D. alleen voor vrouwen geboren in 1985 E. voor mannen en vrouwen geboren in 1970 F. voor mannen en vrouwen geboren in 1985 __________________________________________________________________________________ Diabetes type 2 4. Lever- en spiercellen nemen glucose op en zetten dit om in een andere energierijke stof. Die energierijke stof slaan ze op als reservestof. Welke energierijke stof is dit? A. eiwit B. glycogeen C. vet 5. De lever heeft naast het opslaan van reservestof nog andere functies. Twee functies die organen in het lichaam kunnen hebben, zijn: 1) het afbreken van giftige stoffen; 2) het maken van gal. Is 1 een functie van de lever? En is 2 een functie van de lever? A. geen van beide B. alleen 1 C. alleen 2 D. zowel 1 als 2 Bart heeft diabetes en gaat voor controle naar de dokter. De dokter onderzoekt of zijn urine glucose bevat. Ook bepaalt de dokter het glucosegehalte van zijn bloed. 6. Als het glucosegehalte van Barts bloed erg hoog is, haalt het uitscheidingsstelsel glucose uit het bloed. Er zit dan glucose in zijn urine. Welke letter in de afbeelding geeft een plaats aan waar glucose dan uit het bloed wordt verwijderd? A. letter Q B. letter R C. letter S D. letter T Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 45 6 nog mogelijk na sterilisatie? gebeurtenissen ja nee bevruchting 7. Voor het bloedonderzoek neemt de dokter wat bloed af uit een armader vlak onder de huid. Een armslagader ligt dieper in de arm en is daarvoor niet menstruatie geschikt. Er zijn nog andere verschillen tussen een armader en een armslagader. ovulatie Op de uitwerkbijlage staan in een schema enkele eigenschappen van bloedvaten. Kruis in de tabel hieronder bij elke eigenschap aan of die hoort bij een armader of bij een armslagader. 13 eigenschappen armader armslagader bevat kleppen heeft de dikste wand vervoert zuurstofarm bloed 8. Eén van de verschijnselen die erop kunnen wijzen dat iemand diabetes type 2 18 heeft, is vermoeidheid. Omdat de cellen niet voldoende glucose uit het bloed kunnen opnemen, krijgen ze gebrek aan energie. ademhalingsorganen Leg uit waardoor cellen die niet genoeg glucose kunnen opnemen, diergroep kieuwen tracheeën gebrek aan energie krijgen. longen insecten 9. Uit een onderzoek bij 2500 mensen bleek dat in een periode van 6 jaar 10% van reptielen deze mensen diabetes type 2 kreeg. Hoeveel van deze mensen kregen gemiddeld per jaar diabetes type 2? Leg je antwoord uit met een berekening. ___________________________________________________________________ 22 Het verteringsstelsel deel letter huig In een deel van het verteringsstelsel bevinden zich darmvlokken. luchtpijpIn de afbeelding zie je een schematische tekening van zo’n darmvlok. strotklepje 10. Darmvlokken spelen een rol bij de opname van het grootste deel van de verteerde voedingsstoffen. In welk deel van het verteringsstelsel bevinden zich darmvlokken? A. in de slokdarm B. in de maag C. in de dunne darm D. in de dikke darm KB-0191-a-15-1-u 1/2 Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 lees verder ► ► ► 46 11. Een deel van de verteerde voedingsstoffen wordt opgenomen in de lymfevaten in de darmvlokken. Welke letter in de afbeelding van de darmvlok geeft een lymfevat aan? A. letter Q B. letter R C. letter S Op een aantal plaatsen kan een deel van het verteringskanaal tijdelijk worden afgesloten om de voedselbrij tegen te houden. Zo wordt de bovenkant van de maag afgesloten door een kringspier, de cardia, en de onderkant door een andere kringspier, de pylorus. Op de plek waar de dunne darm overgaat in de dikke darm bevindt zich de klep van Bauhin. Aan het eind van de endeldarm bevindt zich de anus met twee kringspieren, de binnenste en de buitenste sluitspier. 12. Eén van de verteringssappen bevat een zuur. Soms komt wat van dit zuur in de slokdarm terecht en veroorzaakt daar een branderig gevoel. Hoe heet volgens de informatie hierboven de kringspier die dit zuur doorlaat naar de slokdarm? 13. Als de endeldarm voller wordt, oefent de ontlasting steeds meer druk uit op de wand. Dit heeft een reflex tot gevolg waardoor de buitenste sluitspier bij de anus zich meer gaat samentrekken om de ontlasting binnen te houden. Om deze reflex te laten optreden worden impulsen langs drie typen zenuwcellen geleid: bewegingszenuwcellen, gevoelszenuwcellen en schakelcellen. In welke volgorde worden de impulsen dan langs deze zenuwcellen geleid? A. bewegingszenuwcellen gevoelszenuwcellen schakelcellen B. bewegingszenuwcellen schakelcellen gevoelszenuwcellen C. gevoelszenuwcellen bewegingszenuwcellen schakelcellen D. gevoelszenuwcellen schakelcellen bewegingszenuwcellen E. schakelcellen bewegingszenuwcellen gevoelszenuwcellen F. schakelcellen gevoelszenuwcellen bewegingszenuwcellen 14. In de dikke darm leven veel bacteriën. De bacteriën van een bepaalde soort delen zich onder gunstige omstandigheden in de dikke darm elk half uur. Eén bacterie van deze soort deelt zich zodat er twee bacteriën ontstaan. Ook deze twee bacteriën delen zich. Hiernaast zie je in een tabel en in een diagram hoeveel bacteriën er na 30, 60 en 90 minuten zijn onder de gunstige omstandigheden. Hoeveel bacteriën zijn er na 120, 150, 180 en 210 minuten als elke bacterie zich weer deelt onder de gunstige omstandigheden? Schrijf op hieronder de aantallen in de tabel en maak het diagram af. Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 47 15. De voedselbrij doet er enige tijd over om het hele verteringsstelsel te passeren. Hierbij spelen peristaltische bewegingen een rol. In de darmwand bevinden zich kringspieren en lengtespieren. Welke van deze spieren zijn betrokken bij de peristaltische bewegingen? A. geen van beide typen spieren B. alleen kringspieren C. alleen lengtespieren D. zowel kringspieren als lengtespieren ___________________________________________________________________ Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 48 Vetten en lymfe Vetten worden in het verteringskanaal geëmulgeerd door gal. Gal wordt gemaakt door de lever en opgeslagen in de galblaas. Enzymen uit de alvleesklier breken vetten af. Verteerde vetten worden in de dunne darm opgenomen in de lymfevaten. Via de lymfe komen de verteerde vetten in het bloed terecht. 16. In de afbeelding geven letters organen van het verteringsstelsel aan. biologie CSE KB 2015-2 uitwerkbijlage In de informatie hierboven worden enkele organen van het verteringsstelsel genoemd. Drie daarvan staan in een tabel op de hieronder. Naam kandidaat ____________________________ Kandidaatnummer ____________ Door welke letters in de afbeelding worden deze organen aangegeven? Schrijf achter elk orgaan de juiste letter in de tabel hieronder. 1 orgaan letter alvleesklier galblaas dunne darm 14 17. Verteerde vetten worden omhoog met de lymfe vanuit de dunne darm afgevoerd. Bevat omlaag lymfe rode bloedcellen? En bevat lymfe witte bloedcellen? de borstkas beweegt A. alleen rode bloedcellen het middenrif B. alleen beweegt witte bloedcellen C. rode en witte bloedcellen 20 letter naam orgaan R S Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 27 beenader borstslagader 49 18. In de afbeelding zie je een deel van de bloedsomloop. Verteerde vetten komen met de lymfe uiteindelijk in het bloed van de linker ondersleutelbeenader terecht. Het bloed stroomt daarna via de bovenste holle ader het hart in. In welk deel van het hart komt het bloed dan als eerste terecht? A. in de linkerboezem B. in de linkerkamer C. in de rechterboezem D. in de rechterkamer 19. Een deel van de vetten uit het voedsel wordt als reservestof in het lichaam opgeslagen. Worden vetten in beenmerg opgeslagen? En worden vetten in onderhuids bindweefsel opgeslagen? A. niet in beenmerg en niet in onderhuids bindweefsel B. alleen in beenmerg C. alleen in onderhuids bindweefsel D. in beenmerg en in onderhuids bindweefsel ___________________________________________________________________ Ademhaling In de afbeelding zie je schematisch een longblaasje met een haarvat op een bepaald moment tijdens de ademhaling. Pijl 1 en pijl 3 geven de stroomrichting van het bloed aan. Pijl 2 geeft de richting aan waarin de lucht stroomt. 20. De letters P en Q geven twee plaatsen in het haarvat aan. Op welke plaats is het gehalte aan zuurstof in het bloed het hoogst, op plaats P of op plaats Q? Leg je antwoord uit. 21. Pijl 2 geeft aan dat lucht het longblaasje instroomt. De borstkas en het middenrif bewegen dan. Kruis in het schema hieronder aan in welke richting de borstkas en het middenrif bewegen tijdens de inademing. Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 50 galblaas dunne darm 14 omhoog omlaag de borstkas beweegt het middenrif beweegt 22. Pijl 3 geeft aan dat het bloed vanaf het longblaasje wegstroomt. In welk groot bloedvat komt dit bloed als eerste terecht? 20 A. in de aorta letter naam orgaan B. in een holle ader R C. in een longader S D. in een longslagader 27 beenader borstslagader heeft de dikste wand bevat kleppen KB-0191-a-15-2-u 1/2 Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 lees verder ► ► ► 51 Blok 4: Reageren op prikkels Tinnitus Mensen met tinnitus ‘horen’ voortdurend een piepend of suizend geluid dat er in werkelijkheid niet is. Er worden dan impulsen vanuit het oor doorgegeven aan de hersenen, zonder dat de zintuigcellen in het oor geprikkeld zijn door geluid. 1. Welke letter in de afbeelding geeft het deel aan dat impulsen vanuit het oor naar de hersenen geleidt? A. letter Q B. letter R C. letter S D. letter T 2. Tinnitus kan ook ontstaan door een harde prop oorsmeer in de gehoorgang. In dat geval is tinnitus goed te behandelen door de oren uit te laten spuiten. Hierbij wordt een straaltje warm water in de gehoorgang gespoten om het oorsmeer te verwijderen. Kan het ingespoten water dan in de trommelholte terechtkomen? Leg je antwoord uit. ___________________________________________________________________ De pupil De pupil van het oog kan groter of kleiner worden, afhankelijk van de omstandigheden. Veel fotocamera’s kunnen zo ingesteld worden dat de flitser vlak voor het maken van een foto een aantal kleine flitsen geeft. Hierdoor worden de pupillen kleiner en zijn de ogen op de foto niet rood. 3. Rode ogen op foto’s ontstaan als flitslicht weerkaatst wordt door bloedvaten in het oog. In Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 52 1p 31 1p 32 4. 2p 33 5. Rode ogen op foto’s ontstaan als flitslicht weerkaatst wordt door bloedvaten in het oog. In het oog liggen bloedvaten onder andere in het vaatvlies. Welke letter in de afbeelding geeft het vaatvlies aan? het oog liggen bloedvaten onder andere in het vaatvlies. Welke letter in de A letter geeft Q afbeelding het vaatvlies aan? B A.letter R letter Q C B.letter letterSR D C.letter letterTS D. letter T De pupil wordt kleiner door het samentrekken van spieren in de iris. De wordt kleinerzich doorkringspieren het samentrekken van spieren in de iris. In de iris Inpupil de iris bevinden en lengtespieren. bevinden kringspieren van en lengtespieren. Door het Door hetzich samentrekken welke spieren wordt desamentrekken pupil kleiner?van welke spieren wordt de pupil kleiner? A alleen door het samentrekken van kringspieren alleendoor doorhet het samentrekken samentrekken van B A.alleen van kringspieren lengtespieren alleen het samentrekken van lengtespieren C B.door hetdoor samentrekken van kringspieren en door het samentrekken C.van door het samentrekken van kringspieren en door het samentrekken van lengtespieren lengtespieren Tijdens een onderzoek is de diameter van pupillen opgemeten bij Tijdens een onderzoek de diameter opgemeten mensen 263 mensen nadat zeis twee minutenvan in pupillen het donker hadden bij 263 gezeten. nadat zeresultaten twee minuten in dat het de donker gezeten. Uit resultaten blijkt Uit de blijkt pupilhadden van oudere mensendeminder groot kandat deworden pupil van mensen minder groot(zie kande worden danoudere die van jongere mensen tabel).dan die van jongere mensen (zie de tabel). leeftijd (jaar) gemiddelde diameter van de pupil in het donker (mm) 25 7,3 35 6,6 45 6,2 55 5,8 65 5,6 75 5,2 Hieronder staat een stuk grafiekpapier. Op de uitwerkbijlage staat een stuk grafiekpapier. MaakMaak de gegevens in de tabel een lijndiagramopopdit dit van van de gegevens in de tabel een lijndiagram grafiekpapier. grafiekpapier. KB-0191-a-15-2-o 14 / 18 Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 lees verder ► ► ► 53 Blok 5: Generatie op Generatie Sterilisatie Als een vrouw niet zwanger wil raken, kan zij zich laten steriliseren. Door sterilisatie worden delen van het voortplantingsstelsel onderbroken. Er zijn verschillende manieren waarop dit kan gebeuren. In de afbeelding zie je er twee. 1. In de afbeelding zie je twee manieren om delen van biologie CSE KBte onderbreken. het voortplantingsstelsel Schrijf de naam van deze delen op. 2015-1 uitwerkbijlage 2. Op de uitwerkbijlage staan in een schema de namen van drie gebeurtenissen in het voortplantingsstelsel Naam kandidaat ____________________________ Kandidaatnummer ____________ van een vrouw. Kunnen deze gebeurtenissen na sterilisatie nog plaatsvinden in het lichaam? Kruis de juiste antwoorden aan in het schema hieronder 6 nog mogelijk na sterilisatie? gebeurtenissen ja nee bevruchting menstruatie ovulatie ___________________________________________________________________ Het syndroom van Down 13 eigenschappen Bij iemand met het syndroom van Down komt armader chromosoom 21 de gewone lichaamscellen bevatinkleppen driemaal voor in plaats van tweemaal. heeft de dikste wand armslagader 3. Een afwijkend aantal chromosomen vervoert zuurstofarm bloedkan worden ontdekt door cellen van een ongeboren baby te onderzoeken. In de afbeelding zie je een methode om cellen van 18 een ongeboren baby weg te nemen. Met de ademhalingsorganen naald wordt vloeistof opgezogen waarin zich zulke cellen bevinden. diergroep kieuwen longen tracheeën insecten reptielen 22 deel letter huig Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 luchtpijp strotklepje 54 Hoe heet deze methode? A. echoscopie B. vlokkentest C. vruchtwaterpunctie 4. Wetenschappers hebben een nieuwe test ontwikkeld om voor de geboorte te kunnen bepalen of een baby het syndroom van Down heeft. Bij deze test wordt DNA onderzocht dat vanuit het bloed van de ongeboren baby is terechtgekomen in het bloed van de moeder. DNA van de ongeboren baby kan in het bloed van de moeder terechtkomen via lekkende bloedvaatjes. Dit gebeurt dan in het orgaan waarin bloedvaten van moeder en baby dicht bij elkaar liggen. Dit orgaan bevindt zich in de baarmoeder van een zwangere vrouw. Hoe heet dit orgaan in de baarmoeder? ___________________________________________________________________ De vruchtbaarheid van mannen 5. De vruchtbaarheid van een man hangt onder andere af van de kwaliteit van zijn sperma. Daarbij speelt het aantal zaadcellen per milliliter sperma een rol. Het sperma dat bij een zaadlozing vrijkomt, bevat gemiddeld 140 miljoen zaadcellen. Per milliliter sperma zijn dat er gemiddeld 35 miljoen. Hoeveel milliliter sperma komt er gemiddeld vrij bij een zaadlozing volgens deze gegevens? 6. Ook de beweeglijkheid van de zaadcellen is belangrijk voor de vruchtbaarheid. Zaadcellen moeten een grote afstand afleggen voordat ze een eicel kunnen bevruchten. Waar in het voortplantingsstelsel van een vrouw vindt bevruchting plaats? A. in de baarmoeder B. in de vagina C. in een eierstok D. in een eileider Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 55 7. Sperma bestaat uit zaadcellen en zaadvocht. Deze delen van het sperma worden in verschillende organen van het voortplantingsstelsel gemaakt. In de afbeelding zie je enkele organen van een man. Welke twee letters geven organen aan die zaadvocht maken? En welke letter geeft een orgaan aan waarin zaadcellen worden gemaakt? Schrijf je antwoord zó op: zaadvocht: letters ......... en ......... zaadcellen: letter ........... Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 56 Antwoorden: Blok 1: Cellen en stofwisseling Vraag 1. C Antwoord Scores 2. C 3. A Waarnemingen aan geen organismen 4. T, deze cel heeft celwand en wel een celkern 5. C 6. A 5 maximumscore 2 7. A de juist ingevulde tabel: 8. (deel van een) organisme armzenuw bacterie kippenei mens Vraag plantaardige Antwoord cel letter van de lengtemaat R U S Q T 9. Bladgroenkorrels indien vijf letters 7 • 10. maximumscore 2 juist ingevuld D • voorbeeld indien drie vierjuist letters juist ingevuld vanofeen diagram: • indien minder dan drie letters juist ingevuld 6 Scores 2 1 0 maximumscore 1 bladgroenkorrel(s) 11. koolstofdioxide, 2 = glucose • 1de= assen zijn juist ingedeeld en benoemd met de juiste grootheden en • eenheden de waarden uit de tabel zijn juist uitgezet als punten en met een juiste lijn verbonden Opmerking Nationale Examentraining | Biologie | VMBO Kader | 2016 Alleen als bij beide juist ingedeelde assen zowel de juiste grootheden als de juiste eenheden zijn vermeld mag het eerste scorepunt worden 1 1 57 voorbeeld van een juiste berekening: (2500 : 100) x 10 = 250 mensen in 6 jaar 250 : 6 = 41,7 / 42 mensen gemiddeld per jaar • een juiste berekening van het aantal mensen in 6 jaar • een juiste berekening van het gemiddeld aantal per jaar, uitgaande van Blok 2: Planten en dierenaantal in 6 jaar het berekende 1 1 1. C 2. Één van de volgende voedselketens: Gaswisseling Acacia impala leeuw Acacia impala luipaard 16 Gras D impala leeuw Gras impala luipaard 3. A. 17 maximumscore 2 4. Een uitleg waaruit blijkt dat ze zich op een harde ondergrond goed kunnen • water(damp) afzetten / dat ze op een harde ondergrond niet wegzakken / dat ze in een • zuurstofondergrond wegzakken. moerassige 5. D 18 Waterdamp maximumscore 2 6. en zuurstof 7. het juist ingevulde schema: 1 1 ademhalingsorganen diergroep kieuwen longen insecten reptielen tracheeën X X 8. Twee van de volgende kenmerken • bij(witte/roze/opvallende) insecten alleen tracheeën kleuraangegeven (van de kroonbladeren) • bijgeur reptielen alleen longen aangegeven (van de bloemen) meeldraden/stampers binnen de bloem 9. B 10. Ja, met een uitleg waaruit blijkt dat brandnetels zich (ongeslachtelijk) KB-0191-a-15-1-c 6 vermeerderen door middel van wortelstokken. 11. B 12. Hoornlaag en kiemlaag 13. C 1 1 lees verder ► ► ► Blok 3: Lichaam in stand houden 1. 2. 3. Vraag 4. 5. 136. 7. B C EAntwoord B D maximumscore 2 A Scores het juist ingevulde schema: eigenschappen bevat kleppen armader X heeft de dikste wand vervoert zuurstofarm bloed armslagader X X 8. Uit de uitleg moet blijken dat er niet genoeg verbranding kan optreden (door indien drie eigenschappen 2 een tekort aan glucose). juist aangegeven indien twee eigenschappen juist aangegeven indien één of geen eigenschap juist aangegeven Nationale Examentraining1 | Biologie | VMBO Kader | 2016 14 maximumscore Uit de uitleg moet blijken dat er niet genoeg verbranding kan optreden (door een tekort aan glucose). 1 0 58 Vraag Antwoord NB3 Als het College voor Toetsen en Examens vaststelt dat een centraal examenScores een onvolkomenheid bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift. 9. voorbeeld van een juiste berekening: (2500 : 100) x 10 = 250 mensen in 6 Vraag Antwoord Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt zo spoedig mogelijk nadat deScores 28 D jaar 250 : 6 = 41,7 / 42 mensen gemiddeld per jaar onvolkomenheid is vastgesteld via Examenblad.nl verstuurd aan de 10. C examensecretarissen. 29 3 28 maximumscore 11. BD Soms komt een onvolkomenheid pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die de juist ingevulde tabel: 12. Cardia vermeldt3de aanvulling: 29 maximumscore 13. Dgevallen tijd aantal juist ingevulde tabel: 14. de (minuten) bacteriën NB tijd aantal 30 werk al naar 2de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector Als het (minuten) bacteriën deze60 aanvulling op het 4 correctievoorschrift toe. 30 2 90 8 Een onvolkomenheid 60 4kan ook op een tijdstip geconstateerd worden dat een 120 16 aanvulling op het correctievoorschrift te laat zou komen. 90 8 150geval houdt 32 In dat het College voor Toetsen en Examens bij de vaststelling van de 120 16 N-term 180 rekening met 64 de onvolkomenheid. 150 32 210 128 180 64 3 voorbeeld Vakspecifieke regels 210 van een128 juist afgemaakt diagram: van een juist afgemaakt diagram: Voorvoorbeeld dit examen kunnen maximaal 59 scorepunten worden behaald. 4 Beoordelingsmodel Vraag Antwoord Scores Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend. Vetten en lymfe 1 3 15. D•maximumscore De juiste aantallen bacteriën zijn bij 120, 150, 180 en 210 minuten in de juist ingevulde tabel: 16. de tabel geschreven orgaan letter • De juist ingedeeld, bij de as zijn de juiste • De assen juiste zijn aantallen bacteriën zijn bijhorizontale 120, 150, 180 en 210 minuten in grootheid en eenheid de tabel geschreven alvleesklier W vermeld en bij de verticale as staat: ‘aantal • bacteriën’ De assen zijn juist ingedeeld, bij de horizontale as zijn de juiste galblaas Q • De in de tabel ingevulde aantallen zijndejuist uitgezet het diagram grootheid en eenheid vermeld en bij verticale as in staat: ‘aantal en dunne darm S met een juiste lijn verbonden bacteriën’ 17. B• De in de tabel ingevulde aantallen zijn juist uitgezet in het diagram en per met juisteen ingevulde letter juiste lijn verbonden 18. COpmerkingen 19. D− Het tweede scorepunt niet toekennen als bij de horizontale as de 2 Op B plaats grootheid of de ontbreekt. Opmerkingen 20. Q met eeneenheid uitleg waaruit blijkt dat het bloed (tussen plaats P en −− Het scorepunt als bij de Het tweede scorepunt niet toekennen als bijlongblaasje. deverticale horizontale as de plaats Q)tweede zuurstof opneemtniet uit toekennen (de lucht in) het as alleen 3 C ‘aantal’ of alleen ‘bacteriën’ staat vermeld. grootheid of de eenheid ontbreekt. − Het tweede scorepunt niet toekennen als bij de verticale as alleen 304 DD ‘aantal’ of alleen ‘bacteriën’ staat vermeld. 30 1 1 1 11 11 D KB-0191-a-15-1-c Nationale Examentraining KB-0191-a-15-2-c KB-0191-a-15-1-c 8 | 2016 | Biologie | VMBO Kader 4 8 lees verder ► ► ► 59 lees verder ► ► ► lees verder ► ► ► 13 Vraag maximumscore 1 Op plaats Q met een uitleg waaruit blijkt dat het bloed (tussen plaats P en plaats Q) zuurstof opneemt uit (de lucht in) het longblaasje. Antwoord Scores maximumscore 1 21. Bhet juist ingevulde schema: 29 14 C de borstkas beweegt 30 omhoog omlaag X het middenrif beweegt X De pupil 22. C Opmerking Blok 4: Alleen Reageren prikkels een op scorepunt toekennen aan een volledig juist ingevuld schema. 31 B 1. C A 2. Nee, met een uitleg waaruit blijkt dat het water wordt tegengehouden door het KB-0191-a-15-2-c 5 lees verder ► trommelvlies. 3. B 33 maximumscore 2 4. A 5. voorbeeld van een juist diagram: 32 Vraag 4 Antwoord ► ► Scores maximumscore 1 Een uitleg waaruit blijkt dat ze zich op een harde ondergrond goed kunnen afzetten / dat ze op een harde ondergrond niet wegzakken / dat ze in een moerassige ondergrond wegzakken. Sterilisatie maximumscore 1 eileider(s) op Generatie Blok 5: Generatie • de horizontale as is juist ingedeeld en beide assen zijn benoemd met de juiste grootheden en eenheden 6 maximumscore 2 1. Eileider(s) dejuist waarden uit deschema: tabel zijn juist uitgezet als punten en door een juiste ingevulde 2. • het lijn verbonden nog mogelijk na sterilisatie? 5 1 1 ja nee gebeurtenissen Opmerkingen − bevruchting Het eerste scorepunt niet toekennen bij het ontbreken X van één van beide of beide juiste eenheden of grootheden bij de assen. menstruatie X − Het tweede scorepunt niet toekennen als de lijn verbonden is met één ovulatie X van beide assen. 3. C indien drie juiste antwoorden aangegeven 4. placenta/moederkoek indien twee juiste antwoorden aangegeven 5. 4vruchtbaarheid milliliter De van mannen 6. D indien één of geen juist antwoord aangegeven 7. Zaadvocht: R en S 34 Zaadcellen: maximumscore U 1 2 1 0 De4 (milliliter) blindedarm en de appendix KB-0191-a-15-2-c 7 B Nationale Examentraining 8 C 8 | Biologie | VMBO Kader | 2016 lees verder 60► ► ►