Stevin vwo deel 3 Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Newton en Coulomb (16-09-2014) Pagina 1 van 14 Opgaven 1.1 De gravitatiewet van Newton 2 2 m 2π rf Fc mv r Fc 4π2 mr f 2 r v 2π rf 1 2 a m = 0,2∙10–3 kg ; v = 9 km/h = 2,5 m/s ; 90 t = 0,02 s dus 360 T = 0,08 s f = 12,5 Hz v b 3 - 2πr vT r r = 0,03 m = 3 cm T 2π Fc mv 2 0,2 103 2,52 4 102 N 2 r 3 10 − 3 cm 4∙10−2 N m = 9,1∙10−31 kg Invullen van de gegevens in Fc mv 2 levert: F = 8,3∙10−8 N r 8,3∙10−8 N Ga na dat je met de formule van Coulomb uit paragraaf 2 hetzelfde antwoord krijgt. 4 a De factor is 65/50 = 1,3 1,3 b F ~ v2 De factor = 1,32 = 1,69 1,7 5 De middelpuntzoekende kracht komt van het gewicht van de massa in het midden. Fc Fz M g 40,0 103 9,81 0,3924 0,392 N Fc 0,392 N 6,6 m/s 0,53 s a Ook de buitenrand van de band heeft een snelheid van 100 km/h = 27,7 m/s. v = 2R1∙f invullen geeft f = 15 Hz. − b v = 2R2∙f invullen geeft v = 17,2.. m/s 17 m/s m v 2 5,0 103 v 2 0,3924 v 43,1.. 6,56.. 6,6 m/s r 0,55 2π r 2π 0,55 v 6,56 T 0,525.. 0,53 s T T 6 c 7 a Fc v mv 2 50 103 17,22 82,5.. N r 0,18 83 N 2π r 2π 6,378 106 463,8.. 464 m/s T 24 3600 Eigenlijk moet je hier voor T de siderische omlooptijd gebruiken die ook in tabel 31 genoemd wordt. Tsiderisch = 0,9973 d = 23,93 h. Hiermee wordt het antwoord 465 m/s. Na één siderische omlooptijd is de positie t.o.v. de vaste sterren weer dezelfde. Na 24 uur staat de zon weer in het zuiden. 464 m/s Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Newton en Coulomb (16-09-2014) Stevin vwo deel 3 b Pagina 2 van 14 Voor de kracht op 1 kg geldt: 1 v 2 1 463,8.. 0,03373.. 0,0337 N r 6,378 106 2 Fc Dit wordt de centripetale versnelling ac genoemd. Bij gebruik van 23,93 h wordt dat 0,0339 N. Eerste manier Zie p. 12: gevenaar 9,7805 m/s2 Als de aarde stil zou staan, zou dat zijn 9,7805 + 0,0337 = 9,8142 m/s 2 0,0337 9,8142 0,034% 0,00343.. 0,34% Tweede manier Je kunt ook gebruik maken van g GM R2 6,67384 1011 5,976 1024 (6,378 106 )2 9,804 m/s2 Deze waarden schelen 0,1%. De verklaring voor dat verschil weten we niet. Misschien heeft het ermee te maken dat de aarde geen perfecte homogene bol is. c Dan zou gelden: ac = g = 9,8142 m/s2 ac 8 a b v2 4π2 6,378 106 9,8142 T 5065,.. s 84,41.. min 84 min 25 s r T2 Fg G Mm dus 1 G M 1 G en M invullen levert: r = 1,996∙107 m r r2 R = 6,371∙106 m h = 1,996∙107 – 6,371∙106 = 1,3579∙107 m = 13,6∙103 km 2 84,4 min 13,6∙106 km 2 want de satelliet komt na 12 h hetzelfde punt weer tegen. 2 9 a gmaan = 1,62 m/s2 ; Rmaan = 1,738∙106 m b Fc = 500∙1,62 = 8,10∙102 N Fc v 10 a mv 2 invullen geeft: v2 = 2,81..∙106 v = 1,67..∙103 m/s R 2πR invullen geeft T = 6,50..∙103 s = 1,81 h = 1h en 48 min T GMm 2 8,10∙102 N 1,68∙103 m/s 1h en 48 min mv 2 GM v2 r r r De massa is weggevallen die kun je dus niet berekenen. Als je de omlooptijd meet, kun je r en dus de hoogte berekenen. Als je de hoogte weet, kun je T berekenen. b 1,62 m/s2 1,738∙106 m – r = R + 500∙103 = 6871∙103 m ; G = 6,67384∙10–11 Nm2kg−2 ; M = 5,927∙1024 kg invullen in GM v 2 geeft v2 = 5,75.. v = 7,58.. m/s r 2πr combineren met v geeft T = 5,68..∙103 s = 1,58 h = 1 h en 35 min T 1h en 35 min Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Newton en Coulomb (16-09-2014) Stevin vwo deel 3 11 12 - vo 2GM 2GM en v o c Rs 2 Rs c – a 5 in 100 s Bij T hoort 360 T b Je hebt deze formules tot je beschikking: h = r – R en GMm 2 Pagina 3 van 14 360 100 7,2 103 s = 2,0 h 5 2,0 h 2πr mv 2 GM v 2 en v T r r r De waarden van G, M en T zijn bekend. Om r te kunnen berekenen, moet je dus v wegwerken. Je vindt dan: GM 4π2r 2 r 3 GM 2 2 r T T 4π 2 Dit is de derde wet van Kepler die in de leestekst van p. 14 wordt genoemd. Invullen van alle bekende getallen in r 3 r = 8,05..∙106 m c E Ek Eg GMT 2 4π 2 klopt levert: r3 = 5,23..∙1020 h = r − R h = 1,68..∙106 m = 1,7∙103 km 1 mv 2 2 GMm r 1 m 2 4π2r 2 T2 GMm r −3,7∙109 J Invullen van alle bekende waarden levert: E = 3,72..∙109 – 7,40..∙109 = –3,72..∙109 J 13 - Die 32 km speelt geen rol bij de berekeningen. Je krijgt er een idee mee van de afmetingen: de lengte van de Afsluitdijk. De diameter van 8 km betekent dat de ‘tegenhoofders’ 8 km boven je zitten – bijna de Mount Everest hoog. De cilinder draait om zijn lengteas. r = 4∙103 m en Fc op een massa m moet de waarde 9,8∙m krijgen. Dus: 9,8 m Pas v mv 2 4 103 v2 = 3,92∙104 v= 1,98∙102 2πr toe T = 1,26..∙102 s = 2 min en 7 s T m/s 2 min en 7 s Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Newton en Coulomb (16-09-2014) Stevin vwo deel 3 Pagina 4 van 14 Opgaven 1.2 – De wet van Coulomb 14 - Er zijn twee mogelijkheden. 1 Bol A is geladen (bijvoorbeeld positief) en bol B niet.In dat geval wordt bol B ‘gepolariseerd’. De positieve bol A trekt harder aan de negatieve kant van B dan dat hij de positieve kant van B afstoot. Tijdens het contact stromen elektronen van B naar A en zijn beide dus positief geworden. Daardoor stoten ze elkaar vervolgens af. – 2 Beide bollen zijn geladen; A bijvoorbeeld positief en B negatief. Daardoor trekken ze elkaar aan. Als ze beide even sterk geladen zijn, ontladen ze lkaar bij het contact. Als A bijvoorbeeld wat meer lading heeft dan B, dan zijn beide na afloop van de botsing positief en stoten ze elkaar vervolgens af. 15 - q = +e = 1,60∙10–19 C Fe 9,0 109 F= 16 a b c d 17 2∙10−8 q2 r = 10−10 m bij H2 en r = 10−15 m bij He Invullen van de gegevens geeft: r2 N bij H2 en 2∙102 N bij He ; deze krachten zijn afstotend. Fe 9,0 109 Ee 9,0 109 e2 r2 e r2 Invullen van de gegevens geeft: Fe = 8,22..∙10−8 N. 8,2∙10−8 N Invullen van de gegevens geeft: E = 5,1∙1011 N/C. 5,1∙1011 N/C Fe = Fc 8,22.. 108 Pas v 2∙10−8 N 2∙102 N 9,1 1031 v 2 5,3 1011 v 2,18.. 106 m/s 2πr toe T = 1,52..∙10–16 s f = 6,5∙1015 Hz T 2,2∙108 m/s 6,5∙1015 Hz - dproton 3∙10–15 m r 1,5∙10–15 m q 2 e 1,068 1019 C 46 N 3 1,068 10 1,5 10 19 9 F 9,0 10 18 15 2 2 4,6 N a De 9,1 hoort bij de massa van het elektron en de 10 –19 bij de lading. b Het neutron is ongeladen. De lading van de twee down-quarks moet duszijn: − q 1 e 5,340 1020 C − c Invullen van de waarden in de formule van Coulomb levert 6,4 N. 6,4 N - De ene bol krijgt a∙Q en de andere (1 – a)∙Q. Voor de kracht tussen de twee bollen geldt dus: F ~ a∙(1 – a)∙Q2 = k(a)∙Q2. Differentieer de frunctie k(a) = a – a2 en stel k(a) = 0 1 – 2a = 0 a = ½. Beide bollen hebben dus de lading ½Q gekregen. ½Q 3 19 Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Newton en Coulomb (16-09-2014) Stevin vwo deel 3 20 - Dit is de proef van p. 17. r22 F ~ r –2 F2 21 a EA 9 109 EB 9 109 EA 9 109 b Pagina 5 van 14 r12 r12 F1 F2 8,0 107 1,02 8,0 107 2 2,0 8,0 107 7,02 r2 9 109 9 109 9 109 F1 m2 2 6,0 107 5,02 6,0 107 2 2,0 6,0 107 3,02 4,32 2,5 2 0,16 0, 47 g 7,4.. 103 N Deze vector wijst naar links. 0,47 g 7,4∙103 N/C naar links 4,50 103 N Deze vector wijst naar rechts. 4,5∙102 N/C 7,46.. 103 N Deze vector wijst naar rechts. 7,5∙102 N/C naar rechts naar rechts Het gevraagde punt ligt tussen Q1 en Q2 in. 9 109 8,0 107 r12 9 109 8 : r1 6 : r2 r1 r1 6,0 107 r22 met r1 r2 4,0 m 8 r2 1,1547 r2 6 Op 2,14 m rechts van de linker bol 1,1547 4 2,14 m en r2 4 2,14 1,86 m 2,1547 c – r := r + dr E = f*((r-1)/Abs(r-1)*Q1/(r-1)^2 + (r-5)/Abs(r-5)*Q2/(r-5)^2) r := -0,001 dr := 0,002 f = 9e9 Q1 = 8e-7 Q2 = 6e-7 E = -f*(Q1/(r-1)^2+Q2/(r-5)^2) d EA 9 109 EB 9 109 EA 9 109 8,0 107 1,0 2 8,0 107 2,0 2 8,0 107 2 7,0 9 109 9 109 9 109 6,0 107 5,0 2 6,0 107 2,0 2 6,0 107 3,02 6,9.. 103 N Deze vector wijst naar links. 7,0∙103 N/C naar links 3,15.. 103 N Deze vector wijst naar rechts. 3,2∙103 N/C 4,53.. 102 N Deze vector wijst naar links. 4,5∙102 N/C naar rechts naar links Het gevraagde punt ligt op een afstand x rechts van Q2. 9 109 8,0 107 2 ( x 4) 9 109 6,0 107 x2 ( x 4)2 x 2 x 25,8.. 26 m 8 6 Zie de laatste grafiek bij deze opgave. Op 26 m rechts van Q2 Stevin vwo deel 3 Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Newton en Coulomb (16-09-2014) Pagina 6 van 14 r := r + dr E = f*((r-1)/Abs(r-1)*Q1/(r-1)^2 + (r-5)/Abs(r-5)*Q2/(r-5)^2) r := -0,001 dr := 0,002 f = 9e9 Q1 = 8e-7 Q2 = -6e-7 E = -f*(Q1/(r-1)^2+Q2/(r-5)^2) 22 a – Zie p. 207 van vwo deel 2, De kooi van Faraday. Binnenin het metaal is de veldsterkte nul. Tussen de bollen en buiten de buitenste bol geldt: E 9,0 109 4,00 106 r2 36 103 r2 N/C – b De velden van buiten kunnen niet de kooi van Faraday binnendringen. Buiten de buitenste bol voel je het veld van de binnenste bol wel. Als die binnenste bol – een zendantenne is, kan het signaal daarvan dus buiten worden opgevangen. Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Newton en Coulomb (16-09-2014) Stevin vwo deel 3 Pagina 7 van 14 Opgaven hoofdstuk 1 23 a b Bij gravitatie gaat het om krachten op massa’s. Bij elektriciteit gaat het om krachten op ladingen. De veldsterkte is de kracht op de eenheid van massa (de kg) of op de eenheid van lading (de coulomb). T 2π g f 1 2π − g noordpool Op de noordpool is g groter dan op de Mount Everest. In de ruimte ben je gewichtloos, dus lijkt het daar of g = 0 m/s2. De slinger zwaait daar niet. c Op Mars is g veel kleiner dan op aarde. Een berg weegt daar dus minder en kan dus hoger worden voor hij hetzelfde gewicht heeft als een berg op aarde. d r = R + 8,9∙103 = 6371∙103 + 8,9∙103 = 6380∙103 m 2 24 a − 6371 2 g ~ r –2 g 9,81 9,78 m/s 6380 9,78 m/s2 Grofweg heb je twee keer per dag eb en vloed. De tijd tussen eb en vloed is dus ongeveer 6 uu. 6h b – De afstanden zijn natuurlijk niet op schaal. De ‘waterbulten’ zijn iets hoger dan bij gewone vloed. c Fg,zon GM 1 Fg,maan 25 0,1496 10 12 GM 1 r 6,67384 10 11 1,9884 1030 2 2 5,92.. 10 3 N 6 10 3 N 6,67384 10 11 0,0735 1024 384, 4 10 6 2 3,31.. 10 5 N 3 10 5 N d Het gaat om deze twee verhoudingen van afstanden: [maan→Q] : [maan→R] en [zon→Q : zon→R] Bij de maan is die verhouding veel groter dan bij de zon en daardoor is de invloed van de maan op eb en vloed veel groter dan die van de zon. a Fs = Fz = 7,00∙9,81 = 68,7 N b 26 r2 Fc mv 2 5,00 v 2 dus 68,7 v 2,19.. m/s r 0,35 2π r 2π r f 2,19= 2∙0,35∙f f = 0,99.. Hz T 6∙10−3 N 3∙10−5 N 68,7 N 2,19 m/s c v a Dan is er geen last van luchtweerstand bij de bereikte hoge snelheden. – b 240 toeren per minuut betekent f = 4,0 Hz. 2π r v 2π r f dus v = 2∙6,0∙4,0 = 150,7.. = 1,5∙102 m/s T 2,1∙107 N F 5500 1502 F 2,06.. 107 2,1 107 N 6 1,0 Hz Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Newton en Coulomb (16-09-2014) Stevin vwo deel 3 c Pas de formule toe die je bij opgave 1 in elkaar gezet hebt: 2 2 m 2π rf Fc mv r Fc 4π2 mr f 2 r v 2π rf 42∙15∙f 2 = 5∙9,81 f = 0,28.. Hz 27 a Pagina 8 van 14 r (m) 10T (s) T^2 (s^2) 0 0 0 0,25 3,85 0,15 0,34 4,22 0,18 0,51 5,05 0,26 0,79 6,34 0,40 0,95 6,78 0,46 0,29 Hz 1 b1 2 2 2πr m Mg mv 2 2 2 r T 4π mr T 2 4π m r k 4π m Mg r Mg Mg T2 2πr v T Invullen van de waarden van m, M en g levert k = 0,50 s2/m – Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Newton en Coulomb (16-09-2014) Stevin vwo deel 3 Pagina 9 van 14 b2 Je kunt hierboven alleen een trendlijn maken als je het punt (0,0) weglaat. 28 b3 Uit de trendlijn volgt k = 0,50 s2/m. 0,50 s2/m c T2 = 0,50∙0,65 10T = 5,70 s 5,70 s a Gebruik tabel 32D. m = 2∙1030 kg mmelkweg = 7,5∙1011∙m = 1,5∙1042 kg b aantal sterren is 2 − 4∙1011 Neem om te middelen maar 3∙1011 een ster is ongeveer 2,5 keer zo zwaar als de zon. c Je leest deze waarde af in tabel 32D: 2,20∙10 5 m/s d Fc 2 1030 2,20 105 2,5 1020 2,20∙105 m/s 2 3,8.. 1020 4 1020 N Meer significante cijfers heeft geen zin bij zo’n opgave. Het gaat om de orde van grootte. 4∙1020 N Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Newton en Coulomb (16-09-2014) Stevin vwo deel 3 29 - g Pagina 10 van 14 GM R2 De zusterplaneten verschillen alleen in groote;ze hebben dus dezelfde dichtheid. Hun massa’s zijn dus evenredig met de volumes V = 4/3∙∙R3 g ~ R gA : gB = RA : RB = 2 : 1 30 − a Erratum De omlooptijd van 178 min had gegeven moeten zijn en vraag a was dan vervallen. Vraag b wordt vraag a. Het gaat er juist om dat je via de gegevens van zo’n kunstmaan de massa van de maan kunt berekenen. 2:1 − T = 178∙60 = 1,068∙104 s 1,068 10 4 2 (Volgens Binas g 4π2 2413 103 3 6,67384 1011 Mmaan 7,35∙1022 Mmaan 7,28.. 1022 kg kg.) 7,29∙1022 kg 1,61 m/s2 GM Tabel 31: Rmaan = 1738∙103 m R2 Alle waarden invullen geeft: gmaan = 1,60.. m/s2 (Volgens Binas 1,62 m/s2.) 31 32 a Tabel 31: 2,38 km/s 2,38 km/s b Die 1,5 km/s en 0,5 km/s zijn gemiddelde waarden. Dat betekent dat er op de maan ook moleculen zijn geweest die meer snelheid hadden dan 2,38 km/s. Die zijn weggelekt. Daarna waren er weer nieuwe snelle moleculen, enz. enz. – a1 a2 Zie opgave 7. Eigenlijk moet je niet 24 h gebruiken, maar de siderische rotatieperiode. Die is 0,9973 d = 23,94 h. Het antwoord wordt verder berekend met T = 24 h. G = 6,67384∙10−11 N/(m2kg2) M = 5,972∙1024 kg T = 24∙3600 = 8,64∙104 s Invullen van deze waarden in de derde wet van Kepler levert: r 3 = 7,53.∙1022 r = 4,22..∙107 m R = 6,371∙106 m r = 6,63∙R h = 5,63∙R 4,22∙107 m 5,63∙R b 81 cos = 1/6,63 = 81 c d r = R + h = 6371 + 500 = 6871 km = 6,871∙106 m Pas de derde wet van Kepler toe T 2 = 3,21..∙107 T = 5,66..∙103 s = 1,57 h = 1 h en 1 h en 34 min M 3 M π R 3 4 πR 3 3 4 π 2R 3 3π 3 2 3 2 3 4 πR GT GT 2 R GM 4π R M T 2 4π2 GT 2 – M V 4 3 33 - Je kunt F uitzetten tegen r −2 of √F tegen r −1 of F −1 tegen r 2. – 34 a De maan gaat dan in een rechte lijn eenparig verder – eerste wet van Newton. – b Er geldt dan: GMm fQ2 dus: r2 r2 6,67384∙10−11∙5,972∙1024∙0,0735∙1024 = 9,0∙109∙Q2 Q = 5,7∙1013 C 35 - 5,7∙1013 C De eenheid van moment is N∙m. T k r4 [k] = N/m2 m4 N m = k (de eenheid van ϕ, de radiaal, doet niet mee) m N/m2 Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Newton en Coulomb (16-09-2014) Stevin vwo deel 3 36 - 37 - Q1 en Q2 moeten tegengesteld geladen zijn. De afstanden tot q verhouden zich als 2 : 1 Q1 = –4Q2 Er geldt dan: mg 38 a Pagina 11 van 14 2 r 0,1 2 1 r2 fe2 r2 Q1 = −4Q2 1,6 10 19 9,1 10 31 9,81 9,0 10 9 2 r2 r = 5,1 m 2r 2 = r 2 + 0,2r + 0,01 r 2 – 0,2r – 0,01 = 0 pas de a,b,c -formule toe: r = ½∙(0,2 ± 0,28..) = 0,24 m = 24 cm ᴠ –0,04 = – 4 cm Controle met niet-afgeronde waarden: r1 = 0,2414 2∙0,3414−2 = 17,16 en 1∙0,2414−2 = 17,16 die waarde is dus goed r2 = –0,0414 2∙0,0586−2 = 583 en 1∙(–0,0414)−2 = 583 dus ook goed b 5,1 m 24 cm en −4 cm De formule voor de veldsterkte in de buurt van de getekende q is: 2 1 E(r ) 9 103 N/C 0,1 r 2 r 2 Als de waarde van E positief is, wijst E naar rechts en als hij negatief is naar links. Neem voor r een waarde die iets groter is dan 0,2414 m, bijvoorbeeld 0,25 m. Dan krijg je als uitkomst E = –2,9∙103 N/C. De lading q wordt dus weer naar zijn oude plaats getrokken. Neem nu r = 0,23 m. Dan krijg je E = 4,8∙103 N/C. Ook nu wordt q naar zijn oude plaats getrokken. Op de verbindingslijn levert r = 0,2414 m dus een stabiele situatie. Je kunt ook met Coach een grafiek maken van het gedeelte tussen de haken: Ook nu zie je dat je bij r = 0,2414 m een stabiele situatie hebt. Als q iets boven de verbindingslijn terechtkomt wijst de som van de twee vectoren E naar boven en wordt q dus nog verder weggeduwd. Boven en onder de verbindingslijn is de situatie dus niet stabiel. c 39 40 a Die vraag is al bij a beantwoord: de tweede plaats ligt tussen de ladingen in. Fz Fe mg fQ 2 r2 Invullen van de gegevens levert Q = 4,2∙10–6 C = 4 C b Q = 4,2∙10–6 C en e = 1,6∙10–19 C n a r, lucht = 1,00056 We werken in de regel niet met zes significante cijfers. b Fe Q n = 2,6∙1013 elektronen te weinig e Q Q 1 1 2 2 en r, water = 80 4π 0 r r – klopt 2,6∙1013 − − De elektrische krachten tussen de ionen houden de kristallen bij elkaar. In water zijn die 80 keer zo klein. Daardoor lossen veel zouten in water op. 41 a QNa-kern = 11∙1,602∙10–19 = 1,762∙10–18 C en q = 2∙1,602∙10–19 = 3,204∙10–19 C 137 9 109 QNa-kern qα r 2 r = 6,08..∙10−15 m 6,1∙10−15 m Stevin vwo deel 3 b E Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Newton en Coulomb (16-09-2014) 137 Invullen geeft E = 4,3∙1020 N/C qα Pagina 12 van 14 4,3∙1020 N/C c 42 d Het oppervlak stelt de potentiële energie van het -deeltje voor als het stilstaat bij r = 6,1 fm. - Zo’n stofdeeltje is ‘meteen’ op volle snelheid. We nemen daarom aan dat het deeltje eenparig beweegt. F = 0 dus Fe = Fw 400∙1,602∙10−19∙1,0∙105 = 1,6∙10−4∙5,0∙10−6∙v v = 8,0∙10−3 m/s 8,0∙10−3 m/s Stevin vwo deel 3 Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Newton en Coulomb (16-09-2014) Pagina 13 van 14 Toets 1 Venus a b1 Fz Fc mg mv c 2 vc g r r − Voor het bovenste vraagteken geldt: Fz = 1.gVenus = 8,87 N. Bij het onderste vraagteken is r 2 zo groot dus Fz is daar 4 zo klein 2,22 N. b2 Deze afname van Ep per kg is gelijk aan de toename van Ek. b3 Het maakt niet uit. Alleen het hoogteverschil telt. c Voor de kunstmaan van 120 kg wordt de waarde van het oppervlak: 120∙4,44∙6,052∙106 = 3,2∙109 J GMm Je kunt ook de formule Eg toepassen: r 3,2∙109 J ΔEk = Eg,2R − Eg,R Invullen van de getallen levert dezelfde waarde als de figuur uit Coach. 2 Charon a1 De waarde voor r die in Binas staat is fout. T = 6,4 d = 5,53∙105 s ; r = 2,0∙107 m v 2πr v = 2,3∙102 m/s T 2,3∙102 m/s Uitwerkingen hoofdstuk 1 – Newton en Coulomb (16-09-2014) Stevin vwo deel 3 a2 r3 Pagina 14 van 14 GM geeft: MPluto = 1,5∙1022 kg T 4π 2 Deze waarde is groter dan die in Binas. Maar als je goed kijkt, zie je dat hij gelijk is 1,5∙1022 kg aan de massa’s van Pluto en Charon samen. Charon is zó groot dat beide hemellichamen om één gemeenschappelijk massamiddelpunt draaien dat buiten Pluto ligt. In de formule wordt dus een te grote waarde van r gebruikt. Bij aarde en maan heb je dat probleem niet omdat de maan in verhouding veel kleiner is. Invullen van alle gegevens in 2 b vo 2gR g 0,66 m/s2 R 1,15 106 m/s Invullen geeft vo = 1,23∙103 m/s klopt c De rotatie van Charon loopt synchroon met die van Pluto. Daardoor zien de Pluto-bewoners de achterkant van Charon niet. De Charon-bewoners zien overigens ook de achterkant van Pluto niet. − 3 Geladen Erratum: Er staat een gegeven teveel, of 7,8∙106 m/s of 6,4∙10−14 m. Ga zelf na dat je met 7,8∙106 m/s tot 6,7∙10−8 m komt en dat bij 6,4∙10−14 m een snelheid van 7,5∙106 m/s hoort. a − b1 Fe 9,0 10 b2 E 9 13 1,602 1019 6, 4 10 14 2 0,73 N 2 F E = 4,6∙1018 N/C e b3 Eel 9,0 109 13 1,602 1019 6, 4 1014 0,73 N 4,6∙1018 N/C 2 4,7 1014 J Deze waarde moet gelijk zijn aan Ek op grote afstand. Ek = ½∙1,67∙10−27∙(7,8∙106)2 = 5,1∙10−14 J 5∙10−14 J