University of Groningen Slechte adem meestal eenvoudig door de tandarts te behandelen Halitose Winkel, Edwin; Gosselink, Karel Published in: Default journal IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below. Document Version Publisher's PDF, also known as Version of record Publication date: 2005 Link to publication in University of Groningen/UMCG research database Citation for published version (APA): Winkel, E., & Gosselink, K. (2005). Slechte adem meestal eenvoudig door de tandarts te behandelen Halitose: diagnose en behandeling. Default journal. Copyright Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Take-down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum. Download date: 18-07-2017 Slechte adem meestal eenvoudig door de tandarts te behandelen Halitose: diagnose en behandeling Auteur : Edwin Winkel, tandarts-parodontoloog en Karel Gosselink De behandeling van halitose door de tandarts is meestal vrij eenvoudig. Het probleem zit hem vaak in de herkenning ervan: de patiënt weet niet dat de tandarts de aangewezen persoon is om hem te helpen en maskeert zijn slechte adem; de tandarts – met mondkapje – herkent daardoor het probleem niet. Vrijwel iedereen kent wel iemand die last heeft van een slechte adem oftewel, in medische terminologie, halitose. In tachtig procent van de gevallen heeft het probleem een orale oorzaak die door een tandarts meestal vrij eenvoudig kan worden verholpen. Veel mensen met een chronisch slechte adem weten dit echter niet omdat ze denken dat gassen uit de maag het probleem veroorzaken. Het gevolg is dat patiënten bij een bezoek aan de tandarts met kauwgom of mondspray hun slechte adem maskeren, in plaats van dat ze hem vragen iets aan het probleem te doen. De tandarts is er op zijn beurt vaak niet van op de hoogte dat de patiënt met halitose kampt. Zeker als een patiënt verbergt dat hij uit zijn mond ruikt, is het probleem voor de tandarts, met zijn mondkapje op, niet of nauwelijks te ruiken. Er zijn voor de tandarts evenwel andere manieren om erachter te komen of iemand halitose heeft. Patiënten kunnen er bijvoorbeeld via informatiemateriaal in de wachtkamer op worden geattendeerd dat halitose door de tandarts kan worden behandeld. Mogelijk maken zij hun probleem dan uit zichzelf bespreekbaar. Ook kan een vraag in de anamneselijst worden opgenomen: heeft u last van een vieze smaak in de mond en een slechte adem? Een bevestigend antwoord zou voor de tandarts reden moeten zijn om dieper op de kwestie in te gaan. Verder kan een grote hoeveelheid aanslag op het achterste deel van de tong – de zogeheten tongcoating – een indicatie voor halitose zijn. Wanneer halitose bij de patiënt wordt aangekaart, is overigens zorgvuldigheid geboden omdat het hebben van slechte adem voor veel mensen gevoelig ligt. Er zijn er zelfs die psychisch gebukt gaan onder halitose. Het is echter aan te raden om het probleem wel te bespreken, omdat orale halitose vrij makkelijk verholpen kan worden. Besnuffelen Bij een vermoeden van slechte adem moet worden gediagnosticeerd of er sprake is van een orale of extra-orale halitose. De patiënt moet hiertoe de mond ongeveer een minuut dichthouden, waarna de tandarts – zonder mondkapje! – eerst de neus ruikt. Meestal komt hier geen kwalijke lucht uit. Is dit wel het geval, dan is er sprake van een extra-orale halitose. In dat geval is verwijzing naar de KNO-arts geïndiceerd, omdat het probleem op zijn terrein ligt. Na de neus ruikt de tandarts de mond, terwijl de patiënt zijn adem uitblaast. Als deze lucht stinkt, is er sprake van een orale halitose, wat een mondprobleem is dat meestal door de tandarts zelf kan worden behandeld. Als de patiënt uit zowel de neus als de mond stinkt, wordt het probleem vanuit de longen veroorzaakt. Bij deze zogeheten 'bloodborn halitosis' komt de lucht uit het bloed en wordt via longen, neus en mond uitgeademd. Bij minder dan tien procent van de halitosepatiënten is hiervan sprake. Deze groep patiënten vormt een probleemgroep, die nog niet goed te behandelen is. Het beste is om hen naar een internist te verwijzen. Er kan hier sprake zijn van systemische aandoeningen. Ook medicatie kan in deze gevallen een rol spelen. Het ligt voor de hand om te veronderstellen dat maar weinig tandartsen erop zitten te wachten om de mond van een patiënt te besnuffelen. Dat is niet direct een frisse handeling. Er hangt dan ook een taboesfeer omheen. Het kan helpen om eerst binnen de praktijk te oefenen, dus met collega-tandartsen, assistenten of mondhygiënisten. Wanneer het onderwerp op de werkvloer bespreekbaar en geaccepteerd is, doorbreekt de tandarts voor zichzelf het taboe. Scores Nadat een orale halitose is vastgesteld, richt de diagnose zich verder op het tandvlees en de tong. Beide kunnen een slechte mondgeur veroorzaken. Wat het tandvlees betreft, geldt dat bijvoorbeeld voor patiënten met parodontitis. Bij hen zal moeten worden beoordeeld of er tandvleesafwijkingen zijn die een onaangename geur veroorzaken. De voornaamste vorm van parodontitis is een acute necrotiserende ulsererende parodontitis (anup). Deze afwijking staat bekend om zijn acute karakter en verspreidt een dusdanig kwalijke geur dat iemand met anup zelf meestal snel doorheeft dat er iets niet in orde is. Maar meestal speelt de tong de belangrijkste rol en betreft het mensen met een chronische slechte adem, die zelf hun mondgeur niet meer ruiken. Bij halitose heeft zich een tongcoating gevormd, die een goede voedingsbodem vormt voor bacteriën. Deze produceren gassen, waaronder zwavelgas als waterstofsulfide (H2S) en methylmercaptaan (CH3SH). Over het ontstaan van een tongcoating is nog maar weinig bekend. Normaliter heeft een tong in ieder geval niet of nauwelijks last van een tongcoating. Sextanten Om de coating te kwantificeren, kan de tandarts de tong in sextanten verdelen, drie achter en drie voor. Aan elke sextant wordt een score toegekend: 0 = niks, 1 = een beetje, 2 = heel veel. Hoe hoger de score, hoe meer tongcoating zich op het sextant bevindt. Deze 'Winkel tong coating index' kan op de behandelkaart worden vastgelegd en geeft – als alle scores worden opgeteld – een indicatieve eindscore. Op deze manier kan de ernst van de tongcoating worden bepaald. Behandeling Bij een tandvleesprobleem dat slechte adem veroorzaakt, volgt een behandeling volgens het parodontitisprotocol van de Nederlandse Vereniging voor Parodontologie (NVvP). Als de tong de veroorzaker is, moet worden begonnen met de zogeheten 'maximale therapie'. Als zowel tandvlees als tong aan de slechte adem ten grondslag liggen, moeten zowel het NVvPprotocol als de maximale therapie worden ingezet. Maximale therapie houdt tweemaal daags spoelen met een mondspoelmiddel en mechanisch reinigen van de tong in. Als spoelmiddel wordt vaak Halita gebruikt. Dit middel bevat onder meer lage concentraties chloorhexidine en peridiniumchloride (CPC), twee antimicrobiële middelen. Het belangrijkste bestanddeel is zinklactaat, een metaalion dat reageert met zwavelmoleculen. Voor het beste resultaat moet de patiënt zodanig gorgelen dat het spoelmiddel in aanraking komt met het achterste deel van de tong. Hiertoe moet tijdens het gorgelen de tong worden uitgestoken. Voorafgaand aan het spoelen moet de patiënt zoveel mogelijk tongcoating verwijderen door de vlakke kant van een tongreiniger vier- tot vijfmaal over de tong te halen. Om te voorkomen dat de tong wordt beschadigd, mag dit niet vaker worden gedaan. Omdat de tong ruw is, kan van de patiënt niet verwacht worden dat hij zijn tong mechanisch op deze wijze honderd procent schoon krijgt. Tongreiniger en spoelmiddel zijn vrij verkrijgbaar in de apotheek. Vertrouwenspersoon Via maximale therapie wordt geprobeerd de patiënt volledig van een slechte adem af te helpen. Omdat de patiënt zelf niet kan beoordelen wanneer dit resultaat bereikt is, is het belangrijk dat de tandarts de patiënt er voorafgaand aan de behandeling van overtuigt dat deze een vertrouwenspersoon zoekt die geregeld aan de mond ruikt. De vertrouwenspersoon is bij voorkeur iemand uit de directe omgeving van de patiënt, het liefst de partner. Deze moet zeer geregeld aangeven of hij nog steeds iets ruikt. Dit is vooral belangrijk omdat het psychische effect van halitose voor de meeste patiënten het grootste probleem is. Ook als een vertrouwenspersoon een tijd niets meer ruikt, is het verstandig om geregeld te blijven ruiken. Hierdoor groeit het zelfvertrouwen van de patiënt. Soms geloven mensen die volgens de maximale therapie zijn behandeld niet dat ze van hun slechte adem af zijn. Dit komt door de factor smaak; halitosepatiënten denken vaak dat ze uit hun mond stinken omdat ze een vieze smaak hebben. Dit is echter een onbetrouwbare factor. Daarom zal de tandarts moeten benadrukken dat smaak en mondgeur niet met elkaar samenhangen. Als na een vervolgbezoek van de patiënt blijkt dat deze boodschap te weinig beklijft, kan gevraagd worden of de vertrouwenspersoon de volgend keer meekomt, zodat de situatie ook met hem kan worden besproken. Comfort range De onzekerheid van een patiënt over zijn adem is overigens moeilijk te meten. Een truc om dit toch enigszins te kunnen vaststellen, is het meten van de 'comfort range'. Dit is de afstand tussen twee personen waarbij men zich nog comfortabel voelt. De tandarts gaat op een afstandje van de patiënt staan en vraagt of deze denkt dat de tandarts hem nog ruikt. Als de patiënt bevestigend antwoordt, neemt de tandarts meer afstand en vraagt het nogmaals, net zolang totdat de patiënt denkt dat de tandarts hem niet meer ruikt. De afstand wordt gemeten en opgeschreven, tijdens de volgende afspraak wordt de comfort range opnieuw gemeten. Als het goed is, is de afstand dan afgenomen. Als dit niet het geval is, terwijl de patiënt de maximale therapie trouw heeft gevolgd en de tandarts niets meer ruikt, is het het overwegen waard om via de huisarts psychologische hulp in te roepen. De patiënt is er dan blijkbaar nog niet van overtuigd dat hij 'geurvrij' is, wat op een aanzienlijk psychisch probleem kan duiden. Er zijn gevallen bekend waarbij halitose tot een groot sociaal isolement met alle gevolgen van dien heeft geleid. Nadat een patiënt de maximale therapie zo'n zes weken heeft gevolgd, stelt de tandarts tijdens een vervolgafspraak het effect van de therapie vast. Als de patiënt maar een klein beetje is opgeschoten, is het zaak door te gaan met de maximale therapie. Als de patiënt er baat bij heeft gehad is het tijd voor finetuning. Daarbij gaat het er om dat wordt vastgesteld welke minimale maatregelen de patiënt dagelijks moet treffen om niet uit zijn mond te ruiken: bijvoorbeeld eenmaal daags de tong reinigen en eenmaal daags gorgelen of sprayen. Deze finetuning moet in samenwerking met de vertrouwenspersoon worden bepaald. Op deze wijze leert een patiënt ook zelf in welke situaties hij meer of minder op zijn mondhygiëne moet letten. Iemand die bijvoorbeeld intensief moet spreken, doet er misschien verstandig aan het maximale protocol te blijven hanteren. Iemand die op vakantie gaat, kan wellicht met veel minder af. Verwijzen In principe moet de maximale therapie iemand voor honderd procent van zijn orale halitose kunnen afhelpen. Toch zijn er gevallen waarin het misgaat. Bijvoorbeeld omdat de patiënt zich niet aan het protocol houdt, een sterke braakreflex heeft, of omdat – zoals al gezegd – de psychische kant een te grote rol speelt. Verwijzing voor hulp via de huisarts biedt dan wellicht een oplossing. In het sporadische geval dat dit niet tot het gewenste resultaat leidt, is er als laatste redmiddel de verwijzing naar het halitosespreekuur, dat in klinieken op verschillende plaatsen in Nederland wordt gehouden. Daar is speciale diagnostische apparatuur en expertise aanwezig om een patiënt wellicht verder te helpen. Halitosespreekuren: Kliniek voor Parodontologie Amsterdam, telefoon: 020 6460727 Rotterdam Medisch Centrum, poli KNO, telefoon: 010 4633230 De Rijksuniversiteit Groningen start eind van het jaar ook een halitosespreekuur