Naam: ................................................ Klas: ...................... Je ziet in de applet een elektrische schakeling waarvan je de weerstanden, de schakelaar kunt veranderen. Verder kun je de spanning in volt instellen. Zorg dat de schakelaar op "open" staat. Verander de spanning in 0 volt. Vul in of streep door wat fout is. 1 Er loopt wel/geen stroom want ..................................................................................... Sluit de schakelaar. Stel de spanning in op 5 V. Kies weerstand 1. Kies daarna weerstand 2. 2 Weerstand 1 / weerstand 2 is groter want bij dezelfde spanning .............................................. Kies serieweerstanden. Voer de spanning geleidelijk op van 5 V tot 15 V. Vergelijk de spanningen over de weerstanden afzondelijk (bovenste voltmeters) met de spanning over de hele schakeling (onderste voltmeter). 3 Eerste regel: Bij serieschakeling geldt: “Als je de spanningen in volt over de weerstanden afzonderlijk ............................ krijg je de spanning over de hele schakeling.” 4 Bij een spanning van 15 V is de stroomsterkte door de hoofddraad .......A, door weerstand 1 ....... A en door weerstand 2 ........ A. Tweede regel: Bij serie schakeling geldt: De stroomsterktes door de weerstanden zijn gelijk aan de stroomsterkte door de hoofddraad want ................................................................................... Kies weerstand 1. Stel de spanning in volgens de tabel hieronder. Lees de stroomsterkte I af en bereken zelf de weerstand R1. vraag 5 U in V 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 I in A R1 in S 6 De weerstand R1 is bij iedere spanning ..........Ohm. 7 Bij een spanning van 16 V is de stroomsterkte ........ A. 8 Bij een spanning van 20 V is de stroomsterkte ........ A. Kies weerstand 2. Stel de spanning in volgens de tabel hieronder. Lees de stroomsterkte I af en bereken zelf de weerstand R2. vraag 9 U in V I in A R2 in Ohm 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 10 De weerstand R2 is bij iedere spanning ..........Ohm. 11 Bij een spanning van 16 V is de stroomsterkte ........ A. 12 Bij een spanning van 20 V is de stroomsterkte ........ A. Kies serieweerstanden. Stel de spanning in volgens de tabel hieronder. Lees de stroomsterkte I af en bereken zelf de weerstand van de serieschakeling. vraag 13 U in V 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 I in A Weerstand serieschakeling R1,R2 in Ohm 15 14 De weerstand R1 is bij iedere spanning ..........Ohm. 15 Bij een spanning van 16 V is de stroomsterkte ........ A. 16 Bij een spanning van 20 V is de stroomsterkte ........ A. Vergelijk de laatste kolommen van de drie tabellen. 17 Derde regel: Bij serie schakeling geldt: als je de weerstanden in ohm .................... krijg je de weerstand van de hele serieschakeling. 18 Maak één grafiek met daarin drie lijnen. Trek ze door tot de oorsprong. Zet de spanning in volt langs de horizontale as en de stroomsterkte in ampère langs de verticale as.