Hoofdstuk 1: Wat is psychologie

advertisement
Hoofdstuk 1: Wat is psychologie
Def:
Psychologie= wet. Waarbij menselijk G bestudeerd w, met als doel deze G-evidentie te
gebruiken om d interne processen te begrijpen die aan dat G ten grondslag liggen & zo
theorieën te vormen en modellen op te stellen.
Door systhematische observatie v meetbare kenmerken (G), inzicht krijgen in processen die
niet rechtstreeks te observeren vallen (interne processen).
Tijdlijn
Voorheen: geloof dat d mens h centrum v h universum was

Copernicus (1473-1543)
 Vaststelling dat d aarde niet h centrum v h heelal is maar rond de zon draait.
Voorheen: dualisme van Plato (mens bestaat uit 2 onafh. elementen, lichaam & ziel)

Descartes (1596-1650)
 Rationalisme: waarheid kan achterhaald w door gebruik te maken v d rede.
 Nativisme: vanuit d aangeboren kennis kan d rede d volledige waarheid afleiden.
 Mechanische visie: wereld = complexe machine o.i.v deterministische wisk. wetten,
lichaam = onderdeel v machine, dus ook aan natuurwetten onderworpen.
Geest in de machine  homunculus
Overgang v.e. religieus naar een wetenschappelijk wereldbeeld

Tegenbeweging:
Empiristen (kennis komt voort uit zintuiglijke ervaringen en associaties van ideeën)
Thomas Hobbes, John Locke*(1632-1704) , David Hume(1711-1776)**
 *Geest= Tabula Rasa (alle menselijke kennis uit ervaringen met externe, voelbare voorwerpen) +
associationisme (hogere-ordekennis tot stand door combinaties van eenvoudigere ideeën)
 **associaties vooral bepaald door gelijkenis & samen voorkomen in tijd/ruimte
Aanvaarding dat mentale processen optreden volgens natuurwetten en begrepen konden
worden op basis van mechanische principes.

Darwin (1809-1882)
 Evolutietheorie (afstamming met verandering) door gedetailleerde observaties.
Mensen zijn geëvolueerd uit dieren dus hun G kan bestudeerd w zoals dat v dieren

Eerste psychologische experimenten (vanuit de geneeskunde)
 Thomas Young: tri chromatische theorie over kleurperceptie
 Hermann von Helmholtz: snelheid zenuwimpulsen in zenuwvezels
 Ernst Weber: kleinst waarneembare verschil tussen 2 stimuli
 Gustav Fechner: wiskundige formule voor sterkte ervaring op basis v stimulus
 Joseph Plateau: afwijkende formule
 Franciscus Cornelis Donders: reactiesnelheid op stimuli

Structuralisme (waaruit bestaat het bewustzijn)
Wilhelm Wundt (1832-1920)  eerste psychologische laboratorium
 Introspectie (kijken naar eigen bewustzijn)+ fysiologie (waarneembaar)= wet. Psychologie
 Structuralisme: o.b.v introspectie d structuur v.h. bewustzijn proberen te ontdekken
Elk complex proces kan gereduceerd w tot een combinatie v elementaire componenten
(bv. Sensaties, beelden of gevoelens)
Edward Tichener (1867-1927) : leerling van Wundt
 Deze elementen w door e associatieproces gecombineerd tot d. normale, bewuste ervaring
Kritiek: van weinig praktisch nut + onbetrouwbaar door onderlinge onenigheid

Tegenbeweging:
Gestaltpsychologie (perceptie v.h. geheel)
 Mens neemt d wereld waar in gehelen/gestalten
Max Wertheimer (1880-1943) Wolfgang Köhler (1887-1967) Kurt Koffka (1886-1941)
 Mens bestaat uit een voortdurende interactie met d omgeving
+ elk psychisch proces dient vanuit een dynamisch gezichtspunt bekeken te w
1

Functionalisme (wat is d functie v.h. bewustzijn)
 Interesse voor individuele verschillen tussen mensen & verschillen tussen mens en dier
John Dewey (1859-1952) William James* (1842-1910)
 * mentale processen= voortdurend veranderende stroom v gedachten & gevoelens

Behaviorisme (hoe kan de mens wet. Bestudeerd w)
Inspiratie: logisch positivisme
(= wetenschap is meest succesvolle manier om d
 G is v belang & w via directe observatie bestudeerd
wereld te begrijpen & kennis te genereren
Edward Thorndike: onderzoek naar leergedrag bij dieren
John Watson:alleen observeerb, meetb G kan h ond zijn v psych onderzoek & theorievorming
Methode: operationele def: theorieën gebaseerd op directe observaties die herhaalbaar zijn
 onderscheid tussen onafhankelijke en afhankelijke variabelen
D studie v d invloed v e stimulus (onafh) op d reactie v e pers/dier (afh)
=> S-R-psychologie (stimulus lokt een respons uit)
 wet theorie= beschrijving v precieze relatie tussen onafh & afh variabelen
Burrhus Skinner: operante conditionering + uitspraak ‘mentale processen bestaan niet’

Psychoanalyse (Freud en het onbewuste)
 Oorsprong persoonlijkheidsverschillen & mentale stoornissen = onbewuste
 Traumatische ervaringen uit vroege kindertijd verdrongen uit bewustzijn  onbewuste
conflicten in bewustzijn brengen door vrije associatie & droominterpretatie
Hedendaagse psychologie
 Natuurwetenschappelijke methoden zoals bij h behaviorisme zijn superieur
Albert Michotte (1881-1965) : studie v d vrijwillige keuze o b v introspectie
 Blijvende verschillen in hoeverre variabelen aanvaard werden tussen stimulus & respons
 mindere gebondenheid met d radicaal behavioristische interpretatie
 Uitvinding computer => feedback mechanisme => grotere overeenkomst mens-machine
 Behaviorisme minder aantrekkelijk: onverklaarbare bevindingen in leeronderzoek
Onderschatting actieve karakter v waarneming & geheugen

Cognitieve psychologie
Menselijk G kan nt begrepen & voorspeld w zonder beroep t doen op informatie verwerkende
(cognitieve) processen die zich afspelen in d hersenen + psychische niet los v lichamelijke



Belang v d biologie (o.i.v evolutieleer & ontdekkingen v.d biologie & geneeskunde)
 alle G via centrale zenuwstelsel dat bestaat uit hersenen & ruggenmerg
 erfelijke component: genen die d kinderen erven v hun ouders
 evolutie: sommige gen. Eig. kans op nakomelingen  volgnde generaties
 processen die zich in h lichaam afspelen bv. Productie hormonen in bijnier
Ontwikkeling die hersenactiviteit konden observeren => cognitieve neurowetenschap
Cognitieve processen (constant leren, G veranderd door vroegere ervaringen)
 leren handelingen uit t voeren door verwachting v e bevredigend resultaat & G nt
vertonen omdat ze verwachten dat die ongewenste gevolgen zullen hebben.
 info buitenwereld transformeren tijdens waarneming, combineren mt info uit
geheugen & gebruiken om gepast G te vertonen in nieuwe & gekende situaties
Mens als deel v.e. groep
Stanley Milgram: d hele wereld vormt een sociaal netwerk
Mensen vormen groepen met nauwe contacten & sterke beïnvloeding
+ G & waarden v.d. bepaald door d sociale & culturele context
Geert Hofstede: 4 dimensies waarop culturen verschillen
 individualisme <-> collectivisme (klemtoon op h individu of d groep)
 afstand o.b.v. macht (grootte v statusverschillen in e maatschappij)
 onzekerheid (hoeveel rituelen & instituten om angst & onzekerheid te vermijden)
 masculiniteit (hoe sterk w traditionele rolverdeling tsn man&vrouw beklemtoond)
Nature-nurture debat: sociaal culturele factoren vormen d tegenpool v.d. biologische factoren
Bv. Geslachtsverschillen voor groot deel bepaald door verschillen in opvoeding
2
Onderzoeksmethoden
 Objectieve registratie v feiten met nauwkeurige beschrijving zodat herhaling mogelijk is,
verklaringen zoeken voor gegevens en eventueel bevestiging in nieuw onderzoek
Theorie (= samenhangend geheel v ideeën gebruikt om een fenomeen te verklaren)
Literatuurstudie (= wat al bekend over problematiek + onderzoeksvraag nauwkeuriger formuleren)
Beschrijving
Voorspelling
Verklaring
Keuze v variabelen (= operationaliseren, meetbaar maken v.d. variabelen)
Personen selecteren (generaliseerbaarheid, representatief & repliceerbaarheid)
Onderzoekstechnieken:
 Beschrijvend onderzoek (correcte info verzamelen over een onderewerp)
 Naturalistische observatie (G systematisch observeren in natuurlijke context)
Nadeel: anders G wanneer d proefpersonen weten dat ze geobserveerd w = reactief G
 Vragenlijsten (vragen stellen aan mensen die ervaring hebben met h onderwerp)
Nadeel: antwoorden geven d indrukken v.d. ondervraagde weer, niet persee d realiteit
 Interviews (mondeling vragen stellen en d antwoorden registreren)
- Gestructureerd interview: vaste lijst v vragen in bepaalde volgorde
- Ongestructureerd interview: ingehaakt op wat d ondervraagde zegt
Nadeel: geen zekere uitspraken over G of oorzaken ervan
Antwoorden bepaald door d perceptie v.d. geïnterviewde + sociale wenselijkheid
 Opiniepeilingen (opinies bij representatieve steekproef bevolking -> conclusies populatie)
Nadeel: kan niet altijd veralgemeend w (sommige bevolkingsgroepen bereikbaarder)
Weigering te antwoorden op bepaalde vragen + sociale wenselijkheid
 Psychologische tests (menselijke vaardigheden & eigenschappen meten)
Gestandaardiseerde tests: zorgvuldig & uitgebreid vooronderzoek, waarborgen op
betrouwbare manier d vaardigheid/eigenschap meet die men wil meten
 Archiefdata (gegevens al aanwezig in bestand, kunnen analyses uitgevoerd w op d data)
 Gevalsstudies (intensief, gedetailleerd ond. 1 pers/ 1 gebeurtenis) = zeldzaam fenomeen

Correlatie onderzoek (inzicht in verbanden tussen verschillende waarnemingen/metingen)
Correlatie tussen variabelen (= elk kenmerk dat kan veranderen & gemeten kan worden)
(= de mate waarin 2 variabelen met elkaar samenhangen)
Correlatiecoëfficiënt: de mate & d richting v.h. verband tussen d 2 variabelen
MAAR: een correlatie is niet altijd een
A  B
B  A
CA&B
causaal verband!!

Experimenteel onderzoek (manipuleren variabelen & of effect heeft op d andere variabele)
Confounds: controle variabelen werden nt constant gehouden tijdens het experiment
 voor experiment: vroeger ond toont h effect aan, maar nog nt bij deze specifieke condities
 hypothese formuleren: o.b.v. voor ond & eigen ideeën nauwkeurige voorspelling maken
 hypothese wordt experiment: hypothese toetsen
Onafh. variabele: gemanipuleerde variabel om effect ervan op G te achterhalen
Afh. variabele: variabele die gemeten wordt al deel v.h. experiment
Controle variabele: aspecten v.h. onderzoek die constant moeten blijven
Operationaliseren: variabelen omzetten in concrete & meetbare handelingen
Invloed v.h. logisch positivisme: wetenschap moet men operationele def hebben v afh & onafh
variabelen + proef moet op exact dezelfde manier herhaalbaar zijn
 data verzamelen& analyseren: testen proefpers, verzamelen data, statistisch analyseren data
 hypothese evalueren: bevindingen in verband brengen met d oorspronkelijke hypothese
Geen overeenstemming: verkeerde hypothese of slechte operationalisatie
 experimenten nt mogelijk: bij nt exp te onderzoeken vragen, voorzichtig in uitspraken
Convergerende evidentie
- Interne validiteit: conclusies oorzaak-gevolg relaties tussen de variabelen rechtvaardig
- Externe validiteit: vera lgemeenbaarh. Onderzoeksresultaten buiten onderzoekssetting
- Veldexperiment: in natuurlijke situatie, factoren variëren om beïnvloeding G te zien
3
Het hebben v.e. onderzoeksvraag (op basis v.e. theorie)
Literatuur studie (Web of Science)
Beschrijving
Voorspelling
Verklaring
- Wat gebeurt er?
- samenhang tussen d
- waarom?
- hoe dikwijls?
gegevens?
- hoe?
Keuze v.d. variabelen (operationalisering)
Personen selecteren (generaliseerbaar, representatief & repliceerbaar)
Beschrijvend ond.
Correlatie ond.
Experimenteel ond.
- naturalistische observ
- verbanden zoeken
- hypothese formuleren
- vragenlijst
tussen d variabelen
- onafh var manipuleren
-interview
- afh var observeren
-opiniepeiling
- contr var constant houden
-test
-gevalsstudie
Data analyseren
- data vergelijken met
- begrijpen wrm var
- evaluatie hypothese
soortgelijke data
correleren en andre nt
(- theorie aanpassen &
- hypothese over = & =/
- hypothesen opstellen
opnieuw onderzoeken)
Verscheidenheid aan psychologen
- Klinische psychologen: diagnosticeren & behandelen mentale, emotionele & Gproblemen
- Cognitieve psychologen: hoe mensen d werkelijkheid waarnemen, interpreteren & onthouden
- Ontwikkelingspsychologen: de ontwikkeling in d loop v.h. leven
- Onderwijs psychologen: hoe het onderwijs optimaliseren
- Ergonomen: apparaten & werkomgeving zo gebruiksvriendelijk & doelmatig mogelijk
- Forensische psychologen: psychologische kennis toepassen bij rechtzaken
- Gezondheidspsychologen : hoe G gezondheid beïnvloedt & voorlichtingscampagnes opzetten
- Arbeids- en organisatiepsychologen: selecteren beste kandidaat voor job + arbeidsvreugde
- Neuropsychologen: bestuderen d relatie tussen d hersenen & h G
- Testpsychologen: ontwerpen gestandaardiseerde tests (betrouwbaar & valide meten v eig.)
- Schoolpsychologen: advies bij studiekeuze in lager & middelbaar onderwijs + feedback lkr
- Sociaal psychologen: hoe interactie met anderen d gedachten, gevoelens & G beïnvloeden
- Sportpsychologen: begeleiding atleten, gemotiveerd blijven + omgaan met druk
4
Terugblik vanuit de 3 invalshoeken
Biologische
Cognitieve
Sociaal-culturele
De mate van agressie bij een
persoon heeft een genetische
component. Ook de
spellingsvaardigheid wordt
genetisch bepaald
(tweelingenonderzoek)
Proef van Tolman:
Ratten leren in een doolhof
meer dan de S-R connectie, ze
leren een cognitieve kaart van
de lay-out van de doolhof
Verschillen in gedragingen in
kleine en grote klassen en de
leermogelijkheden naargelang
of het een goede of slechte
leerkracht is. De mate van
agressie wordt ook beïnvloed
door de blootstelling aan
geweld op tv en bij games
5
Download