g001 Stil ben je van ons heengegaan Je hebt altijd voor ons klaargestaan Geborgenheid en liefde heb je ons gegeven Zo was je hele leven Je was een schat voor ons allen Je te moeten missen zal ons zwaar vallen g007 Op snelle vleugels vloog je heen, veel te jong, veel te vroeg. Herinneringen blijven, ons hart is leeg ......, maar ook vol. g002 Vanmorgen vloog zij nog zo onbelemmerd en gracieus en zo verheven zo’n sierlijk wezentje het was geschapen om te zweven niet om te sterven ....... g008 ’t Laatste beetje is nu op, veel was er te verduren. Het kaarsje is nu opgebrand, gedoofd zijn alle vuren. Voor wie ’t aangaat is ’t niet erg, die heeft genoeg geleden. Wel voor hen die hij achterlaat. ”Vaarwel” en ”Rust in vrede”. g003 Toen wij op die .....dag zagen hoe jij daar zo rustig lag, verlost van pijn, verlost van angst want voor de dood zijn we ’t bangst. Die angst voor de dood is niet verdiend: hij heeft gehandeld als een vriend, hij heeft je zacht in slaap gesust geen pijn, geen angst, tenslotte .... rust. g009 Sterven doe je niet ineens, maar af en toe ’n beetje, en alle beetjes die je stierf, ’t is vreemd, maar die vergeet je, het is je dikwijls zelfs ontgaan, je zegt: ik ben wat moe, maar op ’n keer dan ben je aan je laatste beetje toe. g010 Rust nu maar uit - je hebt je strijd gestreden. Je hebt het als een moedig mens gedaan. Wie kan begrijpen, wat je hebt geleden? En wie kan voelen, wat je hebt doorstaan? g011 Moeder zijn is alles geven, zorgen en leiden, liefde en leven. Moeder zijn is alles derven, alles ... en tevreden sterven. g012 Ga nooit heen zonder te groeten, ga nooit heen zonder een zoen. Wie het noodlot zal ontmoeten, kan het morgen niet meer doen. Ga nooit weg zonder te praten, dat doet soms een hart zo’n pijn. Wat je ’s morgens hebt verlaten, kan er ’s avonds niet meer zijn. g013 Zijn ziekte heeft hij stil aanvaard vanaf de eerste dag. Ondanks angst en ondanks pijn was er telkens weer zijn lach. g004 g005 g006 Je hebt iemand nodig, stil en oprecht, die als het erop aan komt voor je bidt of voor je vecht. Pas als je iemand hebt, die met je lacht en met je grient, dan pas kun je zeggen: ’k heb een vriend. Een moeder, dat is ’t mooiste wat er is Als zij er niet is, dan pas is het mis Ze geeft je haar leven In ’t prille begin Haar leven is geven Je ziet ’t niet in Als ze er niet is Dan merk je pas Een zeker gemis: ” ’K wou dat mamma er was” Heer, bidden lukt niet altijd hoe goed ik het ook bedoel maar als het lukt, dan sluit de cirkel en voel ik diep van binnen de heelheid die er is tussen U en ons. g014 Zo lang gestreden om te leven, maanden van onzekerheid en pijn. Maar haar laatste dagen van strijd waren om bij U, God, haar Vader te zijn. g015 Iemand die me lief was is gestorven. Die vertrouwde stem is verstomd. Die vrolijke lach zal niet meer klinken. Geen kus en geen omhelzing meer. g016 ’t Stervensuur is mijn geboorte! Maakt een eind aan kruis en pijn. Voert mij door de hemelpoorte in het land van zonneschijn. g017 Het diepste verdriet wordt dikwijls verzwegen; voor ’t diepste geluk schieten woorden tekort. Wij zijn met ons diepste verlangen verlegen waar ’t liefste bezit slechts herinnering wordt. g018 g019 g020 ’t Verlies was er al voor het einde, de rouw, voordat het afscheid kwam toen die onzekere verwarring bezit van haar gedachten nam. Wij voelden mee haar stil verdriet. Nu rouwen wij, maar treuren niet. Je wilde nog zoveel maar had niet meer de kracht. Je ziekte had je volkomen in zijn macht. Je was zo moe. Je hebt je strijd gestreden. Je zorgen en verdriet behoren nu tot het verleden. Rust nu maar uit. Je bent bevrijd uit je lijden. Maar ach, wat is het zwaar van jou te moeten scheiden. Ik ga slapen. Ik ben moe. Sluit mijn beide oogjes toe. Heere, houd ook dag en nacht, over ..... trouw de wacht. g021 Ik ben op reis al weet ik niet waarheen maar ergens stond geschreven dat ik deze weg moest gaan en al aarzel ik soms even langs die eindeloze baan toch weet ik: Iemand ging me voor en daarom ga ik door. g022 Gesloten ogen houden verdriet verborgen. Alleen trillende wimpers en bevende lippen verraden de innerlijke pijn, geuit door een traan. Een wereld van mensen, zo vol macht en zo dicht. Een wereld van sterren, zo zacht en zo licht. Vind je rust in jouw wereld eindeloos, onwezenlijk, veilig. g023 En toch - telkens weer zullen wij je tegenkomen. Zeg dus nooit: het is voorbij. Slechts je lichaam werd ons ontnomen, niet wie je was en ook niet wat je zei. g024 Het is ons maar geleend de vele mooie dingen. Ons onbetwistbaar eigendom zijn de herinneringen. g025 Tijdens je leven heb je je naam zonder meer eer aangedaan. Je liefde, warmte en zorgzaamheid kon je aan vele mensen kwijt. Dat gaf jouw leven grote inhoud, daarom is het voor ons nu zo koud. Wij zullen moeten proberen op fijne herinneringen te teren. g026 Een uniek mens is heengegaan. Nu zijn we verbijsterd en bedroefd, maar hij zal altijd bij ons blijven door de onuitwisbare indruk die hij achterlaat. Overal en altijd verspreidde hij warmte en liefde. g027 Veel fijne herinneringen Verzachten onze smart Voorgoed uit ons midden Maar altijd in ons hart. g028 Hij hield van het leven ondeugd zijn grootste deugd zijn levenslust eindeloos. Al heeft hij ons verlaten, hij laat ons niet alleen. Wat wij in hem bezaten, is altijd van ons heen. g029 Het is tijd, ik moet nu gaan Ik zal geen afscheid nemen Kijk naar me uit in de regenbogen Hoog in de lucht Als de zon weer opkomt En de hele wereld nieuw is Kijk dan naar me uit en hou van me zoals ik van jou gehouden heb. g035 Een vechter, zoals wij van je gewend waren tot op het laatste moment. Je was een man van weinig woorden, duidelijk herkenbaar voor diegenen die bij je hoorden. Een man, vader en opa waar je op kon bouwen, met een woord waarop je kon vertrouwen. Achter je ligt een leven van werken en plicht en juist dat bepaalde in alles je gezicht. Zo bescheiden ben je gestorven. g036 Zijn plaats is leeg. Zijn stem is stil. Een ieder die hem kende, weet wat dit zeggen wil. g037 De grote strijd, van zovele jaren, is voor jou voorgoed voorbij. Het was heel zwaar, dat is te verklaren, al waren wij dagelijks aan je zij. Heel ver zijn wij met je meegegaan totdat het niet meer kon. Dit laatste moest je alleen doorstaan. Je vocht en overwon! Heel dapper heb je dit kruis gedragen, je geloof gaf je moed en kracht. Jaren van dragen, zonder klagen, en zo heb jij je strijd volbracht! g030 Opgewekt en zorgzaam, nooit vragend, Nimmer klagend, altijd stil dragend, Moedig ging je door, steeds weer, Tot op het laatste moment, Het wilde niet meer. g031 ’t Liefste dat ik heb bezeten, ... jaar de spil van mijn bestaan, vraag me niet dat te vergeten en gewoon weer door te gaan. g038 In stille dagen van woordloos klagen, in eenzaamheid werden mijn gedachten omhoog geleid en ik weet nu dat de dood niet het einde is. g032 Als de draad wordt doorgeknipt, voel je pas de diepte van verbonden zijn, voel je pas de pijn van verwond en alleen te zijn. g039 Herinner mij, maar niet in sombere dagen. Herinner mij, in stralende zon, hoe ik was, toen ik alles nog kon. g033 Een glimlach om je mond en je ogen die toch weten wie mij het allerliefste was. Die zal ik nooit vergeten. g040 g034 Altijd zullen wij je weer tegenkomen. Wij zeggen veel te vlug: het is voorbij. Er is toch enkel maar je lichaam weggenomen, niet wie je was en ook niet wat je zei. Waar mensen mensen zijn die elkaar verstaan, waar liefde liefde is, daarheen wil ik gaan; waar het eeuwig vrede is, waar de zon schijnt, waar een nieuwe wereld is die niet meer verdwijnt. g041 Al heeft zij ons verlaten, zij laat ons nooit alleen. Wat wij in haar bezaten, is altijd om ons heen. Als zonlicht om de bloemen, een ieder goed gezind. Teveel om op te noemen, door iedereen bemind. g042 Als ik de dingen niet meer weet, als ik de namen niet meer ken en wat ik weet meteen vergeet zodat ik onherkenbaar ben, denk dan aan de weg door mij gegaan. Zo heb ik het niet voor niets gedaan. g043 Als je in je levensstrijd warmte om je hebt verspreid, als je iemand die daar treurt, hebt getroost en opgebeurd, als je hielp waar je het kon aan wat licht en aan wat zon, als je een goed voorbeeld geeft heb je niet voor niets geleefd. g044 Boven de sterren verdwijnt eens het duister, daar wordt eens alles ontraadseld, onthuld, daar zal het lijden des harten eens zwichten, daar wordt de vreugde eens blijvend vervuld. g045 Eens breekt het koord, en niets voorkomt een val. Maar onder ons zijn eeuwige vaderarmen, het vangnet van Zijn liefde en erbarmen, waarin Hij ons voor eeuwig bergen zal. g046 God bewaart de namen, liefdevol, zorgvuldig. Hij oogst ze, bindt ze op Zijn hart. En met ons aller namen bouwt Hij de nieuwe dag, waarop Hij zelf de tranen drogen zal van wie vandaag nog huilen. g047 De mensen van voorbij, zij blijven met ons leven. De mensen van voorbij, ze zijn met ons verweven in liefde, in verhalen, die wij zo graag herhalen, in bloemengeuren, in een lied dat opklinkt uit verdriet. De mensen van voorbij, zij worden niet vergeten. De mensen van voorbij zijn in een ander weten. Bij God mogen ze wonen, daar waar geen pijn kan komen. De mensen van voorbij zijn in het licht, zijn vrij. g048 Een droom die geen bedrog is. Ik droomde eens en zie, ik liep aan ’t strand bij lage tij. Ik was daar niet alleen, want ook de Heere liep aan mijn zij. We liepen samen het leven door en lieten in het zand een spoor van stappen, twee aan twee; de Heere liep aan mijn hand. Ik stopte en keek achter mij en zag mijn levensloop, in tijden van geluk en vreugd van diepe smart en hoop. Maar als ik goed het spoor bekeek, zag ik langs heel de baan, daar waar het juist het moeilijkst was, maar één paar stappen staan ... Ik zei toen: ’Heere, waarom dan toch? Juist toen ik U nodig had, juist toen ik zelf geen uitkomst zag, op het zwaarste deel van het pad ...’ De Heere keek toen vol liefd’ mij aan en antwoordde op mijn vragen: ’Mijn lieve kind, toen ’t moeilijk was, toen heb Ik jou gedragen ...’ g049 Hij heeft alleen je lichaam weggenomen, niet wie je was en ook niet wat je zei. Ik zal nog altijd grapjes met je maken. We zullen samen door het stille landschap gaan. Nu je mijn handen niet meer aan kunt raken, raak je mijn hart nog duidelijker aan. g050 g051 g052 g053 g054 g055 g060 Welgedaan en welgeleefd, heengegaan en niet gebeefd. Veel gelachen en geleden, ook gehuild en vaak gebeden. Soms getwijfeld, blijven hopen, naar Gods glimlach toegelopen, door de Heer bij de hand genomen, bij de Here thuisgekomen. g063 Van het concert des levens krijgt niemand een program. g064 Wanneer het leven lijden is, brengt sterven verlossing. g065 Dank voor je liefde, dank voor je trouw. Ik zeg je bij deze, dat ik van je hou! g066 Verdrietig maar moedig had hij zich in het onvermijdelijke geschikt. Zijn zorg en belangstelling gingen altijd eerst uit naar anderen. Dat is tot het laatste zo gebleven. g067 Wat van binnen zit, dat blijft raden ... ... Maar alle goeds, dat spreekt vanzelf... g068 De leegte blijft, maar wij geloven en ervaren dat hij, die wij liefhebben en verloren, niet meer is waar hij was, maar altijd zal zijn waar wij zijn. g069 Zijn handen hebben voor ons gewerkt. Zijn hart heeft voor ons geklopt. Hij was een onvergetelijke vader. g070 Een goed mens een lieve vrouw een fantastische moeder. g071 God heeft ons geen kalme reis beloofd maar wel een behouden aankomst. g072 De dood van één mens lijkt klein en onbelangrijk in vergelijking tot grote rampen als oorlogen. Toch is de dood voor iedereen het grootste wat hem kan overkomen en het onbegrijpelijkste. g073 Zij was de spil van ons gezin. Je bent niet dood, je mag voor eeuwig leven, je bent verlost van onvolkomenheid, van pijn en verdriet, God zal je geven een onbegrensd geluk in onbegrensde tijd. God geeft aan ons Zijn liefde mee Het is een baken in de zee Een schuilhut tegen felle kou Een onderdak voor mij en jou Je hebt je strijd ten einde toe gestreden tot God je riep, Hij nam je bij de hand. Hij heeft geluisterd naar je vurige gebeden, je stap voor stap geleid naar het beloofde land. En naast de droefheid, die we moeten dragen, is er het weten: God heeft je bevrijd; Hij gaf ons niet het antwoord op ons vragen, maar schonk ons uitzicht op Zijn Eeuwigheid. Zijn leven moesten wij loslaten, in ons leven houden wij hem vast. Doodgaan is niet zo erg kan zelfs bevrijdend zijn. Afscheid nemen van allen die je liefhebben, dat doet pijn. De dood bestaat niet. De mensen sterven pas als ze vergeten zijn. Zolang jij aan mij blijft denken, zal ik altijd bij jou zijn. g061 Nooit vragen, nooit klagen, alles altijd zelf dragen. g062 De mooiste bloemen worden het eerst geplukt. g074 Lieve Ma, wij zijn dankzij jouw liefde en zorgen geworden wie wij zijn. Je blijft en hoort bij ons voor altijd, waar je ook bent. g085 Je handen hebben voor ons gewerkt. Je hart heeft voor ons geklopt. Je ogen hebben ons tot het laatst gezocht. Rust nu maar uit. g075 Jij was onze rots in de branding. Wel verloren, maar nooit vergeten. g086 Heel bijzonder, heel gewoon, gewoon een heel bijzondere man. g076 Mijn ogen turend langs velden, langs wegen. Nergens meer een glimp van jou. g087 Groot is de leegte en het verdriet. Mooi zijn de herinneringen die hij achterliet. g088 g077 Ogen gevuld met tranen. Voorgoed weg uit het heden, maar voor altijd in mijn verleden. Niemand weet wat leven is, alleen dat het gegeven is. En dat van dit geheimenis God het begin en einde is. g078 Hoe te aanvaarden dat je gaat, als je volop in het leven staat? g089 Niet belangrijk is de weg die je gaat, maar wel het spoor dat je achterlaat. g079 Zijn liefde, persoonlijkheid en levenshouding zal bij ons in dankbare herinnering blijven voortleven. g090 Omdat er liefde is bestaat er geen voorbij in alle eeuwigheid ben jij. g080 Plotseling ging jij heen. Nu ben ik alleen. Onuitsprekelijk verdriet. Vergeten zal ik je niet. Vaarwel. g091 Schippers varen naar oost, schippers varen naar west, maar wie op God vertrouwt, vaart het best. g081 Adieu, ons dapper kind. Je zult er nooit meer zijn. Tot straks, ons lief kind. Je zult er altijd zijn. g092 Zo is het goed, zo moet ’t zijn in het licht van God, het donker vergeten en kind bij God te zijn. g082 Veel gelukkige jaren waren we samen. Samen waren we één. Maar nu jij er niet meer bent, moeten we zonder jou verder ... dus alleen. g093 Over dit leven dat is geleefd spreekt Hij het laatste het blijvende woord. g083 Niet het scheiden doet zo’n pijn, maar het afgesneden zijn. g094 Gisteren is voorbij, morgen komt nog, vandaag helpt God. g084 Bij elk afscheid wordt een herinnering geboren. g095 ”Daar moet aan iedere bloem een traan, aan iedere zon een ondergaan, aan iedere dag een avond wezen.” g096 Zover wij konden zijn we met je meegegaan. Na een moedige strijd ben je van ons heengegaan. Wij zijn je dankbaar, voor al het goede ons gegeven, in je voorbeeldige en arbeidzame leven. g097 Je kwam van God Je was bij ons Je blijft in ons hart Nu leef je bij God g098 Het verdriet om zijn heengaan kan nooit zo groot zijn als de vreugde die hij ons heeft geschonken. g099 Kleine zorgen kun je delen maar er is een soort verdriet dat kunnen mensen niet meer helen en dat hoeft ook niet. g105 Psalm 42 (ber.) g106 Zijn leven moesten wij loslaten, in ons leven houden wij hem vast. g101 Doodgaan is niet zo erg kan zelfs bevrijdend zijn. Afscheid nemen van allen die je liefhebben, dat doet pijn. Gelijk het gras is ons kortstondig leven, gelijk een bloem, die op het veld verheven, wel sierlijk pronkt, maar kracht’loos is en teêr; wanneer de wind zich over ’t land laat horen, dan knakt haar steel, haar schoonheid gaat verloren: men kent en vindt haar standplaats zelfs niet meer. Psalm 103 : 8 g107 g100 ’t Hijgend hert, der jacht ontkomen, schreeuwt niet sterker naar ’t genot van de frisse waterstromen, dan mijn ziel verlangt naar God. De Heer is mijn herder, mij zal niets ontbreken. Psalm 23 g108 Ik kan gaan slapen zonder zorgen, want slapend kom ik bij U thuis. Alleen bij U ben ik geborgen. Gij doet mij rusten tot de morgen en wonen in een veilig huis. Psalm 4 g102 Ik heb de goeden strijd gestreden, Ik heb den loop geëindigd, Ik heb het geloof behouden. g109 Ruwe stormen mogen woeden alles om mij heen zij nacht, God, mijn God, zal mij behoeden, God houdt voor mijn heil de wacht. g110 Door een nacht, hoe zwart, hoe dicht, voert Hij mij in ’t Eeuwig licht. g111 Ik ben de opstanding en het leven, wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven. g112 De Heer is mij tot hulp en sterkte: Hij is mijn lied mijn psalmgezang. Tel uw zegeningen, tel ze één voor één. g113 Jezus, Uw verzoenend sterven, blijft het rustpunt van ons hart. 2 Timotheüs 4 : 7 g103 Hij die U roept is getrouw, die het ook doen zal. 1 Tess. 5 : 24 g104 Jezus zei: ’Ik ben de opstanding en het leven, wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven.’ Johannes 11 : 25 g114 Dan ga ik op tot Gods altaren. Tot God, mijn God, de bron van vreugd. g115 Ik zie een poort wijd open staan waardoor het licht komt stromen, een poort waar ’k vrijelijk in mag gaan om vrede te bekomen. g116 Zij/Hij is verlost. God heeft haar/hem welgedaan. g117 Ruwe stormen mogen woeden, alles om mij heen zij nacht, God, mijn God, zal mij behoeden, God houdt voor mijn heil de wacht. g118 Vaste rots van mijn behoud. g119 Blijf bij mij Heer, want d’avond is nabij. g120 Veilig in Jezus’ armen. g121 Wees maar niet bang wanneer de nacht zal komen. Juist als het donker is, ben Ik je zeer nabij. Ik wil mijn liefde over je doen stromen. Mijn moede kind: Vertrouw je toe aan Mij. Geef Mij je hand Ik durf je zo te vragen met Mij te gaan. Ik zal je helper zijn. g122 Niemand leeft voor zichzelf. Niemand sterft voor zichzelf. Wij leven en sterven voor God, onze Heer, aan Hem behoren wij toe. g123 Laat mij, o Heer, mijn leven in Uw handen leggen. En leer mij telkens weer: ”Uw Wil geschiede ...” zeggen. g124 Door de goede machten wonderbaar geborgen verwachten wij getroost wat komen mag. God is met ons in d’avond en de morgen en zeer beslist op elke nieuwe dag. g125 En niet onverwacht werd hij opnieuw geboren en getogen. God heeft zijn licht ontstoken in de nacht en gaf hem een levend hart en nieuwe ogen. g126 Je bent je weg gegaan, in wind en tegenwind, in licht en donker, in voor- en tegenspoed. Zo hebben wij elkaar ontmoet. En toch, God droeg je in de palm van Zijn hand. Zie, Ik heb u in mijn handpalmen gegrift. Jesaja 49 :16 g127 God heeft ons geen kalme reis beloofd, maar wel een behouden aankomst in Jezus Christus. g128 Heer, leg Uw stille dauw van rust op onze duisternis. Neem van ons hart de vrees, de lust, en maak ons innerlijk bewust hoe schoon Uw vrede is. g129 ”Ik weet aan wie ik mij vertrouwe, al wisselen ook dag en nacht. Ik ken de rots waarop ik bouwe: hij feilt niet, die Uw heil verwacht”. g130 Neem, Heer, mijn beide handen en leidt Uw kind tot ik aan de eeuwige stranden de ruste vind.