Broodje gras ≠ broodje aap

advertisement
Broodje gras ≠ broodje aap
Renske van Hofslot & Anne Kremer
De Amersfoortse Berg
Klas: 6VA en 6VD
Profielvak: Biologie
Begeleider: Mevrouw de Haan
27-10-14
Inhoudsopgave
Voorwoord ……………………………………………………………………………………………………………………………………… 1
Samenvatting …………………………………………………………………………………………………………………………………. 2
Inleiding …………………………………………………………………………………………………………………………………………. 3
Overzicht ………………………………………………………………………………………………………………………………………… 4
Het voedselvraagstuk …………………………………………………………………………………………………………………….. 5
Waarom kan een koe wel gras verteren en een mens niet? ………………………………………………………….. 7
- Het verteringsstelsel van de mens ………………………………………………………………………………………… 7
Het verteringsstelsel van de koe ………………………………………………………………………………………….. 9
Eiwitten …………………………………………………………………………………………………………………………………………. 11
Glucose …………………………………………………………………………………………………………………………………………. 15
Cellulose ……………………………………………………………………………………………………………………………………….. 17
Practicum ……………………………………………………………………………………………………………………………………... 18
- Kun je door middel van een schimmel en/of enzym, eiwit en glucose vrijmaken uit de
celwanden van gras? ………………………………………………………………………………………………………….… 18
- Kun je door middel van het fijnmalen van gras eiwit en glucose vrij maken uit de celwanden? 20
In hoeverre zijn de stappen die nodig zijn om gras verteerbaar te maken mogelijk? ……………………. 23
- Het Grassa!-project ………………………………………………………………………………………………………………. 23
- Het raffinage proces ……………………………………………………………………………………………………………… 24
- Economische rendabiliteit ……………………………………………………………………………………………………. 26
Conclusie ………………………………………………………………………………………………………………………………………. 28
Discussie ……………………………………………………………………………………………………………………………………….. 30
Bronnen ………………………………………………………………………………………………………………………………………… 31
Logboek ………………………………………………………………………………………………………………………………………... 33
Voorwoord
Beste lezer,
Voor u ligt ons profielwerkstuk over de mogelijkheden van gras als oplossing van het
voedselprobleem, waar wij tussen mei 2014 en januari 2015 heel wat tijd in gestoken hebben. Het
onderzoek naar graseiwitten als voedingsbron is nog volop in ontwikkeling, vandaar dat dit ons een
leuk en origineel onderwerp leek.
Zo’n profielwerkstuk komt er natuurlijk niet zomaar: voor de totstandkoming hiervan moeten we een
paar mensen bedanken. Ten eerste willen we de directeur van Grassa!, Martijn Wagener, bedanken
voor de cruciale informatie die hij ons verschafte en voor zijn snelle reactie. Petra Terlouw, bedankt
voor het leuke onderwerp. Voor de hulp bij het tweede practicum bedanken wij René van Hofslot en
ook Ineke van der Werf, bedankt voor het doorlezen van het eerste concept.
Bij dezen willen we ook onze profielwerkstukbegeleider mevrouw De Haan heel erg bedanken,
evenals Bouarfa, die ons geholpen heeft met de practicumopzet.
Wij wensen u veel leesplezier toe.
Renske van Hofslot en Anne Kremer
Amersfoort, 6 januari 2015.
1
Samenvatting
De aanleiding voor dit onderzoek was een onderzoek van Grassa! en de universiteit van Wageningen
naar de eiwitten in gras, en of deze ook beschikbaar zouden kunnen worden voor de mens. Wij
hebben dit uitgebreid en onderzocht of gras de oplossing voor het voedselprobleem is met behulp
van de hoofdvraag: “In hoeverre kan gras een oplossing bieden voor het voedselprobleem?”
Om hier achter te komen hebben we gekeken naar wat het voedselprobleem is en waarom de koe
wel gras kan verteren en de mens niet. Hiervoor hebben we de verteringsstelsels van de koe en die
van de mens met elkaar vergeleken. Ook hebben we de rol van eiwitten en glucose in onze voeding
onderzocht. De reden dat wij als mensen gras niet kunnen verteren is de cellulose die de celwanden
van de grascellen versterkt. Daarom zijn we ook dieper ingegaan op cellulose.
Tijdens het practicum hebben wilden we onderzoeken welke stappen er nodig zijn om gras
verteerbaar te maken en zo de nuttige stoffen te kunnen gebruiken als voedingsstof. Daarom hebben
we eerst geprobeerd de eiwitten te verkrijgen door het gras te bewerken met een schimmel en met
een enzym, daarna hebben we geprobeerd het gras te vijzelen om op die manier resultaten te
boeken.
Om te weten of het mogelijk is, moet je eerst weten hoe het gebeurd en of de techniek wel ver
genoeg. Ook dit hebben we onderzocht, net zoals de vraag of het proces wel economisch rendabel is.
We verwachten dat gras in de toekomst een bijdrage kan gaan leveren aan het oplossen van de
voedselproblematiek, omdat aan alle voorwaarden hiervoor voldaan wordt. De techniek is er, er is
voldoende grondstof beschikbaar en de verwachting is dat de afzetmarkt stijgt.
2
Inleiding
Op haar opleiding voedingsleer hoorde Petra, de moeder van Anne, van het onderzoek Grassa! aan
de Universiteit Wageningen. Bij dit onderzoek proberen ze eiwitten uit gras verteerbaar te maken,
zodat deze ook voor de mens van nut kunnen zijn. Want: als je gekookt en liefst ook nog geplet gras
eet en je kauwt er héél lang op, krijg je nog wel wát voedingsstoffen binnen, maar rauw gras verteert
gewoon niet. Je poept het onverteerd weer uit en hoogstwaarschijnlijk krijg je er nog maag- en
darmklachten van ook. En dat terwijl je niemand hoort klagen over buikpijn na het eten van een bord
spinazie!
Blijkbaar is er dus een verschil tussen deze twee soorten groen, maar waar zit hem dat nou in? En
waarom kan de koe wel gras verteren en de mens niet? Dit wordt door veel mensen als erg logisch
gezien en afgedaan als iets onveranderlijks. Erg jammer, want stel dat de mens hier wel toe in staat
zou zijn, in hoeverre kan gras dan een oplossing bieden voor het voedselprobleem?
Stuk voor stuk interessante vragen, vonden wij. Vandaar dat wij dit hebben genomen als onderwerp
voor dit profielwerkstuk. Hierbij is het natuurlijk belangrijk om te onderzoeken wat het
voedselprobleem inhoudt (hoofdstuk 1), hoe de mens en de koe voedsel verteren (hoofdstuk 2),
welke stappen er genomen moeten worden voor de voedingsstoffen uit gras door ons lichaam
opgenomen kunnen worden (hoofdstuk 5) en in hoeverre deze stappen op dit moment technisch en
economisch mogelijk en rendabel zijn (hoofdstuk 6). Daarnaast gaan we dieper in op eiwitten
(hoofdstuk 3) en glucose (hoofdstuk 4), omdat dit de nuttig bruikbare stoffen zijn die gras bevat.
3
Overzicht
Hoofdvraag
In hoeverre kan gras een oplossing bieden voor het voedselprobleem?
Hypothese
Sinds 2006 zijn wetenschappers van NIZO en Wageningen UR bezig om gras als menselijke
voedingsbron aan te wenden. Volgens Bart Smit van Nizo Food Research is de technologie al
beschikbaar om graseiwitten te isoleren en toe te passen in levensmiddelen zoals soepen, sauzen en
toetjes. Hiervoor moet de celwand van gras kapot gemaakt en het eiwit uit de totale celinhoud
geïsoleerd worden, rekening houdend met het feit dat het voor de mens eetbaar moet zijn, dus
hygiënisch en zonder toxische (hulp)stoffen achter te laten in het eindproduct.
Dit onderzoek is nog in de beginfase, waardoor er nog veel tijd en geld nodig zal zijn, zowel voor het
vervolg van het onderzoek als voor het op de markt brengen en bij de mensen op het bord.
Gras is hierdoor (nog) niet de oplossing van het voedselprobleem.
Deelvragen
 Wat is het voedselprobleem?
 Waarom kan een koe wel gras verteren en een mens niet?
- Hoe werkt het verteringsstelsel van de mens?
- Hoe werkt het verteringsstelsel van de koe?
 Welke rol spelen eiwitten in onze voeding?
 Welke rol speelt glucose in onze voeding?
 Cellulose
 Practicum
 In hoeverre zijn de stappen die nodig zijn om gras verteerbaar te maken mogelijk?
o Het Grassa!project
o Het raffinage proces
o De economische rendabilitei]
4
Het voedselvraagstuk
Volgens artikel 25 van de Rechten van de mens van de
Verenigde Naties hebben alle mensen recht op voedsel en
onderdak:
’’Een ieder heeft recht op een levensstandaard, die hoog
genoeg is voor de gezondheid en het welzijn van zichzelf en
zijn gezin, waaronder inbegrepen voeding, kleding,
Verenigde Naties
huisvesting en geneeskundige verzorging en de noodzakelijke
sociale diensten, alsmede het recht op voorziening in geval van werkloosheid, ziekte, invaliditeit,
overlijden van de echtgenoot, ouderdom of een ander gemis aan bestaansmiddelen, ontstaan als
gevolge van omstandigheden onafhankelijk van zijn wil.’’
Volgens het United Nation Hunger Report (oktober 2012, Rome) heeft momenteel 1 op de 8 mensen
onvoldoende te eten. Dit komt neer op zo’n 870 miljoen mensen wereldwijd. 98% van deze mensen
woont in een ontwikkelingsland. Honger en ondervoeding zijn op dit moment zelfs gezondheidsrisico
nummer één in de wereld: er sterven jaarlijks meer mensen aan ondervoeding dan aan aids, malaria
en tuberculose samen.
Dat er te veel mensen aan honger leiden is dus duidelijk, maar of dit komt doordat er letterlijk te
weinig voedsel is om alle 7 miljard burgers te kunnen voeden of dat er sprake is van een
verdelingsvraagstuk, staat ter discussie. Hoewel wij er van overtuigd zijn dat de verdeling van
voeding een erg belangrijk aspect is in het terugdringen van de honger in de wereld, laten we dit bij
ons profielwerkstuk buiten beschouwing. We richten ons dus vooral op (de toename van) de
absolute hoeveelheid voedsel.
Eiwitten zijn hierin een essentieel onderdeel. Een volwassen man heeft ongeveer 66 gram eiwit nodig
per dag, een volwassen vrouw zo’n 53 gram. Het huidige landbouw systeem is echter ontoereikend
om iedereen van voldoende hoogwaardige eiwitten te voorzien. Logisch is het om te zoeken naar
plantaardige oplossingen, omdat hiermee minder beslag wordt gelegd op de landbouwgrond en het
waterverbruik. Een dier gebruikt immers veel landbouwgrond door al het voedsel dat het in zijn
leven nodig heeft en uiteindelijk wordt maar een deel omgezet in vet en zo gebruikt als voedsel voor
de mens. Als je een kilo kip eet betekent dit indirect dat je 3 kilo graan verbruikt en één kilo
rundvlees staat gelijk aan zeven kilo graan. Door de ‘tussenstap’ van dieren weg te laten zal er meer
voedsel beschikbaar komen. Wel is het hierbij van belang om de juiste combinatie te maken van
eiwitten. (meer hierover in hoofdstuk eiwitten)
Een logisch vervolg hierop is de vraag of er ook andere eiwittenbronnen zijn die voor de mens te
benutten zijn. Hier wordt al volop onderzoek naar gedaan, waaronder naar algen, wieren en
insecten.
5
Insecten worden al veel gegeten in verschillende delen van de
wereld. Eetbare insecten zijn onder andere rupsen, sprinkhanen,
kevers, bijen en wespen, wantsen, termieten, mieren en muggen. In
Zuid- Afrika eet men veel sprinkhanen en krekels. De zijderups wordt
in Zuid-Korea veel gegeten en vanuit daar ook naar de VS
geëxporteerd. In de tropen eet men veel kevers en termieten. In
Thailand is de waterwants juist erg populair, gemarineerd in vissaus,
geroosterd boven het vuur, gestoomd of gemalen verwerkt in een
chilisaus. In Mexico worden mieren in taco’s verwerkt en in Colombia
kun je in plaats van popcorn parasolmieren bestellen voor bij je film.
Eigenlijk is juist Europa de uitzondering door geen gebruik te maken
van deze eiwitbron.
Ook tarantula’s worden
gegeten.
Ook zeewierteelt kan een belangrijke bijdrage gaan leveren aan de voedselproductie. In ZuidoostAzië wordt hier al veel gebruik van gemaakt, maar
met vaak veel schade voor het milieu. Dit komt
met name doordat de mest in zee geloosd wordt.
In Nederland wil men dit daarom anders
aanpakken. Volgens Willem Brandenburg,
onderzoeker aan de Universiteit van Wageningen,
Algenvlees
kan men, door bij het telen van zeewier de
voedingsstoffen uit zee te gebruiken, de kringloop
van voedingsstoffen sluiten. Dit komt ten goede aan de natuurlijke ecosystemen, spaart zoet water
en vermindert de druk op het landgebruik. Momenteel worden wereldwijd al meer dan 160 wieren
geconsumeerd, voornamelijk in Azië, maar ook in Europa wordt steeds vaker zeewier gebruikt.
Ook algen bevatten veel eiwitten en zouden in de toekomst net zoals wieren en insecten als
alternatieve eiwitbron kunnen dienen. Algen bevatten naast eiwitten veel vitamines, mineralen en
het Omega-3 vetzuur (dit is beschikbaar als algen pil). Algen kunnen als een goede vleesvervanging
dienen doordat het sappig is en een stevige bite heeft. Varkensmest bevat fosfaat en nitraat: het
voedsel van algen. Uit varkensmest kan bijna net zoveel vegetarisch ‘vlees’ worden gemaakt als
‘echt’ vlees van de varkens zelf. Dit houdt dus een verdubbeling van het rendement van hetzelfde
voer in.
Nog een stap verder is de vraag of we eiwitten die in veel voorkomende en/of makkelijk kweekbare
gewassen voorkomen voor de mens benutbaar kunnen maken. Een voorbeeld van zo’n gewas is gras.
Op de universiteit van Wageningen loopt het onderzoek Grassa! dat probeert eiwitten uit gras
beschikbaar te maken voor voedingsdoeleinden. Hiermee zijn we aanbeland bij de hoofdvraag van
ons profielwerkstuk:
“In hoeverre kan gras een oplossing bieden voor het voedselprobleem?”
6
Waarom kan een koe wel gras verteren en een mens
niet?
Vertering is het omzetten van voedingsstoffen die niet door de darmwand heen in het bloed kunnen
worden opgenomen, in verteringsproducten die wel kunnen worden opgenomen in het bloed.
Vitamines en mineralen kunnen direct worden opgenomen, hiervoor is dit proces dan ook niet nodig.
Eiwitten, koolhydraten en vetten hebben dit proces echter wel nodig en worden dus verteerd.
Het verschil tussen een koe en de mens is natuurlijk vooral wat er gegeten wordt: een koe eet gras
en andere plantaardige producten, terwijl de mens tot de alleseters gerekend wordt. Maar waarom
kan een koe wel gras verteren en heeft de mens daar zo’n moeite mee? Om daarachter te komen
kijken we eerst naar het verteringsstelsel van de mens en vervolgens naar het verteringsstelsel van
de koe.
Het spijsverteringsstelsel van de mens
De mond en keelholte
De vertering begint in de mond. Hier wordt door het kauwen het voedsel fijngemaakt en wordt het
vermengd met speeksel. Dit bevat onder andere α-amylase, een enzym die polysacheriden afbreekt
tot di-sacheriden. Dit is het begin van de koolhydraatafbraak.
Zetmeel (een poly-sacheride) bestaat uit honderden glucose moleculen. Doordat dit door α-amylase
wordt afgebroken tot het di-sacheride maltose (bestaande uit twee glucose moleculen) ontstaat er
dus als je lang op brood kauwt een zoete smaak in je mond.
In de keelholte (pharynx) komt het voedsel in contact met de Ring van Waldeyer. Dit is een
ringvormig lymfatisch weefsel die betrokken is bij de afweer tegen ziektekiemen, schimmels en
micro-organismen die via de mond of neus binnen komen.
Slokdarm en de maag
Via de slokdarm (oesophagus) komt het voedsel aan in de maag. De maag heeft vier belangrijke
functies: (1) de tijdelijke opslag van het voedsel, (2) de mechanische afbraak van voedsel, (3) de
afbraak van chemische bindingen in voedsel door de werking van zuren en enzymen en (4) de
productie van de intrinsieke factor. Dit laatste
vergemakkelijkt de opname van vitamine B12.
De maag bestaat uit vier onderdelen. De slokdarm
mondt uit in het kleinste deel van de maag, de cardia.
Het uitstekende gedeelte boven de cardia is de
Fundus. Het grote gedeelte tussen de Fundus en het
bochtige stuk aan de onderkant (het antrium) is de het
corpus. De kringspier verbindt de maag met de
twaalfvingerige darm (het ‘eerste deel’ van de dunne
darm).
7
De maagwand bestaat uit pariëtale cellen, zymogene cellen en endocriene kliercellen.
De pariëtele cellen in de maagsapklieren geven de intrinsieke factor (een eiwit waaraan
polysaccharieden gekoppeld zijn) en zoutzuur af. Zoutzuur verlaagt de pH van het maagsap. Hierdoor
wordt de maaginhoud op een pH van 1,5 tot 2 gehouden. Het is namelijk erg belangrijk dat het
maagsap zuur is. Het zuur zorgt ervoor dat micro-organismen worden gedood, het breekt celwanden
van plantencellen en bindweefsel in vlees af en activeert de enzymen van de zymogene cellen.
Zymogene cellen geven het eiwit pepsinogeen af. Wanneer dit in contact komt met het zoutzuur dat
door de pariëtele cellen wordt afgegeven wordt pepsinogeen omgezet in pepsine, een enzym dat
eiwit afbreekt. In de maag wordt de eerste stap gezet met de vertering van eiwitten, maar eerst
wordt de vertering van koolhydraten voortgezet. Amylase uit speeksel kan namelijk actief blijven
totdat de pH van de maag lager wordt dan 4,5. Dit gebeurt (door de afgifte van zoutzuur door de
pariëtele cellen) een à twee uur nadat er iets is gegeten. Wanneer de pH rond de 2 ligt onstaat
pepsine en begint de eiwitafbraak.
Endocriene kliercellen geven verschillende peptidehormonen af. Het belangrijkste peptidehormoon
is gastrine. Gastrine wordt afgegeven als reactie op grote hoeveelheden onvolledig verteerde
eiwitten. Het hormoon gastrine zorgt voor een toename van de bewegingen van de maag en de
productie van zuren en enzymen.
Ook de twaalfvingerige darm bevat endocriene cellen.
Dunne darm
In de dunne darm wordt de vertering afgerond en wordt het grootste gedeelte van de
voedingsstoffen (enkelvoudige suikers, vetzuren en aminozuren) in het bloed opgenomen. Ook het
grootste deel van het water wordt hier uit de
voedselbrij gehaald.
De dunne darm is 6 meter lang en heeft een
diameter van 4 cm in de buurt van de maag en 2,5
cm in het gebied bij de dikke darm. De dunne
darm is opgedeeld in drie delen: de
twaalfvingerige darm, de nuchtere darm en de
kronkeldarm.
De twaalfvingerige darm ontvangt
verteringssappen van de alvleesklier en de lever.
De dunne darm produceert zelf namelijk niet alle
enzymen die nodig zijn voor de vertering. De lever Darmenstelsel
produceert gal dat vetten emulgeert, waardoor
enzymen het beter kunnen verteren. De alvleesklier produceert alvleessap dat de enzymen bevat die
helpen bij de vertering van eiwitten, koolhydraten en vetten.
Het grootste deel van de chemische vertering en de opname van voedingsstoffen vindt plaats in de
nuchtere darm (jejunum) en de de kronkeldarm (ileum). De kronkeldarm is het grootste deel van de
dunne darm.
8
Dikke darm en endeldarm
In de dikke darm wordt al het water dat nog in de voedselbrij zit eruit gehaald. Hierna wordt het naar
de endeldarm vervoerd door middel van darmperistaltiek. Peristalstiek is het proces waardoor de
darminhoud door het spijsverteringskanaal wordt getransporteerd. In de endeldarm wordt de brij als
ontlasting opgeslagen.
De spijsvertering van de koe
Ook een koe moet z’n eten verteren voordat de voedingsstoffen opgenomen kunnen worden in het
bloed.
De mond en de slokdarm
Het verteringsstelsel van de koe begint in de mond. Hierin verzamelt de koe het gras wat hij met z’n
lange tong naar binnen haalt. Het gras wordt vervolgens door de snijtanden afgesneden. Deze
snijtanden bevinden zich alleen in de onderkaak. Ook heeft een koe grote kiezen, de plooikiezen, die
het gras verder vermalen. Toch blijven er van het gras relatief grote stukken over. Deze stukken
worden doorgeslikt, waarna ze in de slokdarm komen. De slokdarm is de verbinding tussen de mond
en de pens, de eerste maag van de koe. Het voedsel wordt verder geleid door de constante beweging
van de slokdarm.
De pens en de netmaag
Via de slokdarm komt het gras in de pens, de eerste maag van de koe. In de pens vind vergisting
plaats, een proces waarbij bacteriën, schimmels en andere micro-organismen het voedsel
fermenteren. Fermentatie is een proces waarbij bacteriën en gisten worden gebruikt voor het
omzetten van biologische stoffen. De koe en de micro-organismen leven in een symbiose; dit
betekent dat beide partijen een voordeel hebben aan de samenwerking. De micro- organismen
produceren enzymen en die breken met name de plantaardige celwanden af in melkzuur, azijnzuur,
boterzuur en propionzuur.
De inhoud van de pens wordt constant gemengd met de inhoud van de netmaag. De netmaag
sorteert de stukken voedsel en de grote stukken worden teruggeleid naar de mond, waar het voedsel
opnieuw wordt vermalen met de plooikiezen: het herkauwen. De kleinste stukjes voedsel gaan
hierna door naar de boekmaag, de grotere stukken gaan weer terug naar de pens, waar het verder
verteerd wordt.
De boek- en de lebmaag
In de boekmaag wordt het vocht uit het voedselpapje gehaald. Dit wordt gedaan door de plooien in
de maag, die de sappen doorgeven aan de bloedbaan.
Het ‘gras’ komt na de boekmaag terecht in de laatste maag: de lebmaag. De lebmaag is vergelijkbaar
met de maag van de meeste dieren: in de lebmaag wordt het voedsel verder afgebroken door middel
van zuren en enzymen, zodat ze opgenomen kunnen worden in het bloed. Ook de eiwitten worden in
de lebmaag afgebroken.
Darmen
Ook de rest van de spijsvertering van de koe is vergelijkbaar met die van andere dieren. In de dunne
darm worden nieuwe enzymen toegevoegd, die de spijsvertering voortzetten. Deze enzymen komen
9
uit de lever en de alvleesklier. De alvleesklier levert proteasen voor de eiwitafbraak, amylase voor de
afbraak van zetmeel en lipase voor de afbraak van vetten. Door de dunne wand van de dunne darm
kunnen de voedingsstoffen makkelijk opgenomen worden in het bloed.
De overige massa gaat naar de dikke darm, waar de overige vloeistoffen eruit gehaald worden. De
overige stoffen zijn de afvalstoffen en hiervan wordt de ontlasting gevormd.
Conclusie
Samenvattend kun je stellen dat de grote verschillen in het spijsverteringssysteem van de mens en de
koe zijn in:
1. de manier van voedsel vermalen; de koe vermaalt z'n voedsel heel grondig en meerdere keren
(herkauwen), terwijl de mens maar één keer kauwt op z'n eten en het dus wat minder grondig
vermaalt.
2. de manier van vertering; de koe maakt gebruik van micro-organismen voor de vertering
(fermentatie), de mens
3. de opbouw van het verteringsstelsel: een koe heeft vier magen, waarvan één vergelijkbaar is met
die van de mens. De mens heeft maar één maag.
Eigenlijk verteert de koe het eten niet zelf, maar heeft zij een voordelige samenwerking gezocht met
de micro-organismen in haar magen. Het goed vermalen en de vele magen geven de microorganismen de kans om de cellulose uit de celwanden en de bladnerven te veteren door het enzym
cellulase.
Dit rijst de vraag naar hoe wij dit proces na kunnen bootsen en het gras kunnen voorbewerken voor
we het consumeren. Fermentatie is tenslotte geen onbekende in de menselijke keuken, denk aan
yoghurt, brood, bier, tempé en zuurkool.
10
Eiwitten
Structuur van eiwitten
Eiwitten bestaan uit een keten van aminozuren. De verschillen tussen de duizenden soorten eiwitten
worden bepaald door het aantal, de soort en de volgorde waarin de aminozuren in een
eiwitmolecuul voor komen.
Aminozuren zijn opgebouwd uit koolstof (C), zuurstof (O), waterstof
(H), stikstof (N) en soms zwavel (S). Elk aminozuur bevat een
carboxylgroep (-COOH) en een aminogroep (-NH2). De R is de
restgroep. De verschillen tussen de restgroepen van aminozuren
bepaalt welk soort aminozuur het is.
Structuur eiwit
Twee (of meer) aminozuren kunnen aan elkaar verbonden worden
door middel van een peptidebinding. Dit is een binding tussen de carboxylgroep van het ene
aminozuur met het de aminogroep van het andere aminozuur. Bij de binding van twee aminozuren
wordt een H2O molecuul afgesplitst. De aminogroep staat een waterstofmolecuul (H) af, en de
carboxylgroep van het volgende aminozuur geeft een hydroxylgroep (OH) af.
Reactie aminozuren tot dipeptide
Zo ontstaat er een koppeling van twee aminozuren: een dipeptide. Hieraan kan weer een aminozuur
worden gebonden, zo ontstaan een tripeptide, een oligopeptide (minder dan tien aminozuren) en
uiteindelijk een eiwit.
Vertering van eiwitten
Bij de afbraak van eiwitten gebeurt het omgekeerde. Dit proces wordt hydrolyse genoemd. Door
opname van water ontstaan er oligopeptide, tripeptide, dipeptide en uiteindelijk weer aminozuren.
Het lichaam vormt uit deze aminozuren weer de nieuwe eiwitten die het nodig heeft. De vertering
van eiwitten vindt plaats in de maag en de alvleesklier. (meer hierover in hoofdstuk vertering)
Functies van eiwitten/aminozuren
- Enzymen, dit zijn eiwitten die een chemische verbinding hebben met een co-enzym (een
zogenaamd niet-eiwit)
- Opslageiwitten, dit zijn eiwitten die als reservebron dienen voor bijvoorbeeld stikstof of ijzer.
- Transporteiwitten, binden moleculen aan zich om hen ergens anders in het lichaam af te geven.
Hemoglobine is een voorbeeld van zo’n transporteiwit
- Contractrile eiwitten, die zorgen voor spierbewegingen. Bijvoorbeeld: miosine en actine
11
- Beschermende eiwitten, die zorgen voor afweer tegen lichaamsvreemde stoffen.
- Toxinen, deze eiwitten veroorzaken vergiftigingen. Bijvoorbeeld bacterietoxinen.
- Hormonen, reguleren allerlei processen in het lichaam, bijvoorbeeld insuline, en groeihormoon
- Structurele eiwitten, deze zorgen voor de opbouw en in-stand-houding van lichaamsweefsels (huid,
haren, celwanden, bindweefsel etc)
Als er eiwitten zijn die niet nodig zijn voor een van deze bovenstaande functies dan kunnen ze
gebruikt worden als energiebron.
Kwaliteit van eiwitten
Ons lichaam heeft dus voor de opbouw van eiwitten aminozuren nodig. Een aantal hiervan kunnen
niet door het lichaam zelf worden gemaakt. Dit zijn de essentiële aminozuren, ze moeten door de
eiwitten in de voeding worden geleverd. De aminozuren die het lichaam zelf kan maken worden nietessentiële aminozuren genoemd. Er zijn ook aminozuren die hier tussenin liggen. Dit zijn de
conditioneel essentiële aminozuren. In bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld tijdens een shock)
kunnen deze niet meer door het lichaam zelf worden aangemaakt.
Aminozuren
Essentiële aminozuren
Fenylalanine
Isoleucine
Leucine
Lysine
Methionine
Threonine
Tryptofaan
Valine
Histidine (alleen voor zuigelingen
essentiëel)
Niet-essentiële aminozuren
Alanine
Arginine
Asparagine
Asparaginezuur
Carnitine
Cystine/cysteïne
Glutamine
Glutaminezuur
Glycine
Proline
Serine
Taurine
Tyrosine
De kwaliteit van de eiwitten worden ingedeeld aan de hand van de aanwezigheid van de acht
essentiële aminozuren. Hoe meer essentiële aminozuren een eiwit bevat hoe hoger de kwaliteit. Dit
wordt uitgedrukt met het begrip biologische waarde (BW). Als een eiwit alle acht essentiële
aminozuren zou bevatten die het lichaam nodig heeft EN in de benodigde hoeveelheid, dan zou dit
eiwit voor 100% bruikbaar zijn. Dierlijke eiwitten zijn het meest hoogwaardig (neigen het meest naar
een biologische waarde van 100% toe). Er wordt daardoor vaak gedacht dat we deze per se nodig
hebben. Toch kan plantaardige voeding ook de benodigde essentiële aminozuren leveren. Hiervoor is
een goede samenstelling van eiwitten echter heel belangrijk. (Het enige wat uit puur plantaardige
voeding niet te verkrijgen is, is vitamine B12, dit is echter geen eiwit en laten we buiten
beschouwing). Ook voor mensen die weinig eiwitten mogen (mensen met een bepaalde nier- of
leverziekte) of mensen die aan weinig eiwitten kunnen komen (in tijden van hongersnood) is het
belangrijk te weten welke eiwitten elkaar kunnen aanvullen. Peulvruchten en granen is een bekende
12
samenstelling. Granen hebben een laag lysine- en een hoog methioninegehalte, terwijl peulvruchten
juist een hoog lysine- en een laag methioninegehalte hebben.
eiwitaanvulling
Eiwit afkomstig van:
Granen (tarwe, rogge, gerst, gierst)
Aardappelen
Groente
Wordt aangevuld door eiwit uit:
-peulvruchten (bruine bonen, witte bonen,
kapucijners, linzen
-melk
-vlees
-vis
-kaas
-ei
-melk
-ei
-tarwe
-haver
-rogge
-sesamzaad
Een andere manier om de kwaliteit van eiwitten te beoordelen is om te kijken naar de netto eiwit
benutting (NEB). Hierbij wordt er rekening gehouden met het verlies van aminozuren doordat
eiwitten in onze voeding niet volledig worden verteerd. In de onderstaande tabel is de biologische
waarde en de netto eiwit benutting van een aantal eiwitten weergegeven.
Eiwit uit:
Kippenei
Melk
Varkensvlees
Rundvlees
Witte rijst
Sojabonen
Aardappelen
Tarwe (volle korrel)
BW
96
90
79
76
75
75
71
67
NEB
93
86
79
76
70
72
67
61
Eiwit uit:
Havermout
Zonnebloemzaad
Gist
Pinda’s
Tarwebloem
Erwten
wit brood
Peulvruchten
BW
66
65
63
58
52
48
47
35
NEB
61
61
56
56
52
44
44
32
Volgens de onderzoekers van Wageningen UR bevat rubisco, het eiwit waar het bij gras om gaat, alle
essentiële aminozuren en ook in redelijk gunstige verhoudingen. Via bladgroentes zoals sla, broccoli
en spinazie krijgen we dit enzym al (dan wel in kleine
hoeveelheden) binnen. Het speelt een zeer
belangrijke rol in de fotosynthese. Het katalyseert de
carboxylatie (aanhechting van een CO2 molecuul) van
ribulose 1-5 bifosfaat, waardoor er een C6 suiker
gemaakt wordt, dat gebruikt wordt bij de opbouw
van organisch materiaal.
13
Qua voedingswaarde zit het rubisco eiwit tussen de eiwitten uit ei en die uit melk en soja in. Sojaeiwitten behoren tot de hoogwaardigste plantaardige eiwitten die nu door de mens worden gebruikt
als voeding (zoals ook in bovenstaande tabel is te zien). Dit betekent dat het rubisco-eiwit een goed
plantaardig eiwit alternatief zou kunnen zijn.
Rubisco is het belangrijkste, maar niet het enige eiwit in gras. In onderstaande afbeelding is de totale
aminozuursamenstelling van de eiwitconcentraten uit gras te zien in vergelijking met de essentiële
aminozuren van raapschroot en sojaschroot. Hieruit is af te lezen dat gras een gelijkwaardige
eiwitsamenstelling bevat en zo een geschikt alternatief zou kunnen zijn voor eiwitrijk veevoer.
14
Glucose
Structuur van Glucose
Glucose is een koolhydraat, ook wel een sacharide genoemd. Een koolhydraat is opgebouwd uit
koolstof (C), waterstof (H) en zuurstof (O) atomen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen
verteerbare koolhydraten en onverteerbare koolhydraten. De onverteerbare koolhydraten worden
voedingsvezels genoemd. Cellulose is een voorbeeld van zo’n voedingsvezel (meer hierover in
hoofdstuk cellulose ).De verteerbare koolhydraten worden gerangschikt naar hun ketenlengte. Een
monosacchariden is het eenvoudigste koolhydraat. Disachariden, oligosachariden en polysachariden
zijn opgebouwd uit aan elkaar gekoppelde monosacchariden. Disachariden bestaan uit twee
monosachariden, oligosachariden uit weinig (gemiddeld zo’n 5 monosachariden) en polysachariden
uit veel (wel honderden monosacchariden). Glucose behoort tot de monosacchariden.
Structuurformule van glucose
Glucose behoefte
Glucose wordt ook wel de ‘oervoedingsstof’ genoemd. Zo zijn alle organische verbindingen
opgebouwd uit koolhydraten. Er zijn andere mogelijkheden voor cellen om aan energie te komen
(vetten en eiwitten), maar deze zijn echter meer het vangnet voor als de hoofdbron koolhydraten
(glucose) te kort schiet. Doordat alle cellen in het lichaam van glucose afhankelijk zijn, zijn de
gevolgen van een verstoring in de glucose huishuiding voor veel verschillende processen in het
lichaam merkbaar.
Het lichaam regelt doormiddel van 4 hormonen dat de bloedsuikerspiegel binnen strakke grenzen
blijft. Als de bloedsuikerspiegel te hoog wordt, scheiden de nieren het teveel aan suiker uit. De
drempelwaarde hiervoor is: ong 8 mmol/l in het bloed. Een te lage concentratie is vooral gevaarlijk
voor de hersenen. Symptonen hiervan kunnen in heftigheid variëren van concentratieverlies in de
hersenen tot totaal verlies van het bewustzijn. Gebrek aan glucose zorgt natuurlijk ook altijd voor
een algemeen energiegebruik (vermoeidheid).
De hormoon regulatie
-Insuline: Wordt afgescheiden door de bèta cellen van de endocriene kliercellen van de alvleesklier.
Het verlaagt de glucose spiegel. Insuline doet dit op twee manieren. Het vergroot de
doorgankelijkheid van het celmembraan voor glucose (en aminozuren en kalium) zodat glucose uit
het bloed de cel ingaat. Als tweede verlaagt het de bloedsuikerspiegel door glucose om te zetten in
15
glycogeen. Dit gebeurt voornamelijk in de lever en spierweefsel.
-Glucagon: Wordt afgescheiden door de alfa-cellen van de endocriene kliercellen van de alvleesklier.
Het verhoogt de glucose spiegel. Dit gebeurt ook op twee manieren. Ten eerste door glycogeen weer
om te zetten naar glucose, als deze voorraad is uitgeput kan glucagon andere verbindingen dan
koolhydraten (aminozuren, glycerol en melkzuur) omzetten naar glucose. Dit wordt gluconeogenese
genoemd.
-Catacholamine: (onder andere adrenaline) Wordt geproduceerd door de bijniermerg. Het verhoogt
de bloedsuikerspiegel door de insulineproductie te remmen en zo de omzet van glycogeen naar
glucose te bevorderen.
-Glucocorticoïden: wordt geproduceerd in de bijnierschors. Het verhoogt de bloedsuikerspiegel door
sleutelenzymen te produceren. Deze zijn nodig voor gluconeogenese (het omzetten van aminozuren,
glycerol en melkzuur naar glucose) door glucagon.
Glucose gebruik in de cel
Glucose is direct door de cel opneembaar. Alle grotere koolhydraten moeten eerst door
verteringsenzymen worden afgebroken. Galactose en fructose ( twee andere belangrijke
monosacchariden) worden eerst door de poortader naar de lever getransporteerd waar het in
glucose wordt omgezet.
Polysachariden
Zetmeel ------amylase ---1>
Disachariden
Maltose ------Maltase--1->
Monosacchariden
Glucose
Lactose------Lactase---1>
Glucose
Galactose---2> Glucose
Saccharose------Saccharase--1->
Glucose
Fructose----2> Glucose
1. Koolhydraatsplitsend enzym
2. Omzetting van galactose en fructose in glucose
Via het bloed wordt glucose naar alle lichaamscellen vervoerd. Hier wordt glucose omgezet in dioxide
(CO2) en water (H2O) en komt er energie vrij.
16
Cellulose
Gras kan niet verteerd worden door het menselijk lichaam door de cellulose die de celwand bevat.
Cellulose is een polysacharide en wordt door alle planten gemaakt. Een polysacharide is een
aaneenschakeling van monosachariden.
Structuur van cellulose
Cellulose bestaat uit een heleboel glucose moleculen die aan elkaar gebonden zijn door middel van
een 1,4-beta-verbinding. Beta betekend hier dat de twee eenheden niet in een recht vlak liggen,
maar schuin op elkaar. De cijfers 1,4 betekenen dat de bindingen zich bevinden tussen het
koolstofatoom 1 en koolstofatoom 4.Deze binding is de reden voor de beperkte verteerbaarheid van
cellulose: de enzymen waar de mens gebruik van maakt zijn namelijk niet geschikt om deze binding
te breken. Ook staan de glucosemoleculen door deze bindingen liniair en vrij plat gerangschikt, zodat
de glucosemoleculen lange ketens vormen zonder aftakkingen en sterk verbonden kunnen worden
door waterstofbruggen. Door deze lange ketens bestaat cellulose uit lange, taaie vezels die slecht
verteerbaar zijn en die voor de stevigheid van de plant zorgen. Hierdoor kunnen de enzymen die de
mens wel tot z’n beschikking heeft maar aan één kant van de keten één glucosemolecuul
hydrolyseren (spliten van een chemische verbinding met behulp van water). De afbraak van
cellulose duurt hierdoor heel lang en maakt cellulose slecht verteerbaar.
Niet alleen de eiwitten die de cel bevat zijn nuttig voor de mens, ook de cellulose zelf kan door de
mens gebruikt worden. Polysacchariden leveren bij afbraak veel energie op.
17
Practicum
Practicum 1
Onderzoeksvraag: Kun je door middel van een schimmel of (plant)enzym, eiwit en glucose vrij maken
uit de celwanden?
Hypothese
Ja dit is mogelijk. Schimmels spelen namelijk een belangrijke rol bij de afbraak van cellulose. Zij
produceren cellulase, het enzym wat cellulose afbreekt. De celwanden zullen hierdoor kapot gaan en
de eiwitten en glucose uit de grascellen zullen vrijkomen. Ook het plantenzym bevat (onder andere)
cellulase wat hierdoor ook een bijdrage zal leveren aan de afbraak van de celwanden.
Deel 1
Materiaal
- 8 Reageerbuisjes
- Gras
- Sinaasappelschimmel
- Broodschimmel
- Appelschimmel
- Wattenstaafjes
- 8 Aantoonstrookjes glucose en eiwit
Methode
- Maak het gras fijn en verdeel dit over 8 reageerbuisjes.
- Voeg bij twee reageerbuisjes met een wattenstaafje de sinaasappelschimmel toe.
- Voeg bij twee reageerbuisjes met een wattenstaafje de broodschimmel toe.
- Voeg bij twee reageerbuisjes met een wattenstaafje de appelschimmel toe.
- Voeg bij twee reageerbuisjes niets toe, dit zijn de controlereageerbuisjes.
- Markeer elk reageerbuisje zodat je weet welk buisje wat bevat.
- Laat het vervolgens een paar dagen tot een week staan, zodat de schimmel goed z’n werk heeft
kunnen doen. Zorg er wel voor dat de reageerbuisjes even lang staan.
- Voeg bij alle buisjes water toe.
- Test alle buisjes op de aanwezigheid van glucose en eiwit met behulp van de aantoonstrookjes.
- Noteer je waarnemingen.
Resultaten
Appelschimmel 1
Appelschimmel 2
Broodschimmel 1
Broodschimmel 2
Sinaasappelschimmel 1
Sinaasappelschimmel 2
Glucose [mg/dL]
Eiwitconcentratie [g/L]
Normal
Normal
Normal
Normal
Normal
Normal
1
1
1
1
0,3*
1
18
Controlegroep 1
Controlegroep 2**
Normal
Normal
0,3
0,3
De waarde Normal staat voor een glucoseconcentratie lager dan 50 mg/dL.
* Bij het reageerbuisje met deze schimmel is meer water toegevoegd dan bij de andere buisjes.
** Bij deze controlegroep heeft zich ook schimmel gevormd
Conclusie
In de bovenstaande tabel is te zien dat de eiwitconcentratie bij de reageerbuisjes met een schimmel
hoger ligt dan die bij de controlegroep. (Met uitzondering van het buisje met sinaasappelschimmel
twee). Hieruit concluderen wij dat de celwanden zijn opengebroken. Door de lage
glucoseconcentratie concluderen wij echter dat de celwanden, bestaande uit polysachariden
(cellulose), niet volledig zijn afgebroken.
Foutenanalyse
Bovenstaande conclusie kan niet met zekerheid worden gesteld. Er zijn een aantal factoren die voor
onzekerheden zorgen.
Bij een van de controlegroepen heeft zich ook een zichtbare schimmel gevormd. De hieruit
verkregen resultaten zijn hierdoor niet bruikbaar, waardoor we ook niet met zekerheid kunnen
stellen dat de andere controlegroep wel schimmelvrij was.
 Bij het reageerbuisje van sinaasappelschimmel 1 is meer water toegevoegd dan bij de andere
buisjes. De concentratie eiwitten en glucose is hierdoor verlaagd.
 Als wij ervan uitgaan dat de celwanden wel zijn opengebroken zou er een ‘kleine’
hoeveelheid glucose moeten kunnen worden aangetoond door de afbraak van cellulose. Dit
kunnen wij echter niet aantonen met deze teststrookjes. Alle concentraties lager dan 50
mg/dl vallen onder de categorie norm. Wij denken dat er minder glucose is vrijgekomen dan
deze waarde.
Deel 2
Materiaal
- Gras
- Plant-Enzym tablet (AOV 1129)
- Bekerglas
- 2 Aantoonstrookjes glucose en eiwit
Methode
- Los het plant-enzym tablet op in water.
- Maak het gras fijn en verdeel dit over twee bekerglazen.
- Voeg de plant-enzym oplossing toe aan een van de bekerglazen.
- Zet beide bekerglazen in een omgeving waar het 40 graden Celsius is.
- Laat het een paar uur staan.
- Haal na een paar uur de bekerglazen uit de warme omgeving en test de oplossingen op de
aanwezigheid van glucose en eiwit met behulp van de aantoonstrookjes.
- Noteer je waarnemingen.
19
Resultaten
Teststrookje oplossing met
enzym 1
Teststrookje oplossing met
enzym 2
Teststrookje oplossing
zonder enzym 1
Teststrookje oplossing
zonder enzym 2
Glucoseconcentratie [mg/dL]
Eiwitconcentratie [g/L]
1000
1
1000
1
Norm
0,3
Norm
0,3
Conclusie
Uit deze resultaten concluderen wij dat het plantenzym effectief eiwit en vooral glucose vrijmaakt uit
grascellen.
Foutenanalyse
Bovenstaande conclusie kan niet met zekerheid worden gesteld.
Het plantenenzym bevat de enzymen: amylase, bromelaïne, cellulase, glucoamylase, lipase, protease
3.0, protease 4.5 en protease 6.0. Dit enzym bevat echter ook rijstzetmelen. Deze zetmelen worden
afgebroken door amylase tot maltose, wat vervolgens onder invloed van hydrolyse twee moleculen
glucose geeft. Ook glucoamylase breekt zetmeel af tot glucose.
Uit de aangetoonde glucoseconcentratie is niet af te lezen waar de glucose van afkomstig is; van de
glucose uit de celwand of uit de bestandsdelen van het plantenzymtablet.
Hierdoor zijn de resultaten van deze proef onbruikbaar.
Practicum 2
Onderzoeksvraag: Kun je door middel van het fijnmalen van gras eiwit en glucose vrij maken uit de
celwanden?
Hypothese: Ja, dit is mogelijk. Bij het project Grassa! wordt een vergelijkbare methode met succes
toegepast. Daar gebruikt men een refiner, een apparaat uit de papier industrie waarin de vezels
gemalen worden tussen twee gewichten. Het fijnmalen van gras zal een vergelijkbaar resultaat
opleveren.
Materiaal
-
Gras
Vijzel
Zeef
3 Bekerglazen
20
-
Koffiefilter
Norit (poeder)
Aantoonstrookjes glucose en eiwit
Reageerbuisje
Pipet
Methode
- Vermaal het gras met de vijzel.
- Voeg enkele druppels water toe.
- Zeef al het vocht (grassap) uit de substantie zodat er in de zeef alleen nog de droge
grasvezels (het residu) overblijven.
- Leg een laagje Norit in een koffiefilter en druppel het grassap erdoorheen.
- Als er een beetje Norit door het koffiefilter meekomt laat dit dan bezinken in een
reageerbuisje. Is de oplossing helder, is dit niet nodig.
- Test het filtraat op de aanwezigheid van glucose en eiwit met behulp van de
aantoonstrookjes.
- Test gewoon (kraan) water op de aanwezigheid van glucose en eiwit met behulp van de
aantoonstrookjes.
Resultaten
Teststrookje 1 filtraat
Teststrookje 2 filtraat
Teststrookje 1 water
Teststrookje 2 water
Glucoseconcentratie [mg/dL]
1000
1000
Normal
Normal
Eiwitconcentratie [g/L]
Normal
Normal
Neg.
Neg.
De waarde Neg. staat voor een eiwitconcentratie lager dan 0,3 g/L.
Conclusie
Uit deze resultaten concluderen wij dat de celwand door vijzelen kapot kan worden gemaakt
aangezien de glucose concentratie van het filtraat hoger is dat die van alleen water. De
glucoseconcentratie van het filtraat ligt bij deze proef hoger dan bij de proef waar we gebruik
hadden gemaakt van schimmels. (Het glucoseconcentraat verkregen bij de proef waar we
gebruik hebben gemaakt van het plantenzym is niet bruikbaar doordat het rijstzetmelen bevatte
) De meest logische verklaring voor dit verschil is naar onze mening dat de hoeveelheid fructaan
toeneemt als het heeft gevroren. Proef 1 hebben we voor de vorst uitgevoerd en proef 2 erna.
Fructaan is een polymeer van fructosemoleculen met één sacharosemolecuul. Fructose is een
monosachariden van glucose moleculen. Sacharose is een disacharide bestaande uit glucose en
fructose. Door het vijzelen kan fructaan afgebroken worden tot fructosemoleculen en
sacharosemoleculen die kunnen zijn afgebroken tot glucose.
Zolang een plant kan groeien wordt de fructaan productie direct gebruikt, maar wanneer een plant
op een of andere reden niet kan groeien, gaat de productie echter wel nog even door. De plant
bouwt hierdoor een voorraadje op die hem in staat stelt om weer snel te beginnen met groeien als
21
dat weer mogelijk is. De beperkende factor was in ons geval de vorst. Bovendien zorgt fructaan dat
het vriespunt omlaag gaat waardoor planten het aanmaken bij lage temperaturen om zichzelf te
beschermen. Fructaan is oplosbaar in water en net zoals alle andere opgeloste stoffen zorgt het
ervoor dat het vriespunt oplaag gaat.
De eiwit concentratie van het filtraat bleek niet hoger te zijn dan die van water. Toch concluderen wij
dat de celwand is opengebroken. De meest logische verklaring hiervoor leek ons het gebruik van
Norit. Norit adsorbeert namelijk naast kleurstoffen (waarvoor we het hebben gebruikt) ook andere
stoffen waaronder eiwitten.
Foutenanalyse
Bovenstaande conclusie kan niet met zekerheid worden gesteld, doordat we niet beide proeven voor
de vorst en erna hebben uitgevoerd. Alleen dan zouden we de verklaring van de verhoogde fructaan
concentratie vast kunnen stellen.
We hebben ook de eiwitconcentratie voor het gebruik van Norit gemeten, hieruit bleek een
eiwitconcentratie van 100g/L. Door de groene kleur van het filtraat is dit echter niet betrouwbaar
aangezien de teststrookjes de hoeveelheid eiwit aangeven in verschillende groentinten. Hierdoor
weten wij niet of er voor het toedienen van Norit wel echt eiwitten in het filtraat bevonden en of de
celwand dus is opengebroken.
Het vijzelen van gras
De substantie gaat door een zeef
Na het vijzelen
De uiteindelijke vloeistof
22
In hoeverre zijn de stappen die nodig zijn
om gras verteerbaar te maken mogelijk?
Hoe ver is men tot nu toe met het Grassa!-project?
Al in 2005 kwam Gjalt de Haan met een idee: wat nou als we met gras hoogwaardige producten
kunnen maken? Het groeiseizoen van gras werd ten slotte langer en in het geval van een nat jaar en
een niet al te droge zomer, zoals in 2012, ontstonden er steeds grotere grasoverschotten, soms wel
anderhalf miljoen ton! Met dat overtollige gras kan de boer niet zo veel, de meesten hebben al
genoeg voor de koeien in de winter.
In 2006 voerde De Haan samen met onderzoekers van de Wageningen Universiteit en het
innovatieplatform voor de melkveehouderij Courage het experiment Grassa! uit. Hierbij maalden ze
het gras en maakten de grascellen kapot. De vezels bleken toepasbaar bij het maken van papier en
karton.
Met het resterende eiwitsap werd verder
geëxperimenteerd. De hoeveelheid
teruggewonnen eiwit verhoogde zich steeds
meer en nu zijn ze zover dat ze eiwitten kunnen
isoleren en er een hoogwaardig diervoer van
kunnen maken. Dit diervoer is voor koeien
handig: nu gaan koeien bij de vertering van gras
niet efficiënt om met energie; per liter melk
Papier genaakt uit vezels die verkregen zijn via
boert en windt een koe een pond methaangas uit. bioraffinage uit bermgras
Als je een koe direct het fotosynthese-eiwit
rubisco voert, kan haar prestatie met een kwart verbeteren.
Niet alleen voor koeien is dit van belang: ook varkens zouden hierdoor de aminozuren uit gras
kunnen gebruiken. Een varken is een alleseter, maar is, net als de mens, niet in staat de vezels van
gras goed te verteren. Het direct toedienen van het geraffineerde graseiwit is in dit geval de
oplossing. Dit graseiwit is voor een varken ongeveer gelijk aan de soja-eiwitten die nu voor
varkensvoer gebruikt worden. Bij gebruik van het graseiwit hoeft er minder of helemaal geen soja uit
Brazilië geïmporteerd te worden.
Ook voor de mens is rubisco een uitkomst. Het eiwit is voedzamer dan soja en is makkelijker te
verwerken in toetjes, mousses en soepen. ‘Als we het graseiwit kunnen laten samenklonteren en er
een vleesachtige textuur aan kunnen geven, dan is zelfs een heuse grasburger niet ondenkbaar’,
verklaart onderzoeker René Floris.
Hoogleraar marketing en consumentengedrag Hans van Trijp ziet Grassa! als een enorme innovatie.
Hij ziet rubisco eerst min of meer onzichtbaar toegepast worden in toetjes en sauzen, maar denkt
ook dat het eiwit geschikt zou zijn als vleesvervanger.
23
Nu heeft Grassa! een mobiele grasraffinaderij op de markt gezet, zodat alle veevoeders gebruik
kunnen maken van deze techniek. Het eiwitproduct kunnen ze verkopen en de vezels geven ze als
eten aan de koeien.
Het raffinage proces
Kleinschalige bioraffinage is een techniek waarbij
eiwitten en andere nuttige stoffen kunnen worden
geproduceerd uit gras en ander plantaardig materiaal.
Het is een onderdeel van de zogenaamde circulaire
economie. Dit is een systeem dat gericht is op maximaal
hergebruik van producten en grondstoffen. Het systeem
kent twee kringlopen, de biologische kringloop en de
technische kringloop.
De biologische kringloop houdt in dat de reststoffen na gebruik zonder schade terug de natuur in
kunnen en de technische kringloop houdt in dat de productonderdelen zo zijn gemaakt dat deze
opnieuw gebruikt kunnen worden. Hierdoor blijft de economische waarde ervan behouden. Dit
circulaire systeem staat tegenover het huidige lineaire systeem waarin grondstoffen worden
omgezet in producten die na gebruik worden vernietigd.
Een voorbeeld waarin de biologische kringloop van de bioraffinage duidelijk naar voren komt is bij de
productie van kracht- en ruw voer voor melkvee. Het doorsnee krachtvoer van tegenwoordig is rijk
aan fosfaat. Tijdens het raffinage proces kan fosfaat echter afgescheiden worden zodat het niet in
het voer terecht komt. Bovendien kan calciumfosfaat worden gewonnen dat ergens anders als
meststof kan worden gebruikt.
In onderstaande tabel staan de ruwe schattingen van de stikstof en fosfaat gehaltes in
rundveegrondstoffen; de hoeveelheid fosfaat die met elke kg eiwit mee komt
(traditioneel, ongeraffineerd) en schattingen van voer gemaakt door bioraffinage.
Uit deze tabel is duidelijk af te leiden dat:
- ruwvoer minder fosfaat bevat dan krachtvoer;
- bioraffinage tot een vermindering leidt van fosfaat in zowel ruwvoer als krachtvoer.
24
Na de raffinage komen twee producten vrij: grassap en grasvezel. Eiwitten uit
het grassap worden gebruikt om krachtvoer voor koeien en varkens te maken
en kunnen op de lange termijn eventueel als voeding voor de mens dienen. De
grasvezels kunnen gebruikt worden voor veevoer (het bevat namelijk nog 35%
van de totale hoeveelheid eiwit), als grondstof voor isolatiemateriaal of papier
en het kan worden vergist (waarbij het afgebroken wordt tot methaan en
koolstofdioxide wat kan dienen als biobrandstof). Dit laat zien dat er
ook sprake is van een technische kringloop.
Grassap en grasvezel
Om de bovenstaande eindproducten te maken moeten natuurlijk eerst een aantal stappen worden
doorlopen.
Opvangbak
Verdeelunit
Als eerst wordt het gemaaide gras gestort in een opvangbak wat het met behulp van speciale
verdeelunits in stukken op een soort lopende band deponeert. Indien nodig wordt het gras van
tevoren gewassen, zodat er geen zand meer tussen zit. Het gras komt terecht in de refiner, een
apparaat afkomstig uit de papier industrie dat het gras maalt tussen twee gewichten met 0,1 mm
afstand.
Lopende band
Refiner
Het gras wordt hierbij gescheiden in grasvezels en grassap. Dit grassap bevat eiwitten, suikers en
mineralen. Het wordt verwarmd tot 50 °C waarna het wordt gecentrifugeerd. De eiwitten slaan neer
en vormen eiwitproduct 1 (EP1), dit bestaat uit 35-40% eiwit*. Dit eiwitconcentraat is vergelijkbaar
met dat van sojaschroot (grof gemalen sojabonen, gebruikt als veevoer). Het restproduct wordt
nogmaals verhit, ditmaal tot 70 – 80 °C en wordt wederom gecentrifugeerd. Hierbij ontstaat
25
eiwitproduct 2 (EP2), dit bestaat uit 75-90% eiwit*; vergelijkbaar met de eiwitconcentratie van
vismeel.
Uit het restproduct kunnen de fosfaten (door verhoging van de pH), de suikers (door ultrafiltratie) en
andere mineralen eruit worden gehaald, bruikbaar voor nieuwe doeleinden.
Wil men het rubisco-eiwit voor menselijke voeding aanwenden is er echter, een andere, meer
specifieke, methode nodig.
Er zijn twee manieren ** om de celwanden van gras
open te breken. De eerste methode wordt elektroperforatie (PEF) genoemd. Hierbij stel je de grascellen
bloot aan een wisselend elektrisch veld met een hoge
veldsterkte. Hierdoor breken de cellen open en
stroomt het eiwitsap vanzelf naar buiten. De tweede
methode is het zuurbad, hierbij is niet de wisselende Grassap
spanning de oorzaak van het openbreken van de
celwand maar het zuur die de cellulose afbreekt. Van beide methodes is bewezen dat ze werken.
* De waarde van Ep1 en Ep2 afkomstig van het verslag gemaakt door het Citaverde College wijken af van de bovenstaande
gegevens. (Zij berekenen een EP1 met 50% eiwit en een EP2 met 70 tot 80% eiwit). Aangezien bovenstaande gegevens van
de Initiatiefgroep Bioraffinage De Peel zelf afkomstig is leken ons deze gegevens betrouwbaarder.
** Gebruikt binnen het STW-project Leap door een promovendus van de heer Johan Sanders
Rendabiliteit
Het isoleren van eiwitten uit grascellen is mogelijk: de technologie nu is al voldoende ontwikkeld om
graseiwitten te kunnen isoleren en toe te passen in levensmiddelen zoals soepen, sauzen en toetjes.
De grote vraag is nu alleen nog of het gebruik van gras als voedingsbron rendabel is.
Grassa! richt zich momenteel enkel nog op eiwitconcentraat wat verwerkt wordt in veevoer. Dit zou
rendabel kunnen zijn, maar hier zitten wel een paar voorwaarden aan. Als de huidige installatie
omgewerkt kan worden naar een installatie die op een tien keer zo grote schaal werkt, wordt
verwacht dat Grassa! gras rendabel zou kunnen raffineren. Het product wat hierbij ontstaat
(eiwitproduct 1) heeft als droogproduct (ds, het product zonder water) een waarde van zo’n 400
euro per ton.
De waarde van eiwitproduct 2 ligt veel hoger: al snel boven de 1000 euro per ton. Dat eiwitproduct 2
meer waarde heeft, komt doordat het eiwitproduct door de hogere eiwitconcentratie ruimer
toepasbaar is.
Dit is goed nieuws, want dit betekent dat als het eiwitconcentraat geaccepteerd zou worden als
humane voeding, de waarde enorm zou toenemen, aldus meneer Wagener, directeur van Grassa!.
De rendabiliteit hangt echter niet alleen af van de productie-effectiviteit, maar ook van de huidige
markt: heeft deze interesse in een nieuwe eiwitrijke grondstof?
Om dit te kunnen bepalen moet gekeken worden naar de voordelen van het eiwitconcentraat uit
gras boven een andere eiwitrijke voedingsstof, bijvoorbeeld soja. Soja wordt nu nog geïmporteerd uit
Brazilië: dit is niet alleen slecht voor het milieu, maar kost ook heel veel geld door het transport wat
26
nodig is. Het eiwitconcentraat behaalt uit raffinage wordt gemaakt in Nederland en is doordat er
minder transport over grote afstanden nodig is, niet alleen beter voor het milieu (minder
luchtverontreiniging door minder uitstoot van broeikasgassen), maar ook goedkoper. De Grassa!
bioraffinage-installaties voor veevoer zijn zelfs mobiel en kunnen naar de locatie waar de biomassa
beschikbaar is gebracht worden, om zo ter plekke het plantaardige materiaal te verwerken.
Een ander voordeel van eiwitten uit gras is dat er in Nederland heel veel overbodig gras is. De
groeiseizoenen worden steeds langer, waardoor er in een goed jaar (nat voorjaar, niet te droge
zomer) soms wel een overschot van anderhalf miljoen ton is. Dit in tegenstelling tot soja, waar in het
Braziliaanse Amazonegebied per jaar naar schatting 70.000 hectare regenwoud gekapt wordt voor de
aanleg van grootschalige sojaplantages.
De vraag naar deze nieuwe eiwitrijke voedingsbron hangt bovendien af van de mogelijkheden om het
aantrekkelijk te maken voor de consument. Zowel bij de PEF methode als bij het gebruik van het
zuurbad ontstaat een groen eiwitsap. Aangezien niemand zit te wachten op groene melk, wordt er
gezocht naar een manier om hieruit droog en wit eiwitextract te halen. Mogelijk lukt het met
membranen of actieve koolstof, zoals norit.
Daarnaast is het belangrijk dat er onderzoek gedaan wordt naar de zuiverheid van het extract: zitten
er stoffen in die schadelijk zijn voor de mens? Tussen het bermgras kunnen giftige planten zitten,
waarvan de toxische stoffen in het eiwitextract terecht kunnen komen.
Al met al zitten er aan de eiwitten afkomstig uit gras een paar belangrijke voordelen. Het is niet
alleen beter voor het milieu maar ook financieel aantrekkelijker dan de huidige eiwitbronnen
(waaronder soja). Voordat er nagedacht kan worden over de mogelijke rendabiliteit moet het
graseiwit eerst worden erkend als humane voedingsstof. Dit is echter een randvoorwaarde; wanneer
er aan wordt voldaan betekend dit niet automatisch dat het rendabel is. Dat hangt namelijk ook af
van de vraag van de consument: is er voldoende belangstelling voor een nieuwe eiwitbron?
27
Conclusie
Als basis voor dit profielwerkstuk hadden we de vraag: “In hoeverre kan gras een oplossing bieden
voor het voedselprobleem?”. We verwachtten dat gras (nog) niet de oplossing van het
voedselprobleem is, aangezien het onderzoek zich nog in de beginfase bevindt. Hierdoor zal er nog
veel tijd en geld nodig zijn, zowel voor het vervolg van het onderzoek als voor het op de markt
brengen ervan. Bovendien leek ons dat het gebruik van graseiwitten een te kleine bijdrage zal
leveren aan het verhogen van de totale voedselcapaciteit, aangezien het vooralsnog enkel om de
toepassing in soepen sauzen en toetjes gaat.
Even terug kijkend op het bord spinazie kunnen wij nu concluderen dat er inderdaad een essentieel
verschil is tussen gras en de groene groenten die wij wel (kunnen) eten. De oorzaak hiervoor ligt bij
de celwand. Alle planten bevatten cellulose (ook onze spinazie dus). Een mens kan cellulose maar in
kleine mate verteren, omdat de enzymen waar de mens over beschikt alleen aan het begin en aan
het einde van de keten kunnen verteren.
En koe kan cellulose gelukkig vele malen beter verteren. Hij doet dit met behulp van de microorganismen in zijn maag. Deze breken door middel van fermentatie de cellulose voor de koe af. Het
herkauwen en het lange verteringsstelsel (vier magen) van de koe maakt het de micro-organismen
gemakkelijker. Een verteringsstelsel om jaloers op te zijn dus!
Zowel eiwitten als glucose (beide bestandsdelen van gras) spelen een zeer belangrijke rol in onze
voeding. Eiwitten zijn als bouwstoffen belangrijk voor de groei en het herstel van weefsels en kunnen
dienen als energiebron. Daarnaast zijn ze ook nog eens van groot belang als bestanddeel van
bepaalde hormonen enzymen en antistoffen. Glucose is de hoofdbron van energie in het lichaam en
zo ook onmisbaar voor de mens.
Het rubisco eiwit (het belangrijkste eiwit uit gras) zou een goed plantaardig eiwit alternatief kunnen
zijn. De voedingswaarde ervan ligt net onder dat van soja-eiwitten, de hoogwaardigste plantaardige
eiwitten die nu door de mens worden gebruikt als voeding.
Het is dus niet gek dat men druk bezig is een manier te zoeken om dit belangrijke eiwit benutbaar te
maken als voeding voor de mens. Hiervoor zijn tot op dit moment twee manieren gevonden:
elektroperforatie (PEF) en het gebruik van een zuurbad. De celwand wordt hierbij opengebroken en
het eiwitsap stroomt vanzelf naar buiten. Gras blijkt inderdaad tot op heden alleen toepasbaar voor
in soepen sauzen en toetjes. Een echte grasburger is echter zeker niet ondenkbaar wanneer ze het
graseiwit kunnen laten samenklonteren en er een vleesachtige textuur aan kunnen geven. De
bijdrage die gras kan leveren aan de totale voedselcapaciteit is hierdoor groter dat wij hadden
verwacht.
Gras blijkt echter voor meer doeleinde geschikt. Hiervoor gebruikt men een andere methode,
namelijk (mobiele) grasraffinage machines die gras splitsen in grassap en vezels, die daarna verwerkt
wordt als veevoer en gebruikt wordt in de papierindustrie.
Aangezien bewezen is dat zowel de PEF methode als het gebruik van het zuurbad werken, is de enige
vraag nog of het economisch rendabel is. Dit is echter niet specifiek te beantwoorden. Het gebruik
van eiwitten afkomstig uit gras biedt veel voordelen. Het is zowel goedkoper als beter voor het
milieu. Of er (al) voldoende vraag is naar een nieuwe eiwitbron is echter de vraag. Bovendien moet
28
er eerst aan een zeer belangrijke randvoorwaarde worden gedaan: graseiwitten moeten worden
erkend als humane voeding.
Het huidige landbouw systeem is ontoereikend om iedereen van voldoende hoogwaardige eiwitten
te voorzien, terwijl de wereldbevolking blijft stijgen. Wij verwachten dat de vraag naar deze nieuwe
eiwitbron hierdoor groot genoeg zal zijn en in de toekomst alleen maar zal toenemen. In Europa is de
vraag naar alternatieve eiwitbronnen nu nog veel lager dan in de rest van de wereld maar ook hier
groeit de afzetmarkt geleidelijk.
Bovendien is er aan gras geen gebrek, alleen al in Nederland is er heel veel overbodig gras, soms wel
anderhalf ton per jaar. Ook internationaal gezien is gras geen beperkende factor. 'Gras groeit in tal
van variëteiten overal ter wereld. Waar geen gras groeit, wonen ook geen mensen', aldus Johan
Sanders. Dit in tegenstelling tot soja, waarvoor per jaar naar schatting 70.000 hectare regenwoud
gekapt wordt voor de aanleg van grootschalige plantages.
Kortom: aan alle factoren wordt voldaan. De techniek is aanwezig, er is ruim voldoende grondstof
beschikbaar en er is een groeiende afzetmarkt te verwachten. Wij denken hierdoor dat gras in de
toekomst een bijdrage kan gaan leveren aan het oplossen van de voedselproblematiek.
29
Reflectie
Bij het maken van dit profielwerkstuk zijn we tegen een aantal problemen aangelopen. Ten eerste
hadden wij deelvragen bedacht waarin geen enkel rapport van Grassa! of ergens anders op internet
antwoord werd gegeven. Wij besloten hiervoor contact op te nemen met de medewerkers van
Grassa!. We kregen van hen echter geen bevredigend antwoord, kregen geen verder contact meer
en hadden de Peelweek net gemist. Bij ons practicum wilde we ook graag de universiteit van
Wageningen betrekken waarvoor we weer op zoek moesten gaan naar contact personen. We
hebben hier veel tijd door verloren. Een volgende keer zouden we dit anders aanpakken, namelijk
door meer verschillende mensen en instanties te mailen in plaats van ons alleen te richten op Johan
Sanders van de universiteit van Wageningen. Als we dan nog geen antwoord kregen zouden we onze
deelvragen zo aanpassen dat de informatie van internet voldoende is.
Een ander aspect wat we achteraf anders hadden aangepakt was de proef. We hadden ons pas echt
verdiept in de methodes die Grassa! zelf gebruikt voor het winnen van eiwitextract uit gras na het
bedenken van onze eigen proef. Wij denken dat het beter was als we dat eerder hadden gedaan en
zo onze proef op die methodes konden baseren. Nu stond onze proef in eerste instantie namelijk erg
los van ons literatuur onderzoek.
Toen we onze laatste poging tot contact met Grassa! hadden gewaagd kregen we tot onze grote
verassing dezelfde dag nog antwoord. Met zijn informatie konden we de meeste gaten in ons
werkstuk opeens invullen en werd het een veel logischer geheel. We hebben hier veel geluk mee
gehad en achteraf gezien hadden wij dus al eerder andere mensen moeten benaderen.
Toch gingen er zeker ook dingen goed! De samenwerking verliep soepel, zowel tussen ons en
mevrouw de Haan en meneer Bouarfa als tussen ons onderling. Ook konden we gemakkelijk goede
bronnen vinden, zoals Wageningen World en belangrijke krantenartikelen over Grassa!.
Met de conclusie van ons profielwerkstuk is niks nieuws bewezen. Toch kan het een bijdrage leveren
aan het proces om gras als nieuwe eiwitbron aan te wenden. Het idee om gras als voedingsbron te
gebruiken is nog vrij nieuw waardoor het nog ver van de mensen afstaat. Ze zullen het in eerste
instantie een gek idee vinden en hierdoor niet staan te springen om bijvoorbeeld een grasburger
voor bij hun avondeten te kopen. Door ons profielwerkstuk (en zeker onze presentatie) zijn er weer
iets meer mensen van op de hoogte en zal het draagvlak worden vergroot.
Een belangrijk vervolgvraag van dit onderzoek zou een vergelijkbare toepassing op thee- en
cassavebladeren en sorghum (een soort gierst) kunnen zijn. Dan kunnen boeren uit tropische landen
ook hun gewassen gebruiken als nieuwe eiwitbron.
Om de bijdrage van graseiwitten aan het verminderen van het voedselprobleem verder te
onderzoeken moet men onder andere de bereidheid van consumenten om de producten dat
graseiwitten bevat te kopen testen. Ook moet er onderzocht worden wat er nog aan het eiwitextract
moet worden verbeterd zodat het daadwerkelijk zal worden erkend als humane voeding en of deze
verbeteringen technisch mogelijk zijn. En welk effect dit precies heeft op de economische
rendabiliteit.
30
Bronnen
Algemeen
http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2844/Archief/archief/article/detail/3316827/2012/09/15/Laat-zegras-eten.dhtml
http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/archief/article/detail/2923215/2011/09/22/Het-gras-isgroener-in-Appelscha.dhtml
http://grassa.nl/
http://documents.plant.wur.nl/resource/Resource0813.pdf
http://courage.emailservice5.nl/genericservice/code/servlet/React?wpEncId=juMi3jP47a&wpMessageId=175&userId=50
113&command=viewPage
http://courage.email-service5.nl/genericservice/code/servlet/React?wpEncId=yBnZnDPvFB&wp
MessageId=1931&userId=50113&command=viewPage&activityId=test&encId=%7bencId%7d
http://futurefoodacademy.nl/?p=384
http://www.stw.nl/nl/content/onderzoeksprogramma-van-ez-en-stw-voor-eiwitinnovaties-van-start
http://www.trouw.nl/tr/nl/4332/Groen/article/detail/2924381/2011/09/22/Gras-raffineren-voorduurzame-eiwitten.dhtml
Contact personen
https://www.wageningenur.nl/en/Contact-person.htm?contactpersonid=4856
Voedselvraagstuk
http://wereldwijs-malmberg.blogspot.nl/2012/03/de-complexiteit-van-het.html
http://www.scholieren.com/samenvatting/39223
http://www.allesovervoeding.nl/vleesproductie/andere-dieren/131-algen-en-wiern
http://www.wageningenur.nl/nl/Donateurs/Doelen/Investeer-inwereldvoedselvraagstukken/Ontwikkelen-nieuwe-eiwitbronnen.htm
http://www.zeewierwijzer.nl/
http://www.sib-utrecht.nl/agenda/95/event_details
http://nl.humanrights.com/what-are-human-rights/videos/food-and-shelter-for-all.html
http://nl.wfp.org/content/honger-cijfers
http://www.cmo.nl/andernieuws/index.php/3e-editie-eten-voor-7-miljard/extra-info/voedselvan-de-toekomst-algen
http://www.foodlog.nl/artikel/ik_ga_in_de_algen/
Verteringsstelsel koe
http://www.schooltv.nl/no_cache/video/crid/20130328_fistelkoeien01/
http://nl.wikipedia.org/wiki/Koe_(rund)#Spijsvertering
http://gezondekalveren.net/info-over-gezonde-kalveren/spijsvertering-van-herkauwers-uitgelegd/
http://www.zuivelonline.nl/pagina/66/de-koe_magen.html
Verteringsstelsel van de mens
Internet
31
http://users.telenet.be/ronann/biologie/verteringsstelsel.htm
http://www.biologiesite.nl/verteringsstelsel.htm
Boeken
Martini, F. H. en Bartholomew, E. F, Anatomie en fysiology. Een inleiding., Amsterdam [Person
Benelux] 2012 5e druk
Hoofdstuk 16 Het spijsverteringsstelsel.
Hoe ver is men tot nu toe met het grassa project?
http://grassa.nl/news/laat-ze-gras-eten/
Eiwitraffinage
http://www.wageningenur.nl/nl/Over-Wageningen-UR/Wageningen-World-1/Archief-MagazineWageningen-World.htm
Practicum
http://www.bioplek.org/techniekkaartenbovenbouw/techniek79vitaminec.html
http://www.biodoen.nl/biodoenLite.php?idOrder=0306010904
http://biologiepagina.nl/5/15Voeding/Eiwitbepalingen.pdf
http://www.goeievraag.nl/vraag/wetenschap/natuurkunde-scheikunde/afbraak-cellulose-vindtplaats-invloed.411866
http://www.lake-nyassa.nl/artikelen/index.php?subject_id=24&id=146
http://www.hoefnatuurlijk.nl/index_js.htm?
http://www.hoefnatuurlijk.nl/misc/fructaan.htm
Glucose
Internet
http://www.voedingsatlas.be/pdf/theorie.pdf
Boeken
Stegeman, N. E. voeding bij gezondheid en ziekte, Houten [Noordhoff UItgevers Groningen] 2009 5e
druk
Hoofdstuk 5 Koolhydraten, voedingsvezels en alcohol
Eiwit
Internet
http://nl.wikipedia.org/wiki/Peptidebinding
http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/gezonde-voeding/41901-biologische-waarde-vaneiwitten.html
https://www.salusi.nl/eiwitrijk-voedsel-lijst-eiwitrijke-voeding/
Boeken
Stegeman, N. E. voeding bij gezondheid en ziekte, Houten [Noordhoff UItgevers Groningen] 2009 5e
druk
Hoofdstuk 7 Aminozuren en eiwitten
32
Logboek
Week
Activiteit
Geschatte
Tijdsduur
Taakverdeling
…28
Inlezen algemeen
28
Personen zoeken om te contacten voor onderzoek en contact
zoeken met personen
4 uur
Samen
38
Johan Sanders Mailen
30 minuten
Samen
38
Inlezen algemeen/ eventuele contactpersonen op een rijtje
gezet, extra deel onderwerp verzonnen, extra informatie over
Henk Slik opgezocht en zijn contact gegevens opgezocht
3 uur
Anne
38
Meer informatie gezocht en gelezen over Grassa en deelvragen
bedacht
4 uur
Renske
38
Tijdsplan gemaakt, overlegd wat we moeten doen met de
werkwijze en deze aangepast, en overlegd wat we moeten doen
met de hypothese (hier zijn we nog niet over uit)
2 uur
Samen
39
Inlezen over het verteringsstelsel van de mens en puntsgewijs
opschrijven wat belangrijk is om te benoemen.
3 uur
Anne
39
Ingelezen over het verteringsstelsel van de koe, bedacht wat
benoemd moet worden en alles in een logische volgorde gezet
2,5 uur
Renske
41
Het practicum uitgewerkt.
4 uur
Samen
41
Het practicum uitgetypt, werkwijze en materialen bedacht,
3 uur
Renske
41
Ingelezen over enzymen en glucose en belangrijke dingen alvast
kort opgeschreven.
2 uur
Anne
42
Voortgangsgesprek met mevrouw de Haan
15 minuten
Samen
42
Begin geschreven aan de deelvraag wat is het voedselvraagstuk.
3 uur
Anne
42
Met de TOA het practicum besproken.
15 minuten
Samen
42
Bij de estafette en natuurwinkel naar plantenenzym gezocht.
30 minuten
Anne
42
Rondgevraagd bij 4 winkels over het plantenenzym
1,5 uur
Renske
42
Verteringsstelsel van de koe uitgewerkt
5 uur
Renske
42
Informatie over cellulose opgezocht en een nieuwe
onderzoeksvraag voor het practicum bedacht.
4 uur
Anne
42
Het eerste deel van het practicum gedaan.
45 minuten
Samen
43
De inleiding geschreven en mevrouw de Haan gemaild.
3 uur
Samen
beiden apart
inlezen
33
43
Verder aan de deelvraag het verteringsstelsel geschreven.
4 uur
Anne
43
Verder aan de deelvraag wat is het voedselprobleem gewerkt.
5 uur
Anne
43
De deelvraag glucose geschreven
3 uur
Anne
43
De deelvraag glucose bijgewerkt, de deelvraag eiwitten
afgemaakt. Een voorblad gemaakt. Extra informatie opgezocht
over de vertering van de koe en dat in korte steekwoorden naar
Renske gemaild.
8 uur
Anne
43
Informatie over cellulose opgezocht, gelezen en uitgewerkt
1,5 uur
Renske
43
Informatie over Grassa uitgewerkt
4 uur
Renske
43
Foutjes bijgewerkt, verteringsstelsel van de koe bijgewerkt,
inleiding verbeterd, alles bij elkaar gezet,
8 uur
Renske
43
Alles doorgelezen
2 uur
Renske
43
Met moeder alles besproken, samen nog een keer alles
doorgelezen
3 uur
Renske
43
Informatie opgezocht over de eiwitraffinage en de technische en
economische mogenlijkheden van het Grassa project. We
hebben hier helaas weinig gevonden en besloten dat we meer
informatie hierover aan Johan Sanders gaan vragen.
3 uur
Samen
43
Conclusie geschreven
1,5 uur
Samen
52
Practicum uitgevoerd
4 uur
Samen
52
Martijn Wagener gemaild
1 uur
Samen
1
Informatie Martijn Wagener gelezen
5 uur
Renske
De informatie van Martijn Wagener gescand en de belangrijkste
delen gelezen.
3 uur
Anne
Proef uitgewerkt
4 uur
Samen
2,5 uur
Anne
1
1
Informatie over verschillende soorten gras uit de bijgevoegde
bronnen van Martijn Wagener gelezen en een begin van een
hoofdstukje begonnen over de verschillen in waarde van de
soorten gras.
1
Hoofdstuk rendabiliteit geschreven
3 uur
Renske
1
Hoofdstuk het raffinage proces geschreven
3 uur
Anne
1
Alles tot nu toe gecontroleerd en bijgewerkt
4 uur
Samen
2
Samenvatting geschreven
1,5 uur
Renske
2
Voorwoord geschreven
1 uur
Renske
2
Reflectie geschreven
1,5 uur
Anne
34
Totaal
45 uur
Renske
Totaal
46 uur
Anne
Totaal
36
Samen
35
Download