artikel van Jaap Peters - Rijnland

advertisement
In Xperwise: Het Rijnland Model anders bekeken
Essentiële verschillen binnen de organisatiekunde
4 Apr. 2016
DeLimes,
Jaap Peters
In 1991 introduceerde de Fransman Michel Albert (1930-2015) het begrip
Rijnland Model in zijn spraakmakende boek ‘Capitalisme contre Capitalisme’. Na
het vallen van de Muur in 1989 viel het hem op dat zich twee vormen van
kapitalisme ontwikkelden: een Europese (landen in het stroomgebied van de
Rijn) en een Amerikaanse variant (Angelsaksisch Model). Je ziet het pas als je
het door hebt. Dit is typisch zo’n geval. In dit artikel gaan we vooral in op het
meest essentiële verschil tussen de beide varianten binnen de organisatiekunde.
Belangrijk is dat je een weloverwogen keuze maakt en niet ergens stuck in the
middle blijft hangen.
Overigens komen moderne begrippen als Holacracy, LEAN, het gedachtegoed van
Ricardo Semler (Semco-stijl), Nieuw Organiseren en ook de boeken van Wouter
Hart (Verdraaide organisaties, 2012) en de Belg Frederic Laloux (Reinventing
organizations, 2014) in de buurt van Rijnlands organiseren, maar hebben
goedbeschouwd toch een andere focus. We komen er later in dit artikel op terug.
Fijnproevers zoals Jaap Jan Brouwer (Angelsaksen versus Rijnlanders, 2005) wijzen
er terecht op dat de roots van Het Rijnland Model al terug te voeren zijn naar het
jaar 1806. Toen trokken de Pruisen wijze lessen uit de verloren slag tegen Napoleon
bij Jena. Met name in de krijgskunde (o.a. the Dutch Approach) is Het Rijnland
Model uitvoerig beschreven en getest. Veldslagen zijn een uitermate geschikte
competitieve omgeving om de robuustheid van een manier van organiseren te
testen. De Rotterdamse wetenschapper (Erasmus Universiteit) Pieter-Jan Bezemer
‘ontdekte’ in 2010 bij toeval tijdens zijn promotieonderzoek dat Rijnlandse bedrijven
dan ook aanzienlijk beter presteren en haalde daarmee de voorpagina van De
Volkskrant op 18 maart. We hebben er collectief overheen gelezen.
Angelsaksisch
Angelsaksische bedrijven streven naar de optimalisering van
aandeelhouderswaarde en staan idealiter op de beurs. Bij beursgenoteerde
bedrijven is de organisatie zelf ook continue handelswaar en niet alleen de
producten en diensten die ze verkopen. Dat is een belangrijk verschil met alle
andere organisaties, profit of not-for-profit, die niet op de beurs staan. Ben van
Beurden (CEO van Shell) gaf in februari 2016 in Nieuwsuur een fraai staaltje
aandeelhouders-denken weer: ‘Ik ben niet door aandeelhouders in de wereld gezet
om olie in de grond te laten zitten’. CEO’s aan de top van beursgenoteerde
bedrijven zitten er voor aandeelhouders en voor niets anders. CEO’s krijgen
bonussen van de Raad van Commissarissen in de vorm van opties die ze kunnen
omruilen voor aandelen en hebben zelf dus alle baat bij de opteren voor een
eenzijdige focus op aandeelhoudersbelang. Rijkman Groenink (ABN-AMRO) wist
met de verzilvering van zijn opties 27 miljoen euro als privépersoon op legale wijze
naar binnen te halen en werd daarmee ongewild het boegbeeld van graaiend
Nederland. Hij begrijpt daar niets van. ‘Ik heb die opties in de loop van vele jaren
gekregen als uitvloeisel van het beloningsbeleid van de Raad van Commissarissen.
Had ik ze dan moeten weigeren?’
Rijnlands
In een Rijnlandse organisatie staat niet de organisatie zelf centraal als geldmachine
(systems first), laat staan de aandeelhouder, maar draait alles om de zogenaamde
werkgemeenschap (community). De werkgemeenschap is de plek waar het werk
daadwerkelijk gebeurt door meerdere mensen vaak ook vanuit verschillende
organisaties. Voor de Pruisen was dat het slagveld: je kunt op de heuvel (of in de
kleedkamer) bedenken wat je wil. Of het plan een succes is, wordt pas later op het
(slag-)veld bepaald. Daar staan immers je vakmensen. De werkgemeenschap is niet
een ander woord voor ‘de organisatie’. En hier zit dan ook een belangrijk verschil
met begrippen als de Holacracy, LEAN, Semco-stijl, verdraaide organisaties en gereinvente organisaties. Die blijven, met alle respect, de oplossing altijd zoeken
binnen de organisatie zelf. Alhoewel ze allemaal wel raken aan de essentie van veel
problemen binnen en door organisaties: de hopeloze versnippering. Wouter Hart
heeft het over over de systeem- en de leefwereld, geleend van de filosoof Habermas
(1929). Jürgen Habermas spreekt over de kolonisatie van de systeemwereld in onze
leefwereld. En ook dat klopt.
Een paar voorbeelden van werkgemeenschappen:
• Voor een wijkagent is de wijk de werkgemeenschap, hij/zij werkt daar samen met
talloze collega’s zoals parkeerwachters, beveiligingsambtenaren,
buurtpreventie, ect. Gemeenschappelijk doel is de veiligheid in de wijk te
waarborgen;
• Voor een sociaalwijkteam in een gemeente is ook de wijk de werkgemeenschap,
daar werken o.a. professionals op het gebied welzijn, zorg, werk & inkomen,
wonen en gezinsrelaties samen. Denk hierbij aan huishoudelijke hulp,
financiële problemen, mantelzorg en problemen in het sociale leven, als
eenzaamheid. Gemeenschappelijk doel is een adequate uitvoering van de
WMO (Wet Maatschappelijk Ondersteuning), maar de wijkbewoners kunnen
zich er ook melden met ideeën voor verbetering van het leefklimaat in de
wijk;
• De wijkverpleegkundigen van Stichting Buurtzorg of de huishoudelijke hulp van
Stichting Familiehulp werken samen met aanverwanten en vrijwilligers aan
de ondersteuning van cliënten;
• Voor docenten is de klas de werkgemeenschap, daarbij zijn ook de andere
docenten betrokken, maar bijvoorbeeld ook de stage-bedrijven,
sportverenigingen en de ouders: samen staan zij voor ‘de klus’ de leerling
naar een waardige plek in de samenleving te begeleiden. ‘It takes a village to
raise a child’ verwijst naar de gemeenschap;
• Op een bouwplaats komen allerlei partijen bij elkaar om gecoördineerd
gezamenlijk te bouwen aan bijvoorbeeld een gebouw of een complete
woonwijk. Letterlijk en figuurlijk een werkgemeenschap;
• Een bewindvoerder of curator die te maken heeft met een surseance of een
faillissement werkt samen met de bonden, de eigenaar, de mogelijke koper
en nieuwe financiers samen om tot ‘een deal’ te komen;
• Militairen van verschillende naties werken in NAVO-verband bijvoorbeeld in Mali
waarbij de VN een Force Commandeur aanstelt om vrede te brengen;
• In de 25 veiligheidsregio in ons land wordt de werkgemeenschap als volgt
gedefinieerd: een veiligheidsregio is het verband waarin gemeenten en
hulpverleningsorganisaties samenwerken aan hulpverlening. Binnen de regio
werken hulpverleningsorganisaties zoals de politie, brandweer en de
geneeskundige diensten samen met vele andere partners. Bijvoorbeeld
Defensie, energie- en waterbedrijven en waterschappen;
• Met elkaar in de buurt een coöperatieve supermarkt runnen waarbij professionele
medewerkers worden ondersteund door leden van de coöperatie die
maandelijks een paar uur helpen met vakkenvullen en achter de kassa zitten;
• Een gemiddelde sportvereniging werkt als een werkgemeenschap: vrijwilligers,
betaalde trainers en verzorgers, leden, ouders van jeugdleden, sponsors, etc.
Maar allemaal met hetzelfde doel: de club is ons 2e thuis en daar moet het
goed toeven zijn.
Uit de voorbeelden hierboven blijkt dat de aandacht voor werkgemeenschappen
groeit en ook door het overheidsbeleid sinds 2012 (Rutte II) handen en voeten krijgt
door bijvoorbeeld wijkteams, Nationale Politie en Veiligheidsregio’s. Rijnlandse
organisaties faciliteren primair ‘de werkgemeenschap’ en stemmen daar vervolgens
hun eigen organisatie op af. Hun focus ligt op de bedoeling en dat is het hoger
gelegen doel. In Rijnlandse termen de ‘collectieve ambitie’. In de praktijk zie je dat in
een werkgemeenschap lokale flexibele (agile) zelfsturende teams prima gedijen
omdat een werkgemeenschap zich meestal niet aan de strakke kaders kan houden
die behoren bij een stevige planning & controlecyclus. Daar ligt een link naar
bijvoorbeeld het begrip holacracy. Het is niet handig de beide modellen door elkaar
te halen, want voordat je het weet heb je een verdraaid slechte organisatie.
Samengevat:
• In een Angelsaksische organisatie zijn vaklieden in handen van managers die op
hun beurt in een getrapt systeem primair de belangen van de
aandeelhouders behartigen. Mooi voorbeeld is het faillissement van V&D
waarbij achter de schermen het spel wordt gespeeld tussen diverse
organisaties en personeel murw gebeukt afwacht wat het groot kapitaal
besluit;
• Bij Rijnlanders is de organisatie in handen van de vakmensen zelf en die op hun
beurt worden ondersteund door een goed geolied ondersteunend apparaat
(‘de achterkant’). Buurtzorg Nederland (10.000 medewerkers) is daar een
mooi voorbeeld van, temeer omdat oprichter Jos de Blok zelf een voormalig
wijkverpleegkundige is. Managers komen bij Buurtzorg niet voor.
In het volgende artikel (april 2016) wordt dieper ingegaan op het begrip ‘de
werkgemeenschap’.
Literatuurlijst:
Angelsaksen versus Rijnlanders: Jaap Jan Brouwer & Piet Moerman (3e druk 2010)
Het Rijnland Boekje: Jaap Peters & Mathieu Weggeman (12e druk 2015)
Nieuw Europees Organiseren: Jaap Jan Brouwer & Jaap Peters (3e druk 2014)
Het Rijnland Praktijkboekje: Jaap Peters & Mathieu Weggeman (6e druk 2015)
Rijnland Reeks: Uitgeverij Eburon
Opleiding: 19e Rijnlandweek juli 2016
Download