3 Ko Blok: ‘Toon wat meer lef’ ‘Wat ons bindt, is passie voor Rotterdam’ Meer voor elkaar krijgen voor de stad, in een kortere tijd, met een hogere kwaliteit en ook nog voor minder geld. Een transparant, uniform en integraal product. Er wordt heel wat gevraagd van de fysieke sector in Rotterdam; de vergelijking met de wederopbouw wordt al getrokken. De fysieke diensten gaan daarom op een andere manier samenwerken. Dit vergt veel van het management en de medewerkers van de diensten. Toch is er geen ontkomen aan: het bestuur en de burgers vragen erom. Ko Blok, ooit de man die bij het Grondbedrijf Rotterdam de Oude Haven ‘ontginde’ en laatstelijk directievoorzitter van ERA Bouw, geeft zijn visie over de stad en de fysieke sector. Ko heeft bouwkunde en bedrijfskunde gestudeerd en daarna 8 jaar in het bedrijfsleven gewerkt, waaronder bij bouwer Van Eesteren. In 1980 volgde een overstap naar de voorloper van het OBR; het Grondbedrijf Rotterdam. In 1986 ging hij naar ERA Bouw, waar hij enkele zeer grote volkshuisvestingsprojecten uitvoerde in het kader van stedelijke vernieuwing: de Horsten, Kop van Zuid, Nieuw-Crooswijk, Le Medi in Delfshaven. is een grote multiraciale onderklasse. Om de stad sterker te maken, zul je die onderklasse moet verheffen tot een sterke en brede middenklasse en aan de stad binden. Overigens bestaan er vrijwel geen rijke havensteden, dat ligt niet aan Rotterdam.’ ‘Rotterdam als sociale opwerkingsfabriek: over 25 jaar moeten wij de beste multiculturele skill forces hebben. Die emancipatie is mogelijk door in te zetten op werk. Mensen die een carrière kunnen maken, gaan vanzelf wat meer verdienen. Het gaat dan om werkgelegenheid op het raakvlak van handen en hoofden. Een vakman die voorman wordt, een thuiszorghulp die zich opwerkt tot verpleegkundige. Voor de hand liggende sectoren in de Rotterdamse economie zijn de zorg en de technologie. Niet die sexy ICT-technologie of de creatieve sector, maar gewoon de technische ondersteuning van de maritieme sector, de logistiek en de procesindustrie. Want dat hoort bij ons havenareaal, een stuk Rotterdams DNA.’ Samen werken aan een sterker Rotterdam ‘Wat ook belangrijk is, is de binnenstad als icoon. Iedereen moet daar trots op kunnen zijn. Plezierig wonen, werken en uitgaan. Daar moet je als gemeente aan blijven werken. En je moet enorm goed luisteren naar wat consumenten en bedrijven willen. Als ondernemer wil ik worden uitgedaagd om na te denken over doelen die horen bij het DNA van de stad. De gemeente Rotterdam moet enkele grote partijen kiezen om het ‘Grote Karwei’ aan te pakken. Kies daarbij bedrijven die hebben bewezen zoet en zuur met je te willen delen. En die niet alleen de krenten uit de pap halen. Om dit traject succesvol te kunnen doorlopen is een sterke gemeentelijke fysieke sector nodig. Een integrale aanpak is daarbij essentieel. Je zult enorm moeten focussen op één gebied of project om een succes te behalen. Je moet vooral niet denken: “Dat kunstje hebben we al een keer geflikt, dus dat lukt ons nu overal in de stad.” Niet dus. Focus, inzet en uithoudingsvermogen, dat heb je nodig. En soms de durf om dingen te laten gebeuren, om een gebied zichzelf te laten ontwikkelen. Niet van bovenaf, maar van binnenuit. Dat lukt in New York en Berlijn ook, dus waarom niet hier? Wat meer lef, dat zou ik weer willen zien.’ ‘Blijf dicht bij het DNA van de stad’ ‘Mijn passie is de stad. Ik heb in alle Nederlandse grote steden gewerkt, maar Rotterdam heeft al lang geleden mijn hart gestolen. Ik zie het als mijn grootste opgave om Rotter­ dam beter te maken. In mijn optiek moet je daartoe enkele langetermijndoelen kiezen die passen bij het DNA van deze stad. Daarmee bedoel ik dat Rotterdam een geschiedenis, een infrastructuur en een bevolkingsopbouw heeft, die bepaalde dingen mogelijk maken – en andere dingen onmogelijk. Rotterdam is de stad van de werkende klasse. Er is een kleine bovenklasse, de (witte) middengroepen zijn verdwenen, en er Leonoor de Ruyter van Steveninck, hoofd Groenvoorziening GW Gait Heutink, programmamanager Meerjarig Investeringsprogramma Buitenruimte, OBR Leonoor en Gait werken beiden aan de buitenruimte, maar kenden elkaar (nog) niet. De eerste winst van de dag. Wat nemen zij mee terug naar hun afdeling? Leonoor: ‘Ik denk dat het mijn mensen niet zoveel uitmaakt bij welke dienst ze werken. Het gaat hen om hun werk. Ik zie verbeterkansen als je elkaar eerder kunt vinden. Als de afstand tussen beleid en uitvoering kleiner wordt, komt dat het product ten goede.’ Gait: ‘Velen van ons werken eigenlijk al jaren samen op de manier die hier wordt geschetst. Het is goed dat nu een keertje wordt gezegd: ‘Zó gaan we het voortaan doen!’ We werken immers aan één zaak: Rotterdam beter maken. En als je dan vanuit één team in gelijkwaardigheid opereert, kan de stad er alleen maar beter worden.’ ‘Waar we wel mee moeten stoppen, is dat eeuwige opkijken naar Amsterdam. Blijf bij het karakter, het DNA van Rotterdam. Accepteer je identiteit en richt je op dingen die grote groepen mensen in beweging kunnen brengen. Focus op bestaande competenties. Richt je organisatie in op je langetermijndoelen en blijf goed van buiten naar binnen kijken. Dat is de belangrijkste boodschap die ik alle medewerkers van de fysieke sector in Rotterdam meegeef.’ Opbrengsten van een dagje fysiek Samen op weg, stap voor stap Het GMT Fysiek werkt volgens een model waarbij zij de managers graag meenemen in het veranderproces. Er ligt geen uitgekristalliseerd plan en geen blauwdruk. Mede daardoor hebben de deelnemers tijdens de bijeenkomst weinig beperkingen hoeven ervaren in het denkproces. Zo hebben we met z’n allen een flinke verdiepingsslag kunnen maken in de beeldvorming over de drie fysieke diensten. Ook in de samenwerking onderling is een goede stap gezet. Geen drempels De conclusies uit de werkgroepen en de discussietafels waren constructief: ‘Veel van wat we hebben gehoord, weten we eigenlijk allang, maar we doen het eenvoudig niet’. Op de vraag wat je dan tegenhoudt, was de reactie uit de zaal: ‘Niets!’ Gezamenlijk doel Kort gezegd komt het erop neer dat we allemaal hetzelfde doel dienen. Wanneer we samenwerken (met een andere dienst), moeten we dit niet uit het oog verliezen. Een gezamenlijk doel of belang bindt ons namelijk met elkaar en vergroot de onderlinge betrokkenheid (commitment). Het is goed om de meerwaarde van de samenwerking extra te benoemen aan de voorkant van een proces. Ook op organisatorisch, bestuurlijk en inhoudelijk vlak zou er meer aandacht voor de voorkant moeten zijn. Benoem de verschillende rollen in een project en bekijk wat mensen nodig hebben. Gebruik elkaars kennis en kunde Zoals we allemaal weten, hebben de diensten hun eigen specialisme. Hier is niets mis mee, we zouden er juist optimaal gebruik van moeten maken. Daarin zijn respect en erkenning belangrijke elementen. Daarnaast moeten we proberen om ons in elkaars situatie in te leven. Op die manier kunnen we bijvoorbeeld op den duur een gemeenschappelijk tempo ontwikkelen. Steek je antennes uit Verder is het van belang om niet alleen intern gericht bezig te zijn. Maak gebruik van de kennis en kunde van de buitenwereld! Een advies aan het GMT was: organiseer trendwatching, om de actualiteit de baas te blijven, en organiseer doorzettingskracht. Geen afrekencultuur Er waren ook waarschuwingen: laat de ontwikkeling naar een groter fysiek huis geen ‘innovatie-killer’ worden. Angst om te worden afgerekend op fouten is een bedreiging voor creativiteit. Oplossingen zag men in naar buiten gericht blijven, kennis opdoen bij markt­ partijen en selectief zijn in welke partijen je binnenhaalt. Rotterdamse identiteit Tot slot is er nog één belangrijk element dat volgens de deelnemers moet veranderen om de cultuurverandering een kans te geven: een duidelijke identiteit en dus ook een nieuwe naam. Eén ding was wel duidelijk, het woord ‘fysiek’ doet meer denken aan een sportschool en leidt niet tot veel enthousiasme. Verder geen galm van de oude namen, maar het liefst wel iets met het woord erin waar het allemaal om gaat: Rotterdam!