Nawoord bij tweede druk Sinds het verschijnen van dit boek (voorjaar 2011) hebben twee gebeurtenissen plaatsgevonden die betrekking hebben op het integratiepessimisme in zijn meest extreme vorm. Zij vormen de aanleiding om enkele aspecten van onze redenering iets verder uit te werken. Allereerst het proces tegen Geert Wilders, dat op 23 juni afliep, en daarnaast de terreurdaad van Anders Bering Breivik in Noorwegen op 22 juli en de discussie die daarop losbarstte over de overeenkomsten tussen zijn ideeën en die van anderen, inclusief de Nederlandse PVV. Beide gebeurtenissen dwingen ons stil te staan bij de relatie tussen meningen en de verwerkelijking daarvan, zowel binnen het kader van de democratische rechtsstaat als daarbuiten. Tegelijkertijd laten zij ook zien dat het integratiepessimisme geen louter Nederlandse aangelegenheid is. We wezen daar al in het voorbijgaan op,1 maar ook dit punt verdient meer aandacht. In het proces tegen Wilders ging het erom of de meest extreme vorm van integratiepessimisme die wij behandelden, de opvattingen van de PVV-partijideoloog Martin Bosma, nog wel binnen de kaders van de Nederlandse rechtsstaat vallen. Het antwoord van de Nederlandse rechters is duidelijk: ja. Geert Wilders werd immers van groepsbelediging, aanzetten tot haat en discriminatie. Met andere woorden, in het kader van een verhit politiek debat mag je in Nederland over een godsdienst of ideologie (de rechters laten het verschil in het midden, terwijl Wilders en Bosma de islam uitdrukkelijk als ideologie bestempelen) publiekelijk de Koran met Mein Kampf vergelijken. Recent zette Wilders de volgende stap door moskeeën ‘haatpaleizen’ te noemen en islamitische Nederlandse burgers als ‘stemvee’ te betitelen. In principe geldt dat niet alleen voor de islam, waar het hier om ging, maar voor iedere godsdienst. De rechters beriepen zich daarbij niet op de moderne Nederlandse geschiedenis, maar ze hadden dat kunnen doen. Anders dan het jodendom, sinds de oorlog een streng bewaakt taboe, of het mainstream calvinisme, is het sinds de jaren vijftig immers bon ton om de zwartekousenkerken en vooral het katholicisme als verwerpelijk te bestempelen. Net als bij de PVV nu werd daarbij de grens tussen een godsdienst en de belijders daarvan regelmatig overschreden. Denk aan Jan Wolkers over strenggereformeerden en W.F. Hermans over katholieken.2 Voor dit boek is het relevant dat genoemde godsdiensten in sommige gevallen niet (katholieken en protestanten), maar in andere gevallen wel (joden en moslims) indirect of direct met immigratie worden verbonden. 3 Vóór de oorlog was dat het geval met de joden,4 de laatste decennia met de moslims. De stigmatisering van die twee groepen kent, niet toevallig, nogal wat overeenkomsten. Het exclusief bestempelen van één godsdienst als minderwaardig ten opzichte van alle andere leidt immers in beide gevallen tot maatschappelijke uitsluiting van de aanhangers. Terzijde: de geschiedenis van de 1 Zie pp. 33-34, 54, 238 en 240-241. Wegens antikatholieke passages in Ik heb altijd gelijk moest Hermans op 20 maart 1952 voor de rechter verschijnen. Hij werd vrijgesproken met als redenering dat niet Hermans antikatholiek was, maar het personage in zijn roman. 3 Voor de volledigheid: het hindoeïsme is tot nu toe buitenschot gebleven. 4 Zie pp. 179-186. 2 Nederlandse verzuiling is daarvan een voorbeeld en tegelijkertijd een reactie daarop. Dat de rechters vinden dat het geoorloofd is een religie als verwerpelijk en gevaarlijk te bestempelen in het kader van het recht op vrije meningsuiting, laat onverlet dat een dergelijke stigmatisering wel degelijk tot discriminatie kan aanzetten. Ook al lijkt menig Nederlandse moslim, evenals gereformeerden en katholieken vóór hen, inmiddels de mening te huldigen dat woorden geen pijn doen – het zoveelste voorbeeld van hun integratie –, het ook nog eens apart zetten van immigranten en hun nakomelingen op basis van hun godsdienst maakt hun integratie er bepaald niet gemakkelijker op. De moordpartij in Noorwegen brengt ons op een ander aspect van het migratiepessimisme dat we tot nu toe in ons boek niet systematisch behandeld hebben. Om het met Elsschot te zeggen: de relatie tussen droom en daad. Dankzij het vuistdikke manifest van Breivik onder de titel 2083 A Declaration of European Independence kunnen we een vergelijking maken tussen zijn ideeën en de meest radicale variant van het integratiepessimisme van vaderlandse bodem, zoals verwoord door Martin Bosma.5 De overeenkomsten zijn frappant, niet alleen qua redenering,maar ook wat stijl en bewoording betreft. Alle thema’s die wij hiervóór behandeld hebben komen aan bod: de angst voor Eurabië, de vermeende mislukte integratie en het complotidee dat linksige kosmopolieten de immigratiesluizen in de jaren zeventig wagenwijd open hebben gezet met een ‘tsunami van moslims’ als gevolg. Dit lijkt op het eerste gezicht vreemd, Breivik kent het boek van Bosma immers niet. Wel haalt hij instemmend Wilders aan; zó instemmend dat deze zich genoodzaakt zag publiekelijk zoveel mogelijk afstand te nemen van de daden van Breivik, maar zonder diens maatschappijanalyse van wat er mis is met Europa te verwerpen. Ook blijkt de Noor op de hoogte te zijn van de opvattingen van andere PVV-ers, zoals Paul Belien. Meer dan eens blijkt dat er een Europees (en zelfs Atlantisch) netwerk bestaat van integratiepessimisten die het gemunt hebben op de islamitische immigranten in Europa die een bedreiging voor de vrijheid zouden vormen. Hoewel Wilders keer op keer beweert zich strikt aan de parlementaire spelregels te zullen houden,6 tekenen zich deels overlappende cirkels van denkers, parlementariërs en extraparlementaire actievoerders af. Dit is op zich niets bijzonders, zoals analyses van vooral links terrorisme in het verleden duidelijk hebben gemaakt.7 Het is daarom naïef hier al te strakke scheidslijnen te trekken. Enkele voorbeelden over de grote variëteit die Europa op dit moment biedt, maken dit duidelijk. 5 We hebben in dit boek er bewust voor gekozen niet alle integratiepessimisten te bespreken, maar alleen die welke in een gecoördineerd betoog, voorzien van bewijsplaatsen, hun mening aan het papier hebben toevertrouwd. Vandaar dat we wel Bosma, maar niet Wilders hebben geanalyseerd. De meningen van de laatste zijn te vinden in speeches, zijn verkiezingsprogramma’s en in zijn film Fitna en op basis daarvan mogen we concluderen dat er geen licht schijnt tussen de maatschappijanalyse van beide PVV-coryfeeën. 6 In de sinds 22 juli losgebarsten discussie hebben overigens verschillende schrijvers en politici zich afgevraagd in hoeverre het partijprogramma van de PVV überhaupt via de parlementaire weg te verwezenlijken is, zoals Bas Heijne en Elsbeth Etty in NRC Handelsblad, 26 juli 2011, en Nebahat Albayrak in NRC Handelsblad, 29 juli 2011; vgl. ook Hubert Smeets in NRC Handelsblad, 30-31 juli 2011. 7 Walter Laqueur, A History of Terrorism (New Jersey 2001); Idem, No End to War: Terrorism in the Twenty-first Century (New York 2003). Beginnen we bij Noorwegen zelf. Breivik was bijna tien jaar lid van de in het Noorse parlement goed vertegenwoordigde (41van de 169 zetels) Fremskrittspartiet (Vooruitgangspartij), die hij uiteindelijk toch te slap vond. De leiding van die partij heeft niet alleen zijn daden veroordeeld, maar besloot tevens de antiislamitische kaart (voorlopig?) terzijde te leggen. De Italiaanse Lega Nord bood Noorwegen zelfs verontschuldigingen aan voor vergoelijkende woorden van Mario Borghezio, een van haar Europarlementariërs. In Engeland zijn de geestverwantenniet parlementair vertegenwoordigd. De door Breivik bewonderde, maar uiteindelijk ook te licht bevonden English Defence League met als ideologen Stephen Lennon en ex-lid Paul Ray is sterk buitenparlementair gericht. Het succesvolle Front National in Frankrijk probeert wanhopig parlementair fatsoen in de persoon van Marine Le Pen te combineren met rabiate moslimhaat zoals verwoord door haar vader Jean-Marie. Zonder dat zijn dochter hem openlijk af durfde te vallen, bestond hij het om de Noorse regering ervan te beschuldigen dat zij volstrekt tekort was geschoten in het tegenhouden van de massale immigratie. Dat onvermogen was volgens Jean-Marie ‘alleszins in de geest van de moorddadige gek de reden van de moordpartij’. Hij verwacht dat Noorwegen nu Nederland zal volgen: ‘Ook Nederland was laks en is na de moord op Fortuyn en Van Gogh helemaal naar een harde lijn veranderd’. Samenvattend zijn er rond de meer extreme Europese migratiepessimisten een aantal concentrische cirkels te trekken. Behalve de genoemden gaat het om onder meer Sarrazin en Henryk Broder in Duitsland, Bat Ye’or in Engeland, Oriana Fallaci in Italië of Breiviks ‘favoriete schrijver’ Fjordman, inmiddels geïdentificeerd als de Noor Peder Bent Nostvold Jensen; 8 denk buiten Europa aan de Amerikanen Bruce Bawer, Robert Spencer9 en de Wilders-fan Pamela Geller. Om te beginnen zijn er de nationaal en op Europees niveau vertegenwoordigde conservatieve partijen. Een tweede wijdere cirkel omvat meer radicaalrechtse politieke groeperingen die daar niet bij willen of mogen horen zoals de PVV, Vlaams Belang, het Front National, de Ware Finnen, de ZwedenDemocraten en de Deense Volkspartij. Weer verder zien we organisaties die eerder de buitenparlementaire optie kiezen: de English Defence League, opgericht in 2009, of Ordre Nouveau in Frankrijk, al dan niet via blogs (bijvoorbeeld in Nederland Forum voor de Vrijheid, Het Vrije Volk, De Dagelijkse Standaard, Stormfront, het Rijnlandmodel, Artikel7 en Bitter Lemon, opgevolgd door Catholica.nl, en daarbuiten Brusselsjournal.com van Paul Belien, persoonlijk medewerker van Geert Wilders, of Gates of Vienna10 waarop Jensen zich manifesteerde). Aan de buitenste rand van deze derde cirkel kan het doel uiteindelijk de middelen heiligen, waarbij we in de vierde en meest extreme cirkel belanden. Breivik is daarvan het duidelijkste voorbeeld. Dat de ideeën over de verhouding tussen doel en middelen in al deze cirkels (gelukkig) ver uiteenlopen, doet niets af aan de frappante overeenkomsten in maatschappijvisie. Zoals gezegd is dit patroon van concentrische cirkels niet het privilege van wat we traditioneel 8 Thilo Sarrazin: Deutschland schafft sich ab (München 2010); Henryk Broder, Hurra, wir kapitulieren Von der Lust am Einknicken (Berlijn 2006); Idem, Kritik der reinen Toleranz (Berlijn 2008); Fjordman, Defeating Eurabia (Bj Books 2008). 9 Spencer wordt veelvuldig instemmend aangehaald in het manifest van Breivik en prijkt bovendien op de lijst van getuigen à décharge die Wilders voor zijn proces had willen oproepen. 10 Dit verwijst naar het beleg van Wenen door de (Ottomaanse) Turken in 1683. uiterst rechts plegen te noemen (inclusief het moslimextremisme11), maar geldt het ook voor wat voor uiterst links doorgaat.12 Bij de huidige extreem rechtse partijen en groeperingen gaat het om ideeën over immigratie en integratie die niet alleen op feitelijke onjuistheden berusten, zoals we in dit boek duidelijk hebben gemaakt, maar ze bemoeilijken ook het integratieproces waarover ze beweren zich zo’n zorgen te maken. In de woorden van de International Herald Tribune van 25 juli 2011 is de haat tegen minderheden en immigranten verplaatst van de stam tafel en de chatrooms op internet naar ‘mainstream politics’. Terwijl de populistische partijen zelf geweld niet goedkeuren, heeft een klimaat van haat in het politieke debat gewelddadige individuen aangemoedigd.13 Een bewuste verdraaiing van de Nederlandse en Europese migratiegeschiedenis, stigmatiserende complottheorieën over moslims die heimelijk het roer over proberen te nemen, en apocalyptische vijf-voor-twaalfachtige voorspellingen vormen een cruciaal onderdeel van de huidige populistische politiek, zowel in Nederland als daarbuiten. Ons boek beoogt een feitelijk en afgewogen tegenwicht te bieden. Uiteraard zijn onze interpretaties voor discussie vatbaar, maar het is opvallend dat tot nu toe geen enkele integratiepessimist de handschoen heeft opgepakt, 14 en Bolkestein blijkens zijn H.J. Schoo lezing van 6 september 2011 ons gematigde optimisme inmiddels lijkt te onderschrijven. Met deze tweede druk nodigen wij hen van harte uit dat alsnog te doen. Leiden/Amsterdam, 6 september 2011 Voor christelijk rechts in Nederland zie Ewout Klei, ‘Klein maar krachtig, dat maakt ons uniek.’ Een geschiedenis van het GPV, 1948-2003 (Amsterdam: 2011). Zie ook Eric van den Berg, Frank Bosman en Peter van Zoest, ‘Is katholiek magazine ‘Catholica’ dekmantel voor extreemrechts?’: petervanzoest.blogspot.com (17 november 2010). 12 Voor problemen met dit onderscheid tussen rechts en links, zie Hubert Smeets ‘Het Heilige Ideaal en de Foute Middelen’ (NRC Handelsblad, 31 juli 2011). Alleen wat betreft de moslimextremisten en extreem links lijkt Wilders volledig in te stemmen met dit schema, zie zijn uitspraken als geciteerd in NRC Handelsblad, 27 juli 2011. 13 Zie ook Elsbeth Etty, ´Wie haat zaait´, NRC Handelsblad, 26 juli 2011. 14 Het is opvallend dat de enige twee recensenten die zich negatief over onze analyse uitlieten (Hans Wansink in de Volkskrant van 30 april 2011 en Bastiaan Bommeljé in het Historisch Nieuwsblad, no. 5, 2011) niet of nauwelijks op onze kernargumenten in gingen. 11