Christian Bertrand / Shutterstock.com HET ROCKFESTIVAL VROEGER EN NU Veranderingen en evoluties in het Vlaamse pop- en rockfestivallandschap en festivalbeleving doorheen de jaren. Vrije Universiteit Brussel Faculteit Economische en Sociale Wetenschappen & Solvay Business School Promotor: Prof. dr. Katia Segers Francisca Mullens - 98067 - 2013-2014 Masterproef ingediend tot het behalen van de graad van Master of Science in de Communicatiewetenschappen Dankwoord Een masterproef tot een goed einde brengen is een heel karwei, dit zou dan ook niet gelukt zijn zonder de steun en hulp van anderen. Deze personen zou ik daarom graag oprecht bedanken. Ten eerste wil ik graag alle festivalgangers bedanken die bereid waren mee te werken aan het onderzoek en een beetje van hun tijd wouden opofferen voor een interview. Zonder hen zou dit onderzoek natuurlijk onmogelijk zijn geweest. Ook zonder de geïnterviewde organisatoren en medewerkers van de festivals had de masterproef niet de diepgang gekend die ze nu heeft. Graag bedank ik dus Jan Coch, Gerald Timmermans, Jan Delvaux en Chokri Mahassine voor hun bereidwilligheid en interessante informatie. Ook Serge Platel wil ik hiervoor bedanken. Daarnaast wil ik mijn promotor Katia Segers bedanken om mij dit onderzoek te laten uitvoeren en mij voldoende vrijheid te geven hierin. Tevens verdient ook Alexander Deweppe een bedankje om met mij over het onderwerp te brainstormen wanneer het even moeilijk ging. Als laatste wil ik ook mijn ouders en mijn vrienden bedanken om me te steunen in tijden dat ik het allemaal even niet meer zag zitten. Zeker mijn vriend heeft heel wat breakdowns en stressmomenten van mij moeten doorstaan, maar ook bij momenten van vreugde was hij blij samen met mij. Merci om er altijd te zijn, Thijs. 1 Inhoudstafel 1. Abstract 4 2. Algemene inleiding 5 3. Literatuurstudie 3.1 Inleiding 3.2 Jaren 60: ontstaan rockcultuur, jeugd en rockfestivals 3.2.1 Jeugd 3.2.2 Jeugd en rock 3.2.3 Ideologie van rock: een mythe? 3.2.4 De eerste rockfestivals (VS) 3.3 Commercialisering van festivals 3.4 Jaren 70 - 80 - 90 en 2000: is er nog een rockcultuur en hoe zit het met de rockfestivals? 3.5 Festivals doorheen de jaren 3.5.1 Professionalisering & mediatisering 3.6 Vlaanderen 3.6.1 Subcultureel Vlaanderen 3.6.2 Festivalparticipatie 3.7 Generaties 3.8 Beleving van een festival 3.8.1 Festivals als belevenis 3.8.2 Op de wei 3.8.3 Motivaties voor het bezoeken van een festival 3.9 Korte conclusie literatuurstudie 8 8 9 10 12 13 15 18 21 23 25 26 26 27 27 29 29 30 31 32 4. Methodologisch onderzoeksdesign 33 5. Resultaten 5.1 Organisatie 5.1.1 Ontstaan 5.1.2 Muziek 5.1.3 Kenmerken 5.1.4 Organisatorische veranderingen 5.1.5 Festivalbeleving 5.1.6 Betekenis voor de organisatoren 5.2 Festivalgangers 5.2.1 Veranderingen in kenmerken festivals 5.2.2 Muziek 5.2.3 Festivalbeleving 38 39 39 40 41 43 44 45 45 45 49 50 5.2.3.1 Gelijkenissen 5.2.3.2 Verschillen 5.2.4 De hype van festivals 5.2.5 De ‘Tomorrowland-evolutie’ 5.3 Conclusie resultaten 50 52 61 61 62 6. Eindconclusie 64 7. Bibliografie 68 8. Bijlagen 72 2 Lijst van bijlagen Bijlage 1: VANBOSSEGHEM (Pieter). Crowdsurfers, tentsletjes en polsbandjesverzamelaars: een onderzoek naar de motivaties van festivalbezoekers in Vlaanderen. De Vlaamse Scriptie Bank, Scriptie vzw, 2011, 140 p. URL: http://www.scriptiebank.be/scriptie/crowdsurfers-tentsletjesen-polsbandjesverzamelaars-een-onderzoek-naar-de-motivaties-van-fe Datum van raadpleging: 4 april 2014. Bijlage 2: STRAUSS (Neil). ’69 or ’99, a Rock Festival Is a Combustible Mix. NYTimes, 1999. URL: http://www.nytimes.com/1999/08/08/arts/69-or-99-a-rock-festival-is-a-combustible-mix.html Datum van raadpleging: 16 november 2013. Bijlagen CD-ROM: • Elektronische versie masterproef • Getranscribeerde interviews • Open codeerfase • Axiale codeerfase • Selectieve codeerfase • Bijlagen literatuurstudie: VAN VLIET (Harry). Festivalbeleving. De waarde van publieksevenementen. Utrecht, Hogeschool Utrecht – Kenniscentrum Communicatie & Journalistiek/Lectoraat Crossmedia Business, 2012, 264 p. • Andere documenten: Vragenlijsten diepte-interviews Interviewprompts focusgroep Samenvatting festivalgangers 3 1. Abstract In deze masterproef wordt onderzocht welke veranderingen en evoluties zich hebben voorgedaan bij grote pop- en rockfestivals en festivalbezoek in Vlaanderen vanaf de jaren 60 tot nu. Hiervoor werden vier festivals onder de loep genomen uit verschillende, op een volgende tijdvakken: Jazz Bilzen, Torhout/Werchter – Rock Werchter en Pukkelpop. Als festivalland is er in België, maar ook in het algemeen, nog maar gering onderzoek verricht naar deze evoluties. Dit verkennend onderzoek probeert een einde te maken aan dit gemis. Aan de hand van diepte-interviews en een focusgroep met festivalgangers en expertinterviews met organisatoren en medewerkers werd getracht algemene tendensen bloot te leggen. Binnen de organisatie van pop- en rockfestivals merken we door de jaren een evolutie naar professionalisering, commercialisering, esthetisering en uitbreiding (schaalvergroting) van festivals op vlak van aantal festivaldagen, podia, muziekstromen en bezoek. Ook kwam er een grotere focus op de festivalganger. Veranderingen in festivalbeleving hangen nauw samen met de evoluties in de organisatie. Zo zorgt de versnippering van podia en muziek voor een versplintering van de totaalbeleving en vriendengroepen. Het sociale aspect van festivals was steeds belangrijk, maar heeft ook een verschuiving doorgemaakt. Waar muziek vroeger voor een unieke beleving zorgde en de hoofdmotivatie was voor het bezoek, heeft muziek aan belang moeten inboeten tegenover sfeer en vrienden. Vrijheid zoeken is een motivatie die door de jaren standhoudt. Pop- en rockfestivals zijn vandaag een hype en horen standaard bij het leven van de jeugd. Keywords: popfestival, rockfestival, jeugd, festivalbeleving, festivalorganisatie. Aantal woorden van de masterproef: 25 681 4 2. Algemene inleiding Het komen tot een onderwerp voor een masterproef komt vooral voort uit persoonlijke ervaring en interessesfeer. Voor mij kwam die interesse in muziek pas vanaf mijn derde jaar bachelor, toen ik begon aan mijn bachelorpaper. De ervaring waaruit ik de probleemstelling voor deze masterproef heb geput is tevens ook niet die van mij persoonlijk. Tijdens de interviews met artiesten, die ik uitvoerde in het teken van mijn bachelorpaper, kwam de kwestie ter sprake. Hoewel het onderwerp toen niet specifiek muziekfestivals was, kwam dit toch enkele keren terug. Artiesten, hierbij moet genuanceerd worden dat dit vooral artiesten van middelbare leeftijd waren, hadden het idee dat muziekfestivals niet langer zijn wat ze geweest waren. Ze spraken hier meer specifiek over de bezoekers van festivals. Waar vroeger iedereen enkel voor de muziek ging, speelt die muziek vandaag de dag maar een kleine rol in een event waar het vooral om sfeer en beleving gaat. Dit zette me aan het denken. De festivals waar de artiesten het over hadden waren pop- en rockfestivals. De jaren 60 tekenen het begin van dit soort festivals. Ofschoon het rockfestivalwezen ondertussen al meer dan 50 jaar bestaat, kan men zich afvragen of er zich wel zo’n grote verschuivingen hebben voorgedaan binnen het festivalbezoek als bovenstaande artiesten ons willen doen geloven. Het Woodstock festival in 1969 wordt dikwijls als de moeder aller festivals aanschouwt, terwijl Monterey (1967) het echte begin van (Amerikaanse) rockfestivals inluidde. Heel wat literatuur is er te vinden over deze eerste grote rockfestivals. Deze literatuur kan niet los gezien worden van de literatuur over de counterculture en rockcultuur die eveneens in de jaren 60 floreerde. De counterculture (in een context van jeugd en sociale bewegingen) krijgt vaak een politieke connotatie. Dit is ook het geval voor de rockcultuur, hier echter vooral binnen de jaren 60 en 70. De ‘gloriejaren’, volgens enkele auteurs, voor het rockfestival gingen snel voorbij. Dit zijn de meest bestudeerde jaren binnen de rockfestivalstudies. Na de jaren 70 komt men in een vacuüm terecht en was de wetenschappelijke interesse in rockfestivals klein. De laatste jaren kent men weer een opgang van publiek en motivatiestudies binnen muziekfestivalstudies. Deze studies worden evenwel uitgevoerd met oog op de festivals zelf en hoe zij zelf kunnen verbeteren en inzicht krijgen in hun publiek. Het doel van deze paper is dan ook niet motivaties van festivalgangers achterhalen, maar eerder kijken hoe het festivalbezoek en beleving in zijn algemeenheid is veranderd/geëvolueerd over de jaren heen. Is de betekenis van festivals veranderd - vanuit het perspectief van de bezoeker, maar evenzeer vanuit dat van de organisator - zoals onze artiesten ons wisten te vertellen? In ons klein Belgenland, waar het festivalwezen zo ingeburgerd is en immens veel festivals plaatsvinden, met onze eigen ‘moeder aller festivals’ Jazz Bilzen (vanaf 1965, in tegenstelling tot Woodstock dat pas plaatsvond in ‘69), is er maar weinig te doen als het aankomt op wetenschappelijk 5 onderzoek rond pop- en rockfestivals. Hoe dit komt wordt hier niet geprobeerd te achterhalen, maar wil wel een einde maken aan dit gemis. Het gaat hier dan ook om een verkennend onderzoek, dat een kennismaking met algemene tendensen en concepten op het oog heeft. Het thema kan in verder onderzoek dieper uitgewerkt worden. Een historische studie van rockfestivals is niet eenvoudig aangezien er onmogelijk aan genoeg betrouwbare data kan gekomen worden en daar zal hier niet naar gestreefd worden. Toch zal er geprobeerd worden een beeld te krijgen over de betekenis en betekenisgeving van grote pop- en rockfestivals in Vlaanderen over de jaren. Hier zal dus met andere woorden onderzocht worden welke veranderingen en evoluties zich hebben voorgedaan bij grote pop- en rockfestivals en festivalbezoek/beleving vanaf de jaren 60 tot nu. Dit zal gebeuren door het bekijken van festivals in drie verschillende, op elkaar volgende tijdsvakken. Deze festivals zijn: Jazz Bilzen; Torhout Werchter - Rock Werchter en Pukkelpop. Via interviews met bezoekers en organisatoren trachten we aan de hand van deelvragen een antwoord te formuleren op de onderzoeksvraag. Deze deelvragen luiden als volgt: - Welke betekenis geven de organisatoren aan hun festival en wat was het doel waarmee het festival werd opgestart? - Hoe beschrijven de festivalgangers het festival en welke betekenis geven zij eraan? Hoe beleven zij het festival? - Zijn er verschillen in betekenisgeving tussen organisatoren en festivalgangers en wat zijn deze verschillen? - Zijn er verschillen op te merken tussen de bezoekers van de verschillende festivals/tijden en wat zijn deze verschillen? Met deze laatste onderzoeksvraag raken we aan een concept dat ook voorkomt in de wetenschappelijk literatuur rond rockfestivals, namelijk het concept generatie. In de jaren 60 spreekt men in de literatuur voor het eerst van een generatiekloof. Dit concept is direct gelinkt aan het concept jeugd, wat misschien wel het belangrijkste concept is met betrekking tot de rockcultuur. De jeugd heeft vanaf het begin een erg belangrijke rol gespeeld in het tot stand komen van deze rockcultuur. Rock werd vooral geconsumeerd door jeugd en zij waren dan ook vooral diegenen die massaal aanwezig waren op de rockfestivals. Jeugd zette zich af tegen de waarden en smaak van hun ouders en voorgaande generaties (vandaar de generatiekloof). Dit afzetten was vaak politiek van aard. Simon Frith komt uit de theoretische traditie van de muzieksociologie en heeft enorm veel geschreven over de jeugdcultuur van de jaren 60. Zijn werken vormen dan ook vooral de basis van de literatuurstudie. De jeugd waar we zojuist over spraken had dikwijls een politiek engagement in de vorm van sociale bewegingen, met een vaak utopische ideologie. Deze ideologie komt regelmatig terug als men spreekt 6 over rockfestivals van de jaren 60 en vormt dan ook een centraal concept. Hier stuit men echter snel op een debat tussen auteurs die geloven in de ideologie (of deze tenminste niet tegenspreken) en zij die eerder geloven dat de ideologie van rock een mythe is, die mede gevormd wordt door nostalgie. Waar voorgaande concepten vooral handelden over het inherente van de rockfestivals, is commercialisering of commodificatie het concept dat voor velen uiterlijk vertoond wordt, maar is dat wel zo? Is het altijd duidelijk of er commerciële doeleinden bij komen kijken? Bij festivals blijkt dit niet het geval, zo is het niet duidelijk vanaf wanneer festivals commercieel werden van aard en of ze dit misschien al altijd waren. Beleving is een laatste erg belangrijk concept. Festivals brengen een bepaald type van beleving, muziek vervult hierbij vele functies, maar ook andere aspecten hebben door de jaren een belangrijke invloed gekregen op die beleving. Om antwoord te krijgen op de onderzoeksvragen die eerder werden voorgesteld werd gebruik gemaakt van kwalitatief onderzoek, meer in het bijzonder one-on-one diepte-interviews en focusgroepen. Enerzijds werd per festival (Jazz Bilzen, Torhout-Werchter, Rock Werchter en Pukkelpop) een expertinterview gedaan met een organisator of medewerker, anderzijds werden interviews afgenomen met enkele personen die aanwezig waren op dat festival. Er werd binnen de kwalitatieve onderzoeksmethode toch met een mixed-method gewerkt, gezien er na de eerste fase van diepteinterviews ook een focusgroep plaatsvond met bezoekers van verschillende festivals/tijden samen. Uit de literatuur bleek al dat nostalgie een erg vervormd beeld kan geven op de feiten, dit kan ook het geval zijn als bezoekers van Jazz Bilzen of Torhout-Werchter terugblikken op hun ervaring. Hier werd rekening mee gehouden. Het eerste deel van de literatuurstudie is chronologisch opgebouwd. Beginnen doen we bij het ontstaan van de rockcultuur in de jaren 60, waar we de jeugd en de ideologie bespreken. Dit moet bekeken worden vanuit een Amerikaanse context. De commercialisering van festivals volgt. De jaren 70 – 80 – 90 en 2000 worden vervolgens samen behandelt. Het tweede deel begint bij de veranderingen die zich hebben voorgedaan bij festivals doorheen de jaren. Hierna bespreken we wat er geweten is van de rockcultuur en rockfestivals in Vlaanderen en bekijken we de invloed van generaties. Als laatste behandelen we de beleving van een festival. Na deze kennismaking met de literatuur zal overgegaan worden naar het empirische deel. Vooreerst wordt het methodologisch onderzoeksopzet uitgebreid besproken. De resultaten uit de interviews zullen hierop volgen, waarna we concluderen met antwoorden op voorgestelde onderzoeksvraag en deelvragen, samen met een terugkoppeling naar de literatuur. 7 3. Literatuurstudie 3.1 Inleiding Pop- en rockfestivals maken deel uit van de categorie openluchtfestivals. Het openluchtfestival is echter ouder dan we denken en vindt zijn oorsprong in de ‘grassroots music festival’ traditie die dateert uit de 18e eeuw.1 Pop- en rockfestivals werden reeds aan verschillende fenomenen gekoppeld. Zo hebben academici deze festivals gelinkt aan Bakhtins beschrijving van het middeleeuwse carnaval.2 Carnaval is een gebruik dat terug gaat tot ver in het verleden en omschrijft een moment van feestvreugde en overdaad. ‘Carnaval’ was een ‘vlucht’ uit het alledaagse leven, ‘een tijdelijke bevrijding van de heersende waarheid en de gevestigde orde’3, dit wordt in de hedendaagse literatuur eveneens aangehaald als motief om festivals te bezoeken (seeking – escape theorie4). Begin 20e eeuw waren folk- en later jazzfestivals erg populair. Hieruit groeide later het rockfestival. Zoals uit onderstaande literatuurstudie zal blijken, is deze link met het carnavaleske slechts één manier om naar rockfestivals te kijken. McKay ziet de Britse festivalcultuur groeien uit de vroege jazzfestivals van de jaren ’50 in GrootBrittannië, waaronder de Beaulieu Jazz Festivals. Toch wordt genuanceerd dat deze jazzscene vooral de Amerikaanse nabootste.5 In 2001 stelt Frith dat het jaarlijkse meerdaagse rockfestival de laatste jaren erg aan belang heeft gewonnen. Zowel het publiek als de promotoren kunnen genieten van schaalvoordelen. Een festival is ook de plaats waar vaak ‘genre communities’ gevormd worden, deze zijn dan weer erg belangrijk voor de muziekindustrie en de platenverkoop.6 Een andere vergelijking die regelmatig gemaakt wordt, is die met een bedevaart. De aanwezigen op een festival kunnen zo worden ondergedompeld in de ervaring dat het ze transformeert: men bekijkt dingen achteraf anders, voor langere of kortere tijd.7 1 SEILER (Cotten). The Commodification of Rebellion: Rock Culture and Consumer Capitalism. In: GOTTDIENER (Mark). New Forms of Consumption: Consumers, Culture and Commodification. Oxford, Rowman & Littlefield, 2000, p. 208. 2 ANDERTON (Chris). Commercializing The Carnivalesque: The V Festivals and Image/Risk Management. In: Event Management, 2008, vol. 12, nr. 1, p. 41. 3 BAKHTIN (Mikhail). Rabelais and His World. Bloomington, Indiana University Press, 1984, p. 10. 4 DUNN ROSS (Elizabeth L.), ISO-AHOLA (Seppo E.). Sightseeing Tourists’ motivation and satisfaction. In: Annals of Tourism Research, 1991, vol. 18, nr. 2, pp. 226 – 237. 5 MCKAY (George). ‘Unsafe things like youth and jazz’: Beaulieu Jazz Festivals (1956-61), and the origins of pop festival culture in Britain. In: BENNETT (Andy). Remembering Woodstock. Hampshire, Ashgate, 2004, pp. 90-106. 6 FRITH (Simon). The popular music industry. In: FRITH (Simon), STRAW (Will) en STREET (John) (eds.). Pop and Rock. Cambridge, Cambridge University Press, 2001, p. 45. 7 DOWD (Timothy), LIDDLE (Kathleen) & NELSON (Jenna). Music Festivals as Scenes: Examples from Serious Music, Womyn’s music, and Skatepunk. In: PETERSON (Richard) & BENNETT (Andy). Music Scenes: Local, Translocal and Virtual. S.l., Vanderbilt University Press, 2004, p. 164. 8 De ervaring van muziek op een rockfestival is volgens Whiteley erg verschillend van die in een concertzaal of op televisie. Zij wijst dit toe aan de context en zou een invloed hebben op de interpretatie en ontvangst van de muzikale inhoud.8 Het bovenstaande toont al aan dat het rockfestival een specifiek fenomeen is. Aan de hand van onderstaand literatuuroverzicht trachten we de grotere tendensen die in de literatuur te vinden zijn met betrekking tot de evolutie van deze pop- en rockfestivals bloot te leggen. Veranderingen, maar ook gelijkenissen die zich over de jaren hebben voorgedaan komen aan bod. We kunnen hierbij een onderscheid maken tussen de organisatie van een festival in het algemeen en de beleving van het festival door de bezoekers. Dit onderscheid zal tevens ook terugkomen in het empirisch gedeelte van deze masterproef. Beginnen doen we bij het begin van de rockcultuur, de jaren 60. Een groot deel handelt over jeugd, jeugd was van uiterst belang voor het ontstaan van rock, maar ook ideologie komt aan bod. Zo kan een beter beeld geschept worden van de situatie waarin de eerste rockfestivals zijn ontstaan en welke betekenis deze hadden. We bespreken ook de commercialisering van festivals, dit begon al in de jaren 60. Hierna gaan we over naar de jaren 70 – 80 – 90 en 2000. Vooral over de jaren 70 en 80 is binnen de rockfestivals niet veel geweten. Deze jaren staan voornamelijk bekend als de jaren van de ondergang van de rockcultuur. Sommige veranderingen zijn evenwel niet vast te plakken aan jaartallen en zullen besproken worden in het onderdeel Festivals doorheen de jaren. Professionalisering en mediatisering zijn hierbij de grootste vernieuwingen. Literatuur uit het eerste gedeelte is vooral gebaseerd op een Amerikaanse en Engelse context. Daarin komt verandering. In het gedeelte ‘Vlaanderen’ bekijken we wat er in de wetenschappelijke literatuur te vinden is rond de rockcultuur en rockfestivals in Vlaanderen. Daarna bespreken we de invloed en evolutie in generaties. Ten slotte eindigt deze literatuurstudie met de beleving. Met de jaren wordt meer en meer ingespeeld op het belevenisgehalte van festivals. Ook het gevoel op de wei en de motivaties voor bezoek komen in dit laatste gedeelte aan bod. 3.2 Jaren 60: ontstaan rockcultuur, jeugd en rockfestivals Hieronder zullen we bespreken hoe het gekomen is tot de rockcultuur in de jaren 60. Deze rockcultuur wordt ook wel eens ‘counterculture’ genoemd, aangezien het zich verzet tegen de dominante cultuur van dat moment. De jeugd speelt een erg prominente rol in deze cultuur. Dit zal zo dadelijk uitgebreid 8 WHITELEY (Sheila). ‘1,2,3 What are we fighting 4?’ Music, meaning and ‘The Star Spangled Banner’. In: BENNETT (Andy). Remembering Woodstock. Hampshire, Ashgate, 2004, p. 19. 9 besproken worden. Eveneens zal de ideologie die bij deze cultuur komt kijken in de jaren 60 behandelt worden. Daarna zal kort ingegaan worden op de drie ‘eerste’ en erg belangrijke rockfestivals uit de VS, namelijk Monterey Pop Festival, Woodstock Festival en het Altamont Festival. 3.2.1 Jeugd De rockcultuur bestuderen zonder inzicht te hebben in de jeugd van die tijd is onmogelijk. Men zou voorbij gaan aan de essentie van deze cultuur. Vooraleer er begonnen kan worden aan de evolutie van de jeugd en de rol ervan voor rock is het belangrijk eerst het concept ‘jeugd’ te duiden. Het is niet altijd even duidelijk wat men juist met jeugd bedoelt. Jeugd kan men erg breed bekijken, maar hier wordt het echter gebruikt voor de groep van jong volwassenen, tot en met een leeftijd van 30 jaar. Deze groep heeft niet altijd een naam gehad. Vroeger was er vooral sprake van tieners en volwassenen, er was dan geen overgangsperiode zoals men die later leerde kennen als jeugd.9 Het stille begin van de jeugdcultuur kan men situeren in de jaren ’50. Toen kon men al het ontstaan van een ‘derde’ groep opmerken in de samenleving. Er kwam toen al een ‘splitsing’ tussen tieners en volwassenen als het op muziek aankwam.10 Het eigenlijke opkomen van deze jeugdcultuur moet echter vooral in de jaren 60 gesitueerd worden en is volgens Frith ontstaan in jazzclubs.11 In die jazzclubs werd niet gegeven om klasse, ras of inkomen. De tienercultuur daarentegen (vooral voor de jaren 60) was iets typisch voor de arbeidsklasse en hing vaak wel samen met klasse en ras. Er was toen bijgevolg een groot onderscheid tussen middenklasse en arbeidsklasse. De jeugdcultuur, waar al deze onderscheiden wegvielen, was dan ook iets totaal nieuw. Frith noemt de ‘jeugdcultuur’ van de jaren 60 klasseloos en rebels. Jeugd bevond zich ergens tussen tiener en volwassenen. Toch stelt Seiler dat de jeugdcultuur, die door de het corporatieve behandeld werd als de consumenten van de rockcultuur, vooral uit blanke jonge mensen bestond.12 De jaren 60 kende niet alleen de opkomst van de jeugd, maar ook van heel wat sociale bewegingen. Natuurlijk kunnen deze sociale bewegingen niet bekeken worden als losstaand van de jeugdcultuur. De jeugd vormt volgens Eyerman en Jamison zelfs een van de belangrijkste contextuele factoren in het ontstaan van die sociale bewegingen. Eveneens kan men deze sociale bewegingen in verband brengen met populaire muziek. Populaire muziek heeft er mede voor gezorgd dat sociale bewegingen en 9 FRITH (Simon) Sound effects. Youth, leisure, and the politics of rock ‘n’ roll. New York, Pantheon Books, 1981, pp. 181-182. 10 KEIGHTLEY (Keir). Reconsidering rock. In: FRITH (Simon), STRAW (Will) & STREET (John) (eds.). Pop and Rock. Cambridge, Cambridge University Press, 2001 pp. 112-113. 11 FRITH (Simon). Op. Cit., 1981, p. 203. 12 SEILER (Cotten). Op. Cit., 2000, p. 206. 10 transformatie mogelijk waren, vooral door het scheppen/articuleren van een collectieve identiteit. Dit verklaart dan ook het succes van de sociale bewegingen bij de jeugd, zij vormden immers het grootste deel van de consumenten van populaire muziek. De muziek was in de jaren 60 nogal politiek geladen en werd gebruikt voor het uiten van een nieuwe visie.13 Men moet echter wel rekening houden dat dit vooral in de Verenigde Staten het geval was. Een andere factor die meespeelt in het ontstaan van sociale bewegingen was de kritiek op het militarisme, onder meer op de Vietnamoorlog. Vandaar ook de hippieslogan ‘Make Love Not War’.14 Juist werd aangehaald dat sociale bewegingen mede gevormd werden door kritiek op het militarisme. Ook de jeugdcultuur kreeg vorm door historische gebeurtenissen zoals de Vietnamoorlog. De jeugd van de jaren 60 was niet akkoord met de keuzes en waarden van hun ouders en de generatie van hun ouders. Zij kwamen nu vrij van hun ouders’ smaak en kozen ervoor om te politiseren (zie de sociale bewegingen). De collectieve, historische ervaringen versterkten het conflict dat al sinds de jaren 50 bezig was tussen de gewoonte/smaak van de ouders en de ‘jeugd’, publieke en private verplichtingen, tussen vrijheid en verantwoordelijkheid. De jeugd verzette zich bijgevolg tegen de maintstream, dominante cultuur.15 16 Volgens Grossberg wou de jeugd zich verzetten tegen het alledaagse en saaie, en wou men er een plaats van plezier van maken.17 Dit was een soort revolutie, maar meer in de vorm van een collectieve droom die de jeugd had.18 Voor het eerst in lange tijd vormt de jeugd in de jaren 60 weer een grote groep (babyboomers), een groep met een ruimer zelfbewustzijn en toegenomen economisch kapitaal. Enkele auteurs spreken nu voor het eerst van een oorlog tussen generaties of een generatief kloof.19 20 21 Op dit toegenomen economisch kapitaal en het verschil in generaties zullen we later nog ingaan. Hoewel Frith eerder stelde dat de jeugdcultuur klasseloos en rebels was, maken theoretici volgens hem toch een onderscheid in de subcultuur. Dit onderscheid was tussen arbeidersgroepen en bohémiengroepen (dit waren de hippies van de jaren 60). Voor deze hippies was muziek van speciaal belang, het symboliseerde groepsidentiteit en vormde commentaar op de wereld. De hippiecultuur kan 13 EYERMAN (Ron) & JAMISON (Andrew). Social movements and cultural transformation: popular music in the 1960s. In: Media, Culture and Society, 1995, vol. 17, nr. 3, p. 456. 14 IDEM, p. 454. 15 FRITH (Simon). Op. Cit., 1981, p. 194. 16 KEIGHTLEY (Keir). Op. Cit., 2001, p. 125. 17 GROSSBERG (Lawrence). Is there rock after punk?. In: FRITH (Simon), GOODWIN (Andrew). On Record. Rock, Pop & the written word. London, Routledge, 1990, pp. 116-117. 18 STREET (John). Rock, pop and politics. In: FRITH (Simon), STRAW (Will) & STREET (John) (eds.). Pop and Rock. Cambridge, Cambridge University Press, 2001, p. 244. 19 EYERMAN (Ron) & JAMISON (Andrew). Op. Cit., 1995, pp. 449-468. 20 GROSSBERG (Lawrence). Op. Cit., 1990, pp. 109-142. 21 TARUSKIN (Richard). The Oxford History of Western Music. Volume 5: The Late Twentieth Century. Oxford, Oxford University Press, 2005, p. 310. 11 men zien als de jeugdcultuur waar we het hierboven over hadden. Het waren de (oorspronkelijke) hippies die zo’n doordachte positie innamen ten aanzien van het kapitalisme en het goede leven, in tegenstelling tot de arbeidersgroepen die een ondoordachte positie innamen en zich verzoenden met de maatschappij.22 Dit onderscheid is vooral te vinden in Groot-Brittannië. In zowel de VS als GB kan het ontstaan van de jeugdcultuur gezien worden als een reactie op het klassenprobleem. In de VS is de jeugdcultuur echter gebaseerd op gemeenschap, terwijl deze in GB gebaseerd is op anders zijn/verschil.23 3.2.2 Jeugd en rock Wat heeft die jeugdcultuur nu te maken met het ontstaan van rock? De rockcultuur is zowat gelijktijdig ontstaan met de jeugdcultuur, in de jaren 60. Vanaf die jaren werd ook voor het eerst gesproken over ‘rock’ en niet langer over ‘rock ‘n’ roll’ zoals dat vroeger altijd het geval was.24 Taruskin plaatst het ontstaan van de term ‘rock’ in de alternatieve media in 1966. Het was de naam voor een los gedefinieerd genre van pop en stond voor muziek gevormd als deel van de counterculture en sociale (protest-)bewegingen waar we het eerder over hadden.25 Rock was een belangrijke vorm om de problemen en conflicten waar de jeugd mee te kampen had, zoals eerder aangehaald, naar voren te brengen. Rock wordt dikwijls deze politieke en ideologische betekenis toegedicht. Rock zou politieke posities promoten tegen de dominante cultuur en zich identificeren met minderheden (zoals de zwarte gemeenschap).26 Verschillende muzikale culturen liggen aan de basis van rock. Rock nam aspecten van hun wereldvisies, esthetische en politieke gevoeligheden over. Het was dan ook vooral de jeugd die naar dit soort muziek luisterde.27 Hoewel ook Keightley liet weten dat men vanaf de jaren 60 niet meer spreekt van rock ‘n’ roll, maar van rock, gebruikt Grossberg in zijn essays toch de term ‘the rock and roll apparatus’. Dit ‘apparaat’ wordt beschreven aan de hand van drie assen, zijnde jeugd als verschil; het plezier van het lichaam; en postmoderniteit. Vooral jeugd en het lichaam nemen een prominente plaats in binnen het rock ‘n’ roll apparaat van de jaren 60 en 70.28 29 De visies van de rockcultuur kwamen overeen met die van de jeugdcultuur. Beide culturen waren idealistisch van aard en streefden naar een betere samenleving (tegen racisme etc.). Dit idealistische aspect van de rockcultuur staat evenwel soms ter discussie, dit zullen we later zien. 22 FRITH (Simon). Sociologie van een nieuwe muziekcultuur. Amsterdam, Elsevier, 1984, pp. 241-244. FRITH (Simon). Op. Cit., 1984, pp. 238-239. 24 KEIGHTLEY (Keir). Op. Cit., 2001, p. 116. 25 TARUSKIN (Richard). Op. Cit., 2005 pp. 326-327. 26 FRITH (Simon). Op. Cit., 1981, p. 194. 27 KEIGHTLEY (Keir). Op. Cit., 2001, p. 119. 28 GROSSBERG (Lawrence). Op. Cit., 1990. pp. 115-116. 29 GROSSBERG (Lawrence). Another boring day in paradise: rock and roll and the empowerment of everyday life. In: FRITH (Simon) (ed.). Popular Music. Critical concepts in media and cultural studies. New York, Routledge, 2003, pp. 321-323. 23 12 Grossberg beargumenteert echter ook dat de jeugdcultuur, die zo belangrijk was voor de rockcultuur, aan zijn einde kwam deels door diezelfde rockcultuur. Men zou dan ook kunnen stellen dat de ondergang van de jeugdcultuur op zijn beurt tot het ‘einde’ van de rockcultuur heeft geleid. De jeugden rockcultuur waren zo met elkaar verweven dat het ene niet zou kunnen bestaan zonder het andere.30 Zoals eerder gesteld bracht rock problemen en conflicten naar boven waar de jeugd mee te maken had en was zo mee essentieel voor het vormen van de cultuur. Maar doorheen de jaren zijn verschillende veranderingen opgetreden. Zo is het concept jeugd gewijzigd, dit was al het geval in de jaren 80 toen Grossberg zijn essay schreef. Er was/is niet meer zo’n verschil tussen jeugd en volwassenen. Jonge mensen zijn nu meer bezig met hun eigen transitie naar volwassenheid. Vele dingen waar de jeugd zich in de jaren 60 tegen verzette zijn ondertussen verbeterd in de hedendaagse maatschappij. Jeugd is volgens Grossberg meer individueel geworden. Ook rock is niet langer een uiting van een tegencultuur, maar meer en meer komt het terecht in het dominante discours waar het zich vroeger tegen verzette.31 Met het volwassen worden van de babyboomgeneratie, die de jeugdcultuur van de jaren 60 vormgaf, heeft rock aan succes moeten inboeten. Vanaf midden jaren 80 is rock niet langer de meest populaire expressie van kritiek op de massamaatschappij.32 We kunnen ons echter de vraag stellen of men jeugd heden ten dage wel kan zien als iets individueels. Als we al even kijken naar pop- en rockfestivals, zijn dit nog steeds plaatsen waar grote groepen jonge mensen (jeugd) bijeenkomen. Vormen zij hier dan geen collectieve groep met min of meer collectieve ideeën? 3.2.3 Ideologie van rock: een mythe? Hoewel er hierboven gesteld wordt dat rock politieke posities promoot tegen de dominante cultuur is er toch geen volledige consensus over die ideologische status van rock. Velen spreken dan eerder over een mythe. Zo stelt Gendron dat rock and roll ‘mythologized’ is als erg belangrijk in het helpen bij de burgerrechtenbeweging en de seksuele revolutie.33 Niet enkel rock wordt toegeschreven aan een mythe, Frith stelt dat ook de Amerikaanse jeugdcultuur afhing van mythen van gemeenschap, terwijl de Britse jeugdcultuur afgehangen zou hebben van mythen van verschil.34 Hoe komen we dan tot zo’n mythen? Gendron wijt ze aan de nostalgie die het verleden van de rock and roll ophemelt. 35 Deze nostalgie werd nog meer opgeroepen door bijvoorbeeld de film over 30 GROSSBERG (Lawrence). Op. Cit., 1990, p. 121. IDEM, pp. 120-121 32 KEIGHTLEY (Keir). Op. Cit., 2001, p. 140. 33 GENDRON (Bernard). Rock and roll mythology: race and sex in ‘whole lotta shakin’ going on’. In: FRITH (Simon) (ed.). Popular Music: Critical concepts in media and cultural studies. New York, Routledge, 2003, p. 299. 34 FRITH (Simon). Op. Cit., 1981, p. 218. 35 GENDRON (Bernard). Op. Cit., 2003, p. 308. 31 13 Woodstock ’69. Dat soort films vertellen soms een ander verhaal dan het originele en dikwijls wordt zo’n ideologische betekenis pas later toegeschreven. Nostalgie is dan ook iets dat met de tijd komt en vaak een erg vervormend effect kan hebben. Grossberg wijst de ideologische betekenis van rock niet zo zeer af, maar stelt, zoals eerder aangehaald, dat de context veranderd is en ook de drie assen waar rock op steunde. Rock als symbool van verzet is vervangen door zijn status als nostalgie.36 Nostalgie naar het ideologische (hippie) van Woodstock kwam er al snel door het gewelddadige karakter van het Altamont festival (zie verder) datzelfde jaar.37 Deze twee festivals, die in tijd zo dicht bij elkaar plaatsvonden, maar zo grote discrepanties vertoonden, kunnen er voor gezorgd hebben dat het verlangen en de nostalgie naar het soort festival van Woodstock groter werd. Deze nostalgie is dus snel ontstaan en nooit helemaal verdwenen. Dat zou toegeschreven kunnen worden aan het feit dat festivals nooit meer volledig zijn teruggekeerd naar de ‘Woodstock-vorm’. Dit vooral door een grotere commercialisering, waarover we het later zullen hebben. Street ziet het echter anders. Hij is ervan overtuigd dat pop- en rockmuziek een bepaalde macht hebben en dan meer specifiek een macht met twee dimensies: de macht om voor te stellen (symbool) en de macht om iets teweeg te brengen (effect). De politieke positie van rock is volgens Street tevens niet toe te schrijven aan de populaire muziek zelf, maar aan de ‘vijanden’ van pop en rock. Zij zouden ervoor gezorgd hebben dat populaire muziek een politieke kwestie werd en hebben rock het potentieel gegeven om de gevestigde orde te ontwrichten.38 Volgens Frith wordt rock gewoonlijk geanalyseerd door radicale muziekcritici in termen van productie en consumptie. De ideologische betekenis zou gelegen zijn in haar vorm als koopwaar en dat consumenten hieruit hun eigen betekenis creëren. Adorno was ervan overtuigd dat er geen individuele wijze van inhoud geven bestond, subjectiviteit was niets meer dan een marktkeuze. Populaire muziek was voor hem een product gemaakt voor de massa. Men identificeert zich met voorgefabriceerde utopische dromen en zo probeert men het huidige systeem te naturaliseren.39 Benjamin geloofde echter dat hoe bepaalde publieksgroepen bepaalde werken begrijpen een politiek gebeuren is, in plaats van een psychologisch gebeuren zoals Adorno stelde. Vandaag de dag zien we deze twee theorieën nog steeds terug in visies op muziek en cultuur, de ene die ideologie situeert in het commerciële en de andere die ideologie ziet in subculturen en de strijd om het teken.40 36 GROSSBERG (Lawrence). Op. Cit., 2003, p. 339. SEILER (Cotten). Op. Cit., 2000, p. 208. 38 STREET (John). Op. Cit., 2001, pp. 243-244. 39 SEILER (Cotten). Op. Cit., 2000, p. 204. 40 FRITH (Simon). Op. Cit., 1984, pp. 65-68. 37 14 3.2.4 De eerste rockfestivals (VS) Zoals we eerder al zagen bestaan er al lang festivals (folk- en jazzfestivals). Het rockfestival komt echter pas op in de jaren 60. Monterey was in 1967 het eerste echte rockfestival in de VS. Woodstock en Altamont, beide in 1969, vertegenwoordigen ieder een belangrijk moment in de geschiedenis van de rockfestivals (in de VS). Monterey Pop Festival, 1967 Het eerste grote rockfestival vond plaats in Monterey in juni 1967. Het was een festival met vooral muzikanten uit de San Francisco scene, samen met Jimi Hendrix en The Who. Volgens Chapple en Garofalo waren er ongeveer 30.000 mensen aanwezig, maar over dit getal is geen eensgezindheid. Het festival had oorspronkelijk een commercieel doel, echter na een bezoekje aan San Francisco voor de bands veranderde dat concept snel. Men besliste toen om het festival tot benefiet voor de San Francisco jeugdscene te maken (zie directe link met de jeugdcultuur). Buiten dat Monterey Pop Festival het eerste echte rockfestival was, was het ook erg belangrijk omwille van het feit dat het heel wat erkenning kreeg van platenmaatschappijen.41 Hieruit blijken al de commerciële gedachten die achter het festival zaten. Niet alleen was het doel oorspronkelijk commercieel, de platenmaatschappijen zagen ook hun kans schoon om via deze weg bands een contract aan te bieden. En zo hadden ook zij de nieuwe jeugdcultuur ontdekt. Rockmuzikanten werden een nieuw soort van idolen. Hun muziek werd niet als andere muziek op de markt gebracht, maar als een kunstzinnig artikel.42 Laing beschrijft Monterey Pop Festival als kleinschalig en idyllisch.43 Woodstock Festival (Woodstock Aquarian Music & Art Fair), 1969 Ondertussen, in 1969, waren er heel wat rockbijeenkomsten, waarvan Woodstock waarschijnlijk de meest memorabele is. Woodstock is voor velen dan ook het icoon van de jaren 60. Over Woodstock zijn er boeken vol geschreven. Hier zullen enkel de belangrijkste punten aangehaald worden. Het Woodstock Festival vond plaats van 15 tot 17 augustus 1969. Op het drukste moment zouden er zo’n 450.000 bezoekers zijn geweest, maar ook hier is geen duidelijk beeld van. Vooreerst was het festival betalend, maar aangezien er zoveel man op af kwam en ze over de hekken binnen klommen, besliste de organisatie het een gratis festival te maken, wat op het eerste zicht zorgde voor een 41 CHAPPLE (Steve) & GAROFALO (Reebee). Rock ‘n’ roll is here to pay. The history and politics of the music industry. Chicago, Nelson-Hall, 1977, pp. 73-74, 143. 42 FRITH (Simon). Op. Cit., 1984, p. 110. 43 LAING (Dave). The Three Woodstocks and the live music scene. In: BENNETT (Andy). Remembering Woodstock. Hampshire, Ashgate, 2004, p. 5. 15 financiële ramp. Na 1969 kwamen er nog twee andere edities, de 25e en 30e verjaardag in 1994 en 1999.44 Wat Woodstock definieert in de wetenschappelijke literatuur zijn de debatten en dichotomieën over het doel en het zijn van het festival. Belangrijk voor het Woodstock festival was de film die erover uitgebracht werd. Woodstock was niet enkel een live event, velen kennen Woodstock enkel via de film. Maar zoals altijd vervormt film de realiteit. Volgens Robert Duncan zou de film het festival definiëren als een mythe van eeuwige jeugd en engelachtige onschuld die triomfeert. 45 Ook andere media hebben er mede voor gezorgd dat Woodstock gemythologiseerd is. De film heeft nadien wel gezorgd dat de financiële ramp die het festival was geweest kon omgevormd worden tot een break-even. In zijn essay ‘This is your Woodstock’: Popular memories and political myths 46 stelt Street dat er heel verschillende betekenissen aan Woodstock worden gegeven. Zo ziet hij dat op websites Woodstock herinnert wordt als een utopisch moment met een politiek en sociaal belang, muziek speelt hierbij een minder belangrijke rol. Massamedia representeren Woodstock dan weer als een dubbelzinnig fenomeen. Het zou succesvol geweest zijn, maar eveneens een mislukking. Over het politieke belang van Woodstock blijkt grote onenigheid. Voor sommigen, zo stelt Street, past Woodstock volledig in het plaatje van de commercialisering van rock, voor anderen is het echter een uiting van de hippieidealen en groepsidentiteiten die we eerder bespraken. Voor Robert Spitz was Woodstock beide, zowel het idealisme als het zakelijke en commerciële kwamen kijken bij de organisatie van het festival. Later echter zijn deze twee los van elkaar gaan staan. Deze dichotomie komt nog veel aan bod. Zo zijn er zij die geloven dat festivals als Glastonbury en Lollapalooza de idealistische nakomelingen zijn van Woodstock, maar er zijn ook zij die Woodstock zien als het moment waarop rock gecommercialiseerd werd.47 Hoewel er onder vele auteurs een eensgezindheid is over het commerciële karakter van Woodstock, komt dat bij Plasketes en Plasketes minder naar voren. Zij brengen meer een soort van eigen getuigenis en spreken vanuit hun generatie. Ze stellen dat er op de festivals van de jaren 60 utopische dromen aanwezig waren. Woodstock werd zelfs een aparte natie genoemd, ‘Woodstock nation’. Het was een nieuwe cultuur. Dit utopische en ideologische gedachtengoed kwam ook buiten de festivals 44 STRAUSS (Neil). ’69 or ’99, a Rock Festival Is a Combustible Mix. NYTimes, 1999. URL: http://www.nytimes.com/1999/08/08/arts/69-or-99-a-rock-festival-is-a-combustible-mix.html zie bijlagen: p. 72. Datum van raadpleging: 16 november 2013. 45 LAING (Dave). Op. Cit. 2004, p. 13. 46 STREET (John). ‘This is your Woodstock’: Popular memories and political myths. In: BENNETT (Andy). Remembering Woodstock. Hampshire, Ashgate, 2004, pp. 29-42. 47 LAING (Dave). Op. Cit., 2004, p. 15. 16 tot uiting, op universiteitscampussen en demonstraties. 48 Maar ook Garofalo 49 , Hewison 50 en Osgerby51 zien Woodstock als niet zo commercieel ervaren. Garofalo stelt, net als Plasketes en Plasketes, dat er weinig afstand was tussen muzikanten en publiek, fysiek en spiritueel. Het publiek zou zich met de artiesten kunnen identificeren. Dit gaat recht in tegen de stelling van Frith. Hij stelt dat Woodstock stond voor een totale scheiding tussen performers en consumenten (hij ziet het publiek als consumenten).52 Frith ziet Woodstock ook als een symbool voor de enorme omvang van de rockmarkt. De artiesten eisten veel hogere gages dan ooit ervoor, die vanaf dan altijd minstens zo hoog zouden blijven. Rock vormde redelijk gemakkelijk koopwaar.53 Ofschoon Garofalo zei dat Woodstock door het publiek ervaren werd als niet-commercieel, stelt hij eveneens dat het de aanzet gaf tot ‘big business’ en een massamuziekcultuur.54 Ook Chapple & Garofalo zien Woodstock als voorbeeld van commercialisering en controle over de jeugdcultuur.55 Het debat over het ideologische enerzijds en het commerciële anderzijds op Woodstock kunnen we in verband brengen met de twee verschillende visies die er bestaan op de ideologie van rockfestivals van Adorno en Benjamin. Adorno staat in dit debat voor de passieve consument in de commerciële rockwereld en Benjamin voor het politieke dat achter de betekenisgeving van groepen en festivals zit. Michael Clarke schrijft in zijn boek The Politics of Pop Festivals dat Woodstock diende om aan de autoriteiten, die verboden stelden, te tonen dat een vreedzaam festival mogelijk is en dat er geen ‘moral panic’ nodig is.56 In december van datzelfde jaar bleek die paniek wel op zijn plaats. Altamont (Free Concert) Festival, 1969 Een heel ander festival vond plaats op 6 december 1969 in Noord Californië. De gedachte van utopische festivals zoals Woodstock verdween snel met het Altamont Festival. Het festival wordt door Laing beschreven als een nachtmerrie.57 Hier floreerde geweld boven ‘peace’. De Hell’s Angels waren er erg agressief geweest. Festivals van de jaren 60 in de VS waren volgens Frith gebaseerd op een gemeenschapsgevoel, na het Altamont Festival was echter van dit gemeenschapsgevoel nog weinig 48 PLASKETES (George M.) & PLASKETES (Julie Grace). From Woodstock Nation to Pepsi Generation: Reflections on Rock Culture and the State of Music, 1969 – Present. In: Popular Music and Society, 1987, vol. 11, nr. 2, p. 29. 49 GAROFALO (Reebee). ‘Understanding Mega-Events: If We Are the World, Then How Do We Change It?’. In: Rockin’ the Boat: Mass Music and Mass Movements. Boston, MA: South End Press, 1992, p. 15. 50 HEWISON (Robert). In: STREET (John). ‘This is your Woodstock’: Popular memories and political myths. In: BENNETT (Andy). Remembering Woodstock. Hampshire, Ashgate, 2004, pp. 39-40. 51 OSGERBY (Bill). In: STREET (John). ‘This is your Woodstock’: Popular memories and political myths. In: BENNETT (Andy). Remembering Woodstock. Hampshire, Ashgate, 2004, p. 40. 52 FRITH (Simon). Op. Cit., 1981, p. 222. 53 FRITH (Simon). Op. Cit., 1984, p. 111. 54 GAROFALO (Reebee). Op. Cit., 1992, p. 15. 55 CHAPPLE (Steve) & GAROFALO (Reebee). Op. Cit., 1977, pp. 144-145. 56 CLARKE (Michael). The Politics of Pop Festivals, s.l., Junction Books, 1982, p. 36. 57 LAING (Dave). Op. Cit., 2004, p. 5. 17 sprake. Het was een teken dat een gemeenschap niet kon steunen op enkel en alleen muzieksmaak, zoals ervoor wel gedacht.58 Het Altamont Festival bracht angst, geweld en dood. Plasketes en Plasketes beschrijven het verschil tussen Woodstock en Altamont als ‘van utopie naar antiutopie’. Muziek was verslagen en de droom die enkele jaren had bestaan was afgelopen. Volgens Plaketes en Plasketes was het vanaf dit moment dat de rockcultuur versnipperde en in de mainstream dominante cultuur terecht kwam.59 3.3 Commercialisering van festivals We zagen al eerder dat er verschillende meningen zijn over het al dan niet commerciële karakter van Woodstock in 1969. Sommigen zagen het als een duidelijke commercialisering van de toenmalige jeugdcultuur en de enorme omvang die de rockmarkt al had bereikt. Anderen waren overtuigd dat dit een uiting van het hippie-idealisme was. Nog anderen namen dan weer een tussenpositie in. In dit onderdeel zullen we het hebben over de algemene commercialisering/commodificatie van festivals doorheen de jaren. Omwille van de weinige specifieke literatuur over rockfestivals, zal ook hier vaak de muziekindustrie (rockmuziek) in het algemeen mee bekeken worden. Deze zijn bovendien nauw met elkaar verbonden. In de literatuur wordt het ‘recording’ gedeelte van populaire muziek dikwijls beschreven als het commerciële uit de muziekindustrie. Dat gedeelte heeft er dan ook voor gezorgd dat muziek wijd verspreid kon geraken. Concerten en festivals worden daarentegen gezien als de plaats waar muziek nog authentiek is en het publiek een leuke ervaring beleeft, wat hen eventueel aanzet tot het kopen van een plaat. Maar op festivals is het commerciële zeker niet afwezig. Op festivals komen “affective alliances” tot uiting. Seiler gebruikt deze term in navolging van Grossberg. Dit kan men zien als een ‘groep’ die bepaalde affectieve, sociale en zelfs politieke gevoelens deelt. Anderzijds vormen deze ‘groepen’ een redelijk samenhangend geheel van consumenten. Dat maakt het de muziekindustrie makkelijk om hierop in te spelen.60 We zagen eerder dat de grote groep jeugd (babyboomers) van de jaren 60 een toegenomen economisch kapitaal had verkregen. Nog (een tijd) voor de jeugd een onafhankelijke sociale of politieke kracht werd, had de jeugd al een onafhankelijke marktkracht. 61 Zij werden met andere woorden een interessante groep om geld aan te verdienen. Dit had ook de muziekindustrie snel door. In de jaren 60 werd rock (en popmuziek) voor het eerst een miljardenindustrie. Het feit dat er over het doel van rock 58 FRITH (Simon). Op. Cit., 1981, p. 222. PLASKETES (George M.) & PLASKETES (Julie Grace). Op. Cit., 1987, p. 32. 60 SEILER (Cotten). Op. Cit., 2000, pp. 205-206. 61 TARUSKIN (Richard). Op. Cit., 2005, p. 311. 59 18 (ideologisch vs. commercieel) in de jaren 60 zoveel onenigheid bestaat, is eerder vreemd. Men is er van overtuigd dat de rock and roll-artiesten van de jaren 50 zich niet zo zeer bezig hielden met ‘pure’ muziek, maar enkel platen wouden verkopen en geld verdienen. In de jaren 60 echter, voortvloeiend uit de folk beweging die zich verzette tegen commodificatie van muziek, werd rock gezien als kunst en derhalve niet te verzoenen met het commerciële. Het was ook in deze periode dat rock zich onderscheidde van andere vormen van muziek.62 Seiler geeft ons geen eenzijdige kijk op rock, maar probeert aan te tonen dat rock vanaf het begin niet enkel ideologisch was en er heel wat andere belangen bij kwamen kijken. Ook voor de jaren 60 werden festivals als commercieel gezien, echter pas vanaf de jaren 60 werden ze winstgevend voor heel wat partijen uit de muziekindustrie.63 Strauss stelt in 1999 in een artikel in The New York Times dat de irrationaliteit van de rockfestivals ligt in “the conflict between greedy promotors trying to turn a profit and idealistic rock fans who repeatedly fool themselves into thinking that rock concerts are not, at base, money making propositions, that the music they love is not a commodity” 64 . Ook muziekgroepen doen hier gretig aan mee, zij vragen en krijgen hogere gages. Het zijn de fans die hierdoor steeds meer betalen. Doorheen de jaren kunnen we enkele grotere verschuivingen waarnemen, aangehaald in de literatuur. Allereerst stelt men dat de band tussen rockmuziek en utopische politiek (als die er ooit was) afgezwakt is. Mensen zouden nu eerder naar festivals gaan enkel om te feesten. Ook halen promotors hun winsten meer en meer bij de consument door verhoogde ticketprijzen (de eerste festivals waren zo goed als gratis), maar eveneens merchandising is hierbij van belang. Vooral vanaf de jaren 80 is merchandising goed voor een groot deel van de globale inkomsten. Waar vroeger jeugd vooral het doelpubliek was van festivals, is de ideale festivalconsument veranderd naar een wat oudere consument met meer financiële middelen.65 Ook Frith ziet de “rebellious” jeugd niet meer als centrale consument van rock. Voor deze meer algemene aanvaarding van rock heeft televisie en video mede gezorgd.66 Deze verschuiving van festivalconsumenten kan ook te maken hebben met de focus die soms blijft liggen op de babyboomgeneratie, die de eerste rockfestivalbezoekers waren. Zij gaan nog steeds naar festivals en willen nostalgische tijden herleven. Vandaar dat er heel wat bands uit de jaren 60 – 70 nog steeds touren op festivals, het spreekt nog steeds aan. 62 SEILER (Cotten). Op. Cit., 2000, pp. 206-207. IDEM, p. 208. 64 STRAUSS (Neil). Op. Cit., 1999. 65 SEILER (Cotten). Op. Cit., 2000, p. 212. 66 FRITH (Simon). Video pop: Picking up the pieces. In: Frith (Simon) (ed.). Facing the music. Essays on pop, rock and culture. London, Mandarin Paperbacks, 1988, p. 127. 63 19 Vanaf einde jaren 70 was het de punkstroming die kritiek uitte op de commercieel geworden rockcultuur. Punk groepen speelden in kleinere clubs waar het publiek dichtbij stond en een actieve rol kon spelen, in tegenstelling tot de grote afstand tussen rockfans en hun idolen. Maar al snel werd punk, samen met andere, nieuwe marginale groepen eveneens het commerciële beest ingeduwd. Ook de indie platenmaatschappijen die wat later werden opgericht om het kunstige van muziek te verdedigen tegen het commerciële, werden nadien gebruikt door grotere maatschappijen om verder in te spelen op nieuwe smaken en ontwikkelingen in de muziek.67 Men zou dus kunnen stellen dat rockfestivals en rock in het algemeen meer en meer gecommercialiseerd zijn. Seiler liet weten dat rockfestivals altijd al een link hadden met het commerciële, maar Frith is ervan overtuigd dat rock niet zozeer commerciëler is geworden, echter is de basis van deze commerce veranderd. Frith beargumenteert dat heel wat rockmuziek, vooral vanaf de jaren 80, gebruikt wordt in video (reclamespots, films, etc.). Het verkopen van platen is niet langer de enige inkomstbron.68 Festivals waren echter vanaf de jaren 60-70 ook al een inkomstbron voor de muziekindustrie (zowel direct als indirect), maar ook hier hebben technologische ontwikkelingen een rol gespeeld bij de verdere commercialisering van rockfestivals, zoals bijvoorbeeld video advertenties van grote merken. In een meer recente publicatie69 haalt Frith argumenten aan waarom de live muzieksector nodig en belangrijk is. Lange tijd zagen sociologen en historici geen grote toekomst in de live muzieksector (jaren 80 en 90), maar volgens Frith is dit in de laatste 15 jaar omgekeerd. De live muzieksector is nu het meest succesvolle deel van de muziekindustrie. Deze omkering heeft onder meer economische drijfveren. Zo is er ook in de muziekindustrie altijd een zoektocht geweest naar een uitbreiding van publiek/consumenten. Het muziekfestival was daarom erg belangrijk, het gaf de mogelijkheid tot een veel groter publiek bij live optredens. Eerder werd er al aangehaald dat festivals en live performances dienden om platen te promoten en te verkopen, Frith stelt echter dat deze stelling nu niet meer geldt. Mensen gaan naar live optredens voor een ‘authentieke’ en echte ervaring, om hun idolen van dicht bij mee te maken. Zoals Frith het zegt, live optredens symboliseren wat het betekent om muziekfan te zijn. De merchandising betekent dan ook meer, het is een aandenken van het aanwezig zijn. Dat het live circuit van essentieel belang is voor de industrie blijkt uit het feit dat artiesten meer geld halen uit optredens dan uit de verkoop van platen (dit is een recente verandering mede door de opkomst van het illegale downloaden van muziek). 70 67 SEILER (Cotten). Op. Cit., 2000, pp. 218-219. FRITH (Simon). Op. Cit., 1988, pp. 93-102. 69 FRITH (Simon). Live Music Matters. In: Scottish Music Review, 2007, vol. 1, nr. 1, 17 p. 70 IBIDEM. 68 20 Waar de commerciële doelen vroeger eerder verborgen waren, kan er vandaag de dag nog amper langs gekeken worden. Overal staan namen van sponsors, advertenties en zijn er enorm veel merchandising producten te koop op rockfestivals. Ook de ticketprijzen liegen er niet om. Maar voor festival organisatoren is het ook een pak duurder, de gages die bands vragen gaan alleen maar in stijgende lijn. Hoewel er sinds de jaren 80 oudere generaties en ‘rock dinosaurs’71 bestaan die nog steeds festivals bezoeken, steeds meer zijn zij geïnteresseerd gebleven en maken als ‘oudere’ deel uit van het festivalpubliek72, blijft het overwegend de jeugd die het grootste deel van het rockfestivalpubliek uitmaakt. Ze zijn bereid hier veel voor te betalen en zijn zich waarschijnlijk duidelijk bewust van het commerciële karakter. We kunnen ons dan echter afvragen of zij hier ook nog een ideologische betekenis aan kunnen geven? Buelens stelt dat na 1989, vanaf dat jaar is het kapitalisme in het grootste deel van de wereld het heersende systeem, er ook in Vlaanderen heel wat veranderingen optraden, onder meer de ontzuiling. In dit ideologische vacuüm bleek enkel de marktlogica over te blijven. Alles werd gemaakt tot verkoopbare producten of belevenissen (zie verder). Dat wil niet zeggen dat dit vroeger niet het geval was, vanaf nu werd dat echter geheel duidelijk en doorzichtig.73 3.4 Jaren 70 - 80 - 90 en 2000: is er nog een rockcultuur en hoe zit het met de rockfestivals? Over rockfestivals van de jaren 60 is heel wat geschreven, hoewel het dan vooral over Woodstock gaat. Maar ook de rockcultuur van de jaren 60 is een veel besproken onderwerp in de literatuur. De daaropvolgende decennia zijn echter veel minder behandeld. We zullen de vier daaropvolgende decennia hier dan ook samen in een onderdeel bespreken. Vooral de jaren 70 en 80 kennen een enorm vacuüm in de festivalstudies, maar ook de literatuur over rock uit deze periode is niet al te uitgebreid. Dikwijls wordt slechts de geschiedenis van rock beschreven en wordt er weinig gesproken over periodes na het einde van de jaren 60. Dat veel van de literatuur rond rockcultuur geschreven is in de jaren 80 kan hier ook mee te maken hebben. De commercialisering van rock en rockfestivals werd reeds besproken hierboven, er zal hier dan ook niet veel verder op ingegaan worden. Vanaf de jaren 70 wordt algemeen gesteld dat rock commercieel werd, nog meer en meer in de daarop volgende jaren. Ook bij de jeugd kwamen er veranderingen. 71 FRITH (Simon). Op. Cit., 1988, p. 127. VAN VLIET (Harry). Festivalbeleving. De waarde van publieksevenementen. Utrecht, Hogeschool Utrecht – Kenniscentrum Communicatie & Journalistiek/Lectoraat Crossmedia Business, 2012, p. 28. zie bijlagen CDROM 73 BUELENS (Geert). Werchter: de wei. Belgiës bijdrage aan de rockindustrie. In: TOLLEBEEK (Jo) (hoofdred.). België: een parcours van herinnering. Plaatsen van geschiedenis en expansie. Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker, 2008, p. 410. 72 21 Frith stelt dat de rockmuziek in de jaren 70 geprofessionaliseerd werd, dit samen met een normalisatie van de perceptie van jeugd en rock. 74 Jeugd moest zich minder verzetten en werd eerder iets individueels zoals we hoger al zagen. Rock speelde een belangrijke rol bij deze voorgaande counterculture. Vanaf de jaren 70 verloor rock zijn status als verzet.75 Sinds de jaren 80 is rock dan ook niet langer de populairste expressie van kritiek op onze massamaatschappij. Volgens Keightley hebben de dalende geboortecijfers vanaf de jaren 60 bijgedragen aan een ‘miniaturisatie’ van de rockcultuur. Rock raakt gesegmenteerd en is het slachtoffer van zijn eigen succes. Rock krijgt vanaf midden jaren 70 niet meer het respect dat het ooit wel kreeg en aangezien het ‘geminiaturiseerd’ is heeft het ook niet langer zo’n groot publiek en minder ambities dan vroeger. Waar rock in de jaren 60 voor stond is nu overgenomen door andere muziekculturen en de verschillende segmenten van rock.76 Volgens Grossberg heeft de rockcultuur zijn einde te danken aan het einde van de jeugdcultuur, en andersom.77 De jaren 70 staan bekend als de jaren van culturele leegte, muzikale stagnatie en weinig zeggende muziek. Ze worden getekend door commercialisering. Verzet- en protestmuziek was niet langer. De jaren 80 zorgden voor een kentering. Men ging verlangen naar de jaren 60. Toch creëerden de jaren 80 met Punk en New Wave hun eigen cultuur. Dit was een reactie tegen de overcommercialisering van rock in het decennium ervoor. Video speelde, zoals Frith hoger stelde, een belangrijke rol in de rockcultuur van de eighties.78 79 In 1986 schreef Grossberg over de “death of rock and roll”, deze crisis kon gewijd worden aan veranderende smaken van rocks publiek en afnemende opkomst voor live muziek. 80 De punkperiode was van korte duur. Midden jaren 80 ontstaan heel wat nieuwe muziekgenres, pop is als ‘een splinterbom uiteengespat’. De genres overlappen elkaar.81 De morele paniek van de volwassenen voor de jeugd die er heerste in de jaren 60-70, staat in de jaren 80 nog maar op een laag vuurtje. Toch moesten ouders volgens katholieke opiniebladen op de hoogte worden gebracht van wat zich op de wei van rockfestivals (hier T/W) afspeelde, iets onnoemelijks dat moest ingetoomd worden.82 In de jaren 90 is popcultuur (waar rock nu deel van uitmaakt) over het algemeen aanvaard, met af en toe wat echo’s van paniekreacties. Het vormt nu een massacultuur.83 74 FRITH (Simon). Op. Cit., 1981, p. 195. GROSSBERG (Lawrence). Op. Cit., 1990, pp. 119-121. 76 KEIGHTLEY (Keir). Op. Cit., 2001, p. 140. 77 GROSSBERG (Lawrence). Op. Cit., 1990, p. 121. 78 PLASKETES (George M.) & PLASKETES (Julie Grace). Op. Cit., 1987, pp. 33-39. 79 BUXTON (David). Rock music, the star system, and the rise of consumerism (1983). In: FRITH (Simon), GOODWIN (Andrew). On Record. Rock, Pop & the written word. London, Routledge, 1990, p. 437. 80 GROSSBERG (Lawrence). Op. Cit., 1990, pp. 111-112. 81 PEIRS (Marc) & HUYS (Jacky). Twintig jaar Torhout/Werchter. Antwerpen, Icarus, 1996, pp. 110, 115. 82 BUELENS (Geert). Op. Cit., 2008, p. 409. 83 PEIRS (Marc) & HUYS (Jacky). Op. Cit., 1996, pp. 101-106. 75 22 Frith ziet vanaf de jaren 90 het belang van jaarlijkse rockfestivals toenemen. Deze jaarlijkse festivals zijn meerdaagse events waar veel verschillende groepen spelen. Hij stelt dat dit een terugkeer betekent naar de ‘package tour’ die in GB erg belangrijk was tot het einde van de jaren 60. Toch is het volgens hem nu anders, bedekt met een Woodstock vibe en ‘New Ageism’.84 Vanaf de jaren 2000 werd mede door de versnippering van muziek en het internet ook het festivalpubliek meer gefragmenteerd. Vele subculturen komen tot leven, elk met hun eigen gewoonten. Zij worden nu gezien als target audiences voor de muziekindustrie.85 3.5 Festivals doorheen de jaren Veel vergelijkende studies van rockfestivals doorheen de jaren zijn er niet te vinden. Wel is Woodstock een festival dat na 1969 nog twee keer opnieuw georganiseerd is. Over de vergelijking tussen deze drie verschillende festivals valt toch wat literatuur te vinden. Het tweede Woodstock festival vond plaats in 1994 en het derde in 1999. Laing valt al direct met de deur in huis door te stellen dat de editie van 1999 volledig vrij was van idealisme, in tegenstelling tot 1969 en ook in 1994 was er nog een deel van dat idealisme aanwezig. 1994 was echter ook een heel andere ervaring dan ’69. De grote muziekcorporaties waren betrokken geraakt bij festivals en merchandising en sponsoring zorgden voor twee extra bronnen van inkomen (dit zagen we ook al eerder bij commercialisering). In 1999 hadden nog heel wat veranderingen plaatsgevonden. Een revolutie had plaatsgegrepen door twee bedrijven die zich helemaal nestelden in de concert- en festivalindustrie, namelijk SFX en Ticketmaster. Zij zullen vanaf dan een erg belangrijke rol spelen en zorgden onder meer voor hogere ticketprijzen en inkomsten. Op het einde van de twintigste eeuw en het begin van de eenentwintigste eeuw zijn de tegenstrijdigheden niet langer die van de jeugd die hun ervaringen willen uiten tegen de samenleving en eerdere generaties, maar spreekt verzelfstandiging/‘corporatization’ en het carnavaleske. men van een tegenstrijdigheid van 86 Zoals Laing eerder al stelde is er een dichotomie over hoe mensen denken over Woodstock en welke betekenis zij daaraan geven, gaande van zij die het zien als idealistisch tot zij die het zien als de opkomst van het commerciële binnen rock. Ook Strauss vergelijkt twee Woodstock festivals, ’69 en ’99. Waar velen geloven dat Woodstock ’69 stond voor vrede en ’99 voor geweld, ziet Strauss niet zo’n groot verschil. Hij stelt dat geweld van alle tijden is, het was eveneens aanwezig in ’69 en op andere festivals in die periode. Hij wijdt het dan ook eerder aan de combinatie van jeugd en massabijeenkomsten, het samenkomen van het individuele en de autoriteit, en de combinatie van rock 84 FRITH (Simon). Op. Cit., 2001, p. 45. BUELENS (Geert). Op. Cit., 2008, p. 406. 86 LAING (Dave). Op. Cit., 2004, pp. 3-13. 85 23 en het commerciële.87 Ook Rogers stelt dat geweld al altijd bestaan heeft in de context van rock concerten en festivals.88 Rockfestivals zijn doorheen de jaren ook enorm toegenomen in aantal. Het aantal lokale, maar ook internationale festivals (niet enkel rockfestivals) met meer dan 3000 bezoekers is de voorbije 30 jaar vervijfvoudigd. 89 Redenen voor deze stijging zijn: het mondiale karakter dat festivals gekregen hebben, de grotere verwevenheid met toerisme, de aanzienlijke stroom van publiek dat nu verschillende festivals bezoekt (kleiner verschil tussen ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur), maar ook de behoefte om de eigen identiteit te bevestigen en samen te komen met gelijkgezinden.90 Deze toename van festivals heeft een grotere gelijkvormigheid tussen festivals als gevolg. Door het gebruik van succesvolle formats lijken vele festivals erg op elkaar. Finkel noemt dit McFestivalisatie91 en Leenders et al. spreken over ‘excessive sameness’92. Toch willen festivals onderscheidend zijn, meer en meer komt er de laatste jaren dan ook een trend van kleinere en niche festivals. De niche festivals hebben een duidelijke focus en afgebakende doelgroep. Bij de kleinere festivals gaat het daarentegen om gezelligheid en intimiteit.93 Ook Frith merkt deze trend van niche festivals op vanaf 2006. 94 Deze ‘nichefisering’ is mogelijk door de versnippering van (rock)muziek en –cultuur. Hierdoor kan meer specifiek op bepaalde groepen en genres worden ingespeeld.95 Ook de betekenis van rockfestivals is veranderd doorheen de jaren. We zagen eerder dat rockfestivals in de beginjaren vaak een politieke betekenis werden toegedicht. De jeugd die de festivals bezocht zou deel uit maken van een bepaalde counterculture en rock was nauw verwant met sociale bewegingen van die tijd. Tegenwoordig krijgen muziekfestivals vooral een sociale en economische betekenis toegedicht. Zij zouden bijdragen aan de sociale cohesie en leveren (veel) geld op.96 Een andere trend die optreedt doorheen de jaren is een evolutie naar meerdere dagen en meerdere podia.97 Torhout/Werchter en Pukkelpop begonnen beide met enkel één festivaldag en één podium. 87 STRAUSS (Neill). Op. Cit., 1999. ROGERS (Dylan Geoffrey). Violence, rebellion, and rock and roll: a comparitive analysis of american youth culture 1950s and 1990s. Texas, Texas Tech University, 2005, pp. 83-84. 89 KRUIJVER (Lex). Respons blikt terug op dertig jaar festivals: Grootste groei was tussen 1985 en 1995. In: Entertainment Business Live, 2009, p. 55. 90 VAN VLIET (Harry). Op. Cit., 2012, pp. 22-23. 91 IDEM, p. 28. 92 LEENDERS (Mark A.A.M.), VAN TELGEN (Joyce), GEMSER (Gerda) & VAN DER WURFF (Richard). Succes in the Dutch Music Festival Market: The Role of Format and Content. In: The International Journal on Media Management. 2005, vol. 7, nr. 3-4, p. 148. 93 VAN VLIET (Harry). Op. Cit., 2012, p. 28. 94 FRITH (Simon). Op. Cit., 2007, p. 4. 95 PLASKETES (George M.) & PLASKETES (Julie Grace). Op. Cit., 1987, p. 32. 96 VAN VLIET (Harry). Op. Cit., 2012, p. 30. 97 PEIRS (Marc) & HUYS (Jacky). Op. Cit., 1996, p. 95. 88 24 Die meerdere festivaldagen verkopen ook steeds sneller en sneller uit. Buelens ziet deze trend als een gevolg van internationale economische en culturele evoluties. Die evoluties worden in de hand gewerkt door onder andere het internet, globalisering en de volledige vermarkting van het culturele leven.98 3.5.1 Professionalisering & mediatisering De festivals die ontstonden in de jaren 60 en 70 krijgen vaak een tegenculturele bijklank. Dit onder meer omdat ze ontstonden in de context van de tegencultuur (waaronder rock en jeugd, zie hoger). Deze festivals hebben een voorkeur voor rurale velden of groene sites, campings en boden/bieden dikwijls nog andere culturele attracties aan. Ze vormden een kritiek op de alledaagse maatschappij. Het is volgens Anderton daarom dat festivals vandaag de dag nog steeds deze bijklank van de idealen van de counterculture in zich dragen (in GB). Deze worden bevestigd door de media, organisatoren en academici. Het business aspect wordt vaak onderbelicht. De academici die van dit uitgangspunt vertrekken zijn volgens Anderton niet volledig. Ze missen het volledige plaatje van ervaringen en betekenissen van pop- en rockfestivals heden ten dage. Om een ander soort festival te tonen haalt Anderton het V Festival aan. Dit festival werd in 1996 opgericht door concertpromotoren. Vanaf het begin was het zeer commercieel van aard met vele sponsors. Dit kreeg veel kritiek en ging volgens sommigen in tegen het anti-commerciële karakter van rock en de festivalcultuur. De organisatoren van het V Festival waren zich wel bewust van tegenculturele stereotypen van pop- en rockfestivals, maar waren er desalniettemin van overtuigd dat mensen het meer commerciële zouden aanvaarden in ruil voor meer luxe en entertainment. Dat heeft gewerkt, het festival werd een succes en bestaat nog steeds. Natuurlijk laat het festival niet volledig los van de tegenculturele waarden, maar vertaalt ze naar vandaag de dag en commodificeert ze.99 Anderton wil hier mee aantonen dat festivals over de jaren heen meer commercieel en minder ideologisch zijn geworden en dat dit kan. Ook de festivals met hun roots in de counterculture zijn gecommercialiseerd en enorm geprofessionaliseerd. Dit ging hand in hand met meer positieve mediaaandacht. Festivals waren niet langer een ‘oord van verderf’. Kan deze wijziging in beeldvorming er mede voor gezorgd hebben dat ouders hun kinderen gemakkelijker naar een festival lieten en laten gaan? De sfeer van vrijheid en prikkeling die vandaag op festivals hangt, bootst de tegenculturele evenementen van het verleden na. Voor velen blijven toch die elementen uit het verleden, zoals de mogelijkheid tot kritiek op de samenleving, essentieel voor hun voortgezette populariteit.100 98 BUELENS (Geert). Op. Cit., 2008, p. 406. ANDERTON (Chris). Op. Cit., 2009, pp. 39-51. 100 IBIDEM. 99 25 De mediatisering en professionalisering die heeft plaatsgevonden doorheen de jaren zou er volgens Anderton toch voor gezorgd hebben dat festivals een beter imago kregen en dat de populariteit ervan steeg over een breder publiek. Mensen die vroeger geen festivals bezochten, zouden dat nu wel doen vanwege het wegvallen van de tegenculturele waarden.101 Dit brengt ons weer naar de verandering van betekenis van pop- en rockfestivals. Ook Buelens laat weten dat rockmuziek en rockfestivals een vak zijn geworden. Waar dat bij Jazz Bilzen nog bijlange niet het geval was, kan je tegenwoordig met rockfestivals multimiljonair worden. Dit was onder meer al het geval bij Torhout/Werchter.102 3.6 Vlaanderen Het grootste deel van voorgaand literatuuroverzicht moet men begrijpen in een Amerikaanse (VS) en soms Engelse (GB) context. Wetenschappelijke literatuur heeft zich binnen de muziek- en rockcultuur dan ook vooral bezig gehouden met Amerikaanse en Engelse ontwikkelingen. Hoe zit het nu echter hier bij ons in Vlaanderen? Was er een subcultuur aanwezig en in welke mate participeren Vlamingen aan muziekfestivals? 3.6.1 Subcultureel Vlaanderen Velen spreken als het over muziek en jongeren gaat over subculturen, deze subculturen waren in de jaren 60 en 70 vaak tegenculturen (countercultures). Het rebelse van rock, zoals men dat zag in de VS, is aan Vlaanderen grotendeels voorbijgegaan. Toch heeft volgens Peirs ook Vlaanderen zijn eigen subculturele geschiedenis. Die is evenwel minder omvangrijk. Dit zou te wijten zijn aan de afwezigheid van echte grootsteden. In de kleinere dorpen en steden was er nog een grote sociale controle aanwezig door volwassenen (waar de tegencultuur zich net wil tegen verzetten). Waar subculturen in de VS en GB vaak grotere idealen koesterden en zich op vele vlakken inzetten, blijft het subcultureel gedrag in Vlaanderen beperkt tot de vrije tijd.103 Men kan zich dan vragen stellen bij de politieke en ideologische betekenis van de subculturen (en festivals) in Vlaanderen. In de loop der jaren zijn de beperkingen voor de subculturen in Vlaanderen afgenomen. Vanaf midden jaren 80 heeft Vlaanderen toch wel wat te zeggen gekregen in de dan op dans gerichte subculturen.104 Onderzoeken uit de jaren 90 in Vlaanderen tonen aan dat jongeren destijds vrij braaf waren. Dit in groot contrast met de jongeren uit de jaren 60 en 70, die gezien werden als de rebelse jeugd. Dit kan mede een gevolg zijn van de massacultuur. Iets wordt massacultuur als het wijd verspreid en massaal 101 IDEM, p. 49. BUELENS (Geert). Op. Cit., 2008, p. 401. 103 PEIRS (Marc) & HUYS (Jacky). Op. Cit., 1996, pp. 107-112. 104 IDEM, p. 112. 102 26 geconsumeerd wordt. Dit zorgt voor het afzwakken van scherpe kantjes en al te shockerende elementen worden geweerd.105 3.6.2 Festivalparticipatie Het participatieonderzoek van Lievens en Waege is een van de enige onderzoeken in Vlaanderen dat peilt naar de participatie van muziekfestivals. Binnen het onderdeel muziek stelden ze enkele vragen i.v.m. de participatie aan muziekconcerten en –festivals. Vraag MUZ 1 peilt naar welk genre van muziek er het meest geluisterd wordt. Hieruit blijkt dat rock na pop het meest beluisterde muziekgenre is. Vraag MUZ 3 ondervraagt naar welk soort festivals de respondenten afgelopen zes maanden/het voorbije jaar geweest zijn en hoeveel keer. Een van de zes antwoordcategorieën zijn pop- en rockfestivals. Uit het feit dat pop en rock de meest beluisterde genres zijn, kan het niet verbazen dat pop- en rockfestivals de meest bezochte festivals zijn. Bijna 9% bezocht één à twee festivals, 1,4% meer dan drie. Het algemene percentage dat de afgelopen zes maanden een festival (welk genre dan ook) had bijgewoond bedraagt 17,2%.106 Het laatste participatieonderzoek dateert van 2009. Die gegevens kunnen worden vergeleken met het voorgaand onderzoek uit 2003-2004. Voor het bezoek van festivals hebben we enkel cijfers van incidenteel bezoek (1+). Het verschil tussen de jaren is niet erg groot. Zo was er in 2003-2004 13,8% dat een niet-klassiek festival bezocht had, in 2009 was dit 15,3%. Het aantal bezoekers is dus licht gestegen met 1,5%. Mensen tussen 18 en 34 jaar en mensen met een groot sociaal netwerk hebben een hogere kans om niet-klassieke festivals te bezoeken.107 3.7 Generaties Mensen zijn ervan overtuigd dat festivals over de jaren meer en meer intergenerationeel zijn geworden. Dit betekent dat op rockfestivals verschillende generaties samen aanwezig zouden zijn. Vroeger, in de jaren 60, zou dit helemaal niet het geval zijn geweest. Uit eigen ervaring kan wel degelijk gesteld worden dat er mensen van oudere generaties nog steeds af en toe een rockfestival bezoeken. Grossberg sprak over een generatiekloof als hij het had over de jeugd van de jaren 60. Rock was toen een manier voor de jeugd om zich te verzetten tegen het alledaagse en saaie, de waarden en smaken 105 IDEM, pp. 118-119. LIEVENS (John) & Waege (Hans) (red.). Participatie in Vlaanderen. Basisgegevens van de Participatiesurvey 2009. Leuven, Acco, 2011, pp. 24-28. 107 LIEVENS (John) & Waege (Hans) (red.). Participatie in Vlaanderen. Eerste analyses van de Participatiesurvey 2009. Leuven, Acco, 2011, pp. 242-266. 106 27 van hun ouders en eerdere generaties.108 Rock ‘n’ roll sprak meer dan andere populaire muziek vooral de jeugd aan, met zelfs de bedoeling oudere generaties te irriteren. Rock ‘n’ roll vormde het tegenovergestelde van familievermaak, waar veel eerdere populaire muziek wel een familiale betekenis had.109 Ook Eyerman en Jamison zagen in die periode voor het eerst een oorlog tussen generaties, deze werd mede gecreëerd door de sociale bewegingen die werden gevormd door de jeugd van die tijd.110 Doordat het concept jeugd vanaf midden jaren 80 nogal veranderde in iets meer individueels, kwam er ook een einde aan de grote generatiekloof van voordien. Grossberg spreekt in deze context eerder van ‘uncertainty of generations’.111 Dat rockcultuur mede ontstaan is door de jeugdcultuur heeft er voor gezorgd dat rockfestivals ook binnen deze jeugdcultuur vielen. De generatiekloof in de jaren 60 zorgde ervoor dat er zo goed als alleen maar jongeren te vinden waren op rockfestivals. Eens deze generatiekloof verdween vanaf de jaren 80 en de generatie babyboomers/eerste rockfestivalgangers al lang niet meer tot de jeugd behoorden ziet men de opkomst van de ‘rock dinosaurs’112 (zie hoger). Het publiek dat (rock)festivals bezoekt is met de jaren breder geworden. Vandaag de dag is het publiek zeer breed van samenstelling. Dit bevestigt de aanwezigheid van jeugd, alsook oudere generaties, die rockfestivalbezoekers waren van het eerste uur.113 Een verklaring voor deze brede samenstelling van het festivalpubliek vinden we bij Plasketes en Plasketes. Zij stellen dat iedere generatie vasthoudt aan zijn periode en zijn muziek, de muziek waar hij mee opgegroeid is. Omdat men hiermee is opgegroeid kan men zich er beter mee identificeren. Rock, ontstaan in de jaren 60, is nog steeds een veel geluisterd muziekgenre. Rockidolen van toen touren nu nog op festivals en trekken daarmee jeugd, maar ook zeker die oudere fans die vasthouden aan ‘hun’ periode.114 Samen met rock zijn de eerste echte rockfestivals eveneens ontstaan in de jaren 60 en zijn eigenlijk een product van die tijd, dit kan ook meespelen bij de vijftigers die nu nog steeds festivals bezoeken. Ouders en hun kinderen gaan nu samen naar festivals en concerten van artiesten als David Bowie, Bob Dylan, Eric Clapton, etc. Pop- en rockcultuur is een massacultuur geworden, want een gehele generatie is met pop en rock opgegroeid.115 Toch was, is en blijft het festivalterrein vooral eigendom van de jongeren.116 108 GROSSBERG (Lawrence). Op. Cit., 1990, p. 116. TARUSKIN (Richard). Op. Cit., 2005, p. 312. 110 EYERMAN (Ron) & JAMISON (Andrew) Op. Cit., 1995, p. 453. 111 GROSSBERG (Lawrence). Op. Cit., 1990, pp. 118-122. 112 FRITH (Simon). Op. Cit., 1988, p. 127. 113 VAN VLIET (Harry). Op. Cit., 2012, p. 28. 114 PLASKETES (George M.) & PLASKETES (Julie Grace). Op. Cit., 1987, pp. 49-50. 115 PEIRS (Marc) & HUYS (Jacky). Op. Cit., 1996, p. 122. 116 IDEM, p. 135. 109 28 3.8 Beleving van een festival Als laatste bespreken we de beperkte literatuur met betrekking tot de festivalbeleving van bezoekers. We zullen kijken naar de evolutie naar een beleveniseconomie, wat er zich op de wei voordoet en met welke motivaties festivals bezocht worden. 3.8.1 Festivals als belevenis Een festival is niet louter een goed of een dienst waar men voor betaalt. Festivals zijn mede zo populair geworden door het aanbieden van een belevenis aan hun publiek. In hun boek De Beleveniseconomie argumenteren Pine en Gilmore117 dat de beleveniseconomie de volgende grote economie zal zijn na de agrarische, de industriële en de diensteneconomie. Ze noemen de belevenissen een vierde economisch aanbod. Hoewel de diensteneconomie, die vanaf de jaren 50 een enorme opgang kende, op dat moment (1998) nog steeds de werkgelegenheid domineert, komt daar langzaam maar zeker een verschuiving naar de beleveniseconomie. Belevenissen zijn gedenkwaardig en uniek. Vanaf de jaren 80 ziet men de prijs van belevenissen stijgen boven die van diensten. Mensen zijn bereid veel geld te betalen voor deze belevenissen, omdat de waarde van belevenissen voor hen hoger aanslaat. Als we dit terugslaan op rockfestivals, kunnen we deze trend eveneens waarnemen. Pop- en rockfestivals zijn door de jaren heen populairder geworden (zie hoger). Dit had evenwel zijn effect op de toegangsprijzen. Zo zien we bijvoorbeeld dat een ticket voor Pukkelpop aan het begin in 1985 300 BEF koste. Tien jaar later, in 1995 koste en dagticket al 1100 BEF.118 Vandaag de dag kost zo’n ticket al snel 80 euro (ongeveer 3200 BEF). Hoewel dit erg duur is, blijven de tickets de deur uit vliegen. Mensen en vooral jeugd betalen met veel plezier voor hun dagje festival. Dit bevestigt de stelling van Pine en Gilmore. Als we het muziekfestival plaatsen op de assen van de domeinen van de belevenis119 valt het zonder twijfel binnen het Amusement. Amusementsbelevenissen veronderstellen een passieve deelname en absorptie in de belevenis. Eerder werd al aangehaald dat live muziek de afgelopen 15 jaar enorm aan belang heeft gewonnen.120 Dit komt doordat livemuziekconcerten en festivals een ‘authentieke’ beleving bieden die verschilt van radio of muziek via boxen. Festivalorganisatoren zijn hier goed van op de hoogte. Dit is onder meer te merken aan de grotere merchandising die er gedaan wordt op festivals. Dit zijn niet louter producten, maar vormen een aandenken aan de belevenis van het festival en de muziek. Leenders et al. stellen dat 117 PINE (Joseph B.) & GILMORE (James H.). De Beleveniseconomie. Den Haag, Sdu Uitgevers, 2005, 322 p. VAN TERPHOVEN (Arne). Het Festivalgevoel. De wereld van Pinkpop, Werchter, Pukkelpop en Lowlands. Antwerpen, L.J. Veen, 2009, p. 202. 119 PINE (Joseph B.) & GILMORE (James H.). Op. Cit., 2005, p. 51. 120 FRITH (Simon). Op. Cit., 2007, 17 p. 118 29 organisatoren in de toekomst niet zozeer moeten rekening houden met bepaalde boodschappen of thema’s en budgetten, maar dat vooral het bieden van een unieke beleving belangrijk wordt.121 3.8.2 Op de wei Rockfestivals in Vlaanderen vinden meestal plaats op een wei. Op deze wei gebeurt van alles. Dit is echter niet altijd even makkelijk in kaart te brengen. Hieronder zullen we het hebben over wat muziek doet met mensen en welk gevoel er ontstaat op de festivalweide. DeNora onderzocht empirisch welke rol muziek speelt in het alledaagse leven van mensen.122 Als eerste haalt ze het effect van muziek aan op het lichaam. Het lichaam gaat zich bewegen op het ritme van de muziek, niet alleen op momenten dat men bewust op muziek beweegt, maar ook tijdens alledaagse, routineuze bewegingen.123 Op festivals houdt dit in dat iedereen op hetzelfde moment naar dezelfde muziek luistert, hierdoor zullen hun lichamen, bewust of niet, een gelijklopend ritme aannemen. Muziek is volgens DeNora ook erg belangrijk als persoonlijk ‘gereedschap’. Men kan het gebruiken voor emotionele zelfregulatie en is daarom belangrijk voor de manieren waarop mensen hun geheugen, (zelf-) identiteit en autonomie organiseren.124 Ook Frith stelt dat muziek bijdraagt aan ons identiteitsgevoel. Dit doet muziek door de ervaringen die het biedt aan het lichaam, gezelligheid en tijd. Tegenwoordig bepaalt vrije tijd (waar muziek een groot deel van uitmaakt) een groot deel van de identiteit. Die identiteit is grenzeloos. Muziek kan een ruimte zonder grenzen definiëren. “We zijn waar de muziek ons brengt.”125 Op festivals gaat muziek of het genre muziek vaak gepaard met een gevoel van groepsidentiteit. Stone stelt dat voor sommige bezoekers identiteitsbevestiging een van de belangrijkste motieven is voor het bezoek, men wil er de groepsidentiteit vieren. Dit komt vaak voor bij leden van subculturen die in het alledaagse leven een minoriteit vormen. Op festivals is dat niet het geval, ze krijgen hier een stem en bevestiging van die identiteit.126 Naast een collectieve identiteit ontstaat er op de festivalweide ook een gemeenschapsgevoel. Buelens verwoord het voor Werchter als het ‘één worden met tienduizenden onbekenden, samen, als uit één keel ‘Sunday Bloody Sunday’ of ‘Karma Police’ meebrullen en voelen – nee, wéten dat je het allemaal 121 LEENDERS (Mark A.A.M.), VAN TELGEN (Joyce), GEMSER (Gerda) en VAN DER WURFF (Richard). Op. Cit., 2005, p. 155. 122 DENORA (Tia). Music in Everyday Life. Cambridge, Cambridge University Press, 2000, 181 p. 123 IDEM, p. 8. 124 IDEM, pp. 49, 62-63. 125 FRITH (Simon). Music and Identity. In: HALL (Stuart) & GAY (Paul du). Questions of Cultural Identity. S.l., SAGE Publications, 1996, p. 125. 126 STONE (Chris). The British Pop Music Festival Phenomenon. In: ALI-KNIGHT (J.). International Perspectives of Festivals and Events: Paradigms of Analysis. Londen, Elsevier, 2009, p. 215. 30 over hetzelfde hebt en daardoor, ondanks het bier en de braadworsten, ‘opgeheven’ worden.’127 Eerder zagen we al dat op Woodstock ook sprake was van een gemeenschapsgevoel. 3.8.3 Motivaties voor het bezoeken van een festival Over de motivaties van rockfestivalgangers voor het bezoeken van een festival in de jaren 60 – 90 is weinig geweten. De laatste jaren worden er echter heel wat motivatiestudies gedaan rond festivals (zie Li & Petrick128). Hierbij zijn er echter weinig uitgevoerd voor muziekfestivals. Uit het review van Li en Petrick blijkt dat bij festivals vooral de event-specifieke actoren belangrijk zijn als motivatie en aantrek, maar toch blijken ook erg verschillende motieven mee te spelen.129 Het seeking-escape model komt vaak terug binnen festivalmotivatiestudies. Ryan concludeert met een samenvatting van de hoofdmotieven: ontsnapping, opwinding en sensatie, nieuwigheid, socialisatie en familie samenzijn.130 Dit zijn algemene motieven voor festivals. Een studie die meer aanleunt bij rockfestivals is die naar de motieven van bezoekers van een country festival in Australië. Zij komen tot de conclusie dat de verschillende activiteiten op het festival en de atmosfeer de belangrijkste redenen waren voor bezoek.131 Waar vroeger socialisatie zeker ook wel een motief zal geweest zijn, kan familie samenzijn gezien worden als een nieuw motief. Dit wijst weer op het intergenerationele gebeuren van (rock)festivals heden ten dage. Bekijken we een motivatiestudie uitgevoerd bij een Vlaams muziekfestivalpubliek, wordt opgemerkt dat vooral avontuur, sfeer en het sociale aspect erg belangrijk is. Deze drie motivaties werden vooral teruggevonden bij jonge bezoekers. Culturele ontdekking was de minst belangrijke reden om een festival te bezoeken, maar dit kwam wel meer voor bij oudere festivalbezoekers. De drie belangrijkste aspecten van bezoek samen genomen zouden we kunnen stellen dat muziek hierin een geringe rol speelt, al maakt dit natuurlijk mee deel uit van de sfeer. Ook het vakantie- en ontsnappingsgevoel zijn een motivatie voor bezoek, vooral bij werkende mensen.132 De vijf redenen voor bezoek gevonden in deze studie van Vlaamse muziekfestivalbezoekers (avontuur, aantrekkingskracht evenement, sociale aspect, ontsnapping en culturele ontdekking) lopen grotendeels gelijk met de algemene motieven voor festivalbezoek die Ryan oplijste. 127 BUELENS (Geert). Op. Cit., 2008, p. 401. LI (X.) & PETRICK (J.F.). A Review of Festival and Event Motivation Studies. In: Event Management, 2006, vol. 9, nr. 4, pp. 239-245. 129 IBIDEM. 130 RYAN (Chris). The Tourist Experience. London, Thomson, 2002, p. 151. 131 PEGG (Shane) & PATTERSON (Ian). Rethinking Music Festivals as a Staged Event: Gaining Insights from Understanding Visitor Motivations and the Experiences They Seek. In: Journal of Convention and Event Tourism, 2010, vol. 11, nr. 2, p. 96. 128 132 VANBOSSEGHEM (Pieter). Crowdsurfers, tentsletjes en polsbandjesverzamelaars: een onderzoek naar de motivaties van festivalbezoekers in Vlaanderen. De Vlaamse Scriptie Bank, Scriptie vzw, 2011, 140 p. zie bijlagen p. 72. Datum van raadpleging: 4 april 2014. 31 3.9 Korte conclusie literatuurstudie Uit de literatuurstudie leren we dat er in de literatuur reeds heel wat veranderingen en evoluties zijn opgemerkt met betrekking tot pop- en rockfestivals. De belangrijkste zijn onder meer de commercialisering, professionalisering en mediatisering. We merken dat deze gepaard gaan met veranderingen in de muziek. Ook het aspect van generaties is van belang. Festivalbeleving komt veel minder naar voor in de literatuur. Toch zien we hier een evolutie naar het inzetten op beleving door festivals. Bij de motivaties zien we dat vooral sfeer en het sociale aspect van belang zijn. In het empirische gedeelte van deze paper worden de bevindingen uit de literatuur getest en proberen we een beter zicht te krijgen op de veranderingen in festivalbeleving in Vlaanderen. 32 4. Methodologisch onderzoeksdesign Dit onderzoek valt binnen de traditie van de muzieksociologie, waarin, zoals eerder al vermeld, Simon Frith een erg belangrijke naam is. Binnen deze traditie is lang enkel theoretisch gewerkt. A. Bennett haalt dit minpunt aan binnen onderzoek naar jeugdcultuur en populaire muziek. Hij stelt dat vroeger (jaren 60 en 70) studies rond het thema vaak bekritiseerd zijn voor de afwezigheid van empirisch engagement. Vanaf de jaren 80 veranderde dit en begon men meer en meer etnografisch te werk te gaan. Men ging dan ook meer de jongeren zelf betrekken bij het onderzoek. De eerste muzieksociologische studies zijn ontstaan binnen het CCCS en gebaseerd op het cultureel Marxisme, maar ook hierin kwam verandering. Na verloop van tijd kwam er meer openheid over methodologische problemen en werd er meer gereflecteerd over de relatie tussen onderzoeker en onderzoeksobjecten. Waar men vroeger weigerachtig stond tegenover enige betrokkenheid bij het onderwerp, wordt dit nu vaak zelfs als voordeel gezien. Toch moet men volgens Bennett nog steeds kritisch blijven over de methodologische problemen in sociologisch onderzoek.133 België is een echt muziekfestivalland en kan terugkijken op een lange geschiedenis van festivals. Binnen de muziekfestivals wordt in dit onderzoek de focus gelegd op rockfestivals. Om de evolutie van rockfestivals en rockfestivalbezoek doorheen de jaren te bekijken, werden er festivals gekozen uit drie verschillende tijdsvakken. De vier gekozen festivals zijn de belangrijkste rockfestivals in Vlaanderen uit iedere periode en waren daarom een evidente keuze. Deze festivals zijn Jazz Bilzen voor de periode jaren 60 – 70; Torhout-Werchter voor de periode eind jaren 70 – 90; en Rock Werchter en Pukkelpop voor de periode jaren 90 – heden. Omdat het begin van een nieuw festival niet het einde van een eerder betekent, zijn de periodes meestal overlappend. Hierbij moet echter opgemerkt worden dat deze festivals ieder hun eigen kenmerken hebben en niet gelijkgesteld kunnen worden. Een echte vergelijking tussen hen zal onmogelijk zijn. Ze hebben daarentegen wel gemeen dat ze elk het ultieme rockfestival van hun periode zijn (door het grote succes van pop- en rockfestivals de afgelopen 10 jaar, zijn er voor de laatste periode twee festivals gekozen). Zoals Bennett stelde is het belangrijk stil te staan bij de empirische methode die men voor een onderzoek gebruikt. Omdat we in dit onderzoek peilen naar betekenissen en ervaringen van festivalgangers en organisatoren, zal er gewerkt worden binnen een interpretivistische/constructivistische traditie. Deze gaat ervan uit dat betekenissen geconstrueerd worden door de subjecten en dat deze geïnterpreteerd moeten worden, mede door de onderzoeker. Er bestaat geen vaststaande waarheid, maar eerder verschillende waarheden. We onderzoeken de betekenissen via kwalitatief onderzoek. Hier zullen we gebruik maken van one-to-one diepte133 BENNETT (Andy). Researching youth culture and popular music: a methodological critique. In: The British Journal of Sociology, 2002, vol. 53, nr. 3, p. 451-466. 33 interviews en een focusgroep. In tegenstelling tot vele onderzoeken naar populaire muziek in het verleden zal dit geen etnografische studie zijn. Aangezien er weinig onderzoek is gedaan naar verandering van het festivalbezoek en betekenissen doorheen de jaren, zal hier eerder een verkennend onderzoek gevoerd worden. De interviews zullen gebruikt worden om algemene tendensen bloot te leggen. Deze kunnen dan gebruikt worden voor verder onderzoek omtrent het thema. Dataverzameling Hoofdstuk 8 uit Music Scenes: Local, Translocal en Virtual134 handelt eveneens over drie festivals uit drie verschillende tijdsvakken. Zij onderzochten deze festivals via primaire en secundaire bronnen en interviews met participanten. Omwille van de korte tijd voor het onderzoek zal er in dit onderzoek echter enkel gebruik gemaakt worden van interviews. De dataverzameling bestaat uit interviews, zowel diepte-interviews met festivalgangers en expertinterviews met organisatoren en medewerkers als een focusgroep. Per festival werden er minimum 2 bezoekers geïnterviewd. In totaal komen we hierbij op 9 interviews. Per festival werd ten minste één persoon betrokken bij de organisatie geïnterviewd. De betekenisgeving van festivalorganisatoren gaat steeds vooraf aan die van de festivalbezoekers. Het bleek echter praktisch niet haalbaar de interviews met de organisatoren uit te voeren voor die van de festivalgangers. Bijgevolg liepen deze in tijd door elkaar. In totaal werden er 14 diepte-interviews afgelegd. Na de diepte-interviews werden de gevonden bevindingen getest in één focusgroep. Deze focusgroep bestond uit 6 festivalgangers van de vier verschillende festivals. Onderzoekseenheden De populatie van festivalorganisatoren is niet erg groot. Per festival is er slecht één ‘hoofdorganisator’ en enkele personen die echt betrokken zijn bij heel de organisatie van het festival. Via mail werd geprobeerd hen te bereiken. Hier werd gestuit op veel onbereidheid tot medewerking of het eenvoudigweg uitblijven van een antwoord. De populatie van festivalgangers is daarentegen enorm groot en divers. Voor de selectie van festivalgangers werden daarom enkele selectiecriteria gebruikt: de participant moet minstens twee maal een van de geselecteerde festivals bezocht hebben en moet op het moment van bezoek tussen de 18 en 25 jaar zijn, dit omdat bij rockfestivals jeugd erg belangrijk is en zo een ‘vergelijking’ eenvoudiger is. Heel wat van de oudere bezoekers hebben in recentere jaren nog festivals bezocht. Zo konden zijn voor hunzelf al enkele veranderingen opmerken. Daar de onderzoeker zelf deel uitmaakt van de groep festivalgangers van Rock Werchter en Pukkelpop en 134 PETERSON (Robert) en BENNETT (Andy). Music Scenes: Local, Translocal and Virtual. S.l., Vanderbilt University Press, 2004, 264 p. 34 tussen 18 en 25 jaar is, kon zij terug vallen op kennissen en vrienden van kennissen voor deze interviews. Voor bezoekers van Jazz Bilzen en Torhout-Werchter was dit moeilijker. Zoals eerder al vermeld werden er 9 diepte-interviews afgelegd. Twee voor Jazz Bilzen, twee voor Torhout/Werchter, twee voor Rock Werchter en drie voor Pukkelpop. Veel van de geïnterviewde respondenten zijn afkomstig van en wonen in Limburg. Hieronder lijsten we de geïnterviewde festivalgangers even op, echter zonder namen: 1. Man, 65 jaar, bezoeker van Jazz Bilzen in 1972, ‘73, ‘74, en ‘75. Daarbuiten bezocht hij ook nog Pinkpop en Torhout/Werchter 2. Vrouw, 63 jaar, bezoeker van Jazz Bilzen. Bezochte jaren wist ze niet meer, maar ze heeft toch een stuk of drie-vier keer Jazz Bilzen bezocht. Daarna heeft ze nog heel wat concerten bezocht. 3. Vrouw, 50 jaar, bezoeker van Torhout/Werchter op de leeftijd van 17 – 20 jaar. Daarna heeft ze nog veel optredens bezocht. 4. Man, 46 jaar, bezoeker van Torhout/Werchter. Vanaf 1984 heeft hij zo een 10-15 keer het festival bezocht. Hij bezocht/bezoekt ook nog heel wat andere festivals, waaronder Pukkelpop. 5. Vrouw, 23 jaar, bezoeker van Rock Werchter. Ze heeft vanaf haar 16e vijf keer het festival bezocht. Daarnaast bezoekt ze ook nog andere grote en kleinere festivals. 6. Vrouw, 23 jaar, bezoeker van Rock Werchter. Vanaf haar 16e heeft ze eveneens een stuk of vijf-zes keer het festival bezocht. Daarbuiten heeft ze ook Pukkelpop en een aantal kleinere festivals bezocht. 7. Man, 24 jaar, bezoeker van Pukkelpop. Hij bezocht het festival vijf keer en daarnaast heeft hij nog enkele grote festivals bezocht, waaronder Rock Werchter en Tomorrowland. 8. Vrouw, 23 jaar, bezoeker van Pukkelpop. Vanaf haar 16e heeft ze zo goed als ieder jaar Pukkelpop bezocht. Daarnaast bezocht ze nog Rock Herk en het Cactusfestival. 9. Man, 51 jaar, bezoeker van Pukkelpop in 1988. Hij bezocht daarnaast nog vele concerten in Herenthout en ook enkele keren Torhout/Werchter. De focusgroep bestond uit 6 respondenten: 1. Man, 56 jaar, bezoeker van Jazz Bilzen. Na zijn eerste bezoek in ‘72 of ‘73 bezocht hij nog zo’n acht keer het festival. Daarnaast bezocht hij heel wat grote en kleinere festivals. 2. Man, 53 jaar, bezoeker van Torhout/Werchter. Zijn eerste bezoek was in 1982, waarna hij het festival nog ongeveer 15 keer bezocht. Hij was eveneens bezoeker van Jazz Bilzen en vele andere kleine en grote festivals. 3. Man, 46 jaar, bezoeker van Pukkelpop en Torhout/Werchter. Pukkelpop bezocht hij vanaf 1985 zo’n 10 keer. Hij bezocht ook nog vele andere festivals 35 4. Man, 37, bezoeker van Pukkelpop. Vanaf 1995 heeft hij het festival ongeveer 15 keer bezocht. Daarbuiten bezocht hij vooral iets kleinere festivals. 5. Man, 22 jaar, bezoeker van Rock Werchter. Hij bezocht het festival voor het eerst in 2009, daarna volgde nog vijf bezoeken. Hiernaast bezocht hij nog enkele andere grote festivals, zoals Pukkelpop en Dour. 6. Vrouw, 20 jaar, bezoeker van Pukkelpop. Ze bezocht Pukkelpop al vanaf haar 13e en heeft daarna zes keer het festival bezocht. Daarnaast bezocht ze nog enkele andere middelgrote festivals. Als organisatoren en medewerkers werden Jan Coch (voorzitter vzw Jazz Bilzen) en Gerald Timmermans (medewerker) voor Jazz Bilzen, Jan Delvaux (Communicatie Rock Werchter) voor Torhout/Werchter – Rock Werchter en Chokri Mahassine (organisator Pukkelpop) voor Pukkelpop geïnterviewd. Daarbuiten werd ook nog Serge Platel, directeur van de Federatie voor Muziekfestivals in Vlaanderen, geïnterviewd. Data-analyse De interviews werden zo snel mogelijk na afname getranscribeerd, zodat een eerste analysefase kon plaats vinden. De data-analyse was deels gebaseerd op de Grounded Theory van Glaser en Strauss135 . Bij de Grounded Theory staat theorievorming centraal, waar de theorie helemaal uit de data komt. Er wordt gewerkt met een cyclisch proces van datacollectie en data-analyse. Men herhaalt dit tot men op het saturatiepunt komt en geen nieuwe informatie verkregen wordt. Door de beperkte tijd voor dit onderzoek en het verkennende karakter is er niet tot een geheel saturatiepunt gekomen. Wel kwamen vaak dezelfde dingen naar boven. We kunnen er dan ook niet vanuit gaan dat een volledig betrouwbare theorie ontwikkeld is. Dit was ook niet de bedoeling. Zoals al eerder vermeld is dit een verkennend onderzoek met als doel enkele algemene tendensen te ontdekken. Het onderzoek kan als springplank gezien worden naar uitgebreider en specifieker onderzoek binnen het thema. Wel is er bij de analyse gesteund op enkele basisideeën van de Grounded Theory, zoals de afwisseling analyse – collectie, zodat bevindingen in verdere interviews gebruikt kunnen worden, en het terug verwijzen naar de ruwe data (interview transcripties). Ook werden de drie stappen van analyse, aangereikt door Glaser en Strauss, namelijk open, axiaal en selectief coderen gebruikt om de interviews te analyseren. Instrumenten Voor de interviews werd gebruik gemaakt van een topiclijst en een beperkt vragenprotocol. Het gesprek moest op een zo natuurlijk mogelijke manier verlopen en de participant moest zelf de mogelijkheid krijgen nieuwe thema’s aan te kaarten. De topiclijst werd opgesteld aan de hand van de 135 MORTELMANS (Dimitri). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven, Acco, 2009, p. 351-367. 36 centrale concepten uit de literatuurstudie. De topiclijst voor de focusgroep werd dan weer opgesteld aan de hand van aangehaalde thema’s uit voorgaande diepte-interviews. Bij de focusgroep werd ook gebruik gemaakt van enkele interviewprompts (zie bijlagen). De diepte-interviews werden afgenomen waar de participant het zelf verkoos. De focusgroep vond plaats bij de onderzoeker thuis. Beperkingen Als laatste nog enkele beperkingen waar rekening mee gehouden moet worden: de rol van de onderzoeker moet altijd in acht genomen worden. Zo is de onderzoeker zelf deel van de onderzoekspopulatie en moet er opgelet worden dat deze objectief blijft. De eigen subjectieve ervaringen kunnen in bepaalde opzichten helpen, maar hier moet toch mee opgepast worden en men moet dit steeds in het achterhoofd houden. Een ander mogelijk probleem situeerde zich binnen de focusgroep. Verschillende leeftijdsgroepen zaten er bijeen en dit kon leiden tot het inhouden van bepaalde mensen om hun mening te geven omdat zij het gevoel hebben dat anderen meer ‘expertise’ hebben. Hier werd rekening mee gehouden en de moderator gaf vaak het woord aan de ‘stillere’ deelnemers. Een volgend punt waar absoluut rekening mee gehouden moet worden is de vertekeningen die kunnen plaatsvinden als mensen vertellen over vroeger. Hun ‘waarheid’ zal waarschijnlijk vertekend zijn door nostalgie. De rol van nostalgie werd eerder in de literatuurstudie al besproken. Aangezien er met een beperkt aantal respondenten werd gewerkt en het een verkennend onderzoek is, kunnen we geen generaliseerbare uitspraken doen. Doorheen de resultatensectie zullen uitspraken dan ook slechts slaan op de geïnterviewde festivalgangers. Wel kunnen hierdoor enkele grotere tendensen worden blootgelegd. Ten slotte moet gesteld worden dat ieder festival een hele, eigen complexiteit in zich draagt. Het is onmogelijk deze complexiteit van de besproken festivals volledig weer te geven. Daar wordt hier ook niet naar gestreefd. Men moet zich echter wel bewust zijn van de veelheid van elementen die bijdragen aan een festival die hier niet zullen besproken worden. 37 5. Resultaten In dit onderdeel bespreken we uitgebreid de resultaten uit de uitgevoerde diepte- en expertinterviews en focusgroep. Met oog op de onderzoeks- en deelvragen wordt er een onderscheid gemaakt tussen resultaten uit interviews met de organisatie en de resultaten van festivalgangers. Binnen beide delen worden regelmatig dezelfde thema’s aangehaald. Er wordt hier niet gestreefd naar een letterlijk antwoord op de deelvragen, deze dienen als richtlijn. Aan de hand van deze richtlijnen trachten we een antwoord te vinden op de hoofdonderzoeksvraag. Vooraleer over te gaan naar de uiteenzetting van de resultaten, leiden we kort de onderzochte festivals in met wat context en geschiedenis: Jazz Bilzen: Jazz Bilzen werd in 1965 voor het eerst georganiseerd door het Davidsfonds onder het voorzitterschap van Fons Coch. Het eerste jaar werd het festival maar één dag gehouden, maar vanaf 1966 komt er al een avond bij. Jazz Bilzen zal uiteindelijk uitgroeien tot een vierdaags festival. Ook de muziekgenres gebracht op Jazz Bilzen veranderen doorheen de jaren. Jazz Bilzen heeft altijd gezorgd voor een hele resem nevenactiviteiten, deze waren meestal kunstzinnig van aard. Ondanks de tegenwerking van de publieke opinie werd Jazz Bilzen vele jaren succesvol verder gezet. In 1981 wordt voor de laatste maal het festival georganiseerd, evenwel niet met de gedachte dat dit de laatste keer was.136 Anno 2014 wordt Jazz Bilzen als cultureel erfgoed erkend. Torhout/Werchter – Rock Werchter: De voorloper van Torhout/Werchter was het Rock & Blues Festival in Werchter, georganiseerd in 1976 door Herman Schueremans en Hedwig De Meyer. Zij hadden hiervoor ieder hun eigen ding: De Meyer met zijn discobar, waar vanaf 1974 ook bandjes geprogrammeerd werden op de zondag na de fuif (Chiro) en Schueremans met zijn festival(letje) in Herent. In 1976 slaan ze dan de handen in elkaar. Noël Steen komt op bezoek; zij drie starten een samenwerking om vanaf het jaar erna, 1977, een eendaags festival te organiseren dat op zaterdag zal plaatsvinden in Torhout en zondag in Werchter. Torhout/Werchter groeit uit tot grootste festival van België. In 1999 moet echter het concept veranderen en ontstaat Rock Werchter. De jaren daarna groeit het aantal festivaldagen aan tot vier in 2003.137 138 136 NIJSSEN (Koenraad). Jazz Bilzen. Tijd voor muziek (en veel meer…) 1965-1981. Leuven, Stad Bilzen en Davidsfonds Uitgeverij nv, 2009, 431 p. 137 VAN TERPHOVEN (Arne). Het Festivalgevoel. De wereld van Pinkpop, Werchter, Pukkelpop en Lowlands. Antwerpen, L.J. Veen, 2009, pp. 92-133. 138 PEIRS (Marc) & HUYS (Jacky). Twintig jaar Torhout/Werchter. Antwerpen, Icarus, 1996, 166 p. 38 Pukkelpop: Tien jaar na het ontstaan van Torhout/Werchter, op 21 juli 1985, start een nieuw festival: Pukkelpop, de naam verwijzend naar hun doelgroep. Het festival werd opgericht door de Humanistische Jongeren in Leopoldsburg, o.l.v. Chokri Mahassine en zijn vrouw Martine. Chokri is vandaag de dag nog steeds hoofdorganisator van Pukkelpop. 1991 was een belangrijk jaar; Pukkelpop verhuist naar Kiewit. Vanaf 1995 wordt het een meerdaags festival en in 2010 verkoopt het voor het eerst volledig uit.139 5.1 Organisatie Interviews met medewerkers en organisatoren van de drie (vier) onderzochte pop- en rockfestivals leren ons hoe zij naar hun eigen festival en de evolutie binnen festivals kijken. We bespreken hun visie aan de hand van verschillende thema’s: ontstaan, muziek, kenmerken, organisatorische veranderingen, beleving en de betekenis van het festival voor de organisator. Binnen deze thema’s zijn er tussen de verschillende festivals gelijkenissen, maar ook zeker evoluties en verschillen aanwezig. 5.1.1 Ontstaan Het ontstaan van pop- en rockfestivals in het verleden is meestal gelinkt aan en gegroeid uit een vereniging, bij Jazz Bilzen was dit het Davidsfonds, bij Torhout/Werchter de Chiro en bij Pukkelpop de Humanistische jongeren. Het doel van elk van deze festivals was telkens een soort van verandering en vernieuwing brengen. Zo wou Jazz Bilzen de 11 juli viering in een nieuw kleedje steken, Torhout/Werchter wou iets totaal anders en moderner brengen dan Jazz Bilzen en Pukkelpop wou vernieuwen door te focussen op alternatieve muziek en een jonger publiek. De klemtoon lag hierbij steeds op de muziek. Ook bepaalde invloeden zijn van belang geweest bij het ontstaan van de festivals; de voornaamste zijn de invloeden uit Amerika en de invloeden van eerdere festivals. Volgens Jan Coch heeft Jazz Bilzen een grote invloed gehad op de organisatie van Torhout/Werchter, in zijn ogen was dit zelfs een kopie. Hij spreekt ook van Jazz Bilzen als moeder van de festivals. Chokri haalt eveneens de invloed aan van vroegere festivals, waaronder Jazz Bilzen en Torhout/Werchter. Een invloed die bij Jazz Bilzen tevens ook belangrijk was, was die van de katholieke gemeenschap. De katholieke gemeenschap was dicht betrokken bij de organisatie, onder meer door het Davidsfonds en de functie van de voorzitter als leerkracht in een katholiek college. De klemtoon lag evenwel, zoals bij de andere twee festivals, op de jeugd. 139 VAN TERPHOVEN (Arne). Het Festivalgevoel. De wereld van Pinkpop, Werchter, Pukkelpop en Lowlands. Antwerpen, L.J. Veen, 2009, pp. 156-204. 39 Waar bij Jazz Bilzen en Pukkelpop kan gesproken worden over een bepaalde ideologie of idealisme bij het ontstaan van het festival, was een ideologie volgens Jan Delvaux afwezig bij Torhout/Werchter. Schueremans dacht louter vanuit economisch standpunt. Toch wordt muziek in het begin ook gezien als een middel om mensen samen te brengen en groepen een speelplek te geven. Een ander verschil is de ervaring die men had met muziek. Hoofdorganisator Schueremans van Torhout/Werchter had al heel wat ervaring met het organiseren van concerten, in groot contrast met de organisatoren van Jazz Bilzen en zelfs met Chokri. Zowel bij Jazz Bilzen als bij Torhout/Werchter heeft het weekblad Humo een cruciale rol gespeeld in de evolutie en ontwikkeling van het festival. Torhout/Werchter en Pukkelpop zijn beide festivals die bij het ontstaan door en voor jongeren georganiseerd werden. De organisatoren behoorden ongeveer tot de leeftijdsgroep van het doelpubliek. Op die manier viel de sociale controle, die er bij Jazz Bilzen in zekere zin wel nog was doordat veel van de organisatoren van middelbare leeftijd waren, deels weg. Beide organisaties onderstrepen nu nog steeds het belang van het betrekken van jonge generaties bij de organisatie. 5.1.2 Muziek Zoals we bij het ontstaan al zagen, speelt muziek een rol bij de vernieuwing die festivals willen brengen. Het brengen van bepaalde genres en de manier waarop dit gebeurt, zorgt voor een verandering in het tot dan toe bestaande aanbod van evenementen voor de jeugd. Elke organisator merkt de evolutie op die heeft plaatsgevonden in de muziek en de muziekindustrie. Zij wijzen hierbij op de uitbreiding van het aanbod, de versnippering van pop- en rockmuziek en het aan belang winnen van livemuziek. Bij de evolutie van muziek spelen de media een belangrijke rol. Vroeger, ten tijden van Jazz Bilzen en het begin van Torhout/Werchter, waren er weinig kanalen waar muziek gebracht werd. Er werd ook weinig bericht over muziek en festivals in de pers. Als dat al gebeurde over de festivals was dat meestal met een negatieve connotatie. “De pers heeft er altijd negatief op gereageerd, dat leest ge in dat boek, omdat zij vanuit hun redacties ‘nee dat is niet goed, dat moeten we…’. Maar ze konden niet ontkennen dat het er was. Hé, Bilzen werd wel aangekondigd, op het acht uur nieuws werd aangekondigd: Jazz Bilzen is weer begonnen. Maar daar werd alleen negatief over gezegd.” (Jan Coch, Voorzitter vzw Jazz Bilzen) Over de jaren is de media-aandacht voor muziek en festivals gestegen. MTV heeft vanaf de jaren 80 mee gezorgd voor de democratisering en popularisering van pop- en rockmuziek en zorgde ervoor dat groepen in korte tijd erg groot konden worden. Hierop hebben festivals ingespeeld. Waar MTV dat 40 vroeger had, hebben sociale media tegenwoordig een erg grote invloed op de evolutie van muziek. Dit zorgt volgens Jan Delvaux voor een grote onvoorspelbaarheid van welke muziek populair zal worden, wat voor problemen kan zorgen bij de organisatie van een festival: “…en ik merk bij programmatoren, ik ken er zo nog een aantal, dat dat echt een heel groot probleem wordt. Vroeger had ge groepen die, tussen het moment dat ze geboekt werden in januari en het festival, konden die heel groot worden, maar dat wist ge nog, dat kon ge nog volgen. Wat ge nu krijgt is dat via sociale media, dat groepen vaak zo’n grote fanbase hebben dat ge niet meer kunt voorspellen wat dat wat gaat doen…” (Jan Delvaux, Communicatie Rock Werchter) Vanaf het begin bood Jazz Bilzen al twee verschillende muziekgenres aan: jazz en rock. Daarbuiten organiseerden ze ieder jaar ook een amateurconcours. Sponsor Humo bracht een grotere focus op popmuziek. De verschillende genres muziek hadden een invloed op het soort publiek dat aangetrokken werd; jazz trok vooral een wat ouder, intellectueel publiek, terwijl rock vooral veel jongeren aantrok. De hippie-tijdgeest die in de jaren 60 en 70 sterk aanwezig was, was terug te vinden in de muziek (bijvoorbeeld protestmuziek). Torhout/Werchter biedt vanaf het begin meer een mix van verschillende genres van pop- en rockmuziek, dit is met de jaren nog toegenomen (onder andere door de versplintering van muziek). Schueremans heeft via zijn festival vele groepen groot gemaakt, maar de groepen hebben ook het festival groot gemaakt. Nu nog kan Rock Werchter de grootste namen strikken. Het comfort van de artiesten is voor Schuermans altijd een prioriteit geweest. Pukkelpop had vanaf het begin als doel alternatieve muziek te brengen, geen mainstream zoals Torhout/Werchter vaker deed. Deze alternatieve muziek was vroeger vooral in de rock te vinden. Echter met de tijd kwam deze muziek, onder andere door MTV, meer in de mainstream terecht en vond je ook alternatieve muziek in andere genres. Vandaag brengt Pukkelpop deze mainstreammuziek. Toch blijft ze daarnaast ook vasthouden aan het alternatieve en nieuwe van de toekomst: “En daarna, ben ik één ding blijven onderstrepen, dat was dat we alternatief waren. We wilden niet alleen bij de mainstream blijven, ma aan de andere kant wilden wij ook niet zeggen: ‘ja, die muziek dat moet nu niet meer’.” (Chokri Mahassine, organisator Pukkelpop) 5.1.3 Kenmerken Heel wat kenmerken zijn typisch voor pop- en rockfestivals. We zullen hier de belangrijkste kenmerken aanhalen die door de organisatoren naar voor werden gebracht. De kenmerken worden ook 41 bij de festivalgangers aangehaald, daar worden zij echter vanuit een ander perspectief bekeken. De kenmerken die zodadelijk besproken worden, hangen in vele gevallen samen met organisatorische veranderingen die hierna behandeld zullen worden. Uiteraard is muziek een van de belangrijkste kenmerken van een pop- en rockfestival, dit kenmerk werd reeds besproken. Ook het publiek en de leeftijd van het publiek zijn kenmerken die beduidend zijn. Genoemde drie kenmerken kunnen niet los van elkaar gezien worden; de muziek is van invloed op het soort publiek en evenzeer op de leeftijd van de bezoekers. Bij de organisatie van een festival komen heel wat samenwerkingen kijken, zo wordt er samengewerkt met sponsors, maar ook met plaatselijke (jeugd)verenigingen. Bovendien is de camping een aspect dat automatisch geassocieerd wordt met festivals. Een camping was al aanwezig op Jazz Bilzen, deze was echter gescheiden tussen mannen en vrouwen, en is tegenwoordig niet weg te denken bij grote, meerdaagse festivals. Wat volgens de organisatoren Jazz Bilzen vooral kenmerkt, is het enorme amateurisme van het festival. Amateurisme vond men bij alle betrokken partijen, zowel in de organisatie, als in de muziek, als bij de ordediensten en overheid. Dit amateurisme was te wijten aan het nieuwe van festivals; niemand had ervaring. Gaande weg groeide het festivals en breidde het bezoek zich uit. In het begin had men vooral bezoekers uit de buurt, maar meer en meer kwamen ze van verder. Een opvallend kenmerk bij Jazz Bilzen waren ook de thema’s die aan het festival gegeven werden. Deze thema’s hingen samen met de tijdgeest van flowerpower en hippiewaarden. Mede hierdoor kreeg de naam ‘Jazz Bilzen’ bij oudere generaties en naar de buitenwereld toe een zeer negatieve bijklank. Ook vanuit de overheid kwam er kritiek: “Ik heb op de website van Wikipedia een artikel geplaatst waaruit blijkt dat in de ministerraad van ‘72 minister Vranckx, die toen minister van justitie was, op de ministerraad schreef of zei, ge kunt het lezen op Wikipedia: ‘er schijnt in Europa iets te zijn als popfestivals, waar jongeren komen, dat moeten we ten strengste verbieden’. Hé, dat was dus eigenlijk de teneur. En dat was eigenlijk de geest van de overheid. Wat daar gebeurt dat moeten we kunnen tegenhouden want dat is slecht hé.” (Jan Coch, voorzitter vzw Jazz Bilzen) Jan Coch haalt kort het weer aan. Het weer bezorgde organisatoren vaak veel stress. Zoals we later zullen zien, beslisten festivalgangers dikwijls de dag zelf nog of ze zouden gaan, die keuze was mede afhankelijk van het weer. Was het slecht weer, dan viel het festival letterlijk en figuurlijk in het water. Zoals Jazz Bilzen is ook Torhout/Werchter zeer amateuristisch begonnen, de organisatie is echter snel geprofessionaliseerd. Jazz Bilzen was niet uit op winstbejag. Evenwel kenmerkend voor Torhout/Werchter en voor Rock Werchter is de commerciële logica die vanaf het begin duidelijk 42 aanwezig was. Internationale bekendheid is een ander kenmerk dat geassocieerd wordt met dit festival. Zijn goede naam is een merk geworden en belooft kwaliteit. Opvallend zijn de twee grote headliners per dag, waar andere festivals er slechts één bieden. Het belangrijkste kenmerk van Pukkelpop is het ontdekken van nieuwe muziek. Eveneens wordt er van binnen de organisatie een grote nadruk gelegd op het publiek en het dienen van de noden van dat publiek. Dat (doel)publiek is bij Pukkelpop ook steeds jonger geweest dan dat van Torhout/Werchter. We zien in het algemeen een verschuiving binnen de drie festivals naar een verjonging van het (doel)publiek. Een opvallende evolutie die Chokri aanhaalt, is de vervrouwelijking van zowel de muziek als het publiek en de invloed hiervan op de muziekkeuze: “Dus die vervrouwelijking is ingezet, maar niet alleen op muzikaal vlak, daarom dat ik zeg de girlpower. Ook bij het publiek is dat natuurlijk zo en daardoor is ook het aantal festivalgangers enorm verbreed en ook heeft dat een invloed gehad op de keuze van festivals van welke groepen zet ge. Dus het is een evolutie die zo geëvolueerd is.” (Chokri Mahassine, organisator Pukkelpop) Een laatste frappant kenmerk van festivals heden ten dage is ‘de organisator’ als spilfiguur van het festival. Zo wordt alles rond het festival aan deze ene persoon opgehangen. 5.1.4 Organisatorische veranderingen Op organisatorisch vlak hebben over de jaren heel wat veranderingen en verschuivingen plaatsgevonden. De belangrijkste hiervan zijn de professionalisering, commercialisering en esthetisering. Ook de uitbreiding op allerlei vlakken is een grote verandering. We zagen reeds dat Torhout/Werchter snel geprofessionaliseerd was. Technische en muzikale evoluties spelen hierbij een rol. Bij Jazz Bilzen was het organiseren van het festival een hobby voor de medewerkers en organisatoren. Dit was eveneens het geval aan het begin van Torhout/Werchter en Pukkelpop. Later kwam er zoveel bij kijken dat het een echt vak en fulltime job werd. Dit is mede de reden voor de ondergang van Jazz Bilzen. “In die tijd was het ook niet meer mogelijk om dat amateuristisch te doen in de vrije tijd. Ik werkte op mijn kantoor. Toen was ik al 4-5 jaar advocaat, sinds ‘74 en in ‘81 zijn we gestopt. Hé, ik werkte tot 7 u., 8 u. en dan ging ik nadien aan het festival werken tot 11 u., 12 u. Dat kan moeilijk nu als ge gaat trouwen en kinderen hebt. Dat zit er allemaal, ziet ge, dat is niet eenduidig. Ik ga niet zeggen dat het van mij afhing, maar er zaten veel in dezelfde generatie die hetzelfde hadden.” (Jan Coch, voorzitter vzw Jazz Bilzen) 43 De professionalisering van en de ervaring in de organisatie van festivals gaat hand in hand met de strengere veiligheidsnormen die door de jaren gecreëerd werden. Serge Platel haalt het steeds meer aan belang winnen van het decor en de aankleding op festivals aan. Ook Jan Delvaux ziet deze ontwikkeling plaatsvinden, mede onder invloed van Tomorrowland, waar erg wordt ingezet op het esthetische. Met het ecologische aspect en het comfort van de festivalganger wordt tegenwoordig ook meer rekening gehouden. De uitbreiding van pop- en rockfestivals heeft zich op verschillende vlakken voorgedaan, zo is er een uitbreiding van de focus, van het openbaar vervoer, van de muziek, van het einduur, van de nevenactiviteiten, van het materiaal en van het aantal dagen en podia. De focus van de organisatie ligt nu veel meer dan vroeger op de festivalganger en zijn beleving. “…maar beleving is enorm, enorm belangrijk geworden. En ge voelt dat de organisatie daar zelf… allez, het heeft ook te maken natuurlijk met comfort he, ge kunt niet de mensen vier dagen op zo’n wei stompen en dan denken van: trekt uwe plan. Ge krijgt rustzones, zitzones. Ge voelt ook dat daar veel in wordt geïnvesteerd, zo ne shelter waar ge kunt onder zitten.” (Jan Delvaux, Communicatie Rock Werchter) Opmerkelijk is de toename van het aantal dagen en podia. Organisatoren wijzen deze uitbreiding toe aan een veelvoud van factoren: het aanbod van muziek dat vergroot, meer en internationale concurrentie die eveneens uitbreiden in dagen en podia, het afschrijven van de kosten over meerdere dagen en meerdere podia en het toenemen van het potentiële festivalpubliek. De uitbreiding brengt schaalvoordelen met zich mee. Frith haalde dit in de literatuur reeds aan. 5.1.5 Festivalbeleving Het beleven van een festival wordt vooral gedaan door de festivalgangers, dit aspect zal dan ook zeer uitgebreid besproken worden in het volgende deel. Toch hebben organisatoren ook een visie op die beleving. Volgens de organisatoren zijn zowel vrienden, muziek, het gevoel en het comfort belangrijk bij de beleving van een festival. Vrijheid was en is steeds een cruciaal element. Desalniettemin zien zij over de jaren enkele wijzigingen in de beleving. Meer en meer moet muziek aan belang inboeten ten opzichte van vrienden en sfeer. Zo was de betrokkenheid bij de muziek vroeger groter, stelt Jan Delvaux. Vrienden en sfeer mogen dan wel aan belang winnen, het collectiviteitsgevoel en de samenhorigheid die men in het verleden kon ervaren op festivals is volgens Jan Coch verdwenen. Dit heeft plaats gemaakt voor meer individualisme en een andere mentaliteit. Ook Jan Delvaux stelt dat er 44 vroeger meer unity momenten waren. Deze wijziging kan mede gewijd worden aan de groei van het aantal podia en de keuzeverplichting die men op die manier oplegt aan de bezoeker. Chokri merkt daarentegen een groter gemeenschapsgevoel na de ramp van 2011 op Pukkelpop, niet enkel onder festivalgangers, maar ook tussen festivalgangers en de organisatie. “…ik denk dat we na 2011, met hetgeen dat we meegemaakt hebben met de storm en ja, het drama dat er geweest is, dat er sindsdien ook wel een gevoel ontstaat We are Pukkelpop. Wij zijn Pukkelpoppers. Dus dat gevoel tussen ons en het publiek.” (Chokri Mahassine, organisator Pukkelpop) 5.1.6 Betekenis voor de organisatoren De betekenis van een festival voor de organisatoren gaat dikwijls heel ver. Ze zijn of waren hier constant mee bezig. Het festival wordt dan ook vaak hun hele leven. Tegenwoordig is het organiseren een fulltime job geworden. Tevens biedt een organisatie veel werkgelegenheid. Organisatoren zijn er eveneens van overtuigd dat hun festival als inspiratie dient en een grote invloed heeft op de jeugd. 5.2 Festivalgangers In dit deel gaan we over naar het bespreken van de festivalervaring voor festivalgangers op de vier onderzochte festivals. Aan de hand van volgende onderdelen: veranderingen in festivals, muziek, festivalbeleving, de hype van festivals en de ‘Tomorrowland-evolutie’ zullen we de verschillen en gelijkenissen tussen de festivalervaringen proberen bloot te leggen. Het onderdeel beleving is erg uitgebreid en is bijgevolg opgedeeld in subrubrieken. Festivalgangers van Jazz Bilzen, Torhout/Werchter en Pukkelpop in de beginjaren hebben vaak in recentere jaren ook nog festivals bezocht, dit geeft hen de mogelijkheid festivals nu te vergelijken met die van vroeger. Zij doen dan ook vaak uitspraken over veranderingen en de jeugd van vandaag. Zij behoren echter niet meer tot de groep van jeugd en kunnen enkel assumpties maken over de beleving van festivals voor jongeren heden ten dage. Die assumpties zijn vaak ook gebaseerd op ervaringen van hun kinderen. Hoewel deze opmerkingen zeer interessant kunnen zijn, mogen we deze niet louter als waarheid aannemen. 5.2.1 Veranderingen in kenmerken festivals Hoewel festivals niet op alle vlakken precies met elkaar kunnen vergeleken worden, ieder festival heeft zijn eigen specificiteit, merken de festivalgangers enkele algemene veranderingen in de kenmerken en de organisatie doorheen de jaren. Deze veranderingen hangen dicht samen met veranderingen die de organisatoren reeds aanhaalden met betrekking tot hun eigen festival en festivals 45 in het algemeen. Een kenmerk dat door iedereen naar voor wordt gebracht is de schaalvergroting van festivals, hiermee bedoelen we de evolutie naar meerdere podia, meerdere dagen, de indeling van het festivalterrein en de grootte van het festivalbezoek. Ook is er een uitbreiding gekomen van het aantal festivals in Vlaanderen. Vroeger had men minder keuze en wou men naar een festival, dan was de keuze snel gemaakt. Festivalgangers van vroegere jaren merken op dat, vergeleken met festivals vandaag, het amateurisme plaats heeft gemaakt voor een zeer professionele aanpak. Die professionalisering gaat hand in hand met de verstrenging en creatie van normen (o.a. veiligheidsnormen) en commercialisering. Voor de festivalgangers uit de commercialisering zich vooral in de prijsstijgingen van de tickets en het eten en drinken op de weide. Dit is voor enkelen een groot struikelblok en heeft een invloed op de beleving van het festival, daar wordt later verder op ingegaan. Het aanhalen van de prijsstijging van eten heeft ook te maken met het feit dat men tegenwoordig geen drank en maar in beperkte maten eten mag meenemen op de weide. Vroeger voorzag men zich uitgebreid van eten en drank vervoerd in frigoboxen, ook ander materiaal mocht mee de wei op. Zo werd door vriendengroepen met plastiek etc. een ‘territorium’/uitvalsbasis gemaakt op de wei voor heel de dag. Het verbieden van drank en eten kan men dus linken aan de commercialisering van festivals. Eigen eten en drank mag wel voorzien worden op de camping. “Ge had uw frigobox, ge zette die daar neer, ge vormde ne kring met uw kameraden, ge had heel veel plastiek bij, voor als het begon te regenen, om daaronder te kruipen en ja, ge zat daar en als er een groep was die u niet interesseerde dan waart ge een beetje aan het babbelen en aant drinken of ging ge dan iets eten, maar ge ging altijd terug naar diezelfde plaats.” (m, 46j, Torhout/Werchter) Een redelijk recent fenomeen dat samenhangt met de commercialisering van festivals en de consumptie van belevenissen is de snelle uitverkoop van festivaltickets. Dit jaar waren de combitickets van Pukkelpop op 11 dagen al uitverkocht. De uitverkoop gebeurt via voorverkoop. Voorverkoop bestond eveneens bij Jazz Bilzen, mensen konden in bepaalde platenwinkels kaarten kopen. De meesten kochten echter hun kaart de dag zelf aan de ingang van het festival. Dat was ook nog het geval bij het begin van Torhout/Werchter en Pukkelpop. Met behulp van het internet is de voorverkoop van tickets erg gemakkelijk geworden. De uitverkoop maakt het onmogelijk nog tickets te kopen op het festival zelf. Dit fenomeen kan niet los gezien worden van de hele beleving van een festival. Het unieke dat festivals aanbieden, gecombineerd met de populariteit en de schaarste, zorgt voor een enorm grote begeerte naar een ticket. Ook de muziek, het festivaltoerisme en de motivaties voor bezoek spelen hierbij een rol. We gaan hier later verder op in. Een andere opvallende verandering aangehaald door de festivalgangers is de leeftijd van het publiek. De bezoekers die een festival aantrekt is nauw verwant met het doel en doelpubliek van het festival. Het ontstaan en het doel van de onderzochte festivals werden eerder al aangehaald, hier is over de 46 jaren niet zo veel aan veranderd. Toch rapporteren festivalgangers een uitdijing van leeftijd in beide richtingen; men merkt nu zowel erg jonge leeftijden als oudere leeftijden op. Waar vroeger de typische festivalganger een leeftijd had van boven de 18 jaar en vaak niet veel hoger lag dan 25, merkt men nu festivalgangers vanaf een leeftijd van ongeveer 12 tot gemakkelijk 60 jaar. Dit is mede het gevolg van de algemene democratisering van pop- en rockfestivals en muziek. Dat er vroeger weinig tieners te vinden waren op festivals kan ook te maken hebben met de beperkte mobiliteit van deze leeftijdsgroep en de houding van hun ouders tegenover festivals. Opmerkelijk is ook de groei van de camping op festivals. De camping speelt vandaag de dag een prominente rol bij het bezoek en de beleving van festivals. Met een tussenpoos van ongeveer 10 jaar (tussen het einde van Jazz Bilzen en de start van een camping op Pukkelpop) ontpopt de camping zich tot een must-have op meerdaagse festivals. Bezoekers van Jazz Bilzen hechtten minder belang aan de camping, velen onder hen verbleven niet op de camping, zij gingen thuis slapen of feestten verder met wat dutjes op de weide zelf. “Daar waren er genoeg die daar dag en nacht gewoon doorgingen… we sliepen op de festivalweide en dan gingen we door tot ’s morgens en dan sliepen we daar. ’s Middags begon dat dan rond een uur of 1 -2 terug.” (m, 65j, Jazz Bilzen) Diversiteit is een van de kernwoorden van festivals vandaag. Diversiteit doet zich voor op alle vlakken. Niet alleen is er diversiteit in de keuze van festivals, ook op het festival zelf zien we diversiteit op verschillende vlakken. Men vindt diversiteit in het aanbod van eten en drank, in het aanbod van muziek, activiteiten en in het bezoek qua leeftijd en soort. Die diversiteit was vroeger veel minder aanwezig. Zo herinneren de festivalgangers zich veel minder over het eten en spreekt men enkel van de basis, vooral frieten en hamburgers. Ook de muziek op festivals bestond vroeger slechts uit één of twee specifieke genres. De evolutie naar meer diversiteit in genres van muziek op festivals heeft waarschijnlijk eveneens te maken met de evolutie van muziek op zich en het versplinteren van de popmuziek vanaf midden jaren 80, zoals in de literatuur reeds werd gesteld. De uitbreiding van festivaldagen, waar eerder over gesproken werd, heeft een merkwaardige evolutie meegemaakt. Jazz Bilzen startte al snel met een meerdaags festival. Het einde van Jazz Bilzen maakte ook een einde aan het meerdaagse festival. Torhout/Werchter en Pukkelpop startten beide met een enkele festivaldag. Later breidt het aantal dagen van deze twee festivals zich stilaan uit. Deze evolutie werd reeds aangehaald in de literatuurstudie. Ook de nevenactiviteiten op festivals maakte een zelfde soort ontwikkeling door. Jazz Bilzen bood heel wat randanimatie en activiteiten aan, hierbij werden verschillende cultuurvormen betrokken. Er werd een amateurconcours gehouden en in het centrum van Bilzen vond men heel wat ‘marktkraampjes’. Het festival vond met andere woorden in verschillende 47 gedaanten plaats over heel Bilzen. Bij de start van Torhout/Werchter en Pukkelpop werden er heel wat minder nevenactiviteiten voorzien. Enkele van de festivalgangers merken tegenwoordig echter een evolutie naar uitgebreidere randanimatie. Op het terrein ziet men een groei van standen (dit zijn vaak sponsors en kan bijgevolg gelinkt worden aan commercialisering), marktjes en gebruik van verscheidene cultuurvormen, waaronder comedy. Ook buiten het festivalterrein biedt men meer culturele mogelijkheden. Een van de respondenten is goed op de hoogte van mogelijkheden van het festivalbandje, zoals gratis bezoek aan bepaalde musea. Festivals hebben hun aanbod van nevenactiviteiten bijgevolg terug vergroot. Deze activiteiten zijn nu echter in handen van het festival zelf en vinden plaats op de weide, bij Jazz Bilzen was dit vaak niet het geval. De deelname aan de activiteiten heeft te maken met de attitude van de festivalganger. Jonge festivalgangers vandaag laten echter weten weinig deel te nemen hieraan. Enkel de standen krijgen af en toe enige aandacht. “Ik weet dat we ooit zo ne keer zo ne stand was van een auto, vraag mij niet meer de welke, ge kon daar dan zo gaan in zitten en zo een filmpke maken en dat staat nog altijd op het internet, kei belachelijk. Dat heb ik wel nog gedaan, of zo als ge ne tattoo of zo kunt zetten, ja, dat nog wel.” (v, 23j, Rock Werchter) Nog een andere uitbreiding van festivals kan men vinden in het einduur. Hierbij is evenwel weer een grote kloof tussen Jazz Bilzen en de eerste jaren van Torhout/Werchter en Pukkelpop. Bij Jazz Bilzen kon het wel eens voorvallen dat optredens uitliepen, daarna werd vaak nog verder gefeest in het centrum. Het einduur hangt dan samen met het aantal festivaldagen en bijgevolg het aanbieden van kampeermogelijkheden voor de bezoekers. Een festival van één dag en geen camping voorzag een vroeg einduur, festivalgangers namen diezelfde avond de laatste trein naar huis. Dat was vooral het geval bij Torhout/Werchter. Doch werd er bij een vroeg einduur dikwijls verder gefeest buiten de festivalweide. Om dit tegen te gaan en meer controle te krijgen over de menigte, samen met het aanbieden van een camping, is het einduur verlaat. Dit is deel van de strengere normen. Organisatoren vermeldden al de toenemende aandacht voor het esthetische en het decor. Dit gaat niet onopgemerkt voorbij aan de festivalgangers; enkele onder hen vermelden eveneens deze evolutie. “Nu, qua inkleding is dat nu, die festivals, is dat wel heel knap geworden allemaal hé. Ik ben drie jaar geleden terug voor de eerste keer naar Pukkelpop gegaan, ja, ik trok mijn ogen op, dat is echt zo.. echt chique…” (m, 46j, T/W & Pukkelpop) Een laatste opmerkelijke bevinding met betrekking tot de kenmerken en veranderingen van festivals is het bij elke respondent terugkeren van het onderwerp wc’s. Hoewel enkelen verbetering rapporteren, blijven de toiletten vaak een pijnpunt bij vele festivalgangers. 48 5.2.2 Muziek De muziek en de muziekindustrie zijn sinds de jaren 60 ontzettend geëvolueerd. We zien niet enkel een versnippering van de rockmuziek in meerdere verschillende genres vanaf de jaren 80, we zien tevens ook een verbetering in de beschikbaarheid van rock- en popmuziek voor de jeugd. In de literatuur zagen we al dat video geholpen heeft aan de democratisering van rock. Ook de geïnterviewde festivalgangers merken deze vooruitgang in beschikbaarheid op. “…dus nu hebt ge Studio Brussel, ge hebt zo veel muziekzenders, ge hebt internet, dat bestond allemaal niet he.” (m, 51j, Pukkelpop) Enkele festivalgangers merken ook de specificiteit op van het publiek aanwezig op festivals voorafgaand aan de algemene democratisering van rock. Bepaalde categorieën van jongeren werden geassocieerd met het fan zijn van rockmuziek en het bezoek van rockfestivals. Niet alleen versplinterde de rockmuziek vanaf een bepaald moment, de democratisering leidde bovendien tot een groei in het aanbod van de muziek. Enkele festivalgangers halen dit enorme aanbod van groepen vandaag de dag aan. “…ma tegenwoordig, ja ik weet dat niet, er zijn zo veel bands die optreden, op den duur weet ge niet... Oh, het zijn er zo veel he.” (m, 65j, Jazz Bilzen) Een volgende opmerking die festivalgangers aanhalen is de houding van de artiesten die in de loop van de jaren gewijzigd is. Vele festivalgangers van het eerste uur hebben wel een of ander straf verhaal van een artiest die optrad op het festival. Er werd toen veel meer toegelaten en getolereerd, zoals dronken artiesten, artiesten in het publiek, het niet opvolgen van het tijdschema etc. Dit gebeurt tegenwoordig veel minder. De wijzing in de houding van de artiesten kunnen we linken aan de professionalisering van festivals en de muziekindustrie in het algemeen. De strengere normen kunnen hierbij ook een rol spelen. We zagen in de literatuurstudie dat de live sector aan belang wint, hieruit worden sinds kort meer inkomsten gehaald dan uit de platenverkoop. Dit zou er bijgevolg voor kunnen zorgen dat het live aspect ook door de artiesten serieuzer wordt genomen. De verschuiving van winsten naar de live events zorgt voor een grotere commercialisering van deze events en een stijging in het aantal optredens en tours van artiesten. Fans hebben nu meer kansen om hun favoriete artiest aan het werk te zien. Bezoekers van Jazz Bilzen spraken van een unieke kans om bepaalde groepen te zien. Tegenwoordig komt het vaker voor dat festivalgangers vele groepen al eens gezien hebben. “…want nu van Rock Werchter dit jaar, had ik echt bijna al iedereen gezien buiten Stromae of zo, en ik had echt al zo goed als iedereen één of twee keer gezien…” (m, 22j, Rock Werchter) 49 Dat brengt ons bij het doel en de specificiteit van verschillende festivals. Zo staat Pukkelpop bekend als het festival van de ontdekking en Rock Werchter als festival dat de allergrootste namen kan brengen. Wat betreft de muziek is er hier dus een onderscheid tussen het nieuwere en het bekende. Dit zal een invloed hebben op de keuze van de festivalgangers. De muziekstijlen op beide festivals zijn vandaag de dag zeer uiteenlopend. Jazz Bilzen was nog meer toegespitst op rock en blues, maar bracht na enkele rockdagen ook jazz op zondag. Geïnterviewde festivalgangers melden allemaal dat zij zaterdagavond of zondagochtend meestal naar huis gingen. Zij interesseerden zich niet in jazz. Muziek speelt vanzelfsprekend ook mee in de beleving van festivals, deze invloed van de muziek op het beleven bespreken we verder in het volgende onderdeel. 5.2.3 Festivalbeleving Als we kijken naar de beleving van festivalbezoek doorheen de jaren, zien we dat veranderingen in beleving vaak gepaard gaan met veranderingen in de organisatie en de kenmerken van festivals. Veranderingen in beleving kunnen het gevolg zijn van, maar kunnen evenzeer de aanzet zijn tot bovengenoemde evoluties in de organisatie. In dit onderdeel bespreken we uitgebreid de festivalbeleving doorheen de jaren, uitgaande van gelijkenissen en verschillen. Onder beleving van een festival verstaan we de persoonlijke ervaring van de festivalganger en alle elementen die bijdragen aan deze specifieke ervaring. 5.2.3.1 Gelijkenissen Een aspect dat door de jaren een belangrijke factor is gebleven bij het beleven van pop- en rockfestivals, is het gebruik van alcohol en eventueel zelfs soft drugs. Iedere respondent rapporteert het eigen drankgebruik of tenminste dat van vrienden rondom hen. Het alcoholgebruik van omstaanders kan in sommige gevallen ook leiden tot ergernis. Daarenboven heeft het weer een grote invloed op de beleving. We zagen eerder dat festivals vroeger erg afhankelijk waren van het weer. Uit het door alle festivalgangers aanhalen en het zich goed herinneren van het weer, blijkt dat ook voor hen dit nog steeds van belang is. Het weer heeft dus een invloed op de sfeer van het festival. “Euh, ik vind, ik haatte het als het regende, maar als ik concerten zag in de regen, die waren het meest legendarisch. Die heb ik het meest onthouden, omdat ze zo... iedereen zit daar onder van die schermen of heeft van die dingen vast om droog te blijven. Ik heb Mika zo eens gezien en dat was echt geweldig. Gewoon omdat iedereen daar kei hard aan het meezingen was en iedereen was drijf, drijfnat. Ik weet niet, dat vind ik op Werchter ook zo, gelijk op Werchter Classic, Prince ben ik daar 50 gaan kijken en dan ook uitgeregend volledig, en dat vind ik de beste optredens eigenlijk.” (v, 23j, Rock Werchter) De sfeer op een festival kan naast het weer ook niet los gezien worden van alle andere aspecten. Zo hangt het vooral samen met de muziek, het gevoel, het (gedrag van het) publiek, vrienden en de plaats op de weide. Het gevoel op een pop- en rockfestival kan opgedeeld worden in een positieve en negatieve component. Opvallend was dat negatieve gevoelens vaker gerapporteerd werden met betrekking tot festivals vandaag. Later gaan we dieper in op dit onderscheid in gevoelens. Aan de positieve kant bemerken we door de jaren enkele vergelijkbare gevoelens. Met name het thuisgevoel en het vrijheidsgevoel komen regelmatig weer naar boven. Hier raken we aan een van de belangrijkste aspecten van de festivalbeleving: vrijheid. Het vrijheidsgevoel wordt op een of andere manier door iedere festivalganger aangehaald. Vrijheid kan gezien worden als vrij van ouders, vrij van regels en vrij van het alledaagse, normale leven. Pop- en rockfestivals kunnen op die manier gezien worden als een ontsnapping en worden zelfs vaak vergeleken met een vakantie. Het meerdaagse karakter van festivals vandaag en de camping werken deze vergelijking in de hand. De vrijheid die men vroeger ervoer, was van een andere dimensie als die vandaag de dag. Door de afwezigheid van gsm’s waren festivalgangers vaak volledig afgesloten van de buitenwereld, waaronder ook hun ouders. “…ge zijt vier dagen van huis weg, ge kunt eigenlijk een kleine vakantie houden daar…” (v, 23j, Rock Werchter) “Vooral, hé, ge woont nog thuis en het was toch ne heel andere tijd dan nu, dat was echt zo es ne hele dag tot ’s nachts, gewoon heerlijk weg van thuis en alles, kunnen doen en laten wat ge wou en vooral eigenlijk u heel goed amuseren en rondwandelen en zo.” (v, 50j, Torhout/Werchter) “Want als ge nu bijvoorbeeld, ge zijt ook vier dagen weg eigenlijk, als ge nu ne citytrip doet, voor uw verblijf betaalt ge ook al, ma dan ligt ge wel in een hotel, ma oké, als ge dat vergelijkt met zo vier dagen vakantie ergens, is dat anders, zonder dat ge daar bands bijkrijgt, betaalt ge ook wel meer.” (m, 24j, Pukkelpop) De motivatie van ontsnapping en vakantie kwam reeds in de literatuur aan bod. De respondenten hier willen/wouden echter vooral ontsnappen aan het alledaagse en aan de ouders. Het zich thuis voelen op een festival is ook een gevoel dat regelmatig terugkomt. Het wordt vooral aangehaald door festivalgangers die het festival regelmatig bezocht hebben/bezoeken. We kunnen dus 51 voorzichtig stellen dat de gewoonte, het regelmatige bezoek bijdraagt aan het thuisgevoel op een festival. Later zullen we zien dat ook de nabijheid hierbij een rol speelt. Een van de belangrijkste aspecten bij de beleving van pop- en rockfestivals is natuurlijk de muziek. Hoewel er door de jaren heel wat veranderd is op vlak van muziek op festivals (dit werd reeds besproken) is en blijft dit voor velen de voornaamste beweegreden voor het bezoek aan een festival. Muziek draagt op zijn beurt bij aan de sfeer en het gevoel van het festival en heeft eveneens een invloed op het soort publiek dat wordt aangetrokken. Dat publiek bestaat vooral uit jeugd. Pop- en rockfestivals worden dan ook vooral gepercipieerd als evenementen voor de jeugd. Bovendien bezoeken jongeren en jong volwassenen festivals voornamelijk met leeftijdsgenoten. Vriendschapsbanden worden er versterkt. Eerder werd gesteld dat de plaats op de wei verband houdt met de sfeer die festivalgangers ervaren. Zo zien we dat de respondenten wel degelijk een verschil rapporteren naargelang ze meer vooraan bij het podium staan of meer vanachter. Dat verschil heeft te maken met de drukte, de ruimte die men heeft om te bewegen en het opgaan in de muziek. Door technologische verbeteringen, het gebruik van schermen en beter geluid, heeft men door de jaren de sfeer van vooraan op de weide geprobeerd over te brengen naar meer vanachter. Op basis van genoemde verschillen uiten festivalgangers een voorkeur voor de plaats op de wei. Het optreden van favoriete artiesten brengt meestal de voorkeur naar dicht bij het podium. De stelling, van Strauss en Rogers140, dat geweld van alle tijden is en dit niet is toegenomen met de jaren, wordt bevestigd. Zowel bij festivalgangers van Jazz Bilzen als van Pukkelpop wordt notie gemaakt van geweld en agressie. Ten slotte treffen we een gelijkenis aan met betrekking tot de manier van geldverwerving voor de aankoop van een ticket. Ofschoon we eerder zagen dat de ticketprijzen doorheen de jaren enorm gestegen zijn, zijn de manieren waarop men aan geld komt voor een ticket niet zo zeer veranderd. Verschillende geldbronnen worden gebruikt door de jaren heen. De ene krijgt het ticket van zijn ouders, de andere gaat er voor werken en nog een ander heeft er gewoon het geld voor. 5.2.3.2 Verschillen Hierboven bespraken we heel wat aspecten die doorheen de jaren niet zo erg zijn veranderd in het beleven van pop- en rockfestivals. Er zijn echter ook aspecten die wel een evolutie hebben doorgemaakt. Omdat dit er nogal wat zijn, maken we hierin een onderverdeling: we bespreken de verschillen in beleving met betrekking tot muziek, leeftijd, socializing en de totaalbeleving. Natuurlijk 140 Zie literatuurstudie p. 23-24. 52 kunnen deze niet losgezien worden van elkaar, er zal dan ook geprobeerd worden de linken duidelijk te maken. Muziek De evoluties in de muziek en de muziekindustrie hebben, zoals we eerder al zagen, een invloed gehad op de organisatie van festivals, maar ook de beleving is hierdoor behoorlijk veranderd. Door het versnipperen van de pop- en rockmuziek vanaf midden jaren 80 ontstonden er plots heel wat nieuwe muziekgenres. Pop- en rock trad ook meer op de voorgrond in het alledaagse leven. Waar vroeger deze muziek minder beschikbaar was, men moest er naar op zoek gaan, is die nu overal te horen. De ‘uitbreiding’ van muziek zorgde voor een uitbreiding van podia op de festivals. Dit heeft als gevolg dat festivalgangers tegenwoordig keuzes moeten maken: welke muziek willen ze zien en horen op het festival? Vroeger specialiseerde een festival zich in één of twee genres, nu brengt het vaak allerlei genres dooreen. Deze verandering beïnvloedt de totaalbeleving, hier gaan we later verder op in. De democratisering van pop- en rockmuziek heeft er eveneens voor gezorgd dat een groter publiek wordt getrokken naar festivals. De diversiteit in muziek zorgt er op zijn beurt voor dat de verscheidenheid binnen het publiek toeneemt. Waar vroeger iedereen op het festival meestal dezelfde smaak in muziek had en voor dezelfde groepen kwam, er was immers maar één podium, is deze eenheid er vandaag niet meer. Dit kan bijgevolg een invloed hebben op het samenhorigheidsgevoel dat al dan niet ontstaat op de wei. Festivalgangers van Jazz Bilzen en Torhout/Werchter rapporteren vaker over de gelijke mentaliteit die er bestond tussen bezoekers. “Het was wel zo, hoe moet ik zeggen, dat was zo precies ook allemaal mensen die zo een beetje dezelfde mentaliteit hadden, dat was zo, nu ziet ge zo… allé, op optredens precies dat daar echt zo heel verschillende groepen van mensen naartoe gaan.” (v, 50j, Torhout/Werchter) Die gelijke mentaliteit wordt bij de interviews van festivalgangers van Rock Werchter en Pukkelpop vandaag de dag minder naar voor gebracht. Zij merken zelfs een erg groot verschil in types festivalgangers en vragen zich soms af wat bepaalde mensen er te zoeken hebben. De verscheidenheid in festivalgangers heeft bovendien te maken met de leeftijd van de bezoekers. Dit bespreken we verder meer gedetailleerd. Muziek zou kunnen gezien worden als de belangrijkste motivatie voor het bezoeken van festivals. Desalniettemin zijn vrienden en sfeer ook erg belangrijke aanleidingen voor een bezoek. Elke respondent bevestigt het grote belang van muziek bij hun keuze en plaatst dit op de eerste plaats. Door de jaren kunnen we echter toch een verschuiving waarnemen. Allereerst zouden we kunnen stellen dat muziekliefhebbers van de jaren 60, 70 en 80, door de minder grote beschikbaarheid van pop- en 53 rockmuziek in het alledaagse leven, op een bepaalde manier intensiever bezig waren met muziek en het zoeken naar muziek. De artiesten die in die tijd op de festivals speelden waren dan ook vooral gekend bij deze muziekliefhebbers, een minderheid van de bevolking. Hieruit kunnen we afleiden dat bezoekers van vroegere jaren festivals bezochten speciaal voor de muziek. Het was een unieke kans om hun favoriete artiesten live te zien. Ook halen oudere festivalgangers vaker artiesten aan die ze in het verleden hebben gezien op festivals en wordt eveneens de voorbeeldfunctie van artiesten vermeld, dit kan eveneens impliceren dat de muziek toen van groter belang was. Echter moet genuanceerd worden dat gezelschap hier ook een prominente rol speelde. Het bezoeken van het festival met vrienden was bij Jazz Bilzen daarentegen van minder belang. Geïnterviewde bezoekers meldden dat ze vaak ook alleen naar Bilzen afzakten. Dit kan te maken hebben met het feit dat grote groepen lokale bevolking het festival bezochten en dat men zo altijd wel kennissen tegenkwam. “… ge kende iedereen daar he. Dus iemand die ge kende die wist ge waar dat die zat… daar was toch altijd een heel pak mensen die ge tegenkwam op café, die waart ge daar ook bijna allemaal tegengekomen…” (m, 57j, Jazz Bilzen) Hier raken we aan het aspect nabijheid van een festival, waar we later dieper op ingaan. Ten tweede zouden we kunnen stellen dat sfeer bij de eerste festivals een minder grote aantrekkingsfactor was dan dat tegenwoordig is. De festivalsfeer die heden ten dage alom bekend is, was dit in het begin nog niet. Festivals waren iets nieuw en bijgevolg was het enige dat aantrek had tot de bezoekers de muziek. Natuurlijk mogen we hier de invloed van buitenlandse festivals ook niet over het hoofd zien. De meeste respondenten hechten eveneens belang aan de gevoelens die muziek teweeg en over kan brengen. Deze gevoelens kunnen liggen in de songteksten van nummers, in het instrumentele of in het ritmische van de muziek. Leeftijd Eerder zagen we reeds dat de verscheidenheid in festivalgangers mede te maken heeft met de leeftijd van deze festivalgangers. De democratisering van muziek en festivals speelt hierbij een grote rol. Bij de kenmerken bespraken we ook al de verbreding in de leeftijd van de bezoekers. Deze verbreding koppelden we aan de mobiliteit en de houding van de ouders tegenover festivals. De mobiliteit van de jeugd is door de jaren toegenomen. We zien wel gelijkenissen in de manier van vervoer naar festivals, zoals onder meer trein, auto en fiets, maar door de grotere inzet op en de samenwerking met het openbaar vervoer is de mobiliteit van de jeugd volgens sommige respondenten gestegen. Dit weerspiegelt zich in de festivals die bezocht worden/werden. Nu legt men grotere 54 afstanden af voor festivals, terwijl men vroeger dichter bij huis bleef. Het bezoek van Torhout/Werchter was voor sommigen dan ook een echte ‘uitstap’. “Plus, en dat klinkt nu heel idioot, Werchter was ver voor ons hé. Allez, ik bedoel, onze mobiliteit was veel lager. Euh, dat was al bijna ne uitstap, dat was al bijna een vakantie. Oh ja, we moesten 35 min met de auto rijden…” (m, 46j, Torhout/Werchter) De houding van ouders tegenover het festivalbezoek van hun kinderen kan gekoppeld worden aan het aspect generaties. Generaties zijn van belang bij de evolutie in beleving van festivals. Interviews met festivalgangers uit de jaren 60 en 70 bevestigen de wil te ontsnappen en zich te verzetten tegen de generatie van hun ouders, wat ook uit de literatuur bleek. Ouders waren tegen pop- en rockfestivals, vele negatieve verhalen deden de ronde en ze werden gezien als ‘oorden van verderf’. Het was voor de geïnterviewde festivalgangers bijgevolg meestal niet simpel zomaar weg te geraken thuis. Rebellie en ruzie waren vaak onvermijdelijk. “Ik moest echt ruzie maken om weg te geraken thuis. Zo moeilijk waren ze.” (v, 63j, Jazz Bilzen) Ouders begrepen dikwijls de interesse in rockmuziek niet, rock is immers pas ontstaan in de jaren 60. Er waren dan ook weinig ouderen te vinden op de weide van Jazz Bilzen. Meer en meer groeiden generaties op met rockmuziek en rockfestivals. Festivalgangers van het eerste uur bleven geïnteresseerd in muziek en bleven eveneens festivals bezoeken. Dit zorgde voor een stijging van de leeftijd op festivals. Een groot deel van de geïnterviewde, oudere festivalgangers bezoeken zelf nog steeds festivals en concerten, eveneens rapporteren jongere festivalgangers het opvallen van meerdere generaties. In de literatuur zagen we dit fenomeen reeds als ‘rock dinosaurs’. Dit heeft ook een effect op de jongere generaties. Enkelen onder hen melden dat hun eerste bezoek aan een festival samen was met hun ouders en dat ouders het bezoek aanmoedigen. Dit is in groot contrast met ouders vroeger. Zo kunnen we stellen dat pop- en rockfestivals meer intergenerationeel zijn geworden en dat er een verkleining van de generatiekloof heeft opgetreden. Toch is en blijft de hoofdmoot van de bezoekers jeugd. Desalniettemin moeten we ook hier nuanceren. Nu nog zijn er ouders die niet geïnteresseerd zijn in pop- en rockmuziek en op het eerste zicht weigerachtig staan tegenover het festivalbezoek van hun kinderen. Het algemeen aanvaarde van festivals zorgt er dan voor dat deze jongeren toch makkelijk toestemming krijgen. En ook vroeger, in tijden van Torhout/Werchter, waren er ouders die zoon- of dochterlief brachten naar de festivalwei of hun ticket betaalden, op die manier moedigden zijn het festivalbezoek aan. Met de inburgering van festivals ontstaan er in de maatschappij gewoonten rond festivalbezoek. Zo melden jonge bezoekers dat zij vanaf een bepaalde leeftijd naar festivals mochten. Deze leeftijd geldt 55 als ongeschreven, algemeen geldend. Vele ouders passen hier dezelfde leeftijd toe. Bij de geïnterviewde festivalgangers van Rock Werchter en Pukkelpop lag deze leeftijd meestal op 16 jaar. Het zou kunnen dat die ondertussen verlaagd is. Enkele van de jongeren die op deze leeftijd een festival bezochten, geven toe dat ze toen niet voor de muziek gingen. De redenen voor hun eerste bezoek waren eerder omdat ze eindelijk de mogelijkheid hiertoe hadden en dat iedereen van hun leeftijd ging. Jongeren willen ‘erbij horen’. “Dat was echt zo van: Ik ben 16, ik wil gaan, iedereen van mijn leeftijd gaat, … Mijn vriendje woonde in Kiewit toen en meestal was dat zo van: Hah, ja, die zit daar en ik ben jaloers en ik wil daar ook naartoe gaan en dan ook ja, mijn zus gaat en dat was ook voor haar een hele dinge van.. ja, dan wilt ge ook gaan natuurlijk he.” (v, 23j, Pukkelpop) Naarmate de leeftijd vordert, wordt muziek belangrijker. De populariteit van pop- en rockfestivals zorgt ervoor dat festivalbezoek, zoals een van de respondenten het stelt, standaard wordt in het leven van de jeugd. Vele jongeren vandaag de dag bezoeken ook meerdere grote pop- en rockfestivals op een zomer. Vier van de zes geïnterviewde jongeren bezochten zowel Rock Werchter als Pukkelpop. Hierbij valt op dat ze soms niet meer herinneren wat zich waar heeft voorgedaan. De festivalervaringen lopen met andere woorden door elkaar. Socializing We zagen reeds dat vrienden en contacten voor de meeste festivalgangers ook erg belangrijk zijn bij hun festivalervaring. Het sociale aspect van festivals bleek al van belang in de literatuurstudie en dan vooral bij de jonge bezoekers. Door de jaren valt een verschil op in het socializen op festivals. We kunnen het aspect socializing opdelen in vrienden en nieuwe contacten. In het verleden werd er met vrienden naar het festival gegaan, maar werden er op de weide vaak nog veel nieuwe contacten gelegd. Dit kan te maken hebben met de vaste plaats die veel vriendengroepen innamen op de wei. Met groepen die nabij zaten werd dan nog al eens een praatje geslagen. Met de komst van meerdere podia zijn festivalgangers tegenwoordig veel onderweg van hot naar her (hierop bestaan uitzonderingen, zoals een van de respondenten die vooral in de Boilerrroom van Pukkelpop staat) en geven ze aan dat er veel minder nieuwe contacten worden gelegd op de weide. Het leggen van nieuwe contacten heeft zich tegenwoordig verplaatst naar de camping. Hier zien we hetzelfde principe aan het werk als vroeger op de festivalweide: rondom de vaste plaats wordt contact gelegd met aangrenzende groepen. 56 “Zo op de camping als dat zo mensen waren die een tentje langs u hadden of zo een groepke die dan een partytent hadden opgezet en dat we dan ’s avonds daar eens gingen bijzitten.” (v, 23j, Rock Werchter) De manier van contacthouden met vrienden tijdens het festival is eveneens veranderd. In het pré-gsm tijdperk werden er duidelijke afspraken gemaakt waar men elkaar weer zou ontmoeten. Dikwijls was dit op hun vaste plaats op de weide, maar ook de Humo-stand op Torhout/Werchter deed dienst als verzamelplaats en er bestonden afspraakpalen. Deze palen bestaan vandaag nog steeds, maar gsm’s doen nu dienst als medium om elkaar terug te vinden en af te spreken. Sinds kort hebben gsm’s, en meer specifiek smartphones, ook de mogelijkheid om foto’s te nemen en optredens te filmen. Deze kunnen direct gedeeld worden via sociale media. Jan Delvaux ziet dit als een heel nieuw fenomeen dat hij associeert met de toename van het belang van de bezoeker, die meer en meer de ster van zijn eigen festival wordt. Volledige optredens uitkijken, wordt volgens hem minder en minder gedaan, jongeren willen slechts de hoogtepunten van ieder concert meemaken en deze delen met de wereld, via hun smartphone. Niettegenstaande wordt door een van de geïnterviewde jonge festivalgangers het fotograferen en filmen van optredens onthaald met onbegrip en ergernis. “Ook bijvoorbeeld filmen of zo, ja, de bands, dat vind ik heel vervelend. Ik kan daar echt niet tegen. Ik snap ook niet waarom ge dat zou doen, want ja, die kwaliteit is zo slecht, dan moet ge al echt professioneel materiaal meehebben om dat duidelijk in beeld te hebben en ook nog verstaanbaar, dus dat snap ik echt niet dat ge daar foto’s van zou nemen of dat ge dat zou filmen.” (m, 24j, Pukkelpop) De samenstelling en de grootte van de vriendengroep op pop- en rockfestivals is tevens ook geëvolueerd. Dit heeft onder meer te maken met de uitbreiding van festivals en zal hieronder uitvoerig besproken worden. Totaalbeleving Binnen de totaalbeleving zullen we elementen bespreken die een invloed hebben op het totaalplaatje van de festivalervaring. We kunnen hierbinnen enkele zeer grote verschuivingen waarnemen. Een eerste verschuiving heeft betrekking op de omvang van de vriendengroep en kan gelinkt worden aan de stijging van het aantal podia en dagen. Verschillende festivalgangers rapporteren dat zij vroeger festivals bezochten met een grote groep vrienden. Deze grote groepen vrienden kan men vandaag de dag nog terugvinden op festivals, maar dan eerder op de camping. Door de uitbreiding van podia en muziekstijlen, versnipperen ook de vriendengroepen op de weide zelf. Het is volgens enkelen tegenwoordig niet eenvoudig om met grote groepen rond te lopen op de drukbevolkte festivals. De keuze tussen podia en muziekstijlen wordt ook vergemakkelijkt wanneer men met minder mensen 57 rekening moet houden. Sommigen duiden hier op het belang van het juiste gezelschap, met dezelfde smaak en ideeën betreffende festivals als zijzelf. “In zo’n drukte moet ge ook echt zo iemand hebben die just hetzelfde is als u…” (v, 20j, Pukkelpop) Bij de geïnterviewde festivalgangers zien we dus een tendens naar kleinere vriendengroepen op de festivalweide zelf, vaak zijn dit groepjes van twee à drie personen. Op specifieke momenten, voor bepaalde optredens en op de camping komen grotere vriendengroepen terug samen. Evenwel waren er vroeger ook festivalgangers die kleinere groepen prefereerden en zien we heden ten dage nog steeds grote vriendengroepen die heel het festival samen blijven, dit gebeurt echter meer wanneer zij lange tijd aan eenzelfde podium staan. Een andere verschuiving heeft te maken met de collectiviteit en kan eveneens gelinkt worden aan de uitbreiding van podia. Het grote aantal podia en de versnippering van het publiek over deze podia zorgt tegenwoordig voor verschillende totaalbelevingen. Jan Coch spreekt hier van individualisme. Ieder individu kiest zijn eigen programma, maar kan hierdoor ook goede dingen missen. In het verleden had men slechts één podium; zodoende zag iedereen hetzelfde programma en was er eenzelfde totaalbeleving. Verschillende festivalgangers spreken van eenzelfde mentaliteit, collectiviteit en zelfs een wij-gevoel. “Soms was het bijna één grote, reuze picknick met heel mooie achtergrondmuziek zo. Ja. En ge deelde eten uit en ge kreeg weer eten van iemand anders en dat was zo… Ja, dat was zo een heel groot wijgevoel.” (m, 46j, Torhout/Werchter) Ook Chokri sprak van het wij – wei – gevoel. Af en toe vindt volgens de geïnterviewde jonge festivalgangers een collectieve ervaring nog wel eens plaats. Dit echter enkel met de mensen die naar hetzelfde optreden staan te kijken. We zagen eerder al dat ook het weer voor een van de respondenten op dit collectiviteitsgevoel een invloed heeft. Ook Jan Delvaux haalt deze verschillende belevingen op een festival aan. Het rondhossen van hot naar her tussen de verschillende podia op pop- en rockfestivals vandaag de dag kan eveneens een effect hebben op het gevoel. Een van de oudere festivalgangers die nog steeds festivals bezoekt merkt op dat het festivalbezoek tegenwoordig veel gejaagder en stressvoller is geworden omdat men niets wil missen. Vroeger was het volgens hem veel relaxter, aangezien men met dat ene podium weinig kon missen. In de interviews met jonge festivalgangers komt die stress niet expliciet naar boven. Toch valt bij hen op dat de festivaldagen goed gepland zijn en ze vaak bezig zijn met wanneer ze naar welke groep/podium moeten vertrekken, hiervoor moeten ze soms andere 58 optredens vroeger verlaten. Het feit dat deze festivalgangers zelf geen negatieve gevoelens hieraan verbinden, kan wijzen op het gewoon zijn van keuzes maken (ze zijn opgegroeid in een keuzemaatschappij), keuze willen en makkelijker kunnen leven met het grote aanbod. “Nu is het echt, toch zeker Pukkelpop. Ik heb daar ook veel leuke dingen ontdekt gewoon omdat, ja, dat is meer zowat zappen hé, ja, die festivals zijn wat meegegaan zoals de tv he, vroeger had ge maar een paar posten en ge bleef naar ene zender kijken en nu, nu zit ge ook te zappen, zo is dat bij een festival ook eigenlijk een beetje.” (m, 54j, Torhout/Werchter) “Meerdere podia, denk ik, dat is om het publiek ook, die zegt kijk ik wil keuze. De dag van vandaag, he, leven we in een cultuur waar je keuze hebt…” (Serge Platel, FMiV) Het aspect nabijheid blijkt ook van belang bij de beleving van festivals. Nabijheid kunnen we koppelen aan mobiliteit, socializing en het comfort. Aan de ene kant zorgt de nabijheid van het festival bij de woonplaats ervoor dat het festival sneller en makkelijker bereikt kan worden. Eveneens blijkt uit de interviews dat men meer kennissen tegenkomt op festivals in de buurt van de eigen woonplaats, dit wordt als zeer aangenaam ervaren en speelt mee in de beslissing en keuze van festivals. Hieruit blijkt ook nog eens het sociale aspect van pop- en rockfestivals. Aan de andere kant merken we bij jonge festivalgangers een drang naar meer comfort. De nabijheid van het festival kan dit grotere comfort brengen doordat mensen naar huis kunnen om te slapen en/of te douchen. Een festivalganger van Rock Werchter die niet in de buurt woont, merkte op dat zij niet langer combi gaat omdat ze niet op de camping wil verblijven en meer comfort wenst. Wat opvalt bij de drang naar meer comfort is de leeftijd; als men vroeger graag op de camping verbleef doet men dit met het ouder worden minder graag of gewoonweg niet meer. We spraken eerder al over het thuisgevoel dat bij enkele festivalgangers ontstaat. Dit kan in sommige gevallen gelinkt worden aan de nabijheid van een festival en de vele kennissen die hierdoor op het festival aanwezig zijn. Een van de festivalgangers rapporteert het ‘Limburggevoel’ dat meespeelt bij de beleving van Pukkelpop. Andere aspecten die bijdragen tot de totaalbeleving zijn de nevenactiviteiten die worden aangeboden op en rond het festivalterrein en de voorbereiding van het festival. De evolutie in nevenactiviteiten werd al besproken bij de kenmerken van festivals. De voorbereiding op het festival komt vooral naar voren bij bezoekers van Torhout/Werchter. Doordat zij eten en drank mee de wei op mochten nemen, rapporteren zij de voorbereiding hiervan, zoals gezamenlijk inkopen doen en broodjes smeren. Wanneer jonge festivalgangers op de camping verblijven komt dit gezamenlijk inkopen doen eveneens naar voor. 59 Andere verschillen Hieronder bespreken we nog enkele kleinere verschillen die door de jaren zijn opgetreden met betrekking tot de beleving van pop- en rockfestivals. We bespraken reeds dat het eten op de wei enorm in prijs gestegen is en dat men nu veel minder dan vroeger eten mag meenemen op de wei. Buiten het meegenomen eten werd er vroeger ook wel eens eten gekocht op de weide. Vele van de jonge festivalgangers vandaag verlaten de festivalweide om te eten. De kraampjes juist buiten het festival bieden eten aan aan goedkopere prijzen en mensen die op de camping verblijven eten vaak ook daar. Het bezoeken van festivals wordt standaard, een gewoonte of traditie en evidentie voor vele jongeren. Vaak bezoeken ze vanaf hun 16e ieder jaar hetzelfde of enkele dezelfde festivals. Het lange bestaan van deze festivals kan hierbij een rol spelen. Zo is er door de jaren een bepaald vertrouwen en trouwheid gegroeid van festivalgangers aan festivals. Hoewel festivalgangers stellen dat ze op basis van de namen beslissen of ze gaan, hebben ze ieder jaar weer het vertrouwen in de organisatie dat zij voor deze goede namen zullen zorgen. De grote festivals hebben met andere woorden een kwaliteitslabel ontwikkeld. Dit heeft dan weer een invloed op de snelle uitverkoop van tickets, zelfs wanneer nog niet alle namen bekend zijn. Bij de schaalvergroting van festivals kwam eveneens een uitbreiding van het publiek kijken. Deze grotere drukte en het rondhossen van mensen op festivals beïnvloedt de sfeer, het gevoel, de planning en de ervaring van de muziek. “Nu is dat ook gewoon een uur op voorhand: “we moeten nu gaan vertrekken want anders zien we niks”. Een uur op voorhand moet ge naar daar wandelen en dan 5min op voorhand zijt ge dan daar en dan ziet ge nog niks. Ge hoort de muziek wel, maar ge ziet niks. Dat is echt…” (v, 20j, Pukkelpop) Een respondent haalt het carnavaleske aan dat volgens hem de laatste jaren meer en meer aanwezig is. Dit werd bevestigd door andere festivalgangers en werd eveneens aangeraakt door Jan Delvaux. Het past volgens Delvaux in het toenemende belang van de bezoeker, waar deze de ster is van zijn eigen festival. Tot slot merken we op dat in de interviews met vroegere festivalgangers er heel wat positievere gevoelens worden geuit en dat zij de festivals herinneren als erg plezant. Bij de jonge festivalgangers van vandaag komen deze positieve gevoelens wat minder naar voor, zij spreken vaker over kleine ergernissen op de festivals. Dit onderscheid zou te wijten kunnen zijn aan nostalgie. Nostalgie zorgt 60 ervoor dat gebeurtenissen uit het verleden vervormd worden en dikwijls positiever herinnerd worden. Dit zagen we reeds in de literatuur. 5.2.4 De hype van festivals De uitbreiding en reputatie van festivals, de democratisering van muziek, het meer en meer inspelen van de organisatie op de vraag van het publiek en bijgevolg het aanbieden van een unieke beleving, dragen bij aan de populariteit van pop- en rockfestivals. Ze zijn een hype. Enkele festivalgangers merken op dat door het hypegehalte vele bezoekers enkel een festival bezoeken om erbij te horen, muziek speelt dan een minder grote rol. “Ge merkt dat nu, gelijk ge zegt, dat is nu zo’n hype, Pukkelpop, die jong mensen die moeten daar bij zijn, dat is zo. Die moeten die kaart kopen… Sommige mensen.. dan zie ik die daar en dan begin ik te praten over die groepen, die weten totaal niet over wat ge het hebt.” (m, 37j, Pukkelpop) Ook Jan Delvaux merkt een evolutie naar een publiek dat minder voor de muziek komt, maar meer voor de hype. Hij noemt deze festivalgangers toeristen en zij zorgen volgens hem voor een vertekening van de beleving. Het hypegehalte van festivals valt vele respondenten ook op door de populariteit van de festivalbandjes. Aan de ene kant laten sommigen van de geïnterviewde festivalgangers weten zelf de bandjes bij te houden (al dan niet rond de pols) als aandenken aan het festival. Aan de andere kant merken anderen op dat de festivalbandjes gebruikt worden als statement, een teken van populariteit en erbij geweest te zijn. Zelfs kleine kinderen associëren de bandjes met festivals en willen er graag zo eentje. “Goh, da’s populair hé, festivals. Kindjes willen nu allemaal zo’n bandje hebben, dat bandje trekt heel fel aan. Ook op speelplein, echt die kleine, die zijn zo van: “Oh, naar welk festival zijt ge geweest?”. Omdat ze weten dat een bandje, dat dat van een festival is.” (v, 23j, Rock Werchter) 5.2.5 De ‘Tomorrowland-evolutie’ Doorheen de interviews viel op dat velen een of andere vergelijking aanhalen met het redelijk recente festival Tomorrowland (ontstaan in 2005). Dit gebeurde ook bij de organisatoren. Tomorrowland is een erg populair festival; tickets worden begeerd over heel de wereld. De vergelijkingen hebben te maken met het esthetische/decor en de beleving die op Tomorrowland van uiterst belang zijn en een invloed hebben op andere festivals. Ook de snelle uitverkoop van Pukkelpoptickets wordt vergeleken met de snelle uitverkoop van Tomorrowland. Opvallend is de evolutie volgens sommige 61 festivalgangers van pop- en rockfestivals naar ‘feestfestivals’, waarvan Tomorrowland het ultieme voorbeeld is. Bezoekers van Tomorrowland komen om te feesten op muziek gebracht door dj’s. Meer en meer zien we dj’s geprogrammeerd worden op pop- en rockfestivals. Vooral de Boilerroom op Pukkelpop staat hiervoor bekend. Enkele respondenten stellen dat er tegenwoordig heel wat festivalgangers zijn die zo goed als heel het festival in de Boiler doorbrengen. Een van de geïnterviewde respondenten geeft toe tot deze groep te behoren. “Maar Pukkelpop is meer en meer, ja, dat vind ik jammer, echt zo een, en ik gun het de mensen wel, ma meer zo een feestfestival aan het worden, en ik wil niet dat dat een tweede Tomorrowland wordt. Daar zou ik nooit van mijn leven naartoe gaan, nooit. Echt niet.” (v, 23j, Pukkelpop) 5.3 Conclusie resultaten Doorheen de resultatensectie is vooral gefocust op verschillen en gelijkenissen die zijn op te merken in het festivallandschap en festivalbeleving over de jaren. Zo goed als alle aangehaalde concepten en veranderingen staan met elkaar in verband en kunnen zodoende niet los van elkaar bekeken worden. Het lange bestaan van pop- en rockfestivals sinds de jaren 60 heeft voor een hele evolutie gezorgd in zowel de organisatie als de festivalbeleving. De grote veranderingen in de organisatie zijn onder meer de professionalisering, de commercialisering, de esthetisering, de uitbreiding en de grotere focus op het publiek. Diversiteit is een van de kernwoorden van festivals vandaag. Zowel de organisatoren als de festivalgangers merken deze wijzigingen op. De evolutie in beleving hangt vaak nauw samen met veranderingen in de organisatie en de ontwikkelingen in de muziek in het algemeen. Zo zien we dat de (her)uitbreiding van de festivals met meerdere dagen vanaf de jaren 90 (Jazz Bilzen was ook al meerdere dagen), meerdere podia en meerdere muziekstromen heeft gezorgd voor een uitbreiding van het festivalpubliek. Hierbij speelt de democratisering van muziek ook een rol. De versnippering van muziek in het algemeen en muziek op het festival verspreid over verschillende podia zorgt voor een versnippering van vriendengroepen op de weide enerzijds en anderzijds voor een versplintering van de totaalbeleving. Vroeger sprak men van eenzelfde totaalbeleving onder het publiek, want er was maar één podium. Organisatoren en festivalgangers melden bijgevolg een groter samenhorigheidsgevoel in het verleden. De diversiteit en democratisering van muziek, samen met de sociale aanvaarding van festivals zorgen voor een meer divers festivalpubliek. Daarbij zorgt de verkleining van de generatiekloof ook voor een grotere diversiteit in leeftijdsgroepen. 62 Festivals waren en zijn nog steeds sociale aangelegenheden. Het socializen met nieuwe contacten heeft zich evenwel van de festivalweide naar de camping verschoven. Het samenzijn met vrienden, genieten van de sfeer en unieke beleving hebben over de jaren aan belang gewonnen. Muziek is volgens organisatoren en festivalgangers nog altijd een belangrijke beweegreden voor het bezoek, maar minder dan dit vroeger was. Festivals zijn een hype en horen vandaag de dag standaard bij het jong zijn en het uitgaansleven. Voor oudere festivalgangers die vandaag nog festivals bezoeken is echter de muziek de hoofdmotivatie. Zowel het thuisgevoel als het vrijheidsgevoel dat men ervaart op een festival komt naar boven bij alle geïnterviewde festivalgangers. Vrijheid wordt vaak geassocieerd met vakantie en het weg zijn van huis. Een must-have bij meerdaagse festivals is de camping. Deze brengt een aparte beleving met zich mee. Meer en meer zien we echter een drang naar meer comfort onder de festivalgangers. Dit zorgt ervoor dat mensen uit de buurt vaak thuis gaan douchen of slapen. Een laatste evolutie die wordt opgemerkt is het ‘feestfestival’. Festivalgangers komen dan enkel nog om te feesten op muziek gebracht door dj’s. Organisatoren zijn tegenwoordig goed op de hoogte van de festivalbeleving van hun bezoekers en weten perfect wat er speelt. Zij zetten, zoals Chokri zei, ook veel in op de wisselwerking en communicatie tussen hen en het publiek. De grotere focus die sinds enkele jaren ligt op het publiek is hierbij van belang. Ook de festivalgangers hebben heel wat inzicht in de organisatie van grote pop- en rockfestivals. 63 6. Eindconclusie In het gedane onderzoek werd getracht een antwoord te vinden op de onderzoeksvraag: welke veranderingen en evoluties hebben zich voorgedaan bij grote pop- en rockfestivals en festivalbezoek/beleving In Vlaanderen vanaf de jaren 60 tot nu? Na een literatuurstudie rond rock en rockfestivals werd overgegaan naar diepte- en expertinterviews met organisatoren en festivalgangers van drie (vier) grote pop- en rockfestivals in Vlaanderen. Zo kwamen we tot enkele algemene bevindingen en tendensen betreffende de organisatie, beleving en betekenis van deze festivals. Omdat er hier een verkennende studie werd uitgevoerd met een minder specifieke focus kwamen we tot heel wat interessante bevindingen en gegevens. Deze zijn uiteraard niet allemaal even significant. Rock ontstond in de jaren 60 en maakte deel uit van een bloeiende jeugdcultuur. Rockfestivals zijn hiervan een gevolg en groeiden uit jazz- en folkfestivals. Dit was eveneens het geval bij Vlaanderens eerste rockfestival: Jazz Bilzen. Het politieke, ideologische en rebelse van rock en rockfestivals in de VS in de jaren 60 komt minder naar voor in Vlaanderen. Dit werd reeds gesteld in de literatuurstudie, maar ook uit de interviews kwam dit naar voren. Toch was Jazz Bilzen nog meer ideologisch dan latere festivals. Enkele festivalgangers merken dit gebrek aan idealisme vandaag de dag op. Waar men in de jaren 60 een generatiekloof kon waarnemen tussen ouders en jeugd, valt deze later grotendeels weg. Oudere festivalgangers rapporteerden het verzet tegen hun ouders. Tegenwoordig bestaat het festivalbezoek uit verschillende generaties samen. Bij het ontstaan van onderzochte festivals was het vooral belangrijk vernieuwend te zijn en verandering te brengen. De klemtoon werd voornamelijk gelegd op de jeugd. Hoewel jeugd nog steeds het gros van de bezoekers uitmaakt, merken we een uitdijing van leeftijd in beide richtingen. Zowel erg jonge mensen als oudere fans zijn vandaag aanwezig op pop- en rockfestivals. Organisatie De grote tendensen en evoluties in de organisatie van festivals die werden opgemerkt in de literatuurstudie komen overeen met de bevindingen uit de interviews. Deze waren onder meer de grotere commercialisering, professionalisering en mediatisering. Het commerciële aspect vandaag de dag wordt zowel door oudere als jonge festivalgangers opgemerkt in onder andere het duurder worden van tickets en eten op de wei. Organisatoren geven eveneens toe dat het een commerce is. Commercialisering hangt hier deels samen met professionalisering. Niet enkel de festivals zijn over de jaren erg geprofessionaliseerd, ook de muziekindustrie en alle aanbelangende groepen. Bij Jazz Bilzen en ook het begin van Torhout/Werchter en Pukkelpop was alles nog erg amateuristisch. Die professionalisering gaat gepaard met strengere normen en een betere naam van rockfestivals naar de buitenwereld toe. De media spelen hierbij ook een rol. Uit de literatuurstudie bleek al dat de rol van 64 media met betrekking tot muziek en festivals veranderd is. In de interviews komt eveneens naar voren dat door de jaren de positieve aandacht van pers en media voor festivals gestegen is. Vroeger kwamen vaak enkel negatieve berichten naar buiten. Sociale media spelen sinds kort ook een zeer belangrijke rol bij de evolutie en populariteit van muziek. Festivals ondervinden door die snelle en onvoorspelbare ontwikkeling enkele moeilijkheden bij het inplannen van groepen. Wat eveneens naar voor komt is de democratisering van muziek en festivals. Dit hangt uiteraard samen met voorgenoemde evoluties binnen de organisatie van festivals. Muziek is nu voor iedereen makkelijk beschikbaar en rock is algemeen aanvaard. Het opgroeien van generaties met rock- en popmuziek en -festivals draagt hier ook aan bij. Daarnaast is de aandacht die besteed wordt aan het esthetische en het decor de afgelopen jaren enorm toegenomen. Deze esthetisering kan niet los gezien worden van de grotere focus van de organisatie op de festivalganger en zijn beleving. De uitbreiding van festivals in aantal dagen werd kort aangehaald in de literatuurstudie. Uit de interviews blijkt dit een zeer belangrijke ontwikkeling en een terugkeer naar de festivals van de jaren 60. De meerdere festivaldagen zorgen voor het ontstaan van de camping, die heden ten dage een aparte beleving brengt buiten de weide. Ook de uitbreiding in podia, muziekstromen (en de versplintering van muziek), festivalbezoek en de grotere focus op het publiek zijn belangrijke evoluties en spelen een prominente rol bij de beleving van een festival. Diversiteit is het sleutelwoord bij deze uitbreiding van festivals. In de literatuur werd gesteld dat meer en meer gelijkvormigheid ontstaat tussen festivals. Dit komt niet expliciet terug in de interviews. Wel merken we op dat festivalervaringen van jongeren door elkaar lopen. Ze vergeten wat zich precies op welk festival had voorgedaan. Dit zou kunnen betekenen dat festivals meer op elkaar gelijken. Toch hebben ze vaak een voorkeur voor het ene of het andere festival. Niettemin is het belangrijk voor festivals om onderscheidend en uniek te zijn. Ook Serge Platel haalt het belang van uniciteit en unieke beleving aan. Festivalbeleving De festivalbeleving werd in de literatuurstudie kort besproken, aangezien rond dit thema veel minder literatuur te vinden is. Veranderingen en evoluties in festivalbeleving kunnen echter niet los gezien worden van veranderingen in de organisatie van festivals. Beleving hangt dan ook erg nauw samen met de organisatie en deze staan in voortdurende wisselwerking met elkaar. De festivalbeleving kwam in de interviews wel uitgebreid naar voor. 65 Pine en Gilmore stelden in 1998141 dat belevenissen de economie van de toekomst zou worden. Anno 2014 is dit wel degelijk het geval. Festivals gaan hier gretig in mee. Meer en meer spelen zij in op wat de bezoeker wil en proberen zij een unieke ervaring te bieden. De unieke beleving ligt vandaag de dag minder, zoals dat vroeger wel was, bij de muziek. Aangezien mensen tegenwoordig meer kansen hebben om artiesten live te zien (live events winnen aan belang), wordt de unieke beleving meer gecreëerd door sfeer, decor en comfort. Dit gaat gepaard met de grotere focus op de festivalganger. Meer en meer speelt ook de festivalganger een grotere rol bij zijn eigen bezoek. Nu dat er op festivals meerdere podia en verschillende muziekgenres op een zelfde moment worden aangeboden, moeten er keuzes gemaakt worden. Dit zorgt voor erg grote veranderingen aangaande de beleving. Waar men vroeger kon spreken over eenzelfde totaalbeleving onder het publiek (er was slechts één podium en één programma), ziet men nu deze totaalbeleving versnipperen samen met de podia en de muziek. Ook vriendengroepen versplinteren door deze groei in podia. Op de camping worden deze vriendengroepen echter weer samengevoegd. Jonge festivalgangers kunnen, zo lijkt het, beter om met de grote keuze die wordt aangeboden op festivals. Dit zou te maken kunnen hebben met het opgegroeid zijn in een keuzemaatschappij. In de literatuur sprak Buelens over een gemeenschapsgevoel op de wei van Torhout/Werchter142. We merken evenwel op dat dit collectiviteitsgevoel over de jaren is afgenomen. Deze afname is eveneens gelinkt aan de meerdere podia, meerdere muziekgenres en de verscheidenheid van het publiek heden ten dage. Zowel in de literatuur als bij de organisatoren wordt de evolutie naar meer individualisme opgemerkt bij de jeugd vandaag. De gelijke mentaliteit die festivalgangers vroeger ondervonden op festivals kan gelinkt worden aan de ‘affective alliances’ van Seiler, in navolging van Grossberg.143Toch waren en zijn pop- en rockfestivals collectieve plaatsen waar veel aan socializing wordt gedaan. Het sociale aspect blijft erg van belang bij de beleving. Ook hier zien we een kleine verschuiving over de jaren. Waar vroeger veel nieuwe contacten werden gelegd op de weide zelf, worden deze nu vooral gelegd op de camping, omwille van de drukte en de verplaatsing op de wei tegenwoordig. Dit sociale aspect bleek een van de hoofdmotieven voor het bezoek van pop- en rockfestivals in het onderzoek van Vanbosseghem144 , samen met avontuur en sfeer. Deze bevinding komt ook terug in de gedane interviews. Zo zal muziek altijd de drager blijven van het bezoek, maar 141 PINE (Joseph B.) & GILMORE (James H.). De Beleveniseconomie. Den Haag, Sdu Uitgevers, 2005, 322 p. BUELENS (Geert). Werchter: de wei. Belgiës bijdrage aan de rockindustrie. In: TOLLEBEEK (Jo) (hoofdred.). België: een parcours van herinnering. Plaatsen van geschiedenis en expansie, Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker, 2008, p. 401. 143 SEILER (Cotten). The Commodification of Rebellion: Rock Culture and Consumer Capitalism. In: GOTTDIENER (Mark). New Forms of Consumption: Consumers, Culture and Commodification. Oxford, Rowman & Littlefield, 2000, pp. 205-206. 144 VANBOSSEGHEM (Pieter). Crowdsurfers, tentsletjes en polsbandjesverzamelaars: een onderzoek naar de motivaties van festivalbezoekers in Vlaanderen. De Vlaamse Scriptie Bank, Scriptie vzw, 2011, 140 p. zie bijlagen p. 72. Datum van raadpleging: 4 april 2014. 142 66 winnen de sfeer en vrienden meer aan belang. Muziek moet als motivatie aan belang inboeten tegenover vroeger. Dit bevestigd voor een deel de assumptie van de artiesten die de aanleiding waren voor deze masterproef. Wel valt op dat bij oudere festivalgangers vaak muziek de hoofdmotivatie blijft. Een motivatie die eveneens in vele festivalstudies naar boven komt en zeker bij de gedane interviews prominent is, is de vrijheid die bezoekers opzoeken op een festival. Men wil ontsnappen aan het dagelijkse. Deze vrijheid wordt vaak geassocieerd met vakantie en komt bij iedere generatie festivalgangers naar boven. Betekenis We zagen reeds dat muziek als reden voor bezoek bij jonge mensen tegenwoordig aan belang heeft moeten inboeten tegenover sfeer en vrienden. Dit kan onder meer te maken hebben met de hype van festivals. Festivalbezoek hoort nu standaard bij het leven van de jeugd. Wil men erbij horen, moet men een festival bezoeken. Dit kunnen we linken aan de zoektocht naar bevestiging van de groepsidentiteit. De jeugd vandaag bezoekt eveneens meerdere festivals op een zomer (door de jaren kwam er ook een groei in het aantal festivals), terwijl men vroeger echt uitkeek naar dat ene festival. Het was de gebeurtenis van het jaar. Velen zien nu binnen pop- en rockfestivals ook een evolutie naar een ‘feestfestival’ zoals Tomorrowland. Dit wordt door enkelen betreurd. Doorheen dit onderzoek werd vooral gefocust op de verschillen en evoluties die doorheen de jaren hebben opgetreden. Hoewel dit er heel wat zijn, kunnen we niet ontkennen dat de essentie van pop- en rockfestivals zo goed als dezelfde is gebleven, zijnde op de graswei met vrienden en kennissen genieten van muziek. Volgens Serge Platel is de emotie die bij festivals komt kijken nog steeds dezelfde. Ook moeten we hier opmerken dat deze studie zich enkel richt op de grootste pop- en rockfestivals in Vlaanderen. Deze festivals doen het goed, breiden nog steeds uit en bezitten een ‘kwaliteitslabel’, dit in groot contrast met kleinere festivals die moeten onder doen voor de grotere en de handdoek in de ring gooien. “…een festival, das altijd uniek in tijd en plaats. Hé, dat is eigenlijk het DNA van een festival.” Serge Platel 67 7. Bibliografie Wetenschappelijke literatuur ANDERTON (Chris). Commercializing The Carnivalesque: The V Festivals and Image/Risk Management. In: Event Management, 2008, vol. 12, nr. 1, pp. 39 – 51. BAKHTIN (Mikhail). Rabelais and His World. Bloomington, Indiana University Press, 1984, 484 p. BENNETT (Andy). Researching youth culture and popular music: a methodological critique. In: The British Journal of Sociology, 2002, vol. 53, nr. 3, pp. 451 - 466. BUELENS (Geert). Werchter: de wei. Belgiës bijdrage aan de rockindustrie. In: TOLLEBEEK (Jo) (hoofdred.). België: een parcours van herinnering. Plaatsen van geschiedenis en expansie. Amsterdam, Uitgeverij Bert Bakker, 2008, pp. 400 – 413. BUXTON (David). Rock music, the star system, and the rise of consumerism (1983). In: FRITH (Simon), GOODWIN (Andrew). On Record. Rock, Pop & the written word. London, Routledge, 1990, pp. 427 – 440. CHAPPLE (Steve) & GAROFALO (Reebee). Rock ‘n’ roll is here to pay. The history and politics of the music industry. Chicago, Nelson-Hall, 1977, 354 p. CLARKE (Michael). The Politics of Pop Festivals, s.l., Junction Books, 1982, 203 p. DENORA (Tia). Music in Everyday Life. Cambridge, Cambridge University Press, 2000, 181 p. DOWD (Timothy), LIDDLE (Kathleen) & NELSON (Jenna). Music Festivals as Scenes: Examples from Serious Music, Womyn’s music, and Skatepunk. In: PETERSON (Richard) & BENNETT (Andy). Music Scenes: Local, Translocal and Virtual. S.l., Vanderbilt University Press, 2004, pp. 149 - 165. DUNN ROSS (Elizabeth L.), ISO-AHOLA (Seppo E.). Sightseeing Tourists’ motivation and satisfaction. In: Annals of Tourism Research, 1991, vol. 18, nr. 2, pp. 226 – 237. EYERMAN (R.) en JAMISON (A.). Social movements and cultural transformation: popular music in the 1960s. In: Media, Culture and Society, 1995, vol. 17, nr. 3, pp. 449 – 468. FRITH (Simon). Live Music Matters. In: Scottish Music Review, 2007, vol. 1, nr. 1, 17 p. FRITH (Simon). Music and Identity. In: HALL (Stuart) & GAY (Paul du). Questions of Cultural Identity. S.l., SAGE Publications, 1996, pp. 108 – 150. FRITH (Simon). Music Industry Research: Where now? Where next? Notes from Britain. In: Popular Music, 2000, vol. 19, nr. 3, pp. 387 – 393. FRITH (Simon). Sociologie van een nieuwe muziekcultuur. Amsterdam, Elsevier, 1984, 319 p. 68 FRITH (Simon). Sound effects. Youth, leisure, and the politics of rock ‘n’ roll. New York, Pantheon Books, 1981, 294 p. FRITH (Simon). The popular music industry. In: FRITH (Simon), STRAW (Will) en STREET (John) (eds.). Pop and Rock. Cambridge, Cambridge University Press, 2001, pp. 26 – 52. FRITH (Simon). Video Pop: Picking up the pieces. In: FRITH (Simon) (ed.). Facing the music. Essays on pop, rock and culture. London, Mandarin Paperbacks, 1988, pp. 88 – 130. GAROFALO (Reebee). ‘Understanding Mega-Events: If We Are the World, Then How Do We Change It?’. In: Rockin’ the Boat: Mass Music and Mass Movements. Boston, MA: South End Press, 1992, 333 p. GENDRON (Bernard). Rock and roll mythology: race and sex in ‘whole lotta shakin’ going on’. In: FRITH (Simon) (ed.). Popular Music. Critical concepts in media and cultural studies. New York, Routledge, 2003, pp. 297 - 310. GROSSBERG (Lawrence). Another boring day in paradise: rock and roll and the empowerment of everyday life. In: FRITH (Simon). Popular Music. Critical concepts in media and cultural studies. New York, Routledge, 2003, pp. 311 - 342. GROSSBERG (Lawrence). Is there rock after punk? (1986). In: FRITH (Simon), GOODWIN (Andrew). On Record. Rock, Pop & the written word. London, Routledge, 1990, pp. 111 – 123. KEIGHTLEY (Keir). Reconsidering rock. In: FRITH (Simon), STRAW (Will) en STREET (John) (eds.). Pop and Rock. Cambridge, Cambridge University Press, 2001, pp. 109 – 142. KRUIJVER (Lex). Respons blikt terug op dertig jaar festivals: Grootste groei was tussen 1985 en 1995. In: Entertainment Business Live, 2009, p. 55. LAING (Dave). The Three Woodstocks and the live music scene. In: BENNETT (Andy). Remembering Woodstock. Hampshire, Ashgate, 2004, pp. 1 – 17. LEENDERS (Mark A.A.M.), VAN TELGEN (Joyce), GEMSER (Gerda) & VAN DER WURFF (Richard). Succes in the Dutch Music Festival Market: The Role of Format and Content. In: The International Journal on Media Management. 2005, vol. 7, nr. 3-4, pp. 148 – 157. LI (X.) & PETRICK (J.F.). A Review of Festival and Event Motivation Studies. In: Event Management, 2006, vol. 9, nr. 4, pp. 239-245. LIEVENS (John) & WAEGE (Hans) (red.). Participatie in Vlaanderen. Basisgegevens van de Participatiesurvey 2009. Leuven, Acco, 2011, 292 p. LIEVENS (John) & WAEGE (Hans) (red.). Participatie in Vlaanderen. Eerste analyses van de Participatiesurvey 2009. Leuven, Acco, 2011, 487 p. MCKAY (George). ‘Unsafe things like youth and jazz’: Beaulieu Jazz Festivals (1956-61), and the origins of pop festival culture in Britain. In: BENNETT (Andy). Remembering Woodstock. Hampshire, Ashgate, 2004, pp. 90-110. MORTELMANS (Dimitri). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven, Acco, 2009, 534 p. 69 PEGG (Shane) & PATTERSON (Ian). Rethinking Music Festivals as a Staged Event: Gaining Insights from Understanding Visitor Motivations and the Experiences They Seek. In: Journal of Convention and Event Tourism, 2010, vol. 11, nr. 2, pp. 85 – 99. PETERSON (R.) en BENNETT (A.). Music Scenes: Local, Translocal and Virtual. S.l., Vanderbilt University Press, 2004, 264 p. PINE (Joseph B.) & GILMORE (James H.). De Beleveniseconomie. Den Haag, Sdu Uitgevers, 2005, 322 p. PLASKETES (George M.) & PLASKETES (Julie Grace). From Woodstock Nation to Pepsi Generation: Reflections on Rock Culture and the State of Music, 1969 – Present. In: Popular Music and Society, 1987, vol. 11, nr. 2, pp. 25 – 52. ROGERS (Dylan Geoffrey). Violence, rebellion, and rock and roll: a comparitive analysis of american youth culture 1950s and 1990s. Texas, Texas Tech University, 2005, 90 p. RYAN (Chris). The Tourist Experience. London, Thomson, 2002, 233 p. SEILER (Cotten). The Commodification of Rebellion: Rock Culture and Consumer Capitalism. In: GOTTDIENER (Mark). New Forms of Consumption: Consumers, Culture and Commodification. Oxford, Rowman & Littlefield, 2000, pp. 203 – 226. STONE (Chris). The British Pop Music Festival Phenomenon. In: ALI-KNIGHT (J.). International Perspectives of Festivals and Events: Paradigms of Analysis. Londen, Elsevier, 2009, 302 p. STREET (John). ‘This is your Woodstock’: Popular memories and political myths. In: BENNETT (Andy). Remembering Woodstock. Hampshire, Ashgate, 2004, pp. 29 - 42. STREET (John). Rock, pop and politics. In: FRITH (Simon), STRAW (Will) en STREET (John) (eds.). Pop and Rock. Cambridge, Cambridge University Press, 2001, pp. 243 – 255. TARUSKIN (Richard). The Oxford History of Western Music. Volume 5: The Late Twentieth Century. Oxford, Oxford University Press, 2005, 586 p. VAN VLIET (Harry). Festivalbeleving. De waarde van publieksevenementen. Utrecht, Hogeschool Utrecht – Kenniscentrum Communicatie & Journalistiek/Lectoraat Crossmedia Business, 2012, 264 p. zie bijlagen CD-ROM VANBOSSEGHEM (Pieter). Crowdsurfers, tentsletjes en polsbandjesverzamelaars: een onderzoek naar de motivaties van festivalbezoekers in Vlaanderen. De Vlaamse Scriptie Bank, Scriptie vzw, 2011, 140 p. zie bijlagen p. 72. Datum van raadpleging: 4 april 2014. WHITELEY (Sheila). ‘1,2,3 What are we fighting 4?’ Music, meaning and ‘The Star Spangled Banner’. In: BENNETT (Andy). Remembering Woodstock. Hampshire, Ashgate, 2004, pp. 18 – 28. Niet wetenschappelijke literatuur NIJSSEN (Koenraad). Jazz Bilzen. Tijd voor muziek (en veel meer…) 1965-1981. Leuven, Stad Bilzen en Davidsfonds Uitgeverij nv, 2009, 431 p. PEIRS (Marc) & HUYS (Jacky). Twintig jaar Torhout/Werchter. Antwerpen, Icarus, 1996, 166 p. 70 STRAUSS (Neil). ’69 or ’99, a Rock Festival Is a Combustible Mix. NYTimes, 1999. URL: http://www.nytimes.com/1999/08/08/arts/69-or-99-a-rock-festival-is-a-combustible-mix.html zie bijlagen: p. 72. Datum van raadpleging: 16 november 2013. VAN TERPHOVEN (Arne). Het Festivalgevoel. De wereld van Pinkpop, Werchter, Pukkelpop en Lowlands. Antwerpen, L.J. Veen, 2009, 288 p. 71 8. Bijlagen 1. VANBOSSEGHEM (Pieter). Crowdsurfers, tentsletjes en polsbandjesverzamelaars: een onderzoek naar de motivaties van festivalbezoekers in Vlaanderen. De Vlaamse Scriptie Bank, Scriptie vzw, 2011, 140 p. URL: http://www.scriptiebank.be/scriptie/crowdsurfers-tentsletjes-enpolsbandjesverzamelaars-een-onderzoek-naar-de-motivaties-van-fe Datum van raadpleging: 4 april 2014. 2. STRAUSS (Neil). ’69 or ’99, a Rock Festival Is a Combustible Mix. NYTimes, 1999. URL: http://www.nytimes.com/1999/08/08/arts/69-or-99-a-rock-festival-is-a-combustible-mix.html Datum van raadpleging: 16 november 2013. 72