Welkom in deze kerkdienst op zesde lijdenszondag Jezus, leven van ons leven, Jezus, dood van onze dood, Gij hebt U voor ons gegeven, Gij neemt op U angst en nood, Gij moet sterven aan uw lijden om ons leven te bevrijden. Duizend, duizendmaal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer. Die gewillig waart ten dode, in het duister van de pijn U ten offer hebt geboden, hoe verlaten moet Gij zijn, troosteloos aan 't kruis gehangen opdat wij uw troost ontvangen. Duizend, duizendmaal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer. Alle leed hebt Gij geleden, Gij gedragen met geduld. Als een worm zijt Gij vertreden zonder schuld, om onze schuld, opdat wij door U verheven als verlosten zouden leven. Duizend, duizendmaal, o Heer, zij U daarvoor dank en eer. Reukofferaltaar Reukofferaltaar Zo maar te gaan, Met Gods tent die ons leidt God wil ons tonen, “‘K wil bij je wonen” Zo maar te gaan, Met Gods tent die ons leidt Hij nodigt ons in Zijn heiligheid. Zo maar te gaan, met het bloed van het lam God wil vergeven, Schuld van ons leven. Zo maar te gaan met het bloed van het Lam brandofferaltaar toont eeuwig Gods vlam. Zo maar te gaan, door het stoffige zand Wat een geklater, ‘t reinigend water. Zo maar te gaan door het stoffige zand Koperen Wasvat brengt reinheid tot stand. Zo maar te gaan In het schijnsel van goud Olie laat branden Licht op de wanden Zomaar te gaan In het schijnsel van goud De gouden kandelaar schijnt tot behoud Zo maar te gaan Met een tafel vol brood Brood dat wil tonen Bij God te wonen Zomaar te gaan met een tafel vol brood Brood van het leven redt ons van de dood Zo maar te gaan In een geur van gebed Biddende handen Wierook moet branden Zomaar te gaan in een geur van gebed ‘t reukofferaltaar geurt Jezus die redt Reukofferaltaar Ik kom in uw heiligdom binnen, 't voorhangsel ga ik voorbij. Ik breng U mijn offer, een zoete geur, vrucht van wat U deed in mij. Mijn mond brengt een offer van lof,Heer. 't Gaat nu alleen om uw eer. 't Reukwerk van mijn lofgezang stijgt op in uw woning. Ik kniel voor de troon van mijn Koning. Samen met mijn stem hef ik ook mijn handen op tot U, het loflied komt diep uit mijn hart. Lofprijs, aanbidding, glorie en kracht komen U toe, God van 't heelal voor eeuwig. Lofprijs, aanbidding, glorie en kracht komen U toe, God van 't heelal. Reukofferaltaar Leven in verheerlijking Leven in heiliging Leven vanuit rechtvaardiging Dagelijkse heiligmaking Rechtvaardig making Heilsplan van God met ons leven Het Heilige In het Heilige Jezus is het Licht (Kandelaar) Jezus is tafel/brood(Tafel/toonbroden) Jezus is heerlijke geur voor God (reukofferaltaar) In het Heilige (priesterdienst) Jullie zijn het Licht (Kandelaar) Gezien en gedragen (Tafel/toonbroden) Gebeden als heerlijke geur (reukofferaltaar) Reukofferaltaar Exodus 30 Het heilige reukwerk 34 Verder zei de HEERE tegen Mozes: Neem voor uzelf geurige specerijen: druipende hars, onyx en galbanum, dus geurige specerijen, en zuivere wierook. Dit alles moet in gelijke hoeveelheden zijn. 35 Dan moet u daar reukwerk van maken, een mengsel, werk van een zalfbereider, met zout gemengd, zuiver en heilig. 36 Vervolgens moet u een deel daarvan tot heel fijn poeder wrijven en een deel daarvan voor de getuigenis in de tent van ontmoeting leggen, waar Ik u ontmoeten zal. Het moet allerheiligst voor u zijn. 37 En wat het reukwerk betreft dat u maakt, mag u niets voor uzelf maken volgens de bereidingswijze van dit reukwerk. Het moet u heilig zijn, voor de HEERE. 38 Ieder die iets dergelijks maakt om eraan te ruiken, moet uitgeroeid worden uit zijn volksgenoten. HET REUKWERK Hebreeën 9 1 Nu had ook het eerste verbond verordeningen voor de eredienst en het aardse heiligdom. 2 Er was immers een tabernakel ingericht en in het eerste gedeelte daarvan was de kandelaar en de tafel met de toonbroden. Dat werd het heilige genoemd. 3 Maar achter het tweede voorhangsel was het gedeelte van de tabernakel dat het heilige der heiligen werd genoemd, 4 met een gouden wierookvat en de ark van het verbond, die geheel met goud overtrokken was. Efeze 5 1 Wees dan navolgers van God, als geliefde kinderen, 2 en wandel in de liefde, zoals ook Christus ons liefgehad heeft en Zichzelf voor ons heeft overgegeven als een offergave en slachtoffer, tot een aangename geur voor God. 2 Korinthe 2 14 En God zij dank, Die ons in Christus altijd doet triomferen en door ons de geur van Zijn kennis op iedere plaats openbaar maakt. 15 Want wij zijn voor God een aangename geur van Christus, onder hen die zalig worden en onder hen die verloren gaan; 16 voor de laatsten een doodsgeur, die leidt tot de dood, maar voor de eersten een levensgeur, die leidt tot het leven. Maar wie is tot deze dingen bekwaam? Jesaja 6 1 In het jaar dat koning Uzzia stierf, zag ik de Heere zitten op een hoge en verheven troon, en de zomen van Zijn gewaad vulden de tempel. 2 Serafs stonden boven Hem. Ieder had zes vleugels: met twee bedekte ieder zijn gezicht, met twee bedekte hij zijn voeten, en met twee vloog hij. 3 De een riep tot de ander: Heilig, heilig, heilig is de HEERE van de legermachten; heel de aarde is vol van Zijn heerlijkheid! 4 De deurpinnen in de drempels schudden door de stem van hem die riep, en het huis vulde zich met rook. 5 Toen zei ik: Wee mij, want ik verga! Ik ben immers een man met onreine lippen en woon te midden van een volk met onreine lippen. Mijn ogen hebben namelijk de Koning, de HEERE van de legermachten, gezien. Jesaja 6 6 Maar een van de serafs vloog naar mij toe, en hij had een gloeiende kool in zijn hand, die hij met een tang van het altaar had genomen. 7 Daarmee raakte hij mijn mond aan en zei: Zie, deze heeft uw lippen aangeraakt. Zo is uw misdaad van u geweken en uw zonde verzoend. 8 Daarna hoorde ik de stem van de Heere. Hij zei: Wie zal Ik zenden? Wie zal er voor Ons gaan? Toen zei ik: Zie, hier ben ik, zend mij. Hebreeën 13 15 Laten wij dan altijd door Hem een lofoffer brengen aan God, namelijk de vrucht van lippen die Zijn Naam belijden. 16 En vergeet het weldoen en het onderlinge hulpbetoon niet, want aan zulke offers heeft God een welgevallen. Openbaring 8 1 En toen het Lam het zevende zegel geopend had, kwam er een stilte in de hemel van ongeveer een half uur. 2 En ik zag de zeven engelen die vóór God stonden en aan hen werden zeven bazuinen gegeven. 3 En er kwam een andere engel, die met een gouden wierookvat bij het altaar ging staan. Aan hem werd veel reukwerk gegeven, opdat hij dat samen met de gebeden van alle heiligen op het gouden altaar vóór de troon zou leggen. 4 En de rook van het reukwerk steeg, met de gebeden van de heiligen, uit de hand van de engel op tot vóór God. 5 En de engel nam het wierookvat en vulde dat met het vuur van het altaar en wierp het op de aarde, en er kwamen stemmen, donderslagen, bliksemstralen en een aardbeving. Reukofferaltaar