Coderende en niet coderende gebieden op het DNA Ongeveer 1,5- 2% is van een chromosoom bevat informatie voor een eiwit (exon sequenties van de genen) de rest zijn niet coderende (niet voor eiwit coderend) gebieden. De niet coderende gebieden bevatten: Intronsequenties (niet coderende stukken in een gen) Regulerende sequenties zoals promotors, enhancers en silencers. Deze gebieden liggen nabij of in een gen, soms ook ver bij een gen vandaan Repeatelementen (o.a. tandemrepeats; deze worden gebruikt bij DNA profiel) Transposons (springende stukjes DNA) Virussen Pseudogenen (gemuteerde niet meer voor eiwit coderende genen) Niet coderende RNA genen o tRNA genen (tRNA speelt rol bij eiwitsynthese) o rRNA genen (rRNA is bestanddeel van ribosomen) o miRNA (=microRNA; enkelstrengs RNA speelt rol bij genregulatie) o siRNA (=small interfering RNA; dubbelstrengsRNA speelt rol bij genregulatie en bescherming tegen virussen)