Van: - ANP Pers Support

advertisement
conceptnotitie kredietcrisis en korte termijnmaatregelen
Het doel van deze notitie is het gesprek op gang brengen over de CNV-inbreng ten aanzien van de
kredietcrisis. Een actualisering van onze positie is noodzakelijk nu de WTV-regeling per 1 maart
definitief lijkt af te lopen, het kabinet nadenkt over bezuinigingen en we in een (nieuwe) fase
terecht zijn gekomen waarin de crisis zich verdiept en verspreidt in de reële economie. De vraag die
centraal staat in deze notitie is welke korte termijn maatregelen getroffen moeten worden in reactie
op de kredietcrisis. Begonnen wordt met een korte analyse van de crisis, een beschrijving van de
CNV-beleidsdoelen en mogelijke beleidsrichtingen. Daarna wordt een CNV-inbreng voor de korte
termijn voorgesteld op het terrein van de arbeidsmarkt en overheidsinvesteringen. Om de notitie qua
omvang te beperken, is deze opgesteld in de vorm van bullets.
Op een eerdere versie van deze notitie zijn alleen reacties binnengekomen van de Bedrijvenbond en
de ACP. Deze zijn waar mogelijk in deze notitie verwerkt of geagendeerd.
1. Analyse kredietcrisis
 veel genoemde oorzaak kredietcrisis: te risicovolle en ingewikkelde producten zijn verkocht
en verhandeld. Consumenten en beleggers willen te graag lenen en/of hoog rendement.
Verkopers waren gemotiveerd leningen en beleggingsproducten onverantwoord te verkopen,
daarbij gefaciliteerd door een gebrek aan inzicht en toezicht op de financiële markten. Ook
grote Europese banken hebben veel verloren op investeringen in de VS.
 Hoewel de kredietcrisis er niet de oorzaak van is, vertoont ze samenhang met de oplopende
energieschaarste, het klimaatprobleem en de sluimerende wereldvoedselcrisis. Ook in die
contexten is er sprake van te grote vraag(groei) met gevolgen die met name het Zuiden
raken en bij ons minder zichtbaar zijn.
 De mondiale verspreiding van deze kredietcrisis kent geen voorgangers. Analyses en
oplossingsrichtingen zijn daarom met veel onzekerheid omgeven.
 Mogelijk moeten we rekening houden met een lagere trendmatige economische groei omdat
het Westen te lang van houdbaarheid schulden en hoge rendementen heeft gerekend.
 we bevinden ons momenteel in ieder geval in de tweede fase van drie mogelijke fases van
deze crisis, waarvan de derde fase de status nog heeft van mogelijke scenario’s:
1. korte economische schok, met tijdelijke vraaguitval in met name open sectoren
(september t/m december 2008, met voorschokken in de zomer van 2007)
2. economische schok met vraaguitval over groot aantal sectoren leidt tot oplopende
werkloosheid. Het kabinet houdt voor dit jaar rekening met een krimp van de economie met
2 procent van het bruto binnenlands product (bbp).
3. verdere neergang of herstel:
a. economische depressie met hoge werkloosheid, bijvoorbeeld als gevolg van tweede orde
effecten, of;
b. economisch herstel naar trendmatige groei medio 2011
2. Wat zijn de beleidsdoelen van het CNV in het licht van duurzaam herstel van werk- en
inkomenszekerheid?
Korte termijn (inzet voor medio maart noodzakelijk)
1. verantwoorde kredietverlening aan bedrijven en consumenten moet weer op gang komen
2. maatregelen dienen waar mogelijk, met oog voor lange termijn:
a. arbeidsmarkt: werk op alle functieniveaus, sectoren en regio's
b. investeringen product- en dienstenmarkt: duurzame, innovatiekracht Nederlands
bedrijfsleven
1
Lange termijn (uitwerking valt buiten het bestek van deze notitie, uiterlijk medio maart
besluitvorming noodzakelijk)
3. wend- en weerbare werknemers1
4. duurzame, houdbare financiële markten: beter toezicht om nieuwe excessen te voorkomen
die ontstaan door het risicovolle korte termijn gedrag van beleggingsinstellingen en hun
bestuurders. En weer een dienstbare rol van banken in het financiële stelsel (beperkt tot
‘narrow banking’).
4. duurzame wereld door te verbinden met maatschappelijk verantwoord beleggen en
ondernemen: stimuleren en inzichtelijk maken voor consumenten hoe sociaal en ecologisch
verantwoord wordt belegd en geproduceerd.
5. visie op marktwerking: scheiding markt en overheid actualiseren, met aandacht voor het
middenveld.
6. leiderschap: moreel geloofwaardig leiderschap topbestuurders en van de samenleving zelf
3. Mogelijke korte termijn beleidsrichtingen?
Omdat het een mondiale kredietcrisis is, moet ook op dat niveau naar oplossingen gezocht worden.
Mondiale risicospreiding blijkt nu immers ook een bron van mondiale risicoverspreiding te zijn.
Nationaal zijn met name schadebeperkende maatregelen mogelijk. Van overwegend internationaal
naar nationaal zijn de volgende beleidsrichtingen mogelijk:
1. Algemeen: afwachten of handelen? Het probleem is ontstaan in door te weinig toezicht in de
VS en de door China in stand gehouden te lage wisselkoers, dus daar moet vanuit de
overheid en markt ook primair de oplossing ontstaan? Of: accepteren we dat we weliswaar
niet alle gevolgen van deze crisis kunnen opvangen, maar wel kunnen beperken?
Het CNV kiest voor deze tweede optie. Op nationaal niveau kunnen we de pijn verzachten.
En op internationaal niveau kunnen overheden ervoor zorgen dat er scherpere
randvoorwaarden komen waarbinnen financiële markten mogen werken in de toekomst.
2. Financiële markt: enige motor van vraagstimulering goederen en dienstenmarkten?: de
economische oorzaak is financieel, dus de oplossing om de economie weer op gang te
krijgen zal ook daar ontstaan? Met name wanneer de financiële markten beter gereguleerd
zijn en correcties in de markten hebben plaatsgevonden? Of: de overheid moeten de
vraaguitval compenseren door slim geld te investeren in nationale
werkgelegenheidsprojecten (Keynesiaanse beleidsreactie).
Het CNV ziet op korte termijn geen tegenstelling tussen deze twee opties. Een beperkte
vorm van vraagstimulering is wenselijk en mogelijk, zolang de effecten niet weglekken naar
het buitenland en alle generaties financieel lijden in de pijn. Maar de eerste optie is de enige
lange termijn oplossing.
3. Arbeidsmarkt: terugval werkgelegenheid via uitkering of werk compenseren? We kunnen
ouderen vervroegd laten afvloeien en werklozen met een uitkering van inkomenszekerheid
voorzien. Of we richten ons op het zo snel mogelijk begeleiden naar een andere baan?
In de huidige (2e) fase van de crisis kiest het CNV voor de tweede optie. Alleen in de 1e en
3e (scenario a.) fase is het wenselijk om inkomenszekerheid via collectieve voorzieningen te
organiseren.
4. Hoe wil het CNV de korte termijn beleidsdoelen realiseren?
Deze notitie richt zich op de korte termijn en beredeneerd vanuit de tweede fase van de crisis.
1 Het CNV heeft hiervoor het 7-puntenplan gepresenteerd dat in het Algemeen Bestuur van maart zal worden
vastgesteld. Prominent onderdeel hiervan is het CNV-speerpunt om de WW decentraal uit te voeren teneinde sterke
prikkels voor werkgevers te organiseren om de werkzekerheid van werknemers te versterken. De Bedrijvenbond
heeft (in aanvulling op het 7-puntenplan) een interne discussienotitie opgesteld onder de titel 'Maaslandmodel'
waarin duurzaamheid van werk ook centraal staat.
2
Onderstaande voorstellen hebben de status van CNV-inbreng op de diverse niveaus in de polder.
Het tweede punt kan zelfs als CNV-inzet worden beschouwd. Binnen afzienbare termijn zal het
CNV ook een plan van aanpak voor de lange termijn presenteren en maatregelen koppelen aan de
twee scenario’s in de 3e fase. Omdat het CNV primair actief is op het terrein van werk en inkomen
wordt voor wat betreft de uitwerking gefocust op de tweede beleidsdoelstelling.
a. Arbeidsmarkt
Uitgangspunten:
 tempo houden is noodzakelijk, maar overhaaste reacties op de arbeidsmarkt zijn niet nodig.
De werkloosheid stijgt snel tot ruim zes procent in 2010 volgens de CPB-raming van
december 2008. Maar er zijn nog sectoren met tekorten en het beeld is divers in de regio's.
 we faciliteren zoveel mogelijk van-werk-naar-werk omdat we erkennen dat de tweede fase
van de kredietcrisis is ingezet maar er over een paar jaar weer een krappe arbeidsmarkt
ontstaat vanwege vergrijzing. Tenzij we afglijden naar een economische depressie (3e fase).
De WTV in de huidige vorm voldoet niet meer2.
 bij het begeleiden van-werk-naar-werk is het wenselijk om te herplaatsen naar werk dat zo
dicht mogelijk bij de vorige baan past, waar mogelijk binnen de eigen sector en/of eigen
vakgebied. Dit om efficiënt met scholingsmiddelen om te gaan en werk aan te laten sluiten
bij de individuele werknemer. Bovendien is enige nuchterheid op zijn plaats voor wat betreft
de mogelijkheden om mensen om te scholen naar geheel ander werk.
 Vervolgens is plaatsing in tekortsectoren een kansrijke optie, met name in de collectieve
sector waar zowel structurele als tijdelijke tekorten zitten. In de eerste plaats kan dit tijdelijk
zijn, zelfs tripartiet gefinancierd. Zodat bij een aantrekkende arbeidsmarkt mensen de kans
te bieden weer naar hun oude baan terug te keren.
 Voor structurele plaatsing in een andere sector, als erkent wordt dat de kans op werk in de
eigen sector en/of vakgebied binnen afzienbare termijn niet meer te verwachten is, is vaak
een substatiele scholingsinspanning noodzakelijk. Hiervoor dienen voldoende faciliteiten
beschikbaar voor te zijn in tijd en directe scholingskosten.
 Maatwerk in het ondersteunen van sociale partner om deze transities mogelijk te maken is
essentieel. Het is daarom belangrijk dat signalen en wensen vanuit het veld zo spoedig
mogelijk worden doorgegeven zodat we snel kunnen handelen.
Wenselijke maatregelen:
1. beschikbare beleidsinformatie: het is essentieel voor een adequaat sectoraal
arbeidsmarktbeleid dat het Werkbedrijf tijdig en volledig de sectorale sociale partners van
relevante arbeidsmarktinformatie gaat voorzien.
2. Werkzekerheid: om van-werk-naar-werk mogelijk te maken zijn de volgende maatregelen
nodig, in oplopende mate van werkverandering:
a. afbouw overwerk: groepen in de organisatie tijdelijk collectief minder (overwerk)uren
laten werken en verlofstuwmeren laten opmaken is een optie om buiten de overheid om
werkgelegenheid te behouden. In sommige sectoren is overwerk zeer gebruikelijk vanwege
tekorten op de arbeidsmarkt.
b. deeltijdontslag praktisch mogelijk maken: de deeltijd-WW is juridisch al mogelijk.
Deeltijd-ontslag dient via de CWI/UWV-route ook mogelijk te worden gemaakt, zodat
aanvulling vanuit deeltijd-WW mogelijk wordt. Van werkgevers verwachten wij een
terugkeerbelofte naar het oude urenniveau. De overheid zal voor de deeltijd-WW de
2 De WTV is bedoeld omdat de financiële crisis een teruggang in de reële economie veroorzaakte, en deed dat met
zo’n ongekende en onverwachte snelheid dat bedrijven soms van de ene op de andere dag werden geconfronteerd
met een acute vraaguitval (1e fase van de kredietcrisis). Om te voorkomen dat zulke bedrijven onder druk van de
snelle veranderingen overhaast beslissingen zouden moeten nemen over vermindering van de arbeidscapaciteit. Nu
we de 2e fase zijn ingegaan van een langere conjuncturele neergang, is het bijzondere karakter van de huidige
regeling niet meer aanwezig
3
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
sollicitatieplicht kunnen uitstellen als er (functiegerichte) bijscholing plaatsvindt. Het moet
bovendien helder zijn dat een beroep op de deeltijd-WW ook leidt tot het slechts met een
deeltijdfactor afbouwen van opgebouwde WW-rechten.
c. sociaal plannen richten zich op van-werk-naar-werk: het CNV zet zich bij dreigend
(collectief) ontslag in op sociale plannen waarin van-werk-naar-werk wordt geregeld. Voor
het CNV is het geen automatisme om de nieuwe kantonrechtersformule als uitgangspunt te
gebruiken. Werkgevers zullen nog sterker dan voorheen moeten bewijzen dat ze zich
maximaal inzetten voor het begeleiden van-werk-naar-werk.
d. banenpools via beperkte WW-uitvoering sociale partners: sectoren die verwachten dat
binnen de eigen sector nog voldoende werkgelegenheid is in de komende tijd dienen
arbeidspools op te richten. Ontslagen medewerkers komen in zo'n situatie voor zes maanden
in dienst hiervan met behoud van WW-uitkering, tenzij er (tijdelijk) werk wordt gevonden.
Dit concept kan gekoppeld worden aan de CNV-wens om de uitvoering van de WW over te
laten aan sociale partners. In het kader van een sociaal plan geeft de overheid de reintegratie van werknemers in de WW (die zijn ontslagen dus) gedurende een bepaalde tijd
uit handen aan de sectorale sociale partners.
e. mobiliteitscentra voor met name intersectorale arbeidsmobiliteit: deze dienen zo spoedig
mogelijk operationeel te zijn. Van O&O-fondsen wordt verwacht dat ze zich in redelijkheid
ook richten op intersectorale mobiliteit. Goedkope en beschikbare EVC-procedures
(bijvoorbeeld om de hoeveelheid reeds aanwezige competenties te schatten om in de zorg te
gaan werken) zijn noodzakelijk. Van vragende werkgevers kan een plaatsingsverplichting of
instroombanen tijdens de scholing worden verlangd teneinde zeker te zijn van het nut van
een scholingsinvestering.
O&O-middelen aanvullen met regionale reintegratiemiddelen: Indien deze fondsen uitgeput
raken dient de overheid vanuit de diverse reintegratiebudgetten de sectoren financieel te
steunen bij scholing indien dit gebeurt in het kader van-werk-naar-werk. Overleg met de
VNG is noodzakelijk om te bezien of reintegratiebudgetten van gemeenten in een bepaalde
regio, sectoraal ingezet kunnen worden. Gemeenten hebben immers grote
reintegratiereserves en hebben belang bij het voorkomen van instroom in de Bijstand na
afloop van een WW-uitkering. Met name voor zwakke groepen hebben gemeenten een
belangrijke verantwoordelijk en krijgen ze zo de kans om preventief op te treden.
ZZP-schap ondersteunen: de overheid dient de volgende belemmeringen weg te nemen:
a. pensioenopbouw: bedrijfstakpensioenfondsen onbeperkt in de tijd en fiscaal gefaciliteerde
pensioenopbouw van ZZP’ers laten verzorgen indien ze besluiten tot deze dienstverlening
b. arbeidsongeschiktheid: invoering van een nieuwe publieke
arbeidsongeschiktheidsverzekering
invoering nieuwe wet Wajong, WSW (voor het inkomensdeel) uitstellen: deze
wetsvoorstellen gaan uit van een krappe arbeidsmarkt, waarvan momenteel geen sprake is.
Invoering zou nu leiden tot lagere uitkeringen zonder perspectief op werk.
Overheidsaanbesteding en zwakke groepen: aanvullen met eisen ten aanzien van kansen
voor zwakkere groepen op de arbeidsmarkt: arbeidsongeschikten, allochtonen en werklozen.
Meer hersteltijd voor pensioenfondsen: fondsen die een dekkingsgraad hebben onder de 105
procent krijgen vijf jaar de tijd van de overheid, indien drie jaar niet mogelijk is. Dit heeft
als voordeel dat de koopkracht op peil wordt gehouden en werkgeverslasten niet onnodig
stijgen. De CNVjongeren zullen overigens een motie indienen tijdens het AB van 9 februari
a.s. waarin wordt voorgesteld om de AOW-leeftijd geleidelijk te verhogen naar 67 jaar.
Topinkomens: topinkomens worden gekoppeld aan de mate
waarin de verantwoordelijken er in slagen om medewerkers van "werk naar
werk" te begeleiden.
Verantwoorde loonontwikkeling: ook in deze tweede fase staat het CNV voor een
verantwoorde loonkostenontwikkeling teneinde de werkgelegenheid in de betreffende sector
vast te houden en de 'koppeling' in stand te houden. Van de overheid worden verwacht
4
hieraan mee te werken door de lastendruk niet te verhogen, ook lokaal.
b. Investeringen
11.
principes om verantwoord te investeren: het CNV is voor slim investeren in duurzaamheid,
innovatie en werkgelegenheid. Dat wil zeggen tijdig, tijdelijk, gericht en op basis van geenspijt-achteraf (zie CPB en IMF studie van 21 januari en 29 december jl). In geval van
overcapaciteit kunnen versnelde investeringen in energiebesparing in woningen en kantoren
kansen bieden voor een impuls aan de werkgelegenheid en de kabinetsdoelen op het gebied
van energiebesparing en klimaat. Investeringen buiten deze criteria om waren alleen in de
financiele sector verdedigbaar omdat het een essentiele infrastructuur is voor de economie.
Naar aanleiding van de kredietcrisis spreekt men wereldwijd over een 'Green New Deal'.
Veel stimuleringsmaatregelen voor investeringen in energie en klimaat hebben volgens het
CPB pas over enkele jaren effect en helpen dus niet om de huidige recessie te verminderen.
Ze zouden pas in de 3e fase van de kredietcrisis relevant worden. Denk bijvoorbeeld aan
uitgebreide windmolenparken op zee en uitrol van glasvezelnetten in het hele land.
12.
Overheidsschuld zonder volgende generaties te belasten3: het CNV is er voor om het
financieringstekort op te laten lopen binnen de grenzen van het Groei- en stabiliteitspact tot
de grens van 3 procent en de signaalwaarde van 2 procent in het regeerakkoord dus los te
laten. Zo kunnen de automatische stabilisatoren zo lang mogelijk hun werk kunnen doen.
Verdere uitgaven moeten voldoen aan de volgende criteria:

aantoonbaar het karakter van een investering die in de tijd naar voren wordt gehaald:
zodat het overheidstekort weliswaar oploopt maar de staatsschuld niet (uitgezonderd van de
rentelasten). Waar mogelijk wordt de besluitvorming rondom de Voorjaarsnota vervroegd
van eind mei naar april.

geen lastenverlichtingen maar tijdelijke premies/subsidies. Deze zijn namelijk
gericht, het jaagt wenselijk gedrag van mensen aan en is financieel beheersbaar.

publiek aandeelhouderschap bevorderen: het financieren van extra publieke
investeringsprojecten dient waar mogelijk te gebeuren met door de overheid uit te geven
obligaties of aandelen, bijvoorkeur met een voordelig rendement. Met name
pensioenfondsen kunnen hiervan profiteren en het belasten het overheidssaldo niet.

vermogensoverschotten provincies, gemeenten en woningcorporaties inzetten: ook
Europese fondsen dienen zoveel mogelijk te worden opengesteld, waarvoor de Nederlandse
overheid zich dient in te spannen.

Europese afspraken over protectionisme: het beperken van protectionistische
maatregelen en het subsidiëren van de eigen industrie ten koste van andere EU-lidstaten is
noodzakelijk.
13.
bottom up benadering van noodzakelijke investeringen: Het zo spoedig mogelijk
overeenkomen van belangrijke innovatieve clusters is belangrijk om gerichte publieke
investeringen uit te lokken. Daarna zou door middel van bijvoorbeeld een tenderprocedure
op korte termijn een aantal projectaanvragen kunnen worden gefinancierd. Op deze manier
3 Het kabinet heeft topambtenaren opdracht gegeven crisisscenario’s uit te werken. Rond 1 maart a.s. komen de
Centraal Economische Commissie (CEC) en een ambtelijke werkgroep met aanbevelingen. De crisisscenario’s
moeten de overheidsfinanciën op de lange termijn gezond houden. Half februari publiceert het Centraal Planbureau
macro-economische ramingen. De politieke besluitvorming vindt in de weken daarna plaats, als het kabinet de
Voorjaarsnota bespreekt. Zie voor een indicatie van effecten en mogelijkheden:
http://www.cpb.nl/nl/pub/cpbreeksen/notitie/19jun2006/notitie.pdf De focus van de aanbevelingen zullen zijn om de
houdbaarheid van de openbare financien op de langere termijn te verbeteren.
5
krijgen alle kansrijke sectoren een kans om met steun van publieke middelen een impuls te
geven aan de concurrentiepositie op langere termijn. Het is belangrijk om dit zo spoedig
mogelijk te organiseren vanwege het belang van tijdigheid. Het CNV stelt voor om 1 juli
2009 als deadline aan te houden.
14
PM: veelbelovende projecten. (voorstel bonden). Voorbeeld in positieve zin buiten de
bouwsfeer om: in iedere plaats met meer dan 5000 inwoners wordt er een
bankverzamelloket opgericht waarin alle banken service verlenen teneinde leefbaarheid
buiten de Randstad te vergroten.
5.
Afsluiting: haast met langere termijn
In politiek Den Haag zijn de voorbereidingen voor de Voorjaarsnota in volle gang. Omvangrijke
bezuinigingen lijken politiek en financieel onontkoombaar. Op de sociale zekerheid (WW-duur en
AOW-leeftijd), zorg, kinderbijslag, hypotheekrenteaftrek, overdraagbaarheid algemene
heffingskorting en/of wellicht de 'koppeling' zal naar alle waarschijnlijk moeten worden bezuinigd.
Balkenende IV heeft namelijk afgesproken om eenderde van het vergrijzingsprobleem in deze
regeerperiode op te vangen. Voor deze ambitie zijn wij overigens medeverantwoordelijk. In ons
SER-advies over de middellange termijn onder leiding van informateur Wijfels is deze ambitie
namelijk vastgelegd. Maar die vergrijzingsambitie wordt onhaalbaar door de huidige financiële
tegenvallers (los van injecties in het financiele systeem) en het financieel afwentelen op volgende
generaties dreigt.
Tegenover bezuinigingen moet vanuit maatschappelijke belang en het belang van een heldere CNVpositionering een helder perspectief worden geplaatst. Een perspectief dat generaties verbindt. Het
vaststellen van deze notitie is daarom slechts het begin van het op hoog tempo vaststellen van een
CNV-koers ten aanzien van de kredietcrisis. In het AB van maart zal in ieder geval ook een langere
termijnvisie moeten worden vastgesteld, teneinde een rol te kunnen spelen richting overheid en
samenleving voor onze leden. De voorbereidingen om de langere termijn doelstellingen uit te
werken zullen daarom zo spoedig mogelijk worden gestart.
6
Download