Bestaat uit Virus DNA of RNA, eiwitmantel, soms een membraanachtige envelop Bacterie Eén cel, zonder kern maar met organellen en een celmembraan Veel soorten hebben een (dikke) celwand Grootte 20-300 nanometer 1-5 micrometer (=1000-5000 nanometer) Vermenigvuldiging In gastheercel, vermenigvuldiging van één virus in vele nieuwe virussen Zelfstandig, elke bacteriecel deelt zich in twee nieuwe cellen Overleving Kan alleen overleven in cellen Kan in leven blijven en zich vermenigvuldigen op de juiste voedingsstof Veel soorten kunnen sporen vormen en lang overleven buiten die voedingsstof tot ze weer in de juiste omstandigheden zijn Klassen 7 klassen op basis van erfelijk materiaal 7 groepen op basis van vorm (nog vele andere indelingen zijn mogelijk) Te bestrijden met Sommige virussen zijn te onderdrukken of te bestrijden met specifieke virusremmers Antibiotica, diverse klassen