GGO ontsnapt?! Practicum opdracht Bezoek FNWI afdeling : Celbiologie van de Plant, Biologie Wat is een GGO? Alle eigenschappen van een plant, zoals de grootte, de vorm van het blad, en de enzymen die nodig zijn voor de fotosynthese, liggen opgeslagen in het DNA. Het stukje DNA dat codeert voor één van deze eigenschappen, noemen we een gen. Een plant bezit al snel zo’n 30 000 verschillende genen. En het is van groot belang voor de landbouw om te weten voor welke eigenschappen deze 30 000 genen coderen. Figuur 1Genetische modificatie. Zo kunnen we met deze kennis bijvoorbeeld, tomatenplanten groeien die grotere tomaten produceren, of maïs kweken die beter bestand is tegen droogte. Een manier om de functie van een gen te achterhalen, is door deze uit te schakelen. Door te kijken wat er vervolgens in de plant verandert, krijg je een idee wat de mogelijke functie van het gen zou kunnen zijn. Met de uitschakeling van een gen, wordt dus het genoom van de plant veranderd. Deze plant is dus een genetisch gemodificeerd organisme (GGO). In de kassen van de universiteit 1 mogen we genetisch gemodificeerde planten alleen opkweken als we voldoen aan strenge regels, want een GGO mag natuurlijk niet uit de kassen ontsnappen. Hoe kan een GGO ontsnappen? De voortplanting van zaadplanten is afhankelijk van wind en insecten, die ervoor zorgen dat het stuifmeel vanuit de helmknop (het mannelijk voortplantingsorgaan) wordt verspreid. Wanneer een stuifmeelkorrel op de stempel van een bloem van dezelfde soort terecht komt, vormt Figuur 2- Schematische bouw van een bloem. de stuifmeelkorrel een buis door de stijl tot aan een van de zaadknoppen in het vruchtbeginsel (het vrouwelijk voortplantingsorgaan). In de zaadknop versmelt een kern van de stuifmeelbuis met die van de eicel, die zich vervolgens gaat ontwikkelen tot een kiemplantje. Tegelijkertijd ontwikkelt het vruchtbeginsel zich tot een vrucht. Wanneer genetisch gemodificeerde planten op het land worden verbouwd, bestaat de kans dat de stuifmeelkorrels van deze planten via de wind of met behulp van insecten, op de stempel terecht komen van niet-gemodificeerde soortgenoten. Het risico van verspreiding in de natuur of naar nietgemodificeerde landbouwgewassen in de buurt is dan ook een van de grootste bezwaren tegen het opkweken en op grote schaal verbouwen van genetisch gemodificeerde planten. Dankzij hun stuifmeelkorrels kunnen genetisch gemodificeerde planten dus makkelijk aan de controle van de mens ontsnappen. Om het risico van verspreiding in te kunnen schatten, moeten we genetisch gemodificeerde planten makkelijk kunnen herkennen. 2 Hoe kunnen we GGO’s herkenbaar maken? Dat kan met behulp van een marker die is ingebouwd in het DNA van de GGO’s. Een marker, in het Engels vaak “selectable marker” genoemd, maakt het mogelijk om genetisch gemodificeerde planten te selecteren uit een groep wel en niet gemodificeerde planten. Deze marker is meestal een antibioticumresistentie, zoals de resistentie tegen het antibioticum kanamycine. Door planten op te kweken op een medium waar kanamycine in zit, overleven alleen die planten die resistent zijn, en die dus succesvol zijn gemodificeerd. Om de aanwezigheid van de GGO-marker aan te tonen, moeten we eerst het DNA uit de plant isoleren. Vervolgens wordt de GGO-marker vanuit het geïsoleerde DNA worden vermeerderd zodat we deze zichtbaar kunnen maken op een gel. 3 Het practicum bestaat uit vier onderdelen: 1- Jullie gaan m.b.v. een biochemisch experiment bij 4 planten uitzoeken welke daarvan genetisch gemodificeerd zijn. 2- Jullie krijgen d.m.v. Cryo-FESEM microscopie stempels en stuifmeelkorrels te zien. 3- Jullie krijgen d.m.v. fluorescentie microscopie te zien hoe stuifmeelkorrels een buis vormen van de stempel tot aan de zaadknoppen. 4- Tot slot moeten jullie nog een aantal opdrachten maken over de GGO’s Opdracht 1 en 4 wordt in groepjes van twee uitgevoerd. Opdracht 2 en 3 zijn demonstraties. In totaal duurt het practicum: 3,5 - 4 uur 4 1- Wel/geen GGO: uitzoeken welke van de 4 planten genetisch gemodificeerd zijn. Om de aanwezigheid van de GGO-marker, die in het genoom van de GGO is ingebouwd, aan te tonen, moet eerst het DNA uit de plant worden geïsoleerd. Het DNA is een groot molecuul, dat is opgebouwd uit twee ketens die een dubbele spiraal vormen, een soort wenteltrap (fig. 3). De basen A, T, G en C vormen de treden van deze trap, en de volgorde van deze basen bepaalt de erfelijke informatie die in het DNAmolecuul is vastgelegd. De twee ketens van het DNA-molecuul zijn met elkaar verbonden door basenparen. Tegenover de T in de ene keten zit altijd een A in de andere keten; Figuur 3- Opbouw van DNA. evenzo vormen C en G een basenpaar. Het DNA gaan we isoleren m.b.v. de “Edwards”- methode, een snelle methode om een grote hoeveelheid DNA uit blad te isoleren. Vervolgens moet de GGOmarker vanuit het geïsoleerde DNA worden vermeerderd zodat we deze zichtbaar kunnen maken op een gel. De marker wordt vele malen gekopieerd m.b.v. de polymerase kettingsreactie, afgekort PCR (Polymerase Chain Reaction). De reactie bestaat uit de volgende componenten: het geïsoleerde DNA, Taq DNA polymerase, losse basen (A, T, G of C) en primers Figuur 4- Taq DNA polymerase plakt de basen aan elkaar zodat ze op de bestaande streng DNA passen. 5 De PCR maakt gebruik van het enzym Taq DNA polymerase, die losse basen aan elkaar plakt. De twee strengen van het geïsoleerde DNA worden uit elkaar gehaald door de temperatuur te verhogen, waardoor twee enkele strengen DNA overblijven. De Taq gebruikt deze enkele strengen als matrijs, of mal, voor het maken van een nieuwe streng DNA. De Taq beweegt over de enkele DNA streng en leest deze af. Bij iedere “T” die de Taq tegenkomt, plakt deze een “A” vast, en bij ieder “C” een “G”, enzovoorts. Zo ontstaat opnieuw een dubbele streng DNA (fig. 4). Om het DNA dubbelstrengs te maken, heeft de Taq al een klein stukje dubbelstrengs DNA nodig als startpositie. Daarvoor dienen de primers. Dit zijn kleine stukjes DNA, die zo gemaakt zijn dat zij overeenkomen met de basenvolgorde van de GGO-marker. Omdat zij alleen op de GGO-marker passen, is de GGO-marker het enige stuk DNA dat uit het gehele genoom van de plant wordt vermeerderd. Wanneer een plant dus niet genetisch gemodificeerd is, zal er geen DNA worden vermeerderd. De PCR reactie bestaat uit drie fasen (fig. 5): - Denaturatie: door de temperatuur tot 94 ۫C te verhogen splitsen de twee DNA ketens uit elkaar. - Hybridisatie: bij een lagere temperatuur, 55 ۫C, binden de primers op het geïsoleerde DNA, maar alleen op de basen van de GGO-marker. - Extensie: de temperatuur wordt verhoogd tot 72 ۫C. Bij deze temperatuur begint de Taq vanuit de primers, een kopie te maken van de GGO-marker uit Figuur 5- Polymerase kettingreactie het 6 geïsoleerde DNA. De Taq plakt de losse nucleotiden (dNTPs) aan elkaar en gebruikt daarbij dus één van de ketens als voorbeeld om te zien in welke volgorde de basen aan elkaar geplakt moeten worden. De kopieën kunnen op hun beurt ook weer worden gekopieerd, dus na iedere stap is er dus twee maal zoveel van het gewenste DNA als ervoor. Door deze stappen een aantal malen te herhalen, bijvoorbeeld 35 of 40 keer (cycli), krijgt men een enorme hoeveelheid DNA. http://www.bioplek.org/animaties/moleculaire_genetica/PCR.html Grote hoeveelheden DNA kunnen we op een gel zichtbaar maken m.b.v. gel elektroforese. Gel elektroforese is een scheidingstechniek die moleculen onder invloed van een elektrisch veld laat bewegen in een gel. Negatief geladen moleculen bewegen naar beneden waar de positieve pool zich bevindt. DNA moleculen hebben een negatieve lading. Hoe groter de moleculen, hoe trager ze door de gel kunnen bewegen; hoe kleiner de moleculen, hoe sneller ze zullen bewegen. Gel elektroforese kan dus ook worden gebruikt voor het scheiden en analyseren van DNA-fragmenten, die ontstaan na een PCR reactie. In deze PCR reactie, geven alleen planten die genetisch gemodificeerd zijn een PCR-product (fig. 6A). A B Figuur 6- Gel met daarop genetisch gemodificeerde planten (2, 4 en 5) en niet gemodificeerde planten (1, 3 en 6). De grootte van de GGO marker (700 bp) is vast te stellen m.b.v. de DNA ladder, links op de gel (A). In de schematische weergave van de DNA ladder (B) is te zien hoe groot alle fragmenten zijn. 7 Maar we moeten wel zeker weten dat de Taq het juiste DNA heeft gekopieerd, dat controleren we door de grootte van het PCR-product vast te stellen. Daarom brengen we niet alleen de PCR-reactie op gel, maar ook een DNA-ladder. Deze DNA-ladder is een mengsel van DNA-fragmenten met bekende grootte. Door de hoogte van het PCR-product te vergelijken met de fragmenten van de DNAladder, kunnen we vaststellen hoe groot het PCR-product is, en controleren of dat overeenkomt met de grootte van de GGO-marker (fig. 6B). 8 Voorschrift DNA-Isolatie Edwards-methode (K. Edwards et al., 1991, Nucleid Acids Research) 1- Pak een klein stukje blad door deze “uit te ponsen”. Dit doe je door een stukje blad tussen het epje (dit is plastic reactievaatje) en de dop te houden en de dop dicht te drukken. 2- Vermaal het stukje blad tot prut met behulp van een pesteltje (dit is een plastic staafje waarmee blad wordt fijn gestampt). 3- Voeg met de pipet 0,4 ml extractiebuffer toe. Deze buffer zorgt ervoor dat de celwanden/membranen kapot gaan het dat het DNA vrijkomt. Het DNA lost vervolgens op in de extractiebuffer. 4- 10 seconden goed schudden. 5- Centrifugeer 1 minuut bij 13 000 rpm . Door het centrifugeren komen de celresten op de bodem te liggen. Het DNA blijft opgelost in de extractiebuffer en zit dus in de bovenste laag. 6- Zuig met een pipet 0,3 ml van de extractiebuffer (bovenste laag) voorzichtig op en pipetteer de vloeistof in een nieuw epje. Let op dat je de celresten op de bodem laat liggen (afval). 7- Voeg met de pipet 0,3 ml isopropanol toe aan de extractiebuffer en meng voorzichtig door het epje een paar keer om te keren (niet schudden!). DNA lost niet op in isopropanol en zal dus gaan neerslaan). 8- Laat het epje 2 minuten staan. 9- Centrifugeer 5 minuten bij 13 000 rpm. Het neergeslagen DNA komt nu op de bodem te liggen. 10- Zuig met de pipet de vloeisof af (afval). Let erop dat het neergeslagen DNA op de bodem van het epje blijft liggen. 11- Centrifugeer 1 minuut bij 13 000 rpm en zuig het laatste restje vloeistof af (afval). 12- Laat het epje 5 minuten staan met de deksel open zodat de laatste resten isopropanol verdampen. 13- Voeg 0,2 ml water aan het DNA toe en pipetteer een paar keer op en neer om het DNA goed op te lossen. 9 Voorschrift PCR van de GGO marker 1- Pipetteer 5 μl DNA-oplossing in een PCR-buisje. 2- Maak een mix voor de PCR-reactie klaar in een epje: 3- Water 11 μl 10x PCR buffer 2,5 μl 25 mM MgCl2 2,5 μl 10mM dNTPs 1 μl Forward primer 1 μl Reverse primer 1 μl Taq polymerase 1 μl Totaal 20 μl Pipetteer de mix bij de 5 μl DNA-oplossing en pipetteer een paar keer op en neer om te mengen. 4- Verzamel alle PCR-buisjes op ijs zodat alle buisjes tegelijk in het PCR-apparaat kunnen. 5- 6- PCR-programma: 94 ۫C 2 min. 94 ۫C 20 sec. 55 ۫C 20 sec. 72 ۫C 30 sec. 15 ۫C ∞ 35x Meng 8 μl PCR-product met 2 μl Loading buffer. Deze buffer verzwaart het DNA, daardoor is het PCR-product makkelijker in de gel te pipetteren. 6- Pipetteer de 10 μl in de gel. 7- Pipetteer 3 μl DNA-ladder in de gel 8- Laat de gel ongeveer 10 min. lopen. 9- De practicumassistent gaat nu een foto van de gel maken. 10- Bij welke planten heb je een PCR-product en bij welke niet? (planten met PCRproduct zijn GGO’s, planten die geen PCR-product hebben opgeleverd zijn niet gemodificeerd) 11- Klopt de grootte van het PCR-product, met de grootte van de GGO-marker (700 basen)? 12- Dan weet je nu welke planten GGO’s zijn en welke niet! 10 2- Bekijken van de stempel en stuifmeelkorrels m.b.v. CryoFESEM microscopie. Stuifmeelkorrels kunnen door hun bouw gemakkelijk worden verspreid door wind, water of insecten. Ze dragen vaak uitsteeksels of luchtblazen, waardoor een bepaalde manier van verspreiding mogelijk gemaakt wordt. De vorm en structuur van de buitenste laag zijn dan ook kenmerkend voor iedere plantensoort. Tijdens het practicum gaan we stuifmeelkorrels van onder andere de lelie, zandraket en pinus bekijken m.b.v. de Cryo-FESEM (Field-Emission Scanning Electron Microscope). Met deze microscoop kan men kleine objecten tot zelfs 1 nanometer (een miljoenste millimeter) zichtbaar maken. Deze microscoop werkt niet met licht maar met elektronen. De elektronen worden in een “bron” vrijgemaakt (Emissie) en versneld onder invloed van een elektrisch spanningsveld (Field). Deze bundel elektronen tast vervolgens het object af (Scannen) en door interactie met de atomen aan het oppervlakte van het object worden secundaire elektronen vrijgemaakt. De hoek en snelheid waarmee de secundaire electronen vrijkomen zijn kenmerkend voor de oppervlakte structuur van het object. Vervolgens worden de secundaire electronen door een detector opgevangen en tot een electronisch signaal omgezet. Dit signaal wordt versterkt en verwerkt tot een video scanbeeld dat op een monitor te zien is (www.science.ru.nl/FNWI/GI/). 11 3- Bekijken van stuifmeelkorrels, die een buis vormen van de stempel tot aan de zaadknoppen m.b.v. fluorescentie microscopie. Een stuifmeelkorrel bestaat in principe uit twee cellen: een kleine mannelijke voortplantingcel (generatieve cel) omgeven door een grote cel (“Tube cell”). Eenmaal op Tube cell Generative cell de stempel geland, vormt de tube cell een lange buis, die vanaf de stempel doorgroeit door de stijl tot aan de zaadknop in het vruchtbeginsel, om de Figuur 7- Stuifmeelkorrel. mannelijke voortplantingscel naar de eicel te brengen. Deze cel wordt dus enorm groot en langgerekt. Om niet teveel energie te verliezen bewegen de celkern, het cytoplasma en de mannelijke voortplantingscel mee naar beneden met de top van de buis en wordt op regelmatige afstand van de top een soort plug ingebouwd van callose. Zo wordt het actieve deel van de cel zo klein mogelijk gehouden. Door een stijl te kleuren met de vloeistof aniline blauw, kan de callose zichtbaar worden gemaakt onder invloed van fluorescentie. De microscoop die we daarvoor gebruiken, maakt het mogelijk objecten in de ordegrootte van 1 micrometer (een duizendste millimeter) tot 5 mm te bestuderen. 12 4- Opdrachten DNA-isolatie 1- De extractiebuffer bestaat bevat o.a. zeep, welke celonderdelen gaan kapot door de zeep? 2- De extractiebuffer bevat ook veel zouten, deze veranderen de structuur van eiwitten. Wat doet zout met de chromosomen? PCR 1- De vermeerdering van het DNA volgt een wiskundig verband, welk verband is dat? 2- Hoeveel strengen DNA hebben we van het resistentie-gen na een PCR reactie van 40 cycli? Algemeen 1- Welke maatregelen kun je bedenken om te voorkomen dat GGO’s uit de kassen ontsnappen? 2- Hoe ver stuifmeelkorrels zich versplaatsen is afhankelijk van de soort. Kun je een experiment bedenken waarmee we het risico van stuifmeelverspreiding kunnen testen? 13