De Catechisant - Ds. W. Pieters

advertisement
De Catechisant
“Die Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden”
Berijmer van de Psalmen op veertig wijzen
Mei 2013 – 22e jaargang – nr. 5
De Psalmen en jij
Niet alleen zijn er heel wat verschillende berijmingen, maar er zijn ook
heel wat verschillende vertalingen. Voordat de Statenvertaling ontstond,
waren er wel Nederlandse vertalingen, maar die waren niet zo goed als de
vertaling die wij nu al vanaf 1637 hebben. Ook nadat de Statenvertaling
tot stand was gekomen, zijn er vertalingen verschenen, onder andere in
1951 en in 2004. Iets over het verschil in vertalingen laat ik je nu lezen uit
een citaat van Calvijn op Psalm 59 vers 11: “De God van mijn
goedertierenheid zal mij voorkomen.” (HSV: “Mijn goedertieren God zal
mij te hulp komen”) Calvijn schrijft:
Er is hier in het Hebreeuws een letter die de derde persoon aanduidt (zijn
goedertierenheid), maar er is een klankteken dat de eerste persoon aangeeft
(mijn goedertierenheid). Het is waar, dat de Griekse vertaler het in de derde
persoon genomen heeft, en ook Augustinus heeft dit getuigenis dikwijls
aangevoerd tegen de Pelagianen om te bewijzen, dat Gods genade alle
menselijke verdienste buitensluit. Hierin spreekt hij voorzeker heilige taal,
maar toch is hij wel wat te spitsvondig, zoals hij ook dikwijls het vorige
vers aanhaalt om alle kracht neer te werpen die de mensen aan de vrije wil
toekennen. “Ik zal wachten”, zegt hij, “op U, mijn Sterkte.” Dat wil zeggen,
dat de mensen zich in alle nederigheid en bescheidenheid hebben te buigen
voor God, omdat zij geen kracht hebben, dan die God hun geeft. Ik erken,
dat deze verklaring goed schijnt te zijn, wanneer men zegt dat diegenen hun
kracht van God verwachten, die alleen van Zijn kracht afhankelijk zijn.
Ik erken ook, dat dit een heilige en nuttige leerstelling is, maar wij moeten
er ons zorgvuldig voor wachten, de Schrift van haar natuurlijke betekenis te
doen afwijken. Het Hebreeuwse werkwoord betekent hier zeker niets anders
dan vroegtijdig komen. En David verstaat hier niets anders dan dat de hulp
van God klaar staat om hem tijdig staande te houden.
De korte inhoud van de zin is dus: hoewel God uitstelt Zijn hulp te
verlenen, zal Hij ons echter bijstaan in de nood.
Voor adreswijzigingen en (gratis) abonnementen, ook
in Engelse vertaling:
ISO-PRINT, Antwoordnummer 21, 3350 VG Hardinxveld-Giessendam; fax
0183 678402; e-mail: [email protected]
Bank:
Rabobank Garderen, rek.nr. 32.14.43.128, t.n.v. De Catechisant
Kopij-adres: Dorpsstraat 17, 3886 AR Garderen; e-mail:
[email protected]
Website:
www.dswpieters.nl
2
Psalm 56 en jij
Net als in Psalm 16 lezen we in het opschrift van deze Psalm ‘een gouden
kleinood’. Ook de volgende vier Psalmen (57-60) hebben dit opschrift.
Een ‘kleinood’ is een sieraad. Elke Psalm mag dat opschrift wel dragen.
Waarom dan juist deze zes Psalmen zo heten, weten we niet. Maar het is
vast niet verkeerd om als lezer ons af te vragen wát we in Psalm 56 als een
juweeltje kunnen beschouwen.
Ik denk hierbij aan vers 5: “In God zal ik Zijn woord prijzen. Ik
vertrouw op God, ik zal niet vrezen. Wat zou vlees mij doen?”
Ondertussen heeft de dichter opnieuw genoeg te stellen met vijanden die
zijn woorden verdraaien en die hem het licht in de ogen niet gunnen. Maar
hoe het ook gaat, hij richt zich in gebed op God en verwacht van Hem hulp.
3
Vooral het laatste deel van deze Psalm is in berijming bekend:
- Gij weet, o God, hoe ‘k zwerven moet op aard.
- Ik roem in God; ik prijs ‘t onfeilbaar woord.
- Gij hebt mijn ziel beveiligd voor de dood.
Dat prijzen van Gods woord…, wat zou David daar nu precies mee
bedoelen? De kanttekening luidt (en ik citeer het een keer zoals het in 1637
werd geschreven):
Sijne waerachtige ende vaste beloften, die mijn geloof ondersteunen, en my in al
mijn lijden vertroosten: ofse schoon niet datelick en worden vervult, so weet ick
dan noch soo sekerlick datse niet sullen achter blijven, dat ick my oock daer over
verheuge ende roeme in den Heere, aldus sterckt sich David in sijne noot.
Het komt er op aan dat we de Heere in álle omstandigheden vertrouwen,
ook en juist wanneer het heel moeilijk wordt, zoals vers 10: “Dit weet ik, dat
God met mij is.” Kun je zeker weten dat God met je is? En zo ja, hoe dan?
Het antwoord luidt: wandel jij met God, dan wandelt Hij met jou!
Ten slotte een vers in de berijming van ds. C.J. Meeuse:
U hebt mijn zwerven overal geteld,
Een kernvers is:
Mijn tranen in Uw fles voor U gesteld.
In God zal ik het woord prijzen.
En worden al mijn zuchten niet vermeld
In de HEERE
In Uw geheime boeken?
zal ik het woord prijzen.
Als ik zal roepen en naar U zal zoeken,
Ik vertrouw op God,
Dan vlucht mijn vijand weg in verre hoeken.
ik zal niet vrezen.
Dit weet is vast: God zal mijn ziel bezoeken,
Wat zou de mens mij doen?
Hij blijft mij steeds getrouw.
Psalm 57 en jij
Wat zegt God in deze Psalm over Zichzelf?
1. Bij Hem is genade.
2. Hij beschermt net als een moedervogel haar jongen.
3. Hij maakt Zijn werk af.
4. Hij verlost.
5. Hij bewijst goedertierenheid en trouw.
6. Zijn glorie wordt wereldwijd zichtbaar.
Er staat nog heel wat meer in deze Psalm, onder andere over de
buitengewoon moeilijke omstandigheden waarin David zich bevindt. Dat
laat ik nu even liggen. Je hebt genoeg om met deze zes punten bezig te
zijn…
Ik denk dat alle lezers van De Catechisant de zes genoemde punten uit Psalm
57 geloven / voor waar houden. We noemen dit ‘historisch geloof’. Met
zaligmakend geloof zet je bij deze waarheden steeds de woorden ‘voor mij’.
Je past dan de algemeen geldende waarheid persoonlijk op jezelf toe:
1. Bij U is genade voor mij.
2. U beschermt mij net als een moedervogel haar jongen.
3. U maakt Uw werk voor mij af.
4. U verlost mij.
5. U bewijst mij goedertierenheid en trouw.
6. Uw glorie wordt wereldwijd zichtbaar voor mij.
Dit moet je niet eventjes napraten, maar in vertrouwensvolle overgave aan
God Hem voorhouden, biddend om de Heilige Geest. Als je zó, in biddende
afhankelijkheid, heel de waarheid van God (over Hem, over ons, over alles)
op jezelf toepast, ontvang je er troost uit. Matthew Henry schrijft bij
Mattheüs 11 vers 14 (“als gij het wilt aannemen…”):
‘Evangeliewaarheden zijn zoals zij ontvangen worden: een reuk van
leven of dood. Christus is een Zaligmaker voor degenen die de
waarheid voor hen willen aannemen.’
En zo eindigt de dichter met een heel hooggestemde belijdenis – en dat,
terwijl hij voor zijn leven moest vluchten, voor Saul, in een spelonk…!!!
Genâ, o God, geef mij genâ en red!
Mijn ziel betrouwt op U in mijn gebed.
Mijn toevlucht is de schaduw van Uw vleug’len
Totdat U de verderver hebt belet
Een kernvers is:
Ik zal U loven
onder de volken,
o Heere!
4
Mij kwaad te doen. Uw macht zal hem beteug’len.
5
Psalm 58 en jij
We zijn aangeland bij een heel onbekende Psalm. Dat deze Psalm onbekend
is, komt vooral door de onbegrijpelijke of onaangename inhoud. Weer gaat
het over vijanden en weer lezen we over de straf die David hen toe bidt.
Ook lezen we dat Gods kinderen hun voeten zullen wassen of baden in het
bloed van de goddelozen.
Wat moet je met zo’n Psalm? Kun je als christen dit wel zingen? Moet ons
gebed niet zijn dat onze vijanden verzoening zoeken en vergeving
ontvangen? In plaats van je te verheugen in die gruwelijke omschrijving je
‘te baden in het bloed van Gods vijanden’? Jezus bad: “Vader, vergeef het
hun, want zij weten niet wat zij doen.” Stefanus bad – terwijl hij werd dood
gegooid – hetzelfde: “Heere, reken hun deze zonde niet toe.”
Omdat wij, als christenen, niet bloeddorstig zijn, ook niet mogen en niet
willen zijn, daarom zingen we deze Psalm niet graag. Daarom blijft de wijs
van Psalm 58 ons onbekend.
In deze Psalm staat een heel belangrijk vers (4), hieronder weergegeven als
kernvers. De dichter belijdt hierin dat adamskinderen vanaf hun geboorte al
van God zijn vervreemd. Paulus schrijft over de heidenen hetzelfde
(Efeziërs 4 vers 18):
“Verduisterd in het verstand, vervreemd van het leven Gods, door de
onwetendheid die in hen is, door de verharding van hun hart.”
Zo werd jij geboren. Daarom is wedergeboorte nodig: een wonderwerk van
de almachtige Heilige Geest. Hierdoor word je helemaal nieuw, precies het
tegenovergestelde van eerst:
- niet meer goddeloos, maar vroom
- niet meer vervreemd van God, maar vol kennis van God
- niet meer een leugenaar, maar oprecht en betrouwbaar
- niet meer dwalend, maar in het spoor van de Goede Herder.
Nu, terwijl jij dit leest of hoort lezen, ben jij één van tweeën:
- óf een goddeloze dwaler óf een wedergeboren christen
- óf slangenvergif in je praat (vers 5) óf rechtvaardig in je gedrag (vers 11).
De mensen zullen blij getuigen
Dat wie rechtvaardig is, ontvangt
De vrucht waarnaar hij heeft verlangd.
Maar God bestraft, wie ’t recht wil buigen.
Wij zijn gehoorzaamheid verplicht
Aan God, Die op de aarde richt.
Een kernvers is:
Goddelozen zijn vervreemd
van de baarmoeder aan.
Leugensprekers dwalen
van moeders buik aan.
6
Psalm 59 en jij
7
Feitelijk is deze Psalm een herhaling van de voorgaande. Daarom laat ik de
inhoud verder liggen en richt ik mij op drie belangrijke dingen die ‘zomaar’
tussen de andere opmerkingen door in deze Psalm zijn te vinden.
1. Hoe wordt God genoemd en wat betekent dat voor ons?
Hij wordt vier keer een Hoog Vertrek genoemd (vers 2, 10, 17 en 18).
Dit betekent voor ons (zoals de statenvertalers opmerken): in Gods
bescherming zijn wij veiliger dan in een goed versterkt kasteel – of
welke moderne beveiliging we ons ook maar indenken.
2. Wat is het doel van de straf, het oordeel, waar de dichter om bidt?
We vinden het in vers 14: “Laat hen weten, dat God Heerser is in
Jakob, ja, tot aan de einden der aarde.” Het doel van ál Gods daden,
zowel in het helpen van Zijn volk als in het straffen van Zijn
vijanden, is dat mensen God leren kennen, en wel als Koning
(Heerser). Niet alleen in de gemeente van Jezus Christus, maar ook
over alle volken, wereldwijd.
3. Wat belooft de dichter in het bangst gevaar?
God te prijzen (vers 17-18). Twee woorden gebruikt hij: (psalm)zingen en roemen. Dit is hemelleven en hemelwerk in de knop.
Wat betekent het woord roemen? Met lof over iemand spreken. Dit gaat
vanzelf wanneer je God leert kennen. Hij heeft zulke eigenschappen en Hij
doet zulke wonderdaden dat je alleen maar met lof en nooit met kritiek of
verachting over Hem kunt denken en spreken. Het meest duidelijk komt dat
tot uiting wanneer jij niet slechts gered bent uit levensgevaar, maar uit
zielsgevaar; niet slechts uit de macht van een menselijke vijand, maar uit de
macht van de duivel en de eindeloos durende ondraaglijke straf van de
verdoemenis. Dan ga je ‘automatisch’ God roemen, met lof over Hem
spreken, Zijn genade bij iedereen aanprijzen en van Zijn goedertierenheid of
genadige trouw hoog opgeven!
U bent mijn HEERE, God en Koning,
Mijn Hoog Vertrek, mijn Vaste Woning.
U zult altijd mijn Toevlucht zijn
In alle droefheid, angst en pijn.
Van U zal ik mijn psalmen zingen,
Mijn Sterkte, Bron van zegeningen,
Mijn Hoog Vertrek te allen tijd,
God van mijn goedertierenheid.
Een kernvers is:
Ik zal Uw sterkte zingen,
en des morgens
Uw goedertierenheid
vrolijk roemen,
omdat U voor mij
een Hoog Vertrek bent geweest,
en een Toevlucht.
Psalm 60 en jij
Een bloedige Psalm… Wanneer 12.000 vijandelijke soldaten sneuvelen, is
dat niet niets! Wat moet je dáár nu toch mee – op school, je werk, of thuis?
Het Oude Testament staat soms ‘ver van je bed’, vind je niet? En niet altijd
weten wij een bevredigend antwoord op vragen rondom geweld en
vergelding. En het Psalmboek kent (best vaak) deze elementen.
Ga je theologie studeren, of word je ambtsdrager, dan is het goed om eens
op zoek te gaan naar antwoorden op deze en andere moeilijke vragen. Maar
omdat dit een jeugdblad is, wil ik dit punt nu laten rusten met de
opmerking: de bedoeling van de veldtocht uit vers 2 is in ieder geval niet
dat jij bloeddorstig wordt of wraakzuchtig.
Het was een spannende tijd waarin David leefde: God schudde het land. Dat
betekent: de bevolking werd naar alle kanten heen en weer geslingerd.
Politieke onrust is erg. Burgeroorlog, zoals in de eerste jaren dat David
koning was, is heel angstig. Het heeft een hele tijd geduurd voordat de
Twaalf Stammen allemaal de door God gezalfde koning aanvaardden.
Zo is het in geestelijk opzicht ook: de Grote Zoon van David, Jezus Christus,
krijgt niet zonder veel tegenstand en niet zonder veel strijd de heerschappij
over Zijn volk. Maar Hij is wel machtig om uiteindelijk alle vijandschap bij
ons tegen Hem te overwinnen. En die dag, de dag van de hartelijke
onderwerping aan Hem is een heel blijde dag. Dan ervaar je wat we
halverwege Psalm 60 lezen: “dat Uw beminden bevrijd worden.”
Uiteindelijk is heel het werk van God in ons hart daarop gericht dat we
bevrijd worden, om Hem te kunnen dienen. Eeuwen later zingt de oude
priester Zacharias er ook van:
“… dat wij, verlost zijnde uit de hand van onze vijanden, Hem dienen
zonder vrees, in heiligheid en gerechtigheid voor Hem, al de dagen van
ons leven.”
Toegewenst: dat de Meerdere David je overwint en bevrijdt!
U hebt, o God, ons voor een tijd
Verstoten in gerechtigheid.
U hebt in toorn ons weggedaan.
Keer weer tot ons en zie ons aan.
U hebt het land geschud, gedeeld,
Uiteengescheurd, en niemand heelt
Wat U verwondt. Genees die plagen,
Want alles wankelt door Uw slagen.
Een kernvers is:
U hebt aan degenen
die U vrezen,
een banier gegeven,
om die op te richten,
vanwege de waarheid.
8
Psalm 61 en jij
Het persoonlijke nut dat jij, lezer in de 21ste eeuw, kunt halen uit Psalm 61 is:
- God vindt het goed dat jij, in nood, tot Hem roept.
- Hulp is bij Hem te vinden.
- Hij Zelf is jouw Uitkomst.
- Eindeloos is Zijn trouw.
- Hij deelt een rijke erfenis uit.
- Het leven is in Zijn hand.
- Zijn goedertierenheid en waarheid behoeden voor verderf.
- Hij rekent erop dat jij je beloften aan Hem nakomt.
9
Heel wat punten om vandaag mee bezig te zijn, vind je niet?
Doen:
- Roep tot Hem – want Hij hoort je.
- Smeek om Zijn hulp in álle omstandigheden – de hulp van een Hoge Rots.
Als nieuwtestamentische gelovige zie je hier Christus in.
- Wat een prachtige Naam geeft God Zich hier: Toevlucht / Schuilplaats.
Hoewel de omstandigheden waarin je Hem als Schuilplaats leert waarderen,
niet gemakkelijk of aangenaam zijn…
- We lezen voor de vierde keer in het Psalmboek over de vleugels van God.
Je begrijpt dat de dichter beeldspraak gebruikt. Hierbij kun je denken aan
een moedervogel (zie bladzij 4), maar het is ook mogelijk dat de dichter
denkt aan de vleugels van de twee cherubs op het verzoendeksel. Dan
bedoelt hij dat daar waar jaarlijks, op Grote Verzoendag, het offerbloed op
het verzoendeksel wordt gesprenkeld, zijn enige behoud ligt. Ook dat is in
Christus vervuld: het verzoendeksel is de genadetroon van Hebreeën 4 vers
16. Hier kun je, sinds Jezus Zijn werk volbracht, vrijmoedig naderen om van
de heilige God barmhartigheid te ontvangen en genade te vinden, zodat je
precies op tijd wordt geholpen.
- En om niet meer te noemen: betaal wat je Hem beloofde. Wat beloofde jij
aan de Heere? Ik heb Hem meer dan eens beloofd: “Heere, ik zal nooit weer
zondigen.” – Nog steeds lukte het mij niet deze belofte te volbrengen…
‘k Zal Uw Naam met Psalmen prijzen
Eeuwig rijzen
Moet Uw roem in het heelal.
‘k Zal geloften, zonder dralen,
U betalen,
Dag bij dag en overal.
Een kernvers is:
Ik zal Uw Naam psalmzingen
in eeuwigheid;
opdat ik mijn geloften betaal,
dag bij dag.
Psalm 62 en jij
In Psalm 62 gaat het onder andere over gemene lieden. Weet jij wat dat voor
soort mensen zijn? Niet onbetrouwbare mensen, maar gewone mensen. Het
Oudnederlandse woord ‘gemeen’ betekent niet ‘laag’, ‘verachtelijk’, maar
‘gewoon’, ‘alledaags’.
Wat schrijft David over deze mensen in vers 10? Dat je aan hen, net als aan
aanzienlijke en belangrijke mensen, niets hebt wanneer het er uiteindelijk in
je leven op aan komt. Ze zijn leugen, ijdelheid; ze zijn waardeloos. Nee, niet
als schepsel van God, maar als steun en hulp in de diepe dingen van je
zielenleven.
Stel, je ontving de boodschap dat je ongeneeslijk ziek bent. Iedereen leeft
met je mee: familie, vrienden, buren, klasgenoten; je mentor, de directeur
van je school of het bedrijf waar je werkt. Stel dat zelfs de burgemeester of
de kroonprins op bezoek komt… Helpt dat?
Dát wil David ons leren: niemand kan wezenlijk troosten, wanneer jij met
sterven, eeuwigheid, Gods rechterstoel wordt geconfronteerd; wanneer jij
voor God komt te staan.
Maar de dichter schrijft twee verzen verder, waar wél hulp en kracht, troost
en moed vandaan komen: “God heeft één ding gesproken, ik heb dit
tweemaal gehoord: dat de sterkte van God is.”
Dit nodigt jou uit om die sterkte – die je zo hard nodig hebt – bij Hem te
zoeken, en bij Hem alleen.
Nu schrijft David dat God het één keer zei en dat hij het twee keer hoorde.
Wat zou hij daar nu mee bedoelen? Misschien dat hij over het gehoorde
nadacht en dat hij zo het eenmaal gehoorde voor de tweede keer in zijn
gemoed nog een keer hoorde. Of dat de Heilige Geest het eenmaal
gesproken Woord van God hem een tweede keer liet horen, door hem
geloofsoren te geven. Zo past Hij Gods woorden toe aan je ziel. En je
gelovige hart is de echo. Waarvan? Van de waarheid: “De goedertierenheid,
o Heere, is van U.”
Luister jij ook twee keer?
God is mijn Heil, mijn Eer, mijn Baat,
Mijn sterke Rots, mijn Toeverlaat.
Vertrouw op Hem te allen tijde.
O volk, verdrukt en overstelpt,
Kernverzen zijn:
In God is mijn heil en mijn eer.
De rotssteen van mijn sterkte,
mijn toevlucht is in God.
10
Stort uit uw hart bij Hem, Die helpt.
God is een Toevlucht in het lijden.
11
Vertrouw op Hem te allen tijd, o volk!
Stort uw hart uit voor Zijn aangezicht.
Calvijn over Psalm 56
Wandelen in het licht der levenden is niets anders dan te genieten van het schijnsel
van de zon die het licht is van dit leven.
Maar dat hij inlast voor Gods aangezicht, toont het verschil aan tussen gelovigen
en goddelozen.
Gelovigen streven ernaar hun leven aan God toe te wijden, maar
wereldsgezinde mensen dwalen weg omdat zij Hem de rug toekeren.
Psalm 57
Wie werkelijk en wel bewust wakker is om God te loven, zal daar nooit en
nergens mee ophouden.
Psalm 58
Al verhindert Gods barmhartigheid niet, dat Hij Zich op de bestemde tijd een
streng Rechter zal betonen, als er geen verandering ten goede komt, en al strijdt
Zijn strengheid niet met Zijn goedertierenheid, toch zouden de rechtvaardigen
erg verblijd zijn, als zij hun vijanden op de weg van het heil konden brengen.
Zij hebben meer behagen in hun bekering dan in hun verderf.
Psalm 59
Om zijn geloof te bevestigen noemt David God de God van zijn goedertierenheid,
omdat hij Hem vaak barmhartig heeft bevonden.
Want de ervaringen die hij daar vroeger van heeft gehad, geven hem de vaste
hoop, dat hij ook verder diezelfde genade zal ondervinden.
Psalm 60
Al omringt God ons van alle kanten door talloze blijken van Zijn genade, toch
zullen wij er het rechte besef niet van hebben, als Zijn Woord ons niet verlicht.
Psalm 61
Omringd door veel gevaren, zouden wij onmogelijk ook maar een ogenblik
stand kunnen houden, als Gods oog niet op ons was om ons te beschermen en te
bewaren.
Zie, waarin de echte vastheid bestaat van een gelukkig leven: als wij overtuigd
zijn, dat het bestuurd wordt door Gods hand.
Psalm 62
Omdat God nooit Zijn woord dat Hij eenmaal heeft gesproken, terugneemt, is
het onze plicht om gedurig en diep na te denken over al wat uit Zijn heilige
mond voortkomt.
12
Psalm 63
Laten wij door Davids voorbeeld leren, om (al zou het ook gebeuren, dat wij
van alle uitwendige tekenen van Gods genade verstoken zijn) Hem toch te
aanschouwen door het oog van het geloof.
Daarom moeten wij heel ons leven de geestelijke wassing voor ogen hebben, die
Christus ons eenmaal in de doop heeft voorgesteld.
Psalm 64
Om God tot barmhartigheid te bewegen, klaagt David over de onrechtvaardige
wreedheid van zijn vijanden, over de valstrikken die zij voor hem spannen en
over de boosaardige listen die zij tegen hem te werk stellen.
Psalm 65
Wij zijn welgelukzalig als wij op God hopen, als wij Zijn beloften omhelzen.
Gelukzalig, zeg ik, als wij, steunend op Jezus Christus, de Middelaar, ons er van
verzekerd houden, dat God onze Vader is, en tot Hem ons gebed richten.
13
Psalm 66
Door het woord verhogen in vers 17 geeft hij te kennen, dat wij aan God geen
grotere eer kunnen bewijzen en Hem niet beter kunnen dienen, dan wanneer wij
van Hem heil en zaligheid verwachten.
Hieruit blijkt dus, dat God in het pausdom van het voornaamste deel van Zijn
eer wordt beroofd, waar de mensen hun gebeden richten tot gestorven heiligen
of tot een stom beeld, en men er bijna niet aan denkt God Zelf aan te roepen.
Psalm 67
Hoewel ik de werkwoorden van deze Psalm in de wensende vorm heb vertaald,
omdat bijna alle uitleggers het hierover eens zijn, zou men ze toch heel gepast in
de toekomende tijd kunnen zetten, omdat het Hebreeuws zo ook kan worden
vertaald:
God zál ons genadig zijn
en Hij zál ons zegenen.
Hij zál Zijn aangezicht voor ons doen lichten.
Dit zou dan tot heilige verheuging zijn bedoeld, om de geest van de gelovigen te
bevestigen, met de bedoeling dat zij op geen enkele manier twijfelen aan het
voortduren van Gods gunst over hen, maar juist hoop koesteren dat zij nog
steeds zal toenemen.
Psalm 68
Er is niets, dat rechtvaardige mensen zó begeren als God in hun nabijheid te
voelen.
Psalm 63 en jij
We komen bij een bekende Psalm: 63, de Psalm van beter dan dit tijdelijk leven
is Uwe goedertierenheid. Een intens verlangen komt ons in deze Psalm
tegemoet, verlangen naar God. De nabijheid bij Hem wordt gezocht. Waar?
In de tabernakeldienst: “Ik heb U in het heiligdom aanschouwd.” Kan een
mens God dan zien? Konden Israëlieten God in hun heiligdom
aanschouwen? Volgens David wel. Wat zag hij dan? Het vers vervolgt:
“ziende Uw sterkte en Uw eer.”
God toonde in de offerdienst iets van Zichzelf. Zoals in de schepping Zijn
Goddelijkheid en eeuwige kracht, zó toonde Hij in de offerdienst Zijn
sterkte en Zijn eer (of glorie).
Welke kracht en glorie van God worden dan zichtbaar in het offeren van een
stier of ram op het brandofferaltaar? Van de verzoening!
Wat is verzoening? Het woord ‘zoen’ zit hierin. Je kunt hierbij denken aan
de gelijkenis van de verloren zoon die door zijn vader werd gekust. Op dat
moment was er niets meer tussen die twee – al was er voor die tijd nóg
zoveel tussen hen.
Zo is het ook tussen God en jou. Wanneer er verzoening is, kust God je. Hij
kust al je zonden weg… Dan is het goed, voor altijd, voor eeuwig!
Dit verlangen komt ook in vers 9 tot uiting, waar de dichter belijdt en
belooft God achteraan te kleven. Het woord ‘kleven’ kun je met een modern
beeld aanschouwelijk maken: zoals een aanhanger vast zit aan een
vrachtwagen, onlosmakelijk. Met dit verschil natuurlijk, dat het bij Gods
kind niet mechanisch is, maar zijn vrije keus.
Hoe komt het ooit zover? Hetzelfde vers zegt het: “Uw rechterhand
ondersteunt mij.” Het Hebreeuws betekent: “Uw rechterhand grijpt mij vast
en houdt mij vast.” Kijk, daar moet ik het van hebben! Jij ook? Jij ook!
Kenmerk, ook van deze Psalm, is verder dat het vrolijk zingen niet
ontbreekt. O, wat maakt het leven in Gods nabijheid toch onuitsprekelijk
BLIJ!
Och, mocht ik weer, in U verheugd,
Iets zien van al Uw wonderwerken
En in Uw heiligdom bemerken
Uw kracht, Uw heerlijkheid en deugd!
Want beter dan dit aardse leven
Is mij Uw goedertierenheid.
Mijn hart zou U – in U verblijd –
Een kernvers is:
Mijn ziel kleeft U achteraan.
Uw rechterhand ondersteunt mij.
14
Door mond en lippen ere geven.
15
Psalm 64 en jij
Opnieuw een nare toestand, waarin David zich bevindt.
1. Er is:
- schrik van vijanden,
- heimelijke raad van boosdoeners,
- oproerigheid van werkers der ongerechtigheid,
- een tong zo scherp als een zwaard,
- een bitter woord als een pijl,
- beschieting van oprechte mensen,
- het verbergen van valstrikken.
2. Hier stelt de dichter tegenover dat
- God zal hen haastig met een pijl zal schieten,
- hun plagen of wonden er plotseling zullen zijn
- hun tong hen zal doen aanstoten / zal doen struikelen.
3. Het gevolg van al deze nare én wonderlijke dingen zal zijn:
- alle mensen zullen vrezen,
- zij zullen Gods werk verkondigen,
- zij zullen Zijn doen verstandig opmerken,
- de rechtvaardige zal zich in de HEERE verblijden,
- hij zal op Hem betrouwen,
- alle oprechten van hart zullen zich beroemen.
Nu jij en ik. Waar horen wij bij? Bij 1 en 2 of bij 3? Heeft God jou geestelijk
onderwijs gegeven, zelfkennis gegeven, dan ga je
- beseffen dat je bij 1 hoort,
- goedkeuren dat God 2 aan jou gaat volvoeren,
- verlangen om inderdaad 3 te gaan doen.
Van harte wens ik je deze drie dingen toe. Maar hoe kan iemand die van
voor zijn geboorte al bij 1 hoort, ooit aan 2 ontkomen? Dat wordt in deze
Psalm niet vermeld, maar de Bijbel is hier heel duidelijk over: het werk van
Christus, de Plaatsvervanger – Die Gods oordelen wilde ondergaan. Dan
wordt het je begeerte heel je leven God te vrezen, Zijn werken te
verkondigen, je in Hem te verblijden, op Hem te vertrouwen, je in Hem te
beroemen.
Dan zullen alle mensen vrezen,
Vertellen wat de HEERE doet.
Zijn werk, dat ieder prijzen moet,
Wordt door de Zijnen onderwezen
Een kernvers is:
De rechtvaardige zal zich verblijden
in de HEERE, en op Hem betrouwen.
En alle oprechten van hart
16
En hoog geprezen.
17
zullen zich beroemen.
Psalm 65 en jij
Van al je zonden te worden gereinigd en vervolgens te genieten van het
leven dat je elke dag van de Heere ontvangt – dat zijn de onderwerpen van
Psalm 65. Eerst zijn we met de dichter in het heiligdom, waar de lofzang
wordt aangeheven tot Gods eer, omdat Hij in Zijn grote genade al onze
vuile zonden wegneemt. Daarna leidt de dichter ons, als het ware, naar een
vruchtbare landstreek, waar God, zoals je in vers 10-14 kunt lezen:
- Zijn land bezoekt = Hij zorgt dat het vruchtbaar wordt
- voor genoeg regen zorgt (de rivier van God is vol)
- het land bewerkt om een rijke korenoogst voort te brengen
- de aarde op de juiste tijd doordrenkt – zodat het zaad ontkiemt
- een overvloedige oogst geeft
- zelfs woestijnachtige steppegebieden voedsel laat voortbrengen
- en overal groene weiden en goudgele korenvelden laat ontstaan.
Dit alles mag nu met blijdschap en dank genoten worden, wanneer het
eerste deel van de Psalm wáár is geworden (vers 4): “Ongerechtige dingen
hadden de overhand over mij, maar onze overtredingen, die verzoent Gij.”
Wat houdt dit in? Dat jij – beladen met zondeschuld – in vertrouwen de
heilige en genadige God bidt al je zonden te vergeven om Zijn gekruisigde
Zoon.
De Oudtestamentische tempeldienst was garantie van Gods
vergevingsgezindheid. Aan ons, in de Nieuwtestamentische tijd, heeft de
Heere ook een garantie daarvan gegeven, ja, zelfs twee: doop en avondmaal.
Volgens de Catechismus zeggen deze twee verbondstekenen dat God al
onze zonden heeft vergeven om het offer van Zijn Zoon – tenminste als jij
deze weldaad met een gelovig hart aanneemt. Als jij je op dit Lam van God
verlaat, gaat voor jou een heel nieuwe wereld open, tot en met het werk op
het land, of het eten van je sneetje tarwebrood en het drinken van je
dagelijkse beker melk – zo blijkt uit het tweede deel van Psalm 65.
De lofzang klinkt door Sions zalen
In stilheid tot Uw eer.
Daar zal men U, o God, betalen
Geloften telkens weer.
Want U verhoort de smeekgebeden
En biedt de zondaars oor.
Veel mensen zullen tot U treden
In ’t goede, oude spoor.
Een kernvers is:
Welgelukzalig is hij, die Gij verkiest,
en doet naderen,
dat hij woont in Uw voorhoven.
Wij zullen verzadigd worden
met het goed van Uw huis,
met het heilige van Uw paleis.
18
Psalm 66 en jij
19
Tijd blijkt iets vreemds te zijn, als je vers 6 leest. De dichter beschrijft in dit
vers het grote wonder van God dat Hij in Mozes’ tijd de Schelfzee droog
maakte. Ook dat zijn voorouders veertig jaar later te voet door de rivier de
Jordaan zijn gegaan – waar de ark zo in het middelpunt stond!
En dan komt er iets vreemds. Hij schrijft: “Daar hebben wij ons in Hem
verblijd.” Niet ‘zij hebben zich in Hem verblijd’, maar ‘wij hebben ons in
Hem verblijd’. Was de dichter er dan bij toen Jozua het volk het Beloofde
Land inleidde? Nee. En toch… door het geloof worden eeuwen overbrugd
en worden Mozes en Jozua zijn tijdgenoten.
Dit is in 2013 nog zo: in geloof worden Ruth, Hanna, Daniël, Thomas onze
tijdgenoten. Het geloof is namelijk toe-eigenend van aard. Zo kun je
opmaken uit de kanttekening van de statenvertalers. Wat betekent dit? Dat
je met een gelovig hart al de Oud- en Nieuwtestamentische geschiedenissen
en al Gods woorden in heel de Bijbel op jezelf betrekt, alsof ze tot jou
gesproken waren en alsof jij die gebeurtenissen had meegemaakt.
Een voorbeeld vind je in het laatste hoofdstuk van de brief aan de Hebreeën.
Paulus haalt een heerlijke belofte van God aan die Hij aan Jozua had gericht.
Door het geloof weet de apostel zoveel eeuwen later, dat dit Godswoord
ook voor hem en zijn lezers is – en nu ook voor jou (of niet?).
Ik nodig je uit en roep je op zó de Bijbel te lezen, vanaf Genesis 1: het gaat
daarin over de schepping van jóu. In hoofdstuk 3 de ongehoorzaamheid van
jóu. Enzovoort. En o, wat een wonder, dan gaat het in Genesis 3 vers 15 óók
over jóu: de Verlosser Die jouw aartsvijand, satan, zal overwinnen…
Deze Psalm leert ons ook wanneer God ons gebed wel en wanneer niet
verhoort: “Had ik naar ongerechtigheid met mijn hart gezien, de Heere zou
niet gehoord hebben”(vers 18). De kanttekening luidt: want Hij hoort geen
huichelaars. God hoorde de dichter echter wel (vers 19): “Maar zeker, God
heeft gehoord. Hij heeft gemerkt op de stem van mijn gebed.” Als jij al je
ongerechtigheden Hem eerlijk belijdt, zal Hij ook naar jouw gebed horen en
je volkomen vergeving van al je goddeloosheid schenken!
Geloofd zij God, Hij zij geprezen,
Die mijn gebed niet heeft veracht,
Mijn smeking niet heeft afgewezen.
Zijn goedheid geeft mij nieuwe kracht.
Een kernvers is:
Geloofd zij God, Die mijn gebed
niet heeft afgewend,
noch Zijn goedertierenheid van mij.
Psalm 67 en jij
Psalm 67 kunnen we wel een zendingspsalm noemen. Denk aan de verzen
3
4
5
6
8
Opdat men op de aarde Uw weg kent, onder alle heidenen Uw heil.
De volken zullen U, o God, loven. De volken, allemaal, zullen U loven.
De naties zullen zich verblijden en juichen,
omdat Gij de volken zult richten in rechtmatigheid.
En de naties op de aarde die zult Gij leiden.
De volken zullen U, o God, loven. De volken, allemaal, zullen U loven.
God zal ons zegenen en alle einden van de aarde zullen Hem vrezen.
Wanneer het jouw wens is (net als van de psalmdichter) dát de volken Gods
weg zullen kennen (= zullen weten hoe wonderlijk en genadig God Zijn
volk behoudt, en in het bijzonder Zijn heil openbaart in het evangelie), dan
zal jij er ook wel veel voor over hebben dat dit kan gebeuren: door
zendingswerk en vertaalwerk van de Bijbel te steunen, en door jezelf
helemaal in dienst te stellen van de verbreiding van Gods
evangelieboodschap.
Hoe kan een lezer van De Catechisant zo dienstbaar zijn aan de
evangelieverkondiging? Dat staat in vers 2: “God zij ons genadig en
zegene ons. Hij doe Zijn aangezicht voor ons lichten.”
Psalm 67 wordt ook wel bij biddag gebruikt. Denk aan vers 7: “De aarde geeft
haar gewas. God, onze God, zal ons zegenen.” We hebben elke dag eten en
drinken nodig. Niemand kan daar voor zorgen dan God alleen. Hij geeft ook
wel aan mensen die geen rekening met Hem houden, dagelijks voedsel, maar
een zégen wordt het pas, wanneer we kunnen zeggen: God, onze God.
Matthew Henry schreef daarover: mensen die door genade God hun God noemen,
kunnen in ootmoedig vertrouwen een zegen van Hem verwachten.
De volken zullen, God, U loven,
O God, U loven allemaal.
De aarde krijgt haar vrucht van boven
En geeft ons van Uw kapitaal.
God geeft ons Zijn zegen
Als een milde regen
Uit Zijn overvloed.
God zal zijn geprezen.
Hem zal elk volk vrezen.
Een kernvers is:
God zij ons genadig
en zegene ons!
Hij doe Zijn aangezicht
voor ons lichten!
20
Onze God is goed!
21
Psalm 68 en jij
Een lange en gedeeltelijk heel bekende Psalm is Psalm 68. Maar het is goed
om ons af te vragen of we de God van deze Psalm ook kennen. Hij wordt
door de dichter in de eerste plaats omschreven als een God van toorn en
wraak: “God zal opstaan, Zijn vijanden zullen verstrooid worden, en Zijn
haters zullen van Zijn aangezicht vluchten.”
Houd je er rekening mee dat dit op een dag – en hoe gauw misschien al… –
zal gebeuren? Wat dan? Vers 3: “Gij zult hen verdrijven, zoals rook
verdreven wordt. Zoals was voor het vuur smelt, zullen de goddelozen
vergaan van Gods aangezicht.”
Wat is was? Een stof die niet tegen vuur kan…
‘In de tijd van het Oude Testament was God een verterend Vuur. Wij
leven echter in het Nieuwe Testament en dus is het nu heel anders’,
zeggen sommige mensen.
Maar Hebreeën 12 vers 29 leert ons, in de tijd van het Nieuwe Testament,
heel anders: “Onze God is een verterend Vuur.”
Ook in Psalm 68 komen we de tegenstelling tussen goddelozen en
rechtvaardigen tegen, waarmee Psalm 1 ons al confronteerde. Zie vers 4:
“Maar de rechtvaardigen zullen zich verblijden. Zij zullen van vreugde
opspringen voor Gods aangezicht, en van blijdschap vrolijk zijn.”
Wie ben jij? Hoe is jouw verhouding tot God? O, ik gun het je toch
zó, dat je niet bij vers 3, maar bij vers 4 hoort…!
Psalm 68 heeft het ook over de hemelvaart van onze Heere Jezus. In de
kerntekst hieronder heeft de dichter het daarover. Hoe weten we dat? Door
Schrift met Schrift te vergelijken. Kijk maar naar de tekstverwijzing onder
vers 19: Efeziërs 4 vers 8 – lees dit gedeelte maar eens.
Geloofd zij God, Die dag aan dag
Ons zegent door Zijn hoog gezag:
Hij heeft ons overladen
Met goed voor tijd en eeuwigheid.
Die God is onze Zaligheid.
Prijst allen ’s HEEREN daden.
Die God geeft ons volkomen heil
Voor ziel en lichaam. Zonder feil
Doet Hij ons daarin delen.
De HEERE redt uit grote nood,
Verlost Zijn volk van hel en dood.
Hij is het Heil van velen.
Kernverzen zijn:
Gods wagens zijn tweemaal tien duizend,
[Gods wagens zijn Gods engelen]
de duizenden verdubbeld.
De Heere is onder hen,
een Sinaï in heiligheid!
Gij zijt opgevaren in de hoogte.
Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd.
Gij hebt gaven genomen
om uit te delen onder de mensen.
Ja, ook de wederhorigen / weerspannigen
om bij U te wonen, o HEERE God!
22
Psalm 68 en jij (nog een keer)
23
Het tweede deel van Psalm 68 is niet zo bekend als het eerste. Toch kunnen
we er veel uit leren. Ook hier beschrijft de dichter hoe goed God voor Zijn
volk is:
- Hij is een God van volkomen zaligheid.
- Bij Hem zijn uitkomsten tegen de dood.
- Hij zal de kop van Zijn vijanden verslaan.
- Hij zal terug brengen uit de diepten van de zee.
Wil je nog meer? Wat dan? Wil je het genot van de zonde erbij hebben? Dat
gaat – zoals je heel goed weet – niet! Ik schrijf dit niet alleen voor jou, jonge
lezer, maar ook voor mijzelf: al wil ons verdorven adamsbestaan God én
zondegenot, toch… o, diep van binnen willen we nadat we genade
ontvingen, toch liever zondeloos God genieten. En: is dit niet volkomen
genoeg? Ja toch!
Maar de strijd tegen onze boezemzonde of -zonden kan wel heel zwaar zijn,
onmogelijk om in eigen kracht ooit een deeloverwinning te behalen, laat
staan de eindoverwinning. Daarom is het goed dat er nog meer in het
tweede deel van deze Psalm staat:
- Hij heeft hun sterkte geboden.
- Hij geeft aan Zijn volk sterkte en krachten.
Je hoeft de renbaan niet alleen te gaan. Je Zaligmaker gaat je voor en door
Zijn kracht geeft Hij je uithoudingsvermogen – zodat je het volhoudt, al
denk je zeker te weten dat je zult bezwijken en dat je uitgeput van die
eenzame strijd binnenkort de duivel in handen zult vallen.
Nee, in biddend opzien tot God, al ben je nog zo teleurgesteld in je zelf en
dus beschaamd om tot God te naderen, tóch, biddend om Zijn beloofde
kracht zal jouw leven (hier al in het geloof – straks volkomen ook in de
eindeloze genieting) uitlopen op de laatste woorden van deze Psalm:
“Geloofd zij God!”
Wat is God loven? Nú: dagelijks tot Zijn Zoon de toevlucht nemen en op
Zijn genade hopen. Met alle brokken en stukken aan Zijn voeten vallen:
“Heiland, heel mijn stukgebroken bestaan, genees mijn verzondigde leven!”
O God, hoe vrees’lijk toont G’ Uw macht
En uit Uw heiligdom Uw kracht!
Hoe heerlijk is Uw Wezen!
De God van Israël maakt sterk
Wie zwak is, door Zijn krachtig werk.
God zij alom geprezen!
Een kernvers is:
Prinselijke gezanten zullen
uit Egypte komen.
Morenland zal zich haasten
zijn handen uit te strekken
tot God.
Moeilijke wijs?
Wie in kerkdiensten wil meezingen, weet dat we voor onze 150 Psalmen heel
wat verschillende wijzen hebben – 129 in totaal. De meeste zijn heel bekend,
sommigen zijn dat niet.
In 1644 schreef Henricus Geldorpius, predikant in Amsterdam, dat het doel van
een berijming is dat er gezongen wordt. Het doel van een Psalmberijming is dus
dat de Psalmen gezongen worden – en wel ‘met verstant, aandacht, beweginge
des gemoets, ende overzulx met stichtinge.’ In de praktijk bleken ook toen de
vele wijzen ‘tot groot ongeluk ende ongerijf der Gemeenten’ te zijn. Zijn klacht
is dan ook dat heel wat Psalmen niet gezongen worden, en dat andere worden
gezongen ‘doorgaans loom, lam, slepend, gelijk een schip in de rivier tegen de
stroom wort opgetrokken’.
Daarom dankt hij 89 wijzen af en berijmt de Psalmen opnieuw op niet meer dan
veertig wijzen.
Het werd hem door de gemeenten niet in dank afgenomen…
Muziekinstrumenten
Het woord ‘Psalm’ is uit de Griekse vertaling van het Oude Testament
afkomstig. Het overeenkomstige Hebreeuwse woord, Mizmor (Psalm 3 vers 1),
betekent: een lied dat met begeleiding van muziekinstrumenten gezongen
wordt. Muziekinstrumenten waren door God gegeven om gebruikt te worden in
Zijn dienst.
Alle schepping / schepsel van God is goed, zegt Paulus in I Timotheüs 4 vers 4,
als we het maar met dankzegging (kunnen) gebruiken, tot Gods eer. Er zijn ook
veel dingen die niet in de dienst des Heeren gebruikt kunnen worden en dus
moeten wij die verwerpen, maar God gaf de muziek om in de tempeldienst
gebruikt te worden.
Calvijn gaat er echter van uit, dat muziekinstrumenten behoren bij de tijd van
de schaduwendienst, de Oudtestamentische tijd, die opgeheven is met de komst
van Christus. Nú gebruikt de Heere in de eredienst geen uiterlijke zaken om
Christus af te beelden. De Nieuwtestamentische gemeente heeft dan ook genoeg
aan de gééstelijke eredienst. Om die reden is Calvijn en zijn sommigen van zijn
volgelingen tegen het gebruik van orgel in de kerkdienst, en zeker tegen een
veelheid van instrumenten om God daarmee te dienen.
Ik denk dat het gebruik van muziekinstrumenten om de gemeentezang te
begeleiden niet verkeerd / zondig is, als deze dienend en niet heersend of
afleidend zijn.
Wij moeten ons ervoor inzetten om Johannes 4 vers 24 (die God aanbidden,
moeten Hem aanbidden in geest en waarheid) in onze erediensten in praktijk te
brengen, zo dat (de verkondiging van) Gods Woord in het middelpunt staat en
niet het (prachtige) orgelspel.
24
Psalm 68 in de berijming van W. Barnard
God zij geprezen met ontzag.
Hij draagt ons leven dag aan dag,
Zijn Naam is onze vrede.
Hij is het Die ons heeft gered,
Die ons in ruimte heeft gezet
en leidt met vaste schreden.
Hij Die het licht roept in de nacht,
Hij heeft ons heil teweeggebracht.
Dat wordt ons niet ontnomen.
Hij droeg ons door de diepte heen,
de Heere HEERE doet alleen
ons aan de dood ontkomen.
25
***
O mogendheden, zing een lied,
zing Hem Die koninklijk gebiedt,
hier en in alle landen.
Hij heft Zijn stem, een stem van macht –
uw sterkte zij Hem toegebracht.
Strek tot Hem uit uw handen.
Zijn heerlijkheid en hoog bevel
staan wakend over Israël,
geen wankeling gedogend.
Doorluchtig is Uw Majesteit,
geef aan Uw volk standvastigheid,
o Heere God hoogmogend.
Download